pasfoto

Corpsedelic

Laatst online: -

Kaylee

Corpsedelic is offline

Haarlem

28

-

-


Hmm.. Ik blijf dit een moeilijk verhaal vinden.

Na 10 jaar heb ik hier nog steeds geen goede tekst voor kunnen verzinnen.




Lezen is altijd vrij belangrijk voor me geweest. Net als ieder ander hier wil ik dat mijn stem gehoord wordt via de verhalen de ik schrijf. (En helaas nooit af maak!)

Wil je graag dat jouw stem gelezen wordt mag je altijd je verhaal in het gastenboek achter laten.

(Hou dr wel rekening mee dat deze oude chaggerijn niet snel tevreden is.😋)

Cheerz!


-

1 decennium geleden

3 maanden geleden

2 weken 23 uur

4159 [24 uur]

0

4

0

1

0

62

112

14843

310

106



5 Creaties van Corpsedelic

Gastenboek (78)

  • Uneventful

    okidoki, ben benieuwd. (:

    1 decennium geleden
  • Uneventful

    Hihi dankjewel honey, maar ik schrijf liever alleen en op dit moment schrijf ik met 4 anderen dus dat gaat al moeilijk vind ik. <3

    1 decennium geleden
  • Uneventful

    Wauw je reactie was echt super lief srsly, maar het lukt gewoon niet om een lang verhaal te schrijven doordat ik het nooit volhoudt snappie? Maar de story met jacob black ga ik wel 35 hf's lang doen... record! haha xx

    1 decennium geleden
  • Tuala

    Wow, bedankt voor je reactie op mijn verhaal, echt leuk om te lezen! (: Ik probeer zeker snel verder te schrijven, ja. (krul)

    1 decennium geleden
  • Mugiwara

    Alsjeblieft! Sorry als het laat is O:

    Op het moment dat ik voor het paleis van de koning stond, kon ik mijn ogen haast niet geloven. De torens waren minstens drie keer zo hoog als de bomen in het bos waar ik doorheen gereisd was. De moed zonk in mijn schoenen.
    Ik was zo zelfverzekerd geweest, het had allemaal zo gemakkelijk geleken toen ik van huis vertrok, maar nu ik hier stond, voelde ik me een klein meisje in een grote, boze wereld.
    Ik wilde omdraaien en terug lopen, maar ineens schoot het gezicht van mijn kleine broertje door mijn gedachten. Zijn gezichtje dun en bleek en tranen in zijn ogen. Ik dacht aan mijn oma, die gestorven was door de honger. Mijn buurvrouw, wiens baby was gestorven.
    Deze gedachten, deze gezichten van degenen die ik liefhad, gaven me de kracht de stappen af te maken die ik maanden van tevoren had uitgestippeld. De stappen die leidden naar de koning. Om hem te vertellen waarvoor ik kwam.

    Het enige bezit wat ik bij me had, was mijn zwaard. Het zwaard was ooit gedragen door mijn grootvader. Hij had voor rechtvaardigheid gestreden en ik wilde in zijn voetsporen treden.

    Ik liep richting de grote deur van het paleis, alsof ik droomde. Maar de zware stem van een wachter wekte me:
    ‘Halt, wat denken wij hier te komen doen?’ Hij zette kwaad zijn speer in de grond.
    Vlug maakte ik een buiging. ‘Ik wil de koning spreken.’
    ‘Aha.’ De wachter keek me aandachtig aan. ‘En waar wil je hem over spreken?’
    ‘Dat vertel ik hem liever zelf,’ zei ik.
    ‘Jaja, natuurlijk. Ik zal je wel bij de koning brengen.’
    ‘Dank u wel.’ Ik boog snel nog een keer.
    ‘Gooi maar open die deur!’ schreeuwde hij naar zijn collega. ‘Deze jongedame wil zijne majesteit spreken!’
    Ik keek kwaad naar de wachter en veegde mijn lange haren uit mijn gezicht.

    Ik had nooit een meisje willen zijn. De wil van een meisje, de dromen van een meisje en de belangen van een meisje waren niets in de ogen van de voormalige koning. Een meid is er voor het wassen van kleren, was zijn mening geweest. De huidige koning, zijn zoon, dacht er precies hetzelfde over.
    Alles zou een stuk simpeler geweest zijn als ik een jongen was. Dan zou ik serieuzer genomen worden.

    Toen de deur geopend werd, schrok ik bij de hoeveelheid goud die in het paleis aanwezig was. Ik was voorbereid op de hoeveelheid goud die ik zou aantreffen, maar mijn verwachtingen waren niets bij de werkelijkheid. Nog nooit had ik zoveel goud bij elkaar gezien. En dan noemde ik het marmer en de juwelen nog niet.
    Ik wilde niet denken aan de belachelijke bedragen die daaraan uitgegeven waren.
    ‘Deze kant uit,’ zei de wachter en hij liep de trap op, die ook van goud was.
    Hij hield halt bij een enorme deur, bedekt met juwelen.
    Ik beet op mijn lip, bang dat de woede me zou gaan overheersen.
    ‘Hier is het.’
    Plotseling hief de wachter zijn zwaard en stak deze in mijn richting. ‘Vergeet niet te buigen, anders kan het nog wel eens slecht met je aflopen.’
    ‘Ik ben heus niet bang hoor!’ wilde ik schreeuwen, maar ik herinnerde me dat ik beleefd moest blijven.
    ‘Zoals u wilt,’ zei ik eenvoudig en ik duwde het zwaard weg.
    Ik trok de capuchon van mijn jas over mijn hoofd, ik was bang dat de koning me weg zou sturen als hij meteen zag dat ik een meisje was.

    De wachter opende de deur en aan het einde van de kamer zat de koning. Hij had een lange, rode mantel aan, die waarschijnlijk een fortuin had gekost.
    Daar was hij – onze koning, die amper een jaar ouder was dan ik. Zijn vader was gestorven aan een onbekende ziekte en hij was de oudste zoon en moest hem opvolgen. Maar eigenlijk was hij veel te jong om zo’n groot rijk te regeren. Al het geld van het rijk gaf hij uit aan spullen voor zichzelf en hij negeerde de landbouw en de zorg, waardoor veel inwoners van het rijk stierven van de honger of aan ziektes.
    Dat was waarom ik hier was. Om daar verandering in te brengen.
    ‘Kom verder, vreemdeling,’ zei de koning.
    Ik liep naar voren en knielde. ‘Het is een eer u te mogen ontmoeten, uwe majesteit,’ zei ik en ik walgde van de woorden die ik uitsprak.
    ‘Sta op.’
    Ik stond op en deed mijn capuchon af.
    Op dat moment begon de koning te lachen. ‘Een meisje?’ vroeg hij sarcastisch. ‘Wil je de ramen komen lappen?’
    Ik balde mijn vuisten en sprak mezelf toe kalm te blijven. Ik keek de koning recht in zijn ogen en zei:
    ‘Ik daag u uit tot een duel.’
    De koning viel stil.
    Mijn hart bonkte in mijn keel, bang dat hij zou weigeren, bang dat ik dan misschien wel opgesloten zou worden.
    Uiteindelijk stond hij op en liep naar me toe, tot hij tegenover me stond. Hij was niet veel groter dan ik, ik zou gemakkelijk van hem kunnen winnen.
    ‘Ik neem aan dat je goed hebt nagedacht over dit besluit?’ vroeg hij.
    ‘Ja, majesteit,’ zei ik.
    ‘Ik zou je binnen een minuut kunnen doden,’ zei hij.
    Ik keek hem recht in zijn ogen. ‘Ik ben zo snel als de wind.’
    De koning grijnsde – even leek hij op een hele gewone jongen.
    ‘In dat geval accepteer ik je uitdaging,’ zei hij. ‘Morgen, als de zon op zijn hoogst staat, zal ons duel plaatsvinden.’
    ‘Zoals u wenst.’
    Ik draaide me om, om weg te lopen en moest mezelf inhouden om geen vreugdedans te gaan maken. Het was me gelukt! Ik liep met langzame passen terug naar de deur, tot de koning weer sprak.
    ‘Wat is je naam?’
    ‘Luna,’ zei ik, zonder me om te draaien.
    ‘Je kunt verblijven in het paleis.’
    ‘Ik verblijf in het bos,’ zei ik en ik liep de deur uit.
    De wachter sloot de deur achter me.
    ‘Majesteit, u realiseert zich dat u het koningschap kwijtraakt als u verliest?’ hoorde ik hem zeggen.
    ‘Ik verlies niet van een meisje,’ zei de koning.
    Ik grijnsde. We zullen zien, dacht ik zelfverzekerd en vertrok naar het bos.

    De volgende dag, om klokslag twaalf uur stond ik tegenover de koning, met mijn trouwe zwaard in mijn rechterhand.
    De koning had een helm op als bescherming. Ik had enkel het zwaard. Ik sloeg mijn ogen neer en angst overheerste mijn gedachten.
    Hij had gelijk – hij kon me binnen een minuut doden.
    Maar de koning legde zijn zwaard neer, deed zijn helm af en rolde naar die naar de kant.
    ‘Ik wil eerlijk winnen. En dat kan alleen als de deelnemers van een duel aan elkaar gewaagd zijn,’ sprak hij.
    De menigte die om ons heen stond begon te juichen en ik kneep in mijn zwaard. Ik kon niet meer terug. Ik moest winnen.
    ‘Begin!’ brulde de scheidsrechter en meteen kwam de koning op me af en haalde uit met zijn zwaard. Razendsnel ontweek ik en rende naar de andere kant van het veld, zodat hij met zijn rug naar me toe stond. Ik was mijn snelheid dankbaar, anders had het duel niet langer geduurd dan tien seconden.
    Hij draaide zich om en hield zijn zwaard in de aanslag, wachtend op een tegenaanval. Ik rende op hem af, zette mijn gedachten op nul en haalde uit. Hij blokte mijn aanval met zijn zwaard en onze zwaarden raakten elkaar. Meteen hief hij zijn zwaard weer, maar ik reageerde snel en sloeg het zwaard uit zijn handen.
    Langs de kant begonnen mensen te juichen, maar één van de wachters riep:
    ‘Dit is nog niet voorbij!’
    Ik wist dat hij gelijk had en haalde uit naar de koning, die erg klein leek nu hij geen zwaard meer had. Maar hij ontweek elke aanval en al snel wist hij zijn zwaard weer te bemachtigen.
    Hij kwam dreigend op me af en de enige uitweg die ik nog zag was rennen.
    Ik rende naar de andere kant van het veld, draaide me om en op het moment dat de koning weer op me afkwam, zigzagde ik om hem heen.
    Maar ik was te laat – met een soepele beweging sloeg hij mijn zwaard uit mijn handen en nu waren de rollen omgedraaid.
    De angst benam me mijn adem. Ik staarde wezenloos naar het zwaard dat twee meter naast me lag, het was onmogelijk om een duik te maken en het zwaard te pakken. Ik had er ook niet eens tijd voor om erover na te denken, want de koning pakte me vast en zette zijn zwaard op mijn keel.
    Wazig hoorde ik de menigte juichen en ik wist dat dit het einde was.
    ‘Meisjes kunnen niet winnen,’ zei hij en op het moment dat hij zijn zwaard hief, sloot ik mijn ogen.

    De wereld begon te draaien en werd zwart voor mijn ogen.

    ‘Luna, kun jij ons de stelling van Pythagoras uitleggen?’
    Ik kwam met een schok overeind en keek mijn leraar Wiskunde wazig aan.
    ‘Pythagoras?’

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen