Hij was er weer.
Niet om te praten of om me gerust te stellen. Hij kwam gewoon even de aandacht opeisen die hij zolang niet van me gehad had.
Net nu ik had toegegeven dat het over was. Ik was niet over hem heen, maar had wel gerealiseerd, dat het nooit zou worden als ik dat wilde. Ik had mezelf verteld dat ik hem haten en dat ik hem in zijn gezicht zou slaan als hij me ook maar aan zou raken. Dat ik voor een keertje van me af zou bijten. Eens aan mezelf moest deken. Wetend dat als hij weer weg zou zijn, ik mezelf nog meer zou haten dan ik al deed.
Maar ik gaf toe. Ik gaf toe aan zijn sterken armen en zijn lippen die mijn gezicht raakten. Hij had me op bed gelegd en was naast me gekropen. Het enige wat hij wilde was zoenen en duidelijk meer. Zoals gewoonlijk hield hij totaal geen rekening met wat ik wilde. Ik wilde hem vragen waarom hij hier was. Waarom hij niet bij Eleanor was, waar hij hoorde te zijn. Waar ik wilde dat hij was, zodat hij mij met rust zou laten en ik in mijn eentje kon herstellen van de wonden. De wonden die hij nu enkel verder openhalende. Ik wist wat goed voor me was en daar was dit geen onderdeel van. Maar alles was ik wist, was niet in eenstemming van mijn hart. Die niets anders wilde dat bij hem zijn. Wilde geloven dat het op een dag echt de dosis liefde kreeg waar het om vroeg.
En zoals gewoonlijk nam mijn hart de overhand, hoe hard de stemmen in mijn hoofd ook gilden. Ik durfde het gewoon niet. Ik durfde degene waar ik veel beter mee af zou zijn zonder, niet los te laten. Ik zou de pijn wel verdienen.

Ik had het koud en voelde me beroert. Het liefst wilde ik gewoon slapen en voor een hele lange tijd niet meer wakker worden. Maar zolang ik die niet tegen Louis zei, zou hij door blijven gaan. Zijn lippen die hij telkens maar weer, hebberig op die van mij drukten en bijna openbrak voor een zoen. Ik wilde het niet en toch ging ik er in mee, omdat ik wilde dat hij hier bleef. Ik wilde het met hem hebben over koetjes en kalfjes. Veilig in zijn armen liggen en het hebben over dingen die er totaal niet toe deden.
Toen Louis zijn hand tussen mijn benen verdween duwde ik hem zachtjes weg en schudden ik mijn hoofd. Nu ging hij te ver. Hij kon heel veel bij me maken, maar dit kon hij niet in zijn hoofd halen. En heel even had ik het gevoel van overhand. Het verbaasden hem niets. 'Stiekem wil je het wel.' Weeral schudden ik mijn hoofd. Ik wilde het niet en wie was hij om te vertellen van wel. Hij maakte me boos, maar ik bleef hem aankijken. Hopend dat mijn ogen genoeg zouden vertellen. en ik wist zeker dat Louis kon lezen. 'Je haat me nu he?' 'Al heel lang.' Ik meende het. Mijn haat gevoelens waren nog nooit zo groot voor iemand geweest. Hij lachte enkel. Alsof hij daar op uit was en het hem niets deed. Alsof hij geen hart had.
Weer een kus.
mijn lippen gingen automatisch mee, maar wezen hem af toen hij meer wilde. ik drukten mijn gezicht tegen zijn schouderblad.
Het voelde niet zoals ik gewent was of zoals het hoorde. Ik miste de liefde en de lust en dit keer niet alleen van zijn kant. Het was weg. Ik voelde hoe mijn hart nog verder uiteenviel en kon wel huilen. Ik had de liefde opgegeven en toch wees ik hem niet af. Ik was nog altijd zwak en durfde het niet. En waarom?
Het was stil. De gesprekken die we vroeg altijd voerder, leken er nooit geweest te zijn. Misschien was dat ook wel zo, want voor Louis hadden ze nooit iets betekend. Ik had nooit iets voor Louis betekend.

Reageer (1)

  • Caraxes

    Ja ik mag Louis niet hoor.

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen