Welkom in mijn hoofd ^_^


[ Aantal woorden: 1900 ]

[justify]Duister. Niets dan duisternis vulde de ruimte waarin ik me bevond. Er was geen enkel sprankje licht dat hoop bood, waar ik me aan vast kon klampen. Het voelde alsof ik dood was. Al mijn zintuigen waren uitgeschakeld. Ik zag niets, kon mezelf niet eens van de vloer onderscheiden. Geen enkel geluid drong tot me door. Mijn neus kon geen geuren opvangen. Het rook niet muf zoals een oude kelder, of chemisch als een laboratorium. En mijn gevoel was al tijden geleden uit mijn ledematen verdwenen. Ik voelde de vloer niet onder mijn lichaam. Niet de kleding om me heen. Niet mijn hoofdharen die bewogen als ik me verplaatste. En ik voelde zelfs niet de minste streling van de wind op mijn huid, die erop zou wijzen dat er toch een vorm van ventilatie was in deze ruimte. Het ontbrak allemaal en ik voelde me leeg.
Er was geen ventilatie in deze ruimte. Dat betekende geen frisse lucht. En dat hield in dat ik na verloop van tijd alle zuurstof had vervangen door koolstofdioxide, met als gevolg dat ik zou stikken in mijn eigen giftige adem.
Een ijskoude rilling rende over mijn rug. Hoelang was ik hier al? Hoelang had ik nog te leven? Ik was alle besef van tijd verloren. Of er nu minuten, uren of dagen verstreken, het was allemaal hetzelfde.

Ik snakte naar zonnestralen op mijn huid. In gedachten stelde ik me het licht voor. Als vanzelf tekende mijn fantasie de omgeving en kleurde het in. Plotseling bevond ik mezelf midden in een grasveld op een heuvel. De lange halmen wuifden in de wind. Ik streelde de zachte pluimen met mijn vingertoppen. Een brede lach baande zich een weg naar mijn gezicht. Als de Hemel bestond, dan had ik hem gevonden.
Vlak voor me fladderde een vlinder met de prachtigste kleuren blauw en paars. Vogelgezang vulde mijn oren. En dan die geuren, oh, die géúren! Zoete bloemen, fris gras, het vormde een heerlijke mix waar ik licht in mijn hoofd van werd.
In een opwelling begon ik te rennen. De wind trok speels aan plukken van mijn haar. Toch versnelden mijn ademhaling en hartslag niet. Ik rende, ik vlóóg haast, en het kostte me geen enkele inspanning!
Steeds sneller raakten mijn voeten de aarde. Het gras gleed langs mijn benen. Een schaduw vloog over me heen. Nieuwsgierig keek ik op en zag een enorme adelaar in de lucht zweven. Zelfs zonder met zijn vleugels te bewegen hield hij mijn tempo bij. Hij schreeuwde naar me, waarna ik terug joelde. Hij maakte een duikvlucht naar beneden en leek neer te storten, maar op het juiste moment trok hij op. Schijnbaar zonder enige moeite scheerde hij net boven de grashalmen. Ik lachte en spoorde mezelf aan om nog harder te rennen. Een tijdje achtervolgde ik de adelaar. Af en toe wierp hij een blik achterom om te zien of ik er nog was.

De vogel leek ineens in de grond te verdwijnen. Een moment later zag ik hoe dat mogelijk was. Onder me lag een enorme vallei. Het landschap was onbeschrijflijk. Van bos tot vlakte, van strand tot taiga, het was er allemaal. Aan de horizon kon ik imposante bergen onderscheiden.
Zonder ook maar de kortste aarzeling stortte ik me van de klif af. Een gelukzalig gevoel zwol op in mijn borst terwijl ik door het luchtledige zweefde. Midden in mijn vlucht gaf ik mijn fantasie een nieuwe opdracht. Mijn botten veranderden van vorm en kregen een nieuwe plaats in mijn lichaam. De contouren van mijn gezicht vervormden eveneens. Ik kreeg een snuit, scherpere tanden, verbeterd zicht en een staart. Als laatste werd mijn huid bedekt door een vacht.
Ik raakte de grond, sloeg een aantal keer over de kop, krabbelde overeind en rende verder. Op vier poten, welteverstaan. Triomfantelijk gooide ik mijn kop in de lucht en stootte een krachtige huil uit. De zilveren tonen schalden door de vallei. Als een wilde wolf dwars door de ongerepte natuur rennen was simpelweg geweldig. Hoge bomen torenden boven me uit. De bosgrond gleed onder mijn poten door, terwijl de wind mijn vacht door de war maakte. Opgewonden gooide ik mijn tong uit mijn bek en zoefde tussen de boomstammen door. Als een echte atleet sprong ik over het struikgewas heen om in een beekje te belanden. Ik spetterde wat rond, lebberde een paar slokken water naar binnen en rende weer door.

Een teug lucht bracht onbekende geuren met zich mee. Onmiddellijk spitste ik mijn oren. Ik hurkte en kroop onder een struik. Op een open plek zag ik vijf mannen rond een Jeep zitten. Achterin stond een metalen kooi. De situatie kwam me bekend voor. Nieuwsgierig als ik was besloot ik een kijkje te nemen.
Gecamoufleerd door de omgeving sloop ik langzaam dichterbij, oren plat en buik tegen de grond aangedrukt. Het ging me gemakkelijk af, alsof ik mijn hele leven lang al een wolf was geweest. In een mum van tijd lag ik onder de auto de mannen af te luisteren.
'Binnenkort krijg je haar te pakken, Randon. Ik voel het.' Een van de mannen stootte een ander tegen zijn schouder. Mijn oren schoten rechtovereind bij het horen van die naam. Plotseling wist ik waar ik deze scène van kende. Dit was mijn favoriete passage uit mijn lievelingsboek!
Mijn oren schoten naar het struikgewas aan de overkant van de open plek. Daar kon ieder moment de hoofdpersoon te voorschijn komen en de mannen aanvallen. Haar beste vriend zat immers gevangen in de kooi! Ik kende het boek van kaft tot kaft en wist dus precies wat er zou gebeuren. En ditmaal was ik er zelf bij. Dit was geweldig.
De aanval bleef echter uit. Er kwam geen witte wolvin uit de rhododendrons gestormd. Behalve de mannen bleef de open plek verlaten. Niet begrijpend wachtte ik af. Waar bleef ze?
'Ik ga even kijken hoe het met onze gevangene is.' Randon stond op en liep langzaam naar de Jeep toe. Ineens begreep ik hoe het zat. Dit was in míjn fantasiewereld, dus was het ook aan mij om de aanval in te zetten en achtervolgd te worden. Toch besloot ik de verhaallijn iets aan te passen. Ik er had namelijk geen behoefte aan om opgesloten te worden.
Grommend schoot ik onder de wagen vandaan. De spieren in mijn achterbenen spanden zich aan. Ik sprong bovenop de man. Met mijn schouder sloeg ik tegen zijn borst. Samen vielen we op de grond. Hij schreeuwde, probeerde me vast te grijpen. Vlug als water dook ik langs zijn graaiende handen en maakte een scherpe bocht. Zijn vrienden sprongen op en kwamen naar ons toegerend. Mijn nagels boorden zich in de aarde toen ik mezelf tot stilstand dwong. Grauwend sloeg ik met mijn staart, tanden ontbloot en nekharen opgezet. Geschrokken zetten ze een stap achteruit. Vanbinnen genoot ik van iedere seconde, al was dat aan mijn houding niet te zien.
'Rustig aan, we willen je geen kwaad doen,' probeerde Randon de situatie te sussen. Een dreigende grom rommelde in mijn borstkas. Ja, dat zei hij in het boek ook, voordat hij zijn geweer tevoorschijn trok uit de auto. In zijn ogen zag ik wat hij van plan was. In een impuls schoot ik naar voren en manoeuvreerde mezelf tussen hem en zijn wagen in. Ha, ik was hem mooi te slim af.
Elegant sprong ik in de laadbak, zag het slot van de kooi en sloot kort mijn ogen. In gedachten liet ik het slot in rook opgaan. Nog geen seconde later brandde de geur van rook in mijn neus. Ik opende mijn ogen weer. Het was me gelukt! Een donkerbruine wolf stond ietwat wankel op zijn poten. Hij stapte uit het hok, knikte kort naar me en sprong uit de Jeep. In een flits was hij verdwenen.

Ik stond er weer alleen voor. De mannen keken me geringschattend aan, twijfelend tussen de aanval en de aftocht. Een grijns verscheen op mijn snuit. Dat eerste, natuurlijk.
Soepel klom ik uit de laadbak en landde keurig op mijn vier poten. Vanuit stilstand brak ik uit in een sprint. Randon en zijn kornuiten sprongen in hun voertuig en zetten de achtervolging in. Om het hun wat makkelijker te maken bleef ik op het bospad rennen, in volle vaart. Mijn achterpoten wierpen kluiten aarde omhoog. De wind sneed in mijn ogen. Mijn staart wuifde als een banier achter me aan. Achter me bulderde de motor van de Jeep. Ze zaten me op de hielen, maar ik rende nog steeds voor ze uit alsof het me geen enkele moeite kostte.
Een snelle blik over mijn schouder vertelde me dat Randon uit het raam was gaan hangen met zijn geweer. Zijn vinger op de trekker, mij in het vizier. Maar het viel niet mee om goed te richten in een rijdende auto, laat staan een die over een bosweg stuiterde.
Het wapen ging af. Ik voelde het verdovingspijltje langs mijn oor zoeven, waarna hij zonder schade aan te richten in het hoge gras bleef hangen.
Met mijn tong uit mijn bek hangend rende ik door. In een vlaag van plotselinge inspiratie sprong ik op, draaide me in de lucht honderdtachtig graden om en sloeg mijn vleugels uit, die als bij toverslag uit mijn schouderbladen groeiden. De bestuurder trapte vol op de rem om me niet te raken. Ik gooide opnieuw mijn kop in mijn nek en huilde een overwinningslied. Het geluid bleef tussen de bomen hangen.

Uitgelaten steeg ik op. Met mijn vleugels scheerde ik door de lucht, zigzaggend tussen de boomstammen. Ik voelde me vrij. In mijn eigen fantasiewereld was ik onverwoestbaar.
Urenlang vloog ik door alle landschappen die ik maar kon verzinnen. Tegen de tijd dat de zon achter de horizon begon te zakken, had ik de bergen bereikt. Op een enorm plateau dat overgroeid was met gras zette ik de landing in. Eenmaal met alle poten op de grond veranderde ik weer terug in mijn mensenvorm. Voldaan ging ik op mijn rug in het gras liggen en genoot van de warmte op mijn huid. Zo lag ik dan, ogen gesloten, rustig ademhalend. De wind ruiste zachtjes in mijn oor.
Geritsel deed me opkijken. Een man van rond de dertig jaar kwam mijn kant op gelopen. Zijn postuur, houding en manier van lopen herkende ik ergens van.
'Chris?' vroeg ik aarzelend. De man had de zon recht in zijn rug, dus kon ik zijn gezicht pas zien toen hij me tot heel dichtbij genaderd was.
'Chris!' Met een kreet sprong ik op hem af en tackelde hem tegen de grond aan. Hij lachte en trok me overeind.
'Het spijt me dat we niet door konden zoeken,' zei ik zacht. Hij haalde zijn schouders op.
'Dat had geen zin gehad. Het was al te laat,' glimlachte hij. Ik knikte en keek hem aan.
'We missen je.'
'Dat weet ik. Maar onthou dat ik er altijd bij ben.' Chris stond langzaam op en vervaagde, net als de rest van de omgeving.

'Nee!' Wanhopig trachtte ik mijn wereld terug te halen, maar tevergeefs. Mijn bewustzijn was weer terug in de donkere kamer. Alles was weer zwart en leeg. Zuchtend sloot ik mijn ogen. Als leven betekende dat al mijn zintuigen waren uitgeschakeld en dat ik in deze ruimte moest blijven, dan bevond ik me liever in mijn verzonnen wereld. Dus wachtte ik af tot mijn fantasie weer met een nieuw ontwerp op de proppen kwam en ik opnieuw kon verdwijnen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen