We sluipen op veilige afstand naar het kamp toe. Ik zie de mannen staan. 'Shakari, wat doen ze?' vraag ik. Ze sluipt langs me door. Shakari kan veel beter in het donker kijken. 'Volgens Shakari zijn ze aan het overleggen. Ze rennen naar het kamp toe!' Meteen staan we op en rennen erachteraan. Al snel hoor ik gegil. Ik weet waarom ze hier zijn, en ik sta het niet toe. Ik zie vlammen opdoemen. Ze hebben het kamp in brand gestoken! Ik trek mijn zwaard. 'Fo Krah Diin!' Een beetje sneeuw komt tevoorschijn. Dit klopt niet! Normaal zou er een hele sneeuwstorm moeten ontstaan.Hoe kan dit? Shakari draait zich om en kijkt me aan. Ik haal mijn schouders op, en gebaar dat we door moeten. Meerkus en Bokul zijn ondertussen goed bezig. Twee mannen zijn al gevlucht, nu de rest nog. Ik haal een paar keer flink uit met mijn zwaard naar een man die een paar kinderen achterna zit. Behendig ontwijk ik zijn aanvallen. Ik weet hem al snel in zijn zij te maken. Hij draait zich om, en rent het kamp uit. Zo te zien zijn ze allemaal gevlucht. 'Iemand gewond?' vraagt Meerkus. Ik schud mijn hoofd. 'Nee, ik ben in orde.' Shakari loopt meteen naar me toe. 'De Shout werkte niet,' zegt ze. Ik knik. 'Ja, dat klopt. Ik was niet geconcentreerd.' Ik weet dat dat niet waar is. Ze kijkt me even aan. Ik weet dat ze me niet geloofd, maar Shakari zal het nooit zo zeggen. 'Dat hebben we mooi gedaan,' zegt Bokul. Meerkus knikt. 'Ja, inderdaad. Stoere kerels, ja vast! Wel wegrennen als als een stel bange geiten.' Ik kijk het kamp rond. Het stamhoofd komt naar ons toegelopen Hij maakt een buiging. 'Bedankt voor jullie hulp,' zegt hij. Ik knik alleen maar. Ik wil hier eigenlijk verder lang blijven. 'Enig idee wat deze kerels kwamen doen?' vraagt Bokul. 'Wat ze bij alle kampen doen. Moorden. De Silverbloods mogen dan minder machtig zijn, maar de haat en de agressie zijn er nog steeds.' 'Heeft u gewonden?' vraagt Shakari. 'Nee,'gelukkig niet,' zegt het stamhoofd. Ik zie dat er twee Forsworn naar me kijken. Het is een koppel, zo te zien. De vrouw lijkt best wel veel op mij. 'Wat is er, Nula?' vraagt het stamhoofd. 'Jullie kunnen het haar gerust vertellen, ze bijt niet.' Ik zie dat het stamhoofd naar mij kijkt. Het koppel loopt naar voren. Zo te zien zijn ze nerveus. Wat vertellen? De vrouw stapt naar voren. 'Aangenaam, Dragonborn. Mijn naam is Nula, en dit is mijn echtgenoot Greygir.' Ik knik even. 'Aangenaam. Wat willen jullie me vertellen?' Ik kijk even naar de rest, maar die lijkt het ook niet te snappen. Nula haalt even diep adem. 'We hebben elkaar al eens eerder ontmoet. Heel lang geleden. Maar je zult het je niet meer kunnen herinneren. Je was nog een...' Ze kijkt naar Greygir. Hij knikt. 'Je was nog maar een baby toen we je meegaven aan Volodar en Darshea,' vervolgt hij. Ik kijk ze even aan. 'Sorry?' vraag ik. 'Wij zijn je biologische ouders. En je echte naam is niet Arwen. Het is Kiae.' Ik kijk naar Shakari en Bokul. Ik zie dat ze naar mij kijken. Ik slik even.
We zitten in onze tent. Nula en Greygir zijn met ons meegekomen. Ondertussen begint het licht te worden. 'Ik had niet gedacht om je ooit nog te zien, laat staan dat je de Dragonborn zou zijn,' zegt Greygir. Nula knikt. 'Het is goed om te zien hoe sterk je geworden bent,' zegt ze. 'Ik had wel verwacht dat Volodar en Darshea je de mogelijkheid zouden geven om je te ontwikkelen,' zegt Greygir. Ik trek mijn benen op. Ik heb zoveel vragen. 'Ik snap het niet...Waarom hebben jullie me weggegeven? De stam is sterk en groot genoeg.' Nula zucht. 'Dat is niet altijd zo geweest. Het is nu bijna 25 jaar geleden dat de klopjacht begon. Zoals je misschien weet, probeerde Madanach de stad terug te winnen. De Grote Oorlog was bezig. We waren uiteindelijk niet succesvol. Je was nog maar een paar dagen oud, toen we hoorden dat Ulfric troepen had uitgezonden om de Forsworn uit te schakelen. Volwassenen zouden gevangen genomen worden en gedwongen worden tot slavenarbeid, en kinderen die niet konden werken werden zonder pardon vermoord. Ik wilde het je niet aandoen. Ik kon het niet. Ik wist meteen dat je een grote rol zou vervullen voor de wereld. Misschien niet voor heel Tamriel, of voor heel Skyrim. Maar wel voor ons.' Greygir knikt. 'Ik kwam in contact met Volodar. Hij was, samen Darshea, gevlucht uit Valenwood. Hij was lid van de Thalmor geweest, maar was verliefd geworden op een Bosmer, een slavin. Volodar wilde graag Markath zien, maar het was te gevaarlijk. Toch ben ik in contact met hem gekomen. Ik heb meteen de situatie uitgelegd. En ze hebben vrijwel meteen ingestemd om je mee te nemen naar High Rock.' Ik weet niet wat ik moet zeggen. Mijn biologische ouders. Ze zitten hier tegenover me. 'Uiteindelijk heeft Ulfric zijn verdiende loon gekregen,' zegt Greygir. Ik kijk hem aan. 'Vastzitten in een cel, die veel beter is dan die van andere gevangen, vind ik geen verdiende loon. Ik kan me vergissen, natuurlijk.' 'Het keizerrijk is geen moordenaar,' zegt Shakari.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen