Foto bij Chapter 35

'Hier moet het zijn, ik weet het zeker!' Ik herken de architectuur uit duizenden. Ik kan de torens zien. Het is verborgen in het gesteente, maar nog steeds goed zichtbaar. Ik kijk rond. Hoe komen we hier naar binnen? Ik loop een stukje naar beneden. Bingo! Zo te zien zijn we niet de eerste. Ik kan stijgers zien. Er heeft hier een expeditie plaatsgevonden. 'Ik denk dat ik de ingang heb gevonden. Volg mij!' We lopen naar beneden, over de gespannen bruggen. Het is een redelijk stuk naar beneden en het is heel smal. Ik blijf staan. Voor me staat een deur. Mijn hart klopt in mijn keel. Dit is het dan. Ik leg mijn hand op de deur. Ik hoor een klik. Hij is open. Ik duw de deur open. Binnen is het donker. Hier gaan we dan. 'Zijn jullie er klaar voor?' vraag ik aan de rest. Ik hoor geen protest. Langzaam loop ik naar binnen. De rest volgt. Achter ons valt de deur weer in het slot. Bokul draait zich om. 'Jongens, volgens mij zitten we vast,' zegt hij. Vreemd genoeg deert het me niet. 'Er zal vast wel een andere uitgang zijn.'
Ik kan mijn geluk niet op. Ik weet niet waar ik moet kijken. Deze plek is magisch! 'Kun je het geloven? We staan in een Dwemerstad.' 'Heel mooi, Arwen,' zegt Vaerel. 'Maar we lopen al uren. Hoe diep gaat deze ruïne? Hoe diep ligt Black Reach?' 'Volgens Paarthurnax heel diep. Maar het kan niet meer ver zijn. Zo te zien zitten we hiel diep onder de grond.' 'Het is erg vochtig,' zegt Shakari. 'Ik wil niet de sfeer verpesten, maar vindt niemand het vreemd dat we nog geen Falmer zijn tegengekomen, of wat dan ook? Je zou toch zeggen dat hier iets moet leven.' Vaerel knikt. 'Ik vertrouw het ook niet. En die dode Nords aan het begin voorspellen niet veel goeds. Ik weet niet wat hier zit.' In de verte zie ik een grote deur. 'Daar moet het zijn! Het kan niet anders. 'Hier moet het zijn. Ik weet het zeker. Het kan niet anders. We zijn nu zo diep onder het oppervlak.' Ik ren naar de deur toe. 'Arwen wacht!' Ik word opzij geduwd. Ik hoor een knal, en metaal dat zich door vlees boort. Ik hoor iemand op de grond vallen, en kreunen. Ik draai me om. Oh nee, Vaerel! Ik sta op, en ren naar hem toe. Hij ligt op de grond. Ik kniel bij hem neer. Een speer steekt in zijn schouder. 'Vaerel! Niet bewegen, niet bewegen.' Ik pak de speer vast. Ik hoor hem hijgen. Shakari en Bokul knielen bij me neer. 'Houdt hem tegen, als hij probeert op te staan.' Bokul duwt hem tegen de grond, en samen met Shakari trek ik de speer eruit. Ik bekijk de wond. 'Vaerel, het spijt me zo. Ik had moeten opletten.' Hij zucht. 'Het geeft niet. Jij kan helen, ik niet.' Voorzichtig verwijder ik zijn hemd. 'Sorry, dit zal even prikken.' Ik concentreer me en leg mijn hand op de wond. Ik hoor hem even zijn adem inzuigen, maar verder niks. Ik haal mijn hand weer weg. De wond is verdwenen. Hij staat op. 'Dank je,' zegt hij. Ik glimlach. 'Geen dank.' We kijken elkaar even aan. 'Ik denk dat we op de goede weg zijn,' zegt Bokul. Ik draai me om, en knik. 'Ja, ik denk het ook. Achter deze deur moet het zijn.' Ik help Vaerel met opstaan, en loop voorzichtig naar de deur. Ik probeer hem open te duwen. Bokul helpt me mee met duwen. 'Pff, die deuren zijn zwaar zeg!' Langzaam duwen we de deur open. Shakari en Vaerel lopen snel naar binnen, voordat we de deur laten dichtvallen. Ik draai me om, en mijn mond valt open. We zijn beland in een gigantische grot. Gigantische paddestoelen geven een flauw licht. In de verte zie ik gebouwen staan. 'Waar zijn we?' vraagt Shakari. 'Is dit Blackreach?' vraagt Bokul. Ik knik. 'Ja, dit is het. Ik heb over deze plek gelezen. Deze plek verbindt andere steden met elkaar. De toren van Mzark moet hier ook ergens zijn.' Ik loop de trap naar beneden. In de verte zie ik een toren. Zou dat de toren zijn die Paarthurnax bedoelde? 'Niet zo snel!' sist Shakari. Ik draai me om. 'Wat is er?' vraag ik haar. Ze komt de trap afgelopen. 'Falmer. Hier in de buurt. Ze hebben ons nog niet gezien, of gehoord.' Ze pakt haar knots. Ik zie dat de rest zich ook bewapend. Ik pak mijn boog, en houd hem gereed. 'We moeten heel stil zijn. Die Falmer kunnen goed horen.' We sluipen naar beneden. Ik zie ze zitten, bij hun hutjes. Ze lijken niks door te hebben. Goed zo. We zijn er bijna langs. Eentje spitst zijn oren. Ik gebaar dat we stil moeten staan. Hij kijkt even rond, maar gaat dan weer zitten. We sluipen verder. Ik kan de toren al zien. Nog maar een klein stukje. 'Hatjoe!' Met een ruk draai ik me om. Bokul houdt zijn hand voor zijn mond. Ik zie dat de Falmer zich hebben omgedraaid. Hun oren zijn gespitst. Ik durf bijna geen adem te halen. Dan zie ik dat eentje zijn zwaard trekt. Nou, dan moet het maar. Ik pak snel een pijl, en schiet hem door het hoofd van de eerste Falmer. Hij valt op de grond. Bokul draait zich om, en slaat de andere Falmer neer met zijn zwaard. In de verte hoor ik geschreeuw. Ik zie meer Falmer aan komen rennen. 'Rennen?' vraagt Shakari. Ik knik. 'Ja, rennen!' Met z'n allen zetten we het op een lopen, richting de toren.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen