Ik zeg maar, bereid je alvast voor voor het volgende hoofdstuk.
Hier de overgang naar het afscheid, het afscheid... komt...
In het volgende hoofdstuk, naar de reclame!
Voor nu: Diederick die raar is, en Andrea die het Capitool haat XD.

It's not what I wanted
The verdict won't change

      Ik, Aurelia, en mijn nieuwe medetribuut komen meteen in een hele nieuwe wereld aan, die bestaat uit overdreven decoratie en glitter. Voor de eerste keer besteed ik echt aandacht aan de verschrikkelijke jurk van wat nu mijn escort is, en ik wens meteen dat ik het niet had gedaan. Het is een raar oranje geval, met groene strepen die zonder enige regelmaat over de stof verspreid zijn. Tot haar knieën is het nog redelijk normaal, maar daaronder zwiert het uit tot een grote rok die fysiek gezien niet mogelijk lijkt. Dat lelijke geval is, om het nog erger te maken, versierd met rood en wit knipperende lampjes. Onder dat monsterlijke geval vang ik nog een glimp op van knalrode stiletto’s. Die passen in ieder geval redelijk bij haar net zo rode haar. De oranje edelstenen in haar oorbellen, die zo lang zijn dat ze tot halverwege haar borst komen, klingelen irritant tegen elkaar terwijl ze loopt.
      Haar vreemdheid reikt verder dan alleen maar haar uiterlijk, ook haar naam is overdreven. Tot twee jaar geleden heette ze Flora, voor zover ik weet dan, maar blijkbaar waren bloemen uit de mode geraakt. Aurelia leek haar de tweede beste optie, en dus werd dat haar nieuwe naam. Ik vind ze allebei even dom, maar ach. Ze komt uit het Capitool, ik had niet anders kunnen verwachten
      “Deze bliksemschichtlampen zijn nieuw, vinden jullie ze niet prachtig?” Aurelia wijst met een felgroen gelakte nagel omhoog naar het plafond. Om de zoveel meter hangt er een saaie lamp, die een zacht licht uitstoot. Elke paar seconden schiet er een elekticiteitsflits van de ene naar de andere, waardoor de gouden strepen op de muren op lijken te lichten op de verder compleet zwarte muren. De vloer en het plafond zijn witter dan mogelijk lijkt, en het enorme contrast is nogal desoriënterend. Het verbaast me dat het de escort lukt om zich met die torenhoge hakken zonder te struikelen of tegen een muur aan te knallen voort te bewegen.
      Plotseling komt ze tot stilstand, waardoor Diederick, die de gang geconcentreerd aan het bestuderen was, bijna tegen haar op knalt. Ik stel me in mijn hoofd voor hoe het eruit had gezien als hij niet net op tijd had kunnen stoppen, en hij en de escort op de grond waren gevallen. Aurelia had vast een hoog, schel, kreetje geslaakt, en had, als het haar eindelijk was gelukt om met die afgrijselijke hakken weer op te staan, zeker een paar minuten besteed aan het fatsoeneren van haar outfit. Al in al lijkt het me een pittig hilarisch beeld, maar het lukt me niet om de humor ervan in te zien. Het is overigens moeilijk om ook maar iets te voelen, dat niet in het niet valt in vergelijking met de storm emoties van de Boete. Ik vermoed dat het nog niet helemaal tot me door is gedrongen dat ik nu echt naar het Capitool ga vertrekken, zelfs al sta ik bijna recht tegenover een typische bewoner van die stad.
      “Zouden jullie hier alsjeblieft even willen wachten? Over een paar minuutjes kunnen jullie met je afscheid beginnen.” Zonder een antwoord af te wachten draait ze zich om, en beent ze op een verbazend tempo weg. Je zou bijna denken dat ze op de basisschool les krijgen in de kunst van het lopen op die ontzettend onhandige schoenen.
      De aftocht van de oranje-met-groene vlek die voor een persoon door moet gaan doet me eraan denken dat het afscheid er aan zit te komen. Ik slik. Hoe zeker ik ook ben van de juistheid van mijn beslissing, dat betekent nog niet dat ik zin heb om aan Eliza uit te leggen waarom ik het precies heb gedaan. Waarschijnlijk gaan ze afscheid van me nemen of in valse hoop dat ik kan winnen, of alsof ik praktisch al gestorven ben. Ik moet zeggen dat geen van beiden me erg goed in de oren klinkt.
      Het tikkende geluid van Aurelia’s hakken op de witte vloer verdwijnt langzaam maar gestaag, en ik ga tegen de dichtstbijzijnde muur aan hangen. Als de begeleidster een hoek omslaat, en uit mijn zicht verdwijnt, verplaats ik mijn blik naar de jongen die nu mijn districtsgenoot is. Hij staat nog steeds op dezelfde plek als toen hij bijna tegen Aurelia op botste.
      “Dus, Diederick. Ik zit bij jou in de Hongerspelen,” zeg ik, zonder veel betekenis achter de woorden te stoppen. We zijn misschien districtsgenoten, maar deze idioot moet vooral niet denken dat dat betekent dat ik met hem samen ga werken.
      “Ja, leuk hè?” antwoordt de kale jongen zonder een seconde te aarzelen, en hij zet zijn vreemd enthousiaste gedrag voort. Als dit een act is, is het een goede, maar ik betwijfel ten zeerste of Diederick snugger genoeg is om zelfs maar te weten wat een act is. Ik houdt de verbijsterde blik die op mijn gezicht verschijnt niet tegen, en kijk opzij, de gang in. Daar is nog steeds geen teken van Aurelia.
      “Ontzettend…” mompel ik, om de afwachtende stilte van Diederick toch ergens mee op te vullen. Hij zelf lijkt het zich niet te realiseren, maar deze situatie is aardig ongemakkelijk.
      “Sorry, wat zei je?” vraagt hij, “Ik kon je niet goed verstaan.” Met die zin geef ik elke hoop dat deze sukkel normaal kan doen op, en ik zucht hopeloos. Natuurlijk krijg ik een irritant persoon als deze als districstgenoot. Fantastisch
      “Niks belangrijks,” leg ik uit, en ik kijk bewust de andere kant op, in de hoop dat hij snapt dat ik niks met hem te maken wil hebben.
Het lijkt in ieder geval tot op een zekere hoogte te werken, en hij vraagt er verder niet op door. Een langgerekte “O-ké?” kan ik echter niet voorkomen. Daarna besteedt hij geen aandacht meer aan mij, en begint hij opgewekt te neuriën. Ik weersta de neiging om hem te zeggen dat hij op moet houden, omdat dat hem kennende alleen maar tot een onschuldige “Waarmee moet ik ophouden?” zou leiden. Verder moet ik eerlijk bekennen dat, hoe vals het ook is, ik dankbaar ben dat het de stilte opvult. Als het volkomen stil zou zijn geweest, was er niks om me af te leiden van het feit dat ik mijn District binnen een paar uur waarschijnlijk voor eeuwig ga verlaten.
      Een paar minuten - en nogal wat muzikale nummers door Diederick - later komt Aurelia weer terug. “Vanwege werkzaamheden liggen de afscheidskamers van jullie heel ver uit elkaar. Diederick, jij eerst. Volg mij.”
      Hij antwoordt met een korte “Ja leuk!” en Aurelia vertrekt, met die rare idioot op sleeptouw. Ik hoor ze druk praten over het een of het ander, maar besteed er verder geen aandacht aan. Als het belangrijk is, krijg ik later vast nog wel een overdreven uitgebreid verslag van het gesprek van Aurelia.
      Nu ze weg is, en ook Diedericks geneurie de gang niet meer vult, is het erg stil. Uitgezonderd het regelmatige gekraak, als er weer een bliksemflits van de ene naar de andere lamp springt, en mijn ademhaling, is er alleen het zachte gezoem dat elektriciteit altijd met zich meebrengt te horen. Niets om me af te leiden van mijn eigen gedachten.
      Door de pikzwarte kleur van de muur waar ik tegenaan leun, heb ik het gevoel dat ik in het niets zweef. De zwarte streep van de muur tegenover me, aan de onder- en bovenkant omrand door spierwit vult me met een gedesoriënteerd gevoel, en het is al snel onduidelijk hoeveel tijd er precies voorbij is gegaan. Het strakke contrast geeft me het gevoel dat ik ver van District 5, en alles wat zich daar heeft afgespeelt geen enkel effect heeft op de gang. Waarschijnlijk is dat ook zo. Hoeveel tributen er ook door deze gang naar de trein worden gevoerd, waar ze hun district mee zullen verlaten, hij blijft net zo absurd en Capitool-achtig.
      Ik voel me misplaatst, nog steeds in de oude, slecht passende kleren die ik altijd draag, vol vuil, in deze gang, met zijn gladde muren, die elke bliksemschicht die tussen de lampen door springt, weerkaatst. Ik hoor thuis in District 5, met mijn broertje en mijn vrienden. Het leven is niet makkelijk, dat zeker niet, maar het was goed. Ik had controle over mijn eigen leven. Hier is dat absoluut niet het geval. Ik word in een rolmodel, een cliché geduwt door het Capitool, en een levensgevaarlijke arena ingestuurd. Ze veranderen me - afhankelijk van hoe lang ik overleef - of in een gevoelloze moordenaar, of in een zielig slachtoffer. Er is niets wat ik daar aan kan doen.
      Na een ondefinieerbare hoeveelheid tijd keert Aurelia terug, zonder Diederick. Het is haar dus toch gelukt om in deze verschrikkelijke gangen de weg te vinden. Ik hoop dat de kamer waarin ik mijn afscheid krijg niet erg ver weg ligt, ik heb schoon genoeg van deze bijna misselijkmakende gang. Aan de andere kant ben ik een beetje bang voor wat ik tijdens het afscheid mee ga maken. Natuurlijk wil ik de mensen waar ik om geef nog een laatste keer zien, maar het is zo finaal. Alsof ik ze, totdat ik het afscheid heb gehad, nog niet echt moet verlaten. Het is dom en onzinnig, maar zo voelt het wel.
      Uiteindelijk opent Aurelia een deur, en opent ze haar mond om iets te zeggen. Ik loop de deur echter al deur voordat ze dat kan doen, en ik hoor haar perfect witte tanden op elkaar klappen. Ik kan me haar stugge blik al voorstellen, maar de humor ontsnapt me weer. Ik ben niet in staat om in een situatie als deze om onzinnige escorts te lachen.

Reageer (5)

  • Duendes

    Ik vind die gang echt gewoon nu al irritant xD
    En het duurt vast niet lang voor ze Diederick slaat, want dat had ik allang gedaan :')

    7 jaar geleden
  • Samanthablaze

    "Ik kan niet wachten tot ik haar hals doorboor" ~Valerie :Y) (duivel) (yeah)

    7 jaar geleden
  • 4na

    (H) Beautiful ^^

    7 jaar geleden
  • Alyssandre

    NIEUW HOOFDSTUK WOO

    7 jaar geleden
  • Marveldrake

    Je kunt echt goed schrijven. Ik love it!

    7 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen