• VEE      LAURIER








          Kippenvel verspreid zich over haar armen bij het horen van het antwoord dat Hadeon haar gratis aanbied. De huiveringwekkende onthulling volmaakt samenstrokend met de bezeten intonatie van zijn stem. Nog niet eerder heeft Vee stilgestaan dat de bron waaruit zijn kennis wordt vergaard verder gaat dan het bewustzijn van de jongen wiens lichaam hij in bezit heeft genomen.
          Vanbuiten forceert de zwartharige alfa onverschillig te blijven—iedere vorm van reactie te beperken in de wetenschap dat de zwarte, zielloze poelen niets ontgaat wanneer het op andermans emoties aankomt. Hij zal niet schromen af te maken waar hij de laatste keer van gedachten veranderde; het waarom plotseling belangrijker dan het ooit is geweest. Het is de volledige controle over Nox die het hellenschepsel altijd heeft geambieerd—en Vee, doodsbang voor de meest menselijke kanten aan de jongen met de groene ogen, heeft hem rechtstreeks in zijn klauwen gedreven.
          Zijn wezen van dood en duisternis staat voor haar in al zijn gruwelijkheid en het zwarte gif dat langs zijn krijtwitte mondhoeken sijpelt doet haar neus rimpelen in afkeer. Gedrocht.
          ‘Prachtig is de historie welke is gekerfd in de huid,’ zegt hij, blikkend over zijn werk, zichtbaar ongemoeid met de contradicties die door de wolvin heen schieten, ‘Oo, de verhalen die toebehoren aan de overblijfselen van opengereten vlees.’
          Hun blikken kruisen en de decoratieve grijns bevriest op de lagere helft van haar gezicht. De herinneringen aan zijn aanrakingen leven in haar rijk des nachtmerries; waar hij vacht van huid rukt en beest uit mens brandt met gif dat vlamt als hellevuur. Daar waar vingertoppen weigeren te transformeren in dodelijke wapens omdat het smaragden in het duister zijn die haar smeken waarom, waarom, waarom.
          De schuddende beweging die ze met haar kin maakt is rigide, en Vee voelt de druk in haar slapen bonzen wanneer ze
    toeziet hoe de vleesgeworden demon zijn manische lach abrupt afbreekt en een tartende stap dichterbij zet. Te dichtbij.
          ‘Oo, maar wat is het nu eigenlijk wat de jongen je wél kan vertellen, wegloopster? Is er ooit ergens een moment geweest dat hij je inzicht gaf op hoe het werkelijk is? Denk je enige idee te hebben van wat het inhoudt mij te huisvesten?’ Haar gezicht blijft onveranderd, de ontkenning op zijn laaghartige mijmering onnodig. Ze dacht dat shapeshifters sterk waren; dat hun vaardigheid om twee compleet verschillende entiteiten in één wezen te huizen iets ongeëvenaard was. Je gedachten te moeten delen met een wild en ongetemd beest en bij tijd verliezen, breken, om de ander ruimte te geven. De wrede realiteit dat je grootste krachtbron, eveneens je meest meedogenloze vijand kan zijn.
          Vee realiseert zich nu, echter, dat ze nog geen fractie heeft doorstaan van hoe Nox' leven is geweest met de goddeloze martelaar in zijn hoofd. En ondanks dat, is hij de meest liefhebbende en positieve persoon in haar leven geweest.
          Als Hadeon de verdieping in haar frons al opmerkt, lijkt dat hem niet te onderbreken. ‘Heeft hij ooit ook maar gerept over de dingen die ik hem laat zien en horen, terwijl jij naast hem zat te lachen om een film.’ Hij komt nog dichterbij en Vee's klauwen strekken zich instinctief uit, onbehaaglijk door zijn nabijheid en de vreemde glans in zijn kijkers en de honende biecht die hij zojuist achteloos heeft gedeeld. Ze kan zich niet meer herinneren wanneer ze voor het laatst echt heeft gelachen, en de mogelijkheid dat het voor de laatste keer was met Nox aan haar zijde laat haar bloed koud worden.
          ‘Eén keer,’ bijt ze hem toe, het overmatige speeksel dat haar wolvin heeft aangemaakt tussen haar tanden naar buiten sissend. Niet vaak genoeg is wat ze er niet achteraan gromt.
          Haar linkerarm trekt iets naar achter, het verlangen om naar zijn onaangedane gelaat groeiend tot iets wat haar discipline begint te overstijgen.
          Vee's hand trilt als hij alwetend naar haar toe leunt, alsof ze hem niets kan doen. ‘Denk je dat hij er om stond te springen je te vertellen dat hij van huis weg is gevlucht omdat hij een moordenaar is?’
          Ongeloof moet over haar gezicht kruipen, onbewaakt in de seconden waarin de afgelopen uren aan haar geestesoog voorbij schieten.
          Hij is veranderd.
          De vreugde ontbreekt in zijn ogen.
          Hij kan amper naar je kijken.
          Waar is de pack?
          Hij is nergens bang voor.
          ‘—historie welke is gekerfd in de huid, de verhalen die toebehoren aan de overblijfselen van opengereten vlees.’ Vee denkt dat de wereld onder haar voeten niet langer solide is, de houding waarin ze zichzelf vangt enkel te wijten aan spierherinnering, als al haar bloed met een noodgang naar het centrum van haar borstkas trekt om de impact op te vangen waarmee de beelden binnenkomen die Hadeon gastvrij aan haar tentoonstelt.
          Wat heb je gedaan echoot door haar stilgevallen gedachten—ditmaal niet tot het demonische schepsel, maar zichzelf gericht.
          De onmiskenbare vormen van wolventanden voorbij zijn polsen, omhoogstrekkend in patronen van verschillende beten, zijn sleutel voor de waas die zich over haar vuurspuwende wolvenogen nestelt. Er is helemaal niets menselijks aan de manier waarop de houding van de zwartharige overloopt tot aanval. Woede die haar achteruit zou hebben laten deinzen meester nemend van haar gemoedstoestand.
          Zijn geur is bitterder dan ooit tevoren als hij onverstoord verder spreekt. ‘Vertel me eens, maankind, wat is het nou eigenlijk wat hij je wel kan vertellen?’
          Wie wie wie eist haar wolvin vanuit de controlekamer achter haar kijkers; vasthangend aan de eigenaar van de tanden welke zich levensgenoot hebben gemaakt in Nox' huid; in de armen die haar hebben vastgehouden, gedragen, geankerd aan deze wereld.
          De pack die hem had moeten beschermen of het monster dat het heeft laten gebeuren of jij die hem heeft achtergelaten bij beide.
          De grauw die de wolvin produceert balanceert tussen een oerkreet en een verontrustende waarschuwing die naleeft in haar beenderen wanneer ze naar voren schiet, de stompe achterkant van haar klauwen gebruikend om de zijkant van zijn hoofd te raken terwijl ze al draaiend verder naar achteren springt.
          De klap registreert niet, en verlicht weinig aan de alarmerende wraakzucht die haar aanvoert hoewel het geluid van geweld ervoor zorgt dat de wolf haar scherpe tanden ontbloot.
          Terug staren de lege, smeulende kraalogen die iedere centimeter die ze tussen hen in heeft laten vallen gade slaan.       Vee heeft te raden naar zijn gedachten, de volgende handeling die hij zal uitvoeren, hoewel het voelt alsof haar eigen hart ieder moment uit haar borstkas zal springen en haar ademhaling laag en raspend is.
          ‘Je weet wat ik ben, wat het is dat aan mijn handen kleeft—’ Vee houd haar gemuteerde vingers veelbetekenend omhoog. ‘—Je kunt het ruiken, of niet? Het bloed.’ Haar handen zijn nooit schoon geweest.
          ‘Moordenaar. Ik ben een moordenaar. Een wild en ongetemd beest is wat ik gevangen houd achter dit leugenachtige vessel. Jij en ik, Hadeon, zijn zo verschillend nog niet.’ Ze klakt haar tong en walgt van de vergelijking, het idee dat hij en zij iets delen afkeer opwekkend in de diepste kern van haar wezen.
          ‘Het kan me niets schelen waartoe jij hem hebt aangezet, poppenspeler. Ik lik het bloed van zijn handen. Ik sta tussen hem en de rest van de wereld als het moet. Hij is pack. En ik kies hem. Ik claim Nox.’
          Onder een maanloze hemel. Het voelt als getroffen worden door de bliksem.

    [ bericht aangepast op 22 aug 2020 - 20:03 ]


    Feel the fire, but do not succumb to it.

    Lezen, lieve mensen!
    Dit verhaal is prachtig.


    Welcome to Night Vale. All Hail the Glow Cloud. All Hail Perfect, Beautiful Carlos.

    Escritura schreef:
    Lezen, lieve mensen!
    Dit verhaal is prachtig.


    Da's heel lief (flower)


    Feel the fire, but do not succumb to it.

    Ga ik zeker lezen (lol)


    • Come as you are.

    Ik zal eens kijken (:


    I've fallen for your eyes, but they don't know me yet

    Bedankt (flower)


    Feel the fire, but do not succumb to it.