Foto bij Geheim 22

Mijn examens zijn (eindelijk) gedaan, dus ik kan terug activeren en schrijven! :)

Het werd avond. Het was Saturnus, dus morgen moesten ze terug zijn. Nina en Dennis sliepen vlak bij de zee, maar nog wel in het bos. Het geruis was te horen door de bomen heen en dat was ook het geluid waarmee ze in slaap waren gevallen. De andere groepen waren met dat zelfde geluid in slaap gevallen, maar dan op andere plekken. Enkel Sarah en Senne sliepen met het geruis van de bomen, vlak bij het paleis.

Het werd Uranus en de laatste grassoorten werden geteld, hoewel sommigen de tel al bijna kwijt waren. “Eindelijk de zee!” riep Nina verheugd toen ze het blauwe veld zag. Het water golfde tot op het strand en Dennis zuchtte. “Nog de laatste grassoorten, en dan zijn we klaar”, zei Dennis en strekte zijn rug. Het was een nogal winderige dag, dus moesten ze het papier met het aantal streepjes van het aantal grassoorten goed vasthouden. Het mocht wonderbaarlijk zijn, maar ondanks sommige meningsverschillen werkten Nina en Dennis heel goed samen. Nina moest toegeven dat achter de brompot toch ook wel een wiskunde knobbel zat. En Dennis moest dan op zijn beurt weer toegeven dat Nina een boek leek met informatie over kruiden en planten. Oké, dat klonk grof, maar het was als een compliment bedoeld. Dennis en Nina startte hun zoektocht weer en deden dus weer verder.

“Hé hé, eindelijk zijn we bij de zee”, zei Nicola en Bas knikte, hoewel hij eerder met zijn hoofd bij de grond zat. “Kijk Nicola, weer een ander grassoort, denk ik”, zei hij en Nicola zuchtte. Nog even genoot hij van het uitzicht, maar ging dan terug Bas helpen.

“Brrr, het is maar frisjes hoor”, zei Christophe terwijl hij om zich heen keek. “Bwa, valt wel mee hoor, komt door de wind”, zei Niels en keek ook om zich heen. “Nee, ik vind hier geen grassoorten meer, je zult het weer wat verder alleen moeten zoeken…”, zei Niels en Christophe zuchtte. “Als jij nou eens uit het water kon komen hé…”, zei hij en Niels antwoordde: “Maar dat kan ik niet, dus tot zo!” en weg was hij.

“Yes, we zijn bij het paleis”, zei Senne opgelucht en Sarah knikte. Ze hadden de bomengrens verlaten en stonden op het grasveld van het Mensenpaleis. Beiden zochten ze nog even verder, totdat ze er geen nieuwe meer konden vinden. “Oké, we kunnen naar binnen gaan, weg uit deze wind”, zei Senne en Sarah knikte opgelucht. Ze had al een hele tijd moeite met haar cape vast te houden, én op het blad te letten. Opeens ging het blad vliegen en liet ze haar cape los. Ze greep het blad terug vast, maar Senne keek haar met grote ogen aan. Oh nee…

Dit kon toch niet waar zijn? Senne keek geschokt naar arm en hoofd. Haar arm was wit en vol met schrammen en wonden. Op haar slapen en jukbeenderen zaten diepe sneden en haar koperen haar weerkaatste niet alleen deze kleur in het zonlicht, maar ook een rode kleur, afkomstig van een grote hoofdwonde. “Oh mijn god, Sarah, gaat het wel?” vroeg Senne na een stilte. “Ik leef nog”, zei ze en deed haar cape weer om, maar Senne trok deze terug af en trok haar mee naar binnen. “Jij gaat nu naar de ziekenboeg”, zei hij en Sarah protesteerde, maar het hielp niet veel. Zo werd ze door Senne mee naar binnen getrokken, weer richting de ziekenboeg, waar ze haar ondertussen al wel kenden…

Reageer (1)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen