Back To November


Weet je het nog? Die dagen die destijds begonnen, en zeven maanden exact later eindigden? Weet je nog wat we tegen elkaar zeiden, en wat we elkaar beloofd hadden? Weet je het nog? Ik denk het niet. Maar ik weet het nog. Hoe veel we van elkaar hielden, hoe we elkaar vertelden dat we nooit zonder elkaar zouden willen verder leven. Hoe wij elkaars beste vrienden waren, maar net een stapje verder. Dat als het ooit over was, jij altijd naar mij toe zou komen, om te praten, om vreemd te gaan,om hulp te vragen. Maar heb je je nooit gerealiseerd dat je mij pijn had kúnnen doen? Jij weet het niet meer.


Maar ik weet het nog.


We waren allebei jong toen ik je ontmoette. En het duurde niet veel langer, of we hadden een relatie met elkaar. Het eindigde precies zeven maanden later, maar mij deed het pijn. Het was uit gegaan, zoals eerder gepland, zonder gepraat. Gewoon boem.
Die ochtend onderweg naar school, kwam ik je tegen. Mijn Ipod schuffle-de net een nummer, wat me veel te bekend voor kwam. In gedachten verzonken reed ik langs je. Ik herkende je vrijwel meteen, ook al was het van achter geweest. Een lichtblauwe jeans, en een zwarte jas. Ook had je oortjes in gehad, de ipod-oortjes die van mij geweest waren. Maar jij mocht ze hebben, want ik had er toch al drie. Een lichtblauwe jeans, en ik wist wat er onder zat.
Vier uur later was ik thuisgekomen, had ik mijn laptop opgestart, en datzelfde liedje als vanmorgen aangeklikt. Voorzichtig haalde ik de teksten op van het nummer, voorzichtig haalde ik gedachten terug. Voorzichtig zag ik voor me, hoe jij was, hoe wíj waren. Hoe het uitging, en het jou niks deed. De tranen stroomden over mijn wangen, zonder omwegen, zonder tussenstop. Ze bleven niet meer hangen aan mijn neus, en bleven niet meer steken bij mijn lippen. Ze wisten hun weg nu eenmaal naar beneden, omdat ze die weg zovaak gevolgd hadden. Opnieuw proefde ik de zoute smaak van de tranen, en het scheurde in me. Want die tranen, dat was jij niet. Dat wilde jij niet. En ik had het altijd al gedaan. Het had me altijd pijn gedaan, om dingen te doen, die jij niet wilde. Om vervolgens te zien, dat jij dat wel deed. Dingen doen die ík niet wilde. Dat je me dumpte, want je vrienden waren belangrijker. En dus deed ik dat bij jou, maar dat had nooit goed gewerkt. Want je had me altijd terug gepakt, en me altijd gedwongen tot een ruzie. Heel leuk voor jou, maar als je eenmaal hier was, kreeg je toch weer je zin. Hadden we seks, had je je behoeften. Alweer. En was je eenmaal weg, was mijn moeder de enige optie ; ik verrukte mezelf tot een oneindigde pijn. En nam de keus die ik zelf had moeten maken. Die ik niet wilde maken, maar wel deed. En zo kwam jij, en ik zei het je. En je keek me aan met een blik die ik niet plaatsen kon. Hij was kil, vol haat, ik kende de blik niet. Het speet mij niet, maar jou wel. Je zei me, dat je niet meer terug zou keren. En het deed me wel wat, maar ik liet je los. Voor even. Je wilde een vriendin, anders was je alleen, en dat kon je niet. En dus verliet je mijn huis, om nooit meer terug te keren.
Wekenlang heb ik gehuild, tot er vier maanden voorbij waren, en ik meer moest foccusen op de toetsen op school. Een halfjaar ging voorbij. En ik zag je nog regelmatig. Met andere meiden, en dat deed net zoveel pijn, als het in het begin gedaan had. Maar nu begreep ik je understatement. Je kón niet alleen zijn.
Laatst had ik weer eens bijles, en mijn bijlesdocente, zag hoe het met me ging. Op school, maar ook persoonlijk. Ze heeft een doorzoekend oog, weet je dat? Je weet ook vast, dat ze jou doorhad, maar ik haar niet geloven wilde? Anders, weet je het nu. Samen hebben we een halfuur, van de twee uur bijles die ik had, gehuild. Zij vertelde me, dat ik toch echt eens voor mezelf moest kiezen, en dat ik niet voor mijn moeder moest zorgen, en ook niet voor alle andere om me heen. Maar voor mijzelf. Ook zei ze heel veel dingen van haar zelf ; ze legde uit dat ze zoveel herkende in mij, als hoe zij geweest was. Snap je dat?
Ik weet dat jij een ding van mij altijd onthouden zal. Mijn boekje, mijn uiting. De dingen waar ik alles inschreef, zo heb ik ook dit er in een deeltjes ingeschreven. Het deed me veel, hoe ik teruglas wat ik tijden terug schreef. Toen we beiden op vakantie waren bijvoorbeeld. Hoe erg ik je miste, het papier was nat. Ook zaten er foto’s in, die ik er ondertussen allang uitgehaald had, toch spijt van kreeg, en nu hangen ze aan mijn fotodeur. Met pijn in mijn hart, loop ik daar iedere langs, je hangt er écht tussen. Tussen de foto’s die fungeeren als geheugensteuntje. Wie de beste waren, en of zijn in mijn leven. Dat is alles wat ik nog weet.
Ook weet ik nog, hoe we langs het water zaten, en jij je arm om me heen sloeg, voor de eerste keer. Ook weet ik nog van onze nachtelijke picniken in het park, of onze uitstapjes naar de Burger King. Hoe we op mijn bed lagen, of op de bank. Herriner je het nog? Ik weet alles nog, tenminste, dat dacht ik. Ik weet nog hoe ik bij je binnen kwam, als in, de keuken en de woonkamer zaten meteen links. En rechts was een trap, met recht daar tegenover je vader’s werkkamer. Rechts de douche, en links achterin was de kamer van je ouders. Een ding zal ik nooit meer van je terug kunnen halen, jóuw kamer. Want je was hem aan het verbouwen, en ik heb hem nooit meer gezien. Maar liefde is geen wandeling door het park, en bezoekje aan een Burger King. Ik hield van je. Nee, dat doe ik feitelijk nog steeds. Mijn bijlesdocente zei me ook ; Dat ik inderdaad nog steeds van je hou. Omdat ik nogsteeds naar je omkijk als je langsloopt. Omdat ik nog zoveel weet. Pas als niks meer intresseert, dan hou ik niet meer van je.
Zo ondertussen heb ik al bijna twee bladzijden vol. En veel weet ik niet meer te schrijven. Al denk ik, dat als ik er echt over na zou denken, dat ik álles nog weet. Elk minuutje, elke seconde. Elke dag dat je op school spijbelde voor mij, elke geur, elke traan, en elke reden die erachter zat. Maar op tv was een serie, waarin iemand overleed. En het deed die vrouw zoveel. Een vriend van de familie, en de overleden man, vertelde iets. En zei het opnieuw als speech bij de begravenis.
‘’Als iemand overlijdt, weet je tegen vele niet wat je moet zeggen. Maar dat weet je achteraf gezien best. En ook, merk je vanzelf dat je blijft ademen, en blijft eten, en blijft slapen. En plotseling komt er een moment waarop je in lachen uitbarst. En je schrikt, en je voelt je schuldig. Maar dat wordt minder. Je wilt niet gelukkig zijn zonder diegene, en je raakt diegene inderdaad kwijt. Maar heel veel andere raak je niet kwijt’’
En dat is zo. Ik moest aan jou denken, maar dat doe ik iedere dag weleens. Maar nu weet ik beter. Ik ben dankbaar voor alles wat we deelden, voor elke kans die we hadden om te groeien. Ik neem de beste met me mee, en neem ze als voorbeeld, voor overal waar ik heen ga. Een vriend vertelde me om eerlijk te zijn, dus, hier komt het. Dit is niet wat ik wil. Maar ik zal het moeilijke pad nemen. Misschien omdat ik alles zie als een les, of omdat ik niet boos rond wil lopen. Maar er zijn altijd dingen, waarvan we niet willen dat ze gebeuren, maar die we moeten accepteren. En er zijn altijd mensen, waar we niet zonder kunnen leven, maar die we moeten laten gaan.
Ik zie je later.
Maar door al mijn tranen heen, ben ik dit voor je gaan schrijven.

Lees ook ; Back To November Story.

Reageer (3)

  • Ilovemyself

    Wauw, wat mooi *zucht*
    (K)

    1 decennium geleden
  • xMaudyx

    Waaaauuw das echt heel mooi
    ik heb het zelfde gehad en ik weet hoe jij of die gene zich voelt

    1 decennium geleden
  • TubbieToast

    Wauw das mooi geschreven!

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen