Foto bij S&M 13

Op een ochtend was het weer zover en om toch iets om handen te hebben, controleerde Gadeck de voorraden. Hij schrok toen hij zich realiseerde dat ze nog maar voor een week te eten hadden. Voor het eerst vroeg hij zich af wat ze moesten doen als het op was. Hij had gedacht zich voor het zover was bij de rest te voegen, maar dat was voordat hij Walter gevonden had. Hij keek over zijn schouder naar Walter. Die zat aan de ingang van hun schuilplaats en staarde naar een vogel die in het gras zat. Plots spreidde de vogel zijn vleugels en vloog weg.
“De vogels vlogen op uit het bos aan de andere kant van het dorp. Ik zag ze, maar ik wist niet wat ze betekenden.” Gadeck draaide zich om. Hij wel…
“Niemand was erop voorbereid. Mama en Aline waren aan de andere kant van het dorp. De verkeerde kant… Papa zei dat we moesten vluchten, maar ze waren niet alleen aan de kant waar de vogels waren opgevlogen. Ze hadden ons omsingeld. Enkelen zagen ons en kwamen op ons af. Papa zei dat ik moest rennen, maar zelf rende hij niet…” Gadeck hoorde niet meer wat hij zei.

“Gadeck, rennen! Niet omkijken, rennen!” Hij rende, maar waarom volgde Ranon niet? Hij was de oudste en de snelste. Hij keek om… en zag hoe zijn broer werd neergestoken. Zijn lippen vormden twee woorden. Rennen broer.

“…Er waren er nog meer, iemand viel me aan. Volgens mij dacht hij dat hij me gedood had, want hij ging weg. Niemand lette nog op mij. Luc de houthakker en zijn vijf zonen eisten al hun aandacht op. Ze hadden er zeker twintig gedood, voor een man met een half verbrand gezicht er een einde aan maakte. Ik rende zo hard ik kon, ook al deed alles pijn.”

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen