Foto bij [Fan-Fiction Opdracht 3] Angel with a Shotgun

Hier is de derde opdracht van de Fan-Fiction schrijfwedstrijd!
Niet helemaal tevreden met het resultaat, maar ach.
Mijn wapen is vergif ^^


[ Aantal woorden: 1788 ]

Ik hervond mijn bewustzijn. Mijn hoofd bonsde. Kreunend ging in rechtop zitten en tastte mijn achterhoofd af. Geschrokken trok ik mijn hand terug zodra ik nattigheid voelde. Er zat bloed aan mijn vingers. Ik had een hoofdwond.
Met gefronste wenkbrauwen probeerde ik me te herinneren hoe die daar in hemelsnaam was gekomen, maar mijn geheugen was één vage vlek. Ik wist helemaal niets meer. Wie was ik? Wáár was ik?
Mijn ogen schoten over de omgeving. De wereld stond in brand. Huizen waren veranderd in ruïnes, afgebrokkeld tot er haast niets meer van over was. De aarde was op sommige plaatsen opengebroken. Ikzelf lag onder een boom, verkreukeld. Een rode vlek op de stam vertelde meteen hoe ik aan mijn hoofdwond was gekomen.
Mijn blik viel op een gebroken figuur, midden op de weg. Het was een mens. Instinctief voelde ik dat ik hem kende. Haastig krabbelde ik overeind en strompelde naar hem toe. Tegen beter weten in liet ik me naast zijn lichaam neervallen en voelde zijn hartslag. Niets. Ik slikte.
Toch greep ik zijn armen vast, trok voorzichtig en draaide hem op zijn rug. Zodra ik zijn gezicht in het oog kreeg, stokte mijn adem in mijn keel. Een zielig geluid verliet mijn mond. Dit was mijn vader.
Alle herinneringen stroomden plotseling mijn hoofd weer binnen. Hoe de wereld op het punt stond te vergaan. De oorlog met de Elementen. Mijn familie die werd bedolven onder Aarde. Mijn moeder die verdronk door een Waterelement.
Mijn borstkas zwoegde op en neer. Ademhalen ging zwaar door het drukkende gevoel in mijn longen. Ik was een wees, helemaal alleen in het einde der tijden. Een eenzame traan gleed over mijn wang. Woedend veegde ik hem weg. Ik wilde niet huilen.

Iemand schreeuwde plotseling in doodsangst. Mijn hoofd schoot in de richting van het geluid. In de verte ontdekte ik een enorme schim, zo groot als een flatgebouw. Wat wás dat?
Opnieuw gilde iemand, hoog en schel. Het was een kind.
Dat besef deed me opspringen. Ik liet het verminkte lichaam van mijn vader achter. Treuren om zijn dood zou hem toch niet terugbrengen.
Zo snel als mijn benen me dragen konden rende ik naar het kind in nood. Als een hinde sprong ik over alle obstakels die me de weg versperden. Vernielde auto's lagen verspreid over het asfalt. Enorme brokstukken van huizen vormden een barricade. Alles was verroest. Zonder aarzelen klom ik er overheen en landde aan de andere kant keurig op mijn voeten. Nog een meter of vijftig rende ik door, voordat ik de hoek om sloeg.

Het schouwspel dat zich voor mijn ogen afspeelde, deed al het bloed in mijn aderen bevriezen. Ik stond als aan de grond genageld te kijken naar een kwaadaardig wezen dat een kleine jongen in zijn greep hield. Een enorme berg aarde die aan het monster vastgegroeid leek te zitten hield het kind op zijn plek. Hij verdronk haast door de waterval die uit de mond van het monster stroomde. Ondertussen knaagden er vlammen aan zijn lichaam, op de plek waar geen water was. Op de momenten waarop hij even adem kon halen gilde hij het uit van pijn en angst.
Medelijden welde in me op, vermengd met woede. IJzige woede. Ik legde mijn hoofd in mijn nek en zette een keel op.
'Hé jij!' schreeuwde ik uit volle borst. 'Pak iemand van je eigen grootte!' Ik besefte dat het monster de schim was die ik eerder had gezien. Hij reikte tot net onder een afgebroken wolkenkrabber. Zijn anatomie had wat weg van die van een mens, maar hij bestond uit... alle elementen. Vuur en water waren samen versmolten. Zijn benen waren vastgemetseld in de aarde zelf, waar hij waarschijnlijk zijn krachten vandaan haalde. Lucht kolkte om hem heen, als een orkaan. Hij leek wel.. een hybride, een kruising tussen mens en element.
'Voor zo'n kleine sterveling als jij heb je wel een ontzettend grote mond.' De stem van het wezen rommelde als de donder. Het was alsof de aarde zelf aan het woord was. Maar ik besefte dat hij alles behalve goed was.
'Laat dat jochie onmiddellijk gaan!' beval ik met mijn handen in mijn zij. Stiekem beefde ik als een rietje, vooral omdat hij me kon doden binnen een halve seconde. Maar natuurlijk liet ik dat niet merken. 'Wie denk je wel niet dat je bent!'
Het bleef even stil. Het jongetje greep zijn kans, wurmde zichzelf uit de greep van het wezen en rende huilend weg. Ja, graag gedaan hoor.

Uiteindelijk begon het wezen te lachen. Het rommelde in mijn borstkas, en alsof er een aardbeving gaande was stortte er achter mij een gebouw in. Net op tijd kon ik wegduiken voor een stuk muur dat mijn kant op viel. Een enorme wolk stof en gruis daalde neer.
'Ik ga onder vele namen, sterveling,' vertelde het monster. 'De bekendste onder jouw volk zijn Apocalyps, het Einde der Tijden, de Dag des Oordeels. Zegt dat je iets?'
Vanbuiten leek ik de kalmheid zelve, maar binnenin mij borrelde het. Hij. Hij was het, die deze vervloekte oorlog was begonnen. Miljoenen doden had hij op zijn geweten. Dankzij hem was mijn familie gestorven.
Apocalyps. Apocalyps. Het woord spookte door mijn hoofd. Apo-calyps. Calypso! Dat was mijn naam! Het idee dat ik weer wist wie ik was gaf me een vaag gevoel van macht.
'Nooit van gehoord, is dat erg?' Wonder boven wonder trilde mijn stem niet, al besefte ik best dat mijn leven aan een zijden draadje hing.
'Laat me je geheugen dan eens opfrissen,' sprak Apocalyps dreigend. 'Ik ben degene, die mensen tegen elkaar opzet.' Om zijn woorden kracht bij te zetten spuugde hij een vuurstraal op me af. Met een kreetje sprong ik opzij. De haartjes op mijn ontblote armen verschroeiden tot niets.
'Ik ben degene, die relaties vergiftigt.' Hij gooide een steen ter grootte van een vrachtwagen naar me toe. Net op tijd dook ik er onderdoor. Met een dreun kwam de rots achter me neer en sloeg een krater in het asfalt. Kleine scherven vlogen door de lucht en boorden zich in mijn huid. Ik klemde woedend mijn kiezen op elkaar.
'En ik ben degene die straks heerst over de wereld!' Een tornado van zanddeeltjes raasde op me af. Ik sprintte weg, richting een klein huisje. Ik moest me ergens aan vast kunnen houden! Ik strekte mijn hand uit en greep een metalen pin vast, een seconde voordat ik gezandstraald werd. De korrels sneden in mijn ogen, dus kneep ik ze maar dicht. De wind rukte aan mijn lichaam, vastberaden om me weg te voeren. Maar ik was minstens zo koppig en hield stand. Ik hoestte, het zand was overal. In mijn neus, in mijn mond, in mijn oren...

De marteling verdween. Opgelucht haalde ik adem.
'Ik ga liever dood dan dat jij straks de macht in handen hebt!' snauwde ik woedend. 'Wat heb je er aan als je koninkrijk vernietigd is?'
Hij nam niet de moeite om te antwoorden, maar stuurde liever een kleine tsunami op me af. Ik vluchtte het huis weer in en wachtte tot de stroom voorbij getrokken was. Een enorm gekraak vulde mijn oren. Geschrokken rende ik opnieuw naar buiten, en zag hoe Apocalyps dichterbij was komen staan.
'Het was fijn om een gesprek met je te hebben, maar nu moet ik verder met de wereld overnemen,' brulde hij. Over mijn lijk. Ik maakte een grof handgebaar en spuugde naar hem. Mijn speeksel raakte de berg aarde dat zijn benen voor moest stellen. Tot mijn grootste verbazing begon hij voor mijn ogen op te lossen. De aarde loste op, eerst heel langzaam. Het proces versnelde, de berg kromp en kromp. Met grote ogen keek ik toe. Was mijn speeksel giftig?
Plotseling wist ik hoe ik hem moest verslaan. In een opwelling sprintte ik naar de afgebroken wolkenkrabber aan de andere kant van de straat. Apocalyps gromde toen ik onder hem door rende. Hij kon me niet raken.
Als een professioneel hardloper stoof ik tussen alle hindernissen door en schuilde in het torenhoge gebouw. Even nam ik de tijd om op adem te komen, maar de vlammen die plotseling uit de muur kwamen maakten dat ik het trappenhuis in vluchtte en zo snel als ik kon omhoog rende. Tree na tree, verdieping na verdieping vloog voorbij. Af en toe hoorde ik Apocalyps brullen en dan trilde de flat op z'n funderingen. Maar niets hield me tegen, zelfs niet de storm van natuurrampen die hij op me losliet.

Als in een droom bereikte ik het dak van de wolkenkrabber. Althans, dak... De trap ging niet verder, het was afgebroken. Op een drafje naderde ik de rand. Het wezen stond onder me en viel de muren aan. Ik probeerde niet te kijken naar het gapende gat tussen mij en de grond. Wat was ik hóóg!
'Hé duivel!' schreeuwde ik. Omdat hij enorm groot was hoefde hij maar een klein beetje omhoog te kijken. 'Bite me!' Met knikkende knieën nam ik een aanloop, haalde diep adem en sprong naar beneden. Terwijl ik door de lucht suisde dacht ik aan mijn vader. Hoe vaak had hij me wel niet verteld dat ik speciaal was? Ik glimlachte, en keek naar de geopende mond van Apocalyps. Er stond hem een onaangename verrassing te wachten.
Met een kreet viel ik tenslotte in zijn muil. Het gat waardoor ik naar binnen gekomen was, sloot. Even dacht ik dat ik blind was, totdat ik besefte dat het gewoon donker was.

Toen voelde ik de pijn. Het was alsof er duizenden naalden in me werden gestoken. Mijn hoofd kon ieder moment uit elkaar knappen. Onzichtbare krachten leken mijn lichaam uit elkaar te trekken. Gillend en krijsend smeekte ik om genade, maar er was niemand die me hoorde. Mijn plan was mislukt.
Totdat er een wit lichtje ontstond. Steeds groter werd het. Mijn hart bonsde in mijn keel, terwijl het zich verspreidde. Langzaam maar zeker brokkelde Apocalyps uit elkaar, van binnenuit. De vreselijke pijn stopte. Ik hoorde een bloedstollende schreeuw, maar hij klonk vervormd, alsof ik onder water zat. Ik besefte dat het me gelukt was. Ik had het Einde van de Wereld vergiftigd met niets anders dan mijn eigen lijf! Ik had de wereld gered.
Net toen ik mezelf wilde feliciteren, viel de grond onder me weg...

*


Ik lag op mijn rug. Pijn voelde ik niet meer, terwijl ik wist dat ik gewond was. Met moeite hief ik mijn hoofd op. Mijn benen lagen er in een rare positie bij.
Dodelijk vermoeid legde ik mijn hoofd weer neer en sloot mijn ogen. Het begon te regenen. Zachte, verkoelende druppels vielen neer op mijn huid. Kalm ademde ik in. Uit. In. Uit.

Het was de eerste keer dat ik vrede vond in een regenbui.

Score: 5e van 11 inzendingen

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen