Foto bij 13. Evelynn Dales

Maandag 16 juni 2014 07:55

Daarna gebeurde er niet zoveel interessants, die nacht had ik bijna niet kunnen slapen en toen ik uiteindelijk toch mijn bewustzijn verloor werd mijn hoofd overspoeld met beelden van de wereld waarvan ik nog maar zo kort geleden niets wist. De droom eindigde iedere keer hetzelfde: alles werd opgeslokt in een zwart gat en ik bleef alleen over, omhuld door duisternis, smekend om opgeslokt te worden in het zwarte gat, ten minste samen met die wereld.
Met nog meer tegenzin dan normaal stond ik op en maakte me klaar om naar school te gaan, at vluchtig een boterham terwijl ik mijn jas pakte en al kauwend de deur uit liep. De weg naar school leek saaier dan gewoonlijk, voor hoever dat mogelijk was. Want als je eenmaal een blik had gehad op het leven wat andere mensen ver, ver hiervandaan leefden, had alles een kleurloze, abnormaal menselijke uitstraling.
Op school liepen alle kinderen in hun gekleurde kleren rond, maar het zag er ver van mooi uit, eerder een wanhopige poging om op te vallen. Alle make-up was slechts aanstellerij, oorbellen waren overbodige gaatjes, gepraat was een hopeloze manier om de leegte op te vullen. Niets was meer indrukwekkend, nieuw of origineel, alsof je van een groot landhuis met een zwembad op een tropisch eiland over word geplaatst naar een wijnkelder. De overgang was niet alleen ontmoedigend, maar maakte ook dat ik realiseerde hoe weinig betekenis mijn leven hier had.
Avontuur. dat was het verschil dat een grassprietje in een paardenbloem veranderde. Maar waar op aarde was er avontuur te vinden? Alleen in verhalen. Maar wat bereikte ik daar nou mee. Mijn hele leven een beetje dromen en boeken lezen. Ik begon te twijfelen of alles wel verkregen kon worden door te geloven. Zou ik, als ik er in geloofde, ooit nog terug kunnen naar die andere wereld?
Zonder dat ik het had gemerkt was ik achterin de klas naast Dominique. Ze had donkerbruin, glanzend haar dat tot op haar schouders viel in aparte lokken, wat haar een vertrouwelijk en lief uiterlijk gaf. Normaal zou ik nooit naast iemand gaan zitten, en tot mijn grootste ergernis zat ik ook niet naast het raam, maar aan de hele andere kant van de klas. Het meisje merkte mijn blik op.
'Weet je zeker dat je niet naast het raam wilt gaan zitten?' ik schrok lichtelijk van haar stem, die vlak naast me klonk en me eraan herinnerde dat ik al in geen maanden meer naast iemand was gaan zitten, waar was ik aan begonnen?
'Ja.. Daar is het nu een beetje laat voor, denk je niet?' zei ik, nog steeds duizelden al mijn gedachten door elkaar terwijl ik mijn best moest doen om me te blijven concentreren op wat ik aan het doen was. Ik realiseerde me dat het uitje naar de andere wereld me vermoeid had, want ik had vannacht zeker genoeg slaap gehad, en toch voelde ik me niet lekker.
'Aan deze kant is het wel veel gezelliger.' zei ze en glimlachte. Vervolgens mengde ze zich in een uitgebreid gesprek met de mensen voor haar. Ik werd er gek van. Als ik teveel aan mijn hoofd had verzon ik altijd verhalen, maar met dat gepraat was dat uitgesloten en het leidde me ook steeds af als ik probeerde mijn gedachten op orde te krijgen. Uiteindelijk bleef er maar één optie over, luisteren.
'Dus toen heeft ze haar gewoon laten stikken.'
'Wat een bitch zeg,' ik haatte dit soort roddels. Ik mocht dan wel afwezig zijn maar dit was zo oppervlakkig
Even knipperde ik ongelovig, ik klonk zo net als één van hen, nog steeds vond ik dat vreselijk. Ik dacht aan de kleurloze kleuren, de nutteloze gesprekken, en weer voelde ik me als mijn oude vertrouwde zelf, zonder enige vrienden, maar wel mijn oude vertrouwde zelf, en geen kopie of stereo-type. "Afstandelijk" zeiden ze, "Onafhankelijk" vond ik een betere term. "Boekenwurm" noemden ze het, "Fantasierijk" had ik van mijn oom geleerd. Ik vond het allemaal wel prima, maar ergens begon ik toch te twijfelen of ik echt wel beter af was zonder al dat sociale gedoe. Deze mensen leken zo blij te zijn met elkaar, was er niet ergens iemand die met mij kon praten?

De stenen treden voor het grote, oude gebouw waren me maar al te vertrouwd. Sinds de dag dat ik kon lezen nam mijn vader me altijd mee naar de bibliotheek. Ik bracht hier vroeger meer tijd door dan thuis of op school. De bibliothecaresse was dan ook een soort tante voor me. Door de jaren heen was ik meer boeken gaan lenen dan in de bibliotheek lezen. Ik vond het fijner om buiten te lezen; in het gras, op een bankje, tussen bloemperkjes en vijvers, in bomen. Als ik dan geduldig was, zou ik van tijd tot tijd weer even opkijken van mijn boek, om me heen kijken en nadenken over wat ik zojuist gelezen had, een herinnering aan dat stukje in mijn geheugen plaatsen, en het minstens 3 keer herbeleven en overdenken voordat ik verder las. Iedere keer als ik dan langs dat plekje liep, zag ik die scenes weer voor me.
'Lynn!' de bibliothecaresse kwam op me af gelopen. Petra kende me nog steeds als het kleine meisje wat altijd tussen de kasten door huppelde, een willekeurig boek aan zou wijzen en zonder er ook maar naar te kijken in geuren en kleuren vertelde wat er volgens haar allemaal in stond.
Na bijgepraat te zijn liep ik tussen de grote kasten met boeken door. Hoeveel ik ook zocht, nergens was een boek te vinden wat op een serieuze manier over magie praatte. Ik pakte een paar boeken van de planken en nam ze mee terug naar huis, mijn laatste paar geleende boeken had ik immers toch al bijna uit.
Ik was niet teleurgesteld, ik had wel verwacht dat er geen enkel boek over een magische wereld gepubliceerd was. Het deed me wel goed om weer even in de bibliotheek te zijn. Het voelde vertrouwd, herinnerde me eraan dat ik hier wel iets had waar ik tevreden mee was, dat de zon hier ook warm aanvoelde op mijn huid.
Eenmaal thuis keek ik op de klok; kwart over vier. Mijn hoofd begon te tollen. Misschien zou ik nu terug kunnen. Ik pakte mijn jas weer van de kapstok en begon te lopen, precies dezelfde route, precies dezelfde snelheid.
Toen ik op de plek was waar ik vorige keer mijn bewustzijn verloor keek ik op mijn horloge: 16:30 precies. Ik bleef nog even staan, maar er gebeurde niks. Misschien kon het alleen op mijn verjaardag. Ik slofte naar huis, van plan om mezelf te verliezen in een boek, ver weg van alle teleurgestelde gedachtes. Maar ook verder weg van die wereld, die alleen in mijn gedachtes nog voortleefde.
Thuis liep ik naar mijn kamer en keek naar het prikbord wat ik voor mijn verjaardag had gekregen. Ik zou er iets op moeten doen, maar ik had niet echt iets om op te hangen. Ik wilde er iets op hebben, maar ik wist niet hoe. Ik wilde een herinnering op hangen, aan die wereld, dat ik niet moest opgeven. Maar hoe hang je zo'n gevoel op aan een muur?
- - - - - - - - - - - - - -

Door Stage

Reageer (2)

  • Basim

    Ohh, geeft niet hoor.
    Snel verder!

    1 decennium geleden
  • Quies

    Mooi hoofdstukje !

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen