Begroetingen!

Hallo Buongiorno
Hoi Ciao
Goedendag Buongiorno
Goedemorgen Buongiorno
Goedenavond Buonasera
Goedenacht Buonanotte
Welkom Benvenuti
Hoe heet U? Come Si chiama?
Ik heet... Mi chiamo...
Aangenaam kennis te maken Lieto di conoscerla





Gesprek voeren!
ja sì
nee no
misschien forse
alstublieft per favore
bedankt grazie
heel erg bedankt mille grazie
graag gedaan di niente
pardon scusi
Het spijt me Mi dispiace
Het geeft niet Non fa niente
Hoe gaat het? Come sta?
Goed, dank u Bene, grazie
Het gaat wel Non c’è male
Het gaat niet zo goed Insomma

praten parlare
spreken parlare
zeggen dire
vertellen raccontare
horen sentire, udire
luisteren ascoltare
zwijgen tacere




Elkaar leren kennen
Hoe oud ben je? Quanti anni hai?
Ik ben .... jaar oud Ho ... anni
Ik ben geboren in 1965 Sono nato nel 1965

Waar kom je vandaan? Di dove sei?
Ik kom uit Nederland Vengo dei Paesi Bassi
Ik kom uit België Vengo del Belgio
Ik kom uit Vlaanderen. Vengo delle Fiandre
Uit welke stad komt u? Da che città vieni?
Ik ben geboren en getogen in.... Sono nato e cresciuto a / in ......
Ik kom uit ....., dat ligt in het noorden van het land Vengo da ....., che si trova nel nord del paese
Ik kom uit ....., dat ligt in het oosten van het land Vengo da ....., che si trova nell'est del paese
Ik kom uit ....., dat ligt in het zuiden van het land Vengo da ....., che si trova nel sud del paese
Ik kom uit ....., dat ligt in het westen van het land Vengo da ....., che si trova nell'ovest del paese
Ik kom uit ....., dat ligt in het midden van het land Vengo da ....., che si trova nel centro del paese
Ik kom uit ....., dat ligt vlakbij .... Vengo da ....., che si trova vicino a .....

Ben je getrouwd? Sei sposato?
Ik ben getrouwd Sono sposato
Ik woon samen met mijn vriend Vivo con il mio compagno
Ik woon samen met mijn vriendin Vivo con la mia compagna
Ik ben vrijgezel. Sono scapolo
Ik ben gescheiden Sono divorziato
Ik ben weduwnaar Sono vedovo
Ik ben weduwe Sono vedova

Heb je kinderen? Hai figli?
Ik heb drie kleine kinderen. Ho tre bambini piccoli.
Ik heb twee volwassen kinderen. Ho due figli grandi.
Ik heb geen kinderen Non ho figli

Wat voor werk doe je? Che lavoro fai?
Ik werk als..... Lavoro come ...
Ik ben student Sono studente
Ik ben werkloos Sono disoccupato
Ik ben gepensioneerd Sono in pensione

Bent u al lang hier? Sei qui da tanto?
Hoe lang blijft u nog hier? Quanto ti fermi ancora qui ?
Wat doet u hier? Cosa fai qui?
Ik ben hier voor zaken Sono qui per lavoro
Ik ben hier op vakantie Sono qui in vacanza

Heeft u hobby's? Hai degli hobby?
Ik houd van ..... Mi piace...
Mijn hobby is.... Il mio hobby è....
Doe je aan sport? Pratichi sport?
Ik doe aan.... Faccio ...


Zinnen voor Kinderen
Hoe heet je? Come ti chiami?
Ik heet... Mi chiamo...
Hoe oud ben je? Quanti anni hai?
Ik ben .... jaar oud Ho ... anni
Heb je hobby's? Hai degli hobby?
Ik vind ..... leuk Mi piace...
Mijn hobby is.... Il mio hobby è....
Doe je aan sport? Pratichi sport?
Ik doe aan.... Faccio ...
In welke klas zit jij? Che classe frequenti?
Ik zit in de.... klas Frequento la …
Heb je broers of zussen? Hai fratelli o sorelle?
Heb je een huisdier? Hai un animale domestico?
Wat voor spelletjes vind je leuk? Che giochi ti piacciono?
Zullen we samen spelen? Ti va di giocare insieme?
Wil je mijn vriendje zijn? Vuoi essere mio amico?[/15][/u][/b]

Elkaar niet begrijpen
Ik begrijp u niet. Non ti capisco.
Ik begrijp u. Ti capisco.
Ik spreek geen Italiaans. non parlo italiano.
Ik spreek maar een beetje Italiaans. parlo un pò di italiano.
herhalen ripetere
Kunt u dat herhalen? Puoi ripetere?
Kunt u iets langzamer spreken? Puoi parlare più lentamente?
Kunt u iets luider spreken? Puoi parlare a voce più alta?
Kunt u dat voor me opschrijven? Puoi scriverlo per me?
Ik weet niet wat dit woord betekent. Non so cosa significhi questa parola.
opzoeken cercare
Ik zoek het op in mijn woordenboek. La cerco sul mio dizionario.
Ik zoek het op in mijn woordenlijst. La cerco sul mio vocabolario.
Ik zoek het op in mijn taalgids. La cerco sul mio manuale di conversazione
Ik spreek Engels Parlo inglese .
Spreekt u Engels? Parla Inglese?
Is er hier iemand die Engels spreekt? Qualcuno qui parla inglese?
Ik spreek liever Engels. Preferisco di parlare inglese.
Ik spreek Duits Parlo tedesco.
Spreekt u Duits? Parla tedesco?
Is er hier iemand die Duits spreekt? Qualcuno qui parla tedesco?
Ik spreek liever Duits. Preferisco di parlare tedesco.
Ik spreek Frans. Parlo francese.
Spreekt u Frans? Parla Francese?
Is er hier iemand die Frans spreekt? Qualcuno qui parla francese?
Ik spreek liever Frans. Preferisco di parlare francese.



Compliment
compliment complimento
complimenteren complimentare
vleierij lusinga
vleien lusingare
vleiend lusinghiero

Goed gedaan! Ben fatto!
Dat heb je knap gedaan! L’hai fatto bene!
Dat heb je snel gedaan! Hai fatto presto!
Ik ben daar erg blij mee! Ne sono felicissimo/a!
Dat is aardig van je! E’ carino da parte tua!
Je bent erg behulpzaam Sei di grande aiuto.
Je bent erg mooi. Sei molto bello/a.
Je bent erg lief. Sei molto carino/a.
Bij jou voel ik me op mijn gemak. Con te mi sento a mio agio.
Jij bent fantastisch! Sei fantastico/a!
Je bent een harde werker! Sei un lavoratore indefesso!
Ik vind je zo lief dat ik het helemaal niet erg vind dat je spuuglelijk bent. Ti trovo così carino/a che non penso assolutamente che tu sia orrendo/a.
Ik vind je zo mooi dat ik het helemaal niet erg vind dat je een karakterloos leeghoofd bent. Ti trovo così bello/a che non penso assolutamente che tu sia una testa vuota priva di personalità.
Wat aardig van je om dat te zeggen! Che carino da parte tua dirlo!
Ik voel me gevleid Mi lusingano.
Ik voel me erg gevleid Mi lusingano molto.
Ik voel me gevleid door jouw complimenten Mi lusingano i tuoi complimenti.
Jouw lieve woorden vleien mij Mi lusingano le tue gentili parole.

Ik vind jou... Ti ritengo ...
de liefste moeder van de hele wereld la più cara mamma del mondo
de tofste vader van de hele wereld il papà più fico del mondo
de liefste oma van de hele wereld la più cara nonna del mondo
de tofste opa van de hele wereld il nonno più fico del mondo
de beste broer die ik me kan wensen il miglior fratello che potessi desiderare
de beste zus die ik me kan wensen la migliore sorella che potessi desiderare
een trouwe vriend un amico fedele
aangenaam gezelschap una piacevole compagnia

Discussie
discussie discussione
discussiëren discutere
discussiepunt punto di discussione
debat dibattito
debateren dibattere
mening opinione
meningsverschil divergenza di opinioni
vrijheid van meningsuiting libertà di espressione
argument argomento
argumentatie argomentazione
argumenteren argomentare

Wat vind jij ervan? Che ne pensi?
Wat vind jij van ..... ? Che ne pensi del .... ?
Ik vind dat.... Penso che ...
Ik vind niet dat ... Non penso che ...
Ik geloof dat... Credo che …
Ik geloof niet dat.... Non credo che …
Daar ben ik het mee eens Sono d’accordo.
Daar ben ik het niet mee eens Non sono d’accordo.
Ik ben het met je eens Sono d’accordo con te.
Ik ben het niet met je eens Non sono d’accordo con te
Ik denk daar anders over. La penso diversamente.
Ik heb gelijk. Io ho ragione.
Ik heb altijd gelijk. Io ho sempre ragione.
Ik heb daar geen mening over. Non ho nessuna opinione al riguardo.
Dat is geen geldig argument. Non è una ragione valida.
Wat een onzin! Che stupidaggine!
Je overdrijft! Esageri!
Dat is niet waar! Non è vero!
Ik ben ervan overtuigd dat...
(man) Sono convinto che ...
Ik ben ervan overtuigd dat...
(vrouw) Sono convinta che ...
Ik ben er niet van overtuigd dat...
(man) Non sono convinto che ...
Ik ben er niet van overtuigd dat...
(vrouw) Non sono convinta che ...
Ik weet absoluut zeker dat...
(man) Sono assolutamente sicuro che ...
Ik weet absoluut zeker dat...
(vrouw) Sono assolutamente sicura che ...
Ik heb daar drie argumenten voor. Ten eerste dat... Ho tre argomenti a sostegno di questa tesi. Per prima cosa che ...
Er zijn slechts twee meningen: de mijne en de verkeerde Ci sono solo due opinioni: la mia e quella sbagliata

Ruzie maken
boos arrabbiato
woedend furioso
woede rabbia, collera
ruzie litigio
ruziën litigare
schelden ingiuriare
scheldpartij scarica di ingiurie
scheldwoord ingiuria
kwetsen offendere
kwetsing offesa
beledigen insultare
belediging insulto
vloeken bestemmiare
vloek bestemmia
obsceen osceno
obsceniteit oscenità
verwensen maledire
verwensing maledizione

verdorie! cavolo!
Ik ben boos! Sono arrabbiato!
Ik ben niet boos, ik ben teleurgesteld! Non sono arrabbiato, sono deluso!
Ik ben niet teleurgesteld, ik ben boos! Non sono deluso, sono arrabbiato!
Ik ben niet boos, ik ben woedend! Non sono arrabbiato, sono furioso!
Laat me met rust! Lasciami stare!
Hou op! Smettila!
Hou op met die strapatsen! Smettila con questa cretinata!
Ga weg! Vattene!
Ik vind dit geen stijl! Questo è di cattivo gusto!
Dat is niet netjes van je! Non ci si comporta così !
Blijf van me af! Non toccarmi!
Ben je belazerd! Sei suonato!
Ik hoop dat je jeuk krijgt op een plek waar je niet kunt krabben! Spero che ti venga un prurito in un punto in cui non puoi grattarti!
Jij bent zo lelijk als de nacht! ~ Sei brutto come la morte !
Je bent een nagel aan mijn doodskist! ~ Sei una spina nel mio fianco

Jouw moeder .... Tua madre ....
Jouw moeder heeft een snor! Tua madre ha i baffi!
Laat mijn moeder erbuiten! Non toccare mia madre!

Ik vind jou een.... Ti considero ...
tactloze lomperik un cafone privo di tatto
ruggengraatloze slappeling un pappamolle senza spina dorsale
hersenloze idioot un idiota senza cervello
overijverige uitslover un gradasso eccessivamente zelante
opportunistische rat uno schifoso opportunista
egocentrische narcist un narcisista egocentrico
graaigrage egoist un avido egoista
kleinzerige aansteller un commediante permaloso
ongeëmancipeerde holbewoner un troglodita non emancipato
intolerante chauvinist uno sciovinista intollerante
twistzieke querulant un disputatore litigioso
rancuneuze minkukel uno scemo risentito
onhebbelijke naarling una persona sgradevole e sgarbata
infantiele snotneus un rimbambito infantile
arglistige valserik un falso subdolo
potsierlijke pantoffelheld un antieroe ridicolo
zedeloze hedonist un edonista licenzioso
harteloze misantroop un misantropo senza cuore
karakterloos leeghoofd una testa vuota priva di personalità
liederlijke lichtekooi una lucciola dissoluta
loslippige lariekoekverkoper un venditore di sciocchezza che parla troppo

Een afspraak maken
afspraak appuntamento
afspreken fissare un appuntamento
uitnodigen invitare
uitnodiging invito
datum data
een afspraak maken 1) fissare un appuntamento
2) prendere un appuntamento
een afspraak afzeggen 1) disdire un appuntamento
2) annulare un appuntamento

Heb je vanavond al wat te doen? Ha già da fare stasera?
Heb je al plannen voor komend weekeinde? Hai già programmi per il prossimo fine settimana?
Ik wil je graag weer eens zien. Mi piacerebbe rivederti.
Komen jullie binnenkort bij ons eten? Venite presto a cena / pranzo da noi?
Welke dag schikt? Quale giorno vi va bene?
Ik kan op.... Posso il ...
Ik kan niet op.... Non posso il ...
Kun jij op....? Puoi il ...?
Kun jij morgen? Puoi domani?
Dan kan ik wel. Quel giorno posso.
Dan kan ik niet. Quel giorno non posso.
Dat komt wel goed uit. Va bene.
Dat komt niet goed uit. Non va bene.
Ik pak mijn agenda erbij Lo segno sulla mia agenda.
Hoe laat spreken we af? A che ora facciamo?
Om 19.00 uur? Alle 19:00?
Liever een uur later. Meglio un’ora dopo.
Okee, dat is goed. Okay, va bene.
Waar spreken we af? Dove ci vediamo?
Bij de ingang. All’entrata.
Ik kom je thuis afhalen Vengo a prenderti a casa
Volgende maand kan ik niet, ik moet dan naar een begrafenis! Il prossimo mese non posso, devo andare a un funerale!

Gegevens uitwisselen
Mag ik jouw adres hebben? Potrei avere il tuo indirizzo?
Ik zal je mijn adres geven. Ti darò il mio indirizzo
Ik zal je schrijven. Ti scriverò
Mag ik je telefoonnummer? Posso avere il tuo numero di telefono?
Ik zal je mijn telefoonnummer geven. Ti darò il mio numero di telefono
Bel me! Chiamami!
Ik zal je bellen. Ti chiamerò
Mag ik jouw e-mailadres hebben? Potrei avere il tuo indirizzo e-mail?
Ik zal je mijn e-mailadres geven. Ti darò il mio indirizzo e-mail.
Ik zal je mailen. Ti scriverò un messaggio di e-mail.
Mag ik een foto van je nemen? Posso scattarti una foto?
Zullen we samen op de foto gaan? Ci facciamo una foto insieme?
Ik zal je mijn foto geven. Ti darò la mia foto.'

Afscheid

tot ziens arrivederci
vaarwel adio
dag ciao
goede reis buon viaggio
tot straks a dopo
tot morgen a domani
tot volgende week alla settimana prossima
tot volgende maand al mese prossimo
tot volgend jaar all’anno prossima
Ik hoop dat we elkaar ooit weer zien. Spero che ci vedremo ancora
Als je ooit naar Nederland komt, kun je bij mij logeren. Se una volta vieni in Olanda puoi alloggiare da me.
Het was leuk je gekend te hebben. È stato bello conoscerti
Ik wens je het beste voor je verdere leven. Ti auguro il meglio per la tua vita
Ik zal je schrijven. Ti scriverò

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen