Foto bij Opdracht 1 - Romi - Kirkman

Boswandeling

Hij hoorde hoe de takken onder zijn schoenen kraakten, terwijl hij door het bos liep. Op dat ene moment was hij net zoals ieder ander mens dat rust kon vinden in iets heel simpels. Zijn gedachten waren voor heel even normaal. Hij dacht niet aan bloed en nog minder aan moord of martelingen.
      Zijn hoofd was vrij van al die lelijke dingen die hij dag in dag uit voorbij zag flitsen – zonder er ook maar een beetje misselijk van te worden.
      Hij vroeg zich af of het bos echt een genezende werking had, of hij, als hij hier maar lang genoeg bleef rondhangen, echt een soort genezing kon vinden. Misschien moest hij het gewoon eens proberen: zijn zaakje bijeen pakken, een goede tent kopen en overleven in het bos, zonder iedere dag geconfronteerd te worden met zichzelf. Hoe heerlijk moest dat zijn: enkel denken aan overleven, je niet te hoeven afvragen hoe dat ‘leven’ nu precies in elkaar zat.
      Misschien moest hij dat doen, maar het lot had een ander plan. Het was een smerig toeval dat de politie net op dat moment in het bos was beginnen zoeken. Hij voelde hoe de onrust zich rond zijn hart klemde, hoe zijn lichaam begon te jeuken van de zenuwachtigheid. Zijn voeten kwamen vanzelf in beweging en voordat hij het wist, kwam hij aan bij het verlaten huisje dat hij zijn eigendom had gemaakt.
      Hij haalde een groot keukenmes uit de lade en rende de kelder in, waar ze nog steeds mooi op het bed lag. Haar handen waren nog steeds samengebonden en ze was nog steeds geblinddoekt.
      ‘Alsjeblieft,’ smeekte ze. ‘Ik heb niets gezien, niets gehoord…’ Hij wist dat ze niets had gezien en niet had gehoord, hij had ook geen enkel spoor achter gelaten voor de politie – als hij een moord pleegde, dan deed hij het goed. Daar ging het ook helemaal niet om. Hij twijfelde er niet aan dat hij haar kon laten gaan zonder te vrezen dat hij binnenkort voor het gerecht moest verschijnen. Wat hem stoorde, was dat die mannen in kostuum haar van hem af konden pakken, zonder dat hij zijn slag had kunnen slaan.
      Hij koesterde geen vreemde obsessie voor haar. Sterker nog: hij voelde zelfs niet het kleinste beetje aantrekking tot haar, tenzij ze bloedde. Tot op vandaag de dag kon hij zelf nog steeds niet antwoorden op de vraag ‘waarom?’. Hij wist niet waarom hij zich zo gedroeg, waarom hij meisjes – en jongens, als hij daar zin in had – naar zijn kelder bracht om ze daar maanden aan een stuk te martelen. Hij wist niet waarom precies dat het enige was wat hem plezier bezorgde.
      Hij kon niet zeggen waarom hij niet gewoon normaal was. Waarom hij niet gewoon ’s avonds iets met zijn vrienden ging drinken in plaats van een meisje af te ranselen. Hij wist het niet, en die onwetendheid maakte hem gek.
      ‘Alsjeblieft,’ zei ze nogmaals – snikkend. Ze begon zo belachelijk vaak te snikken dat het hem irriteerde.
      Hij schudde zijn hoofd – niet dat ze daar veel aan zou hebben – deed een grote stap vooruit en plantte het keukenmes in haar hoofd, recht tussen haar ogen. Het was zo simpel als wat en het bezorgde hem geen enkel gevoel van vreugde of verdriet. Het was gewoon iets wat gedaan moest worden.
      Hij liet het mes steken en liep de trap weer op. Hij sloeg de deur van zijn huisje open en… zag een agent. Ze leken allebei een beetje verschrikt, maar de hond was waarschijnlijk nog het bangst van al; hij was op slag vergeten hoe hij moest blaffen.
      Het nam hem één seconde in beslag om te besluiten dat de agent moest sterven. Het nam de agent een halve seconde in beslag om te besluiten dat hij moest schreeuwen om hulp. Zijn snelle paniekreactie was hetgeen wat zijn leven had gered, want toen hij het gegil hoorde, wist hij dat hij geen enkele redding meer zou kunnen vinden voor zichzelf en bood hij zijn polsen aan aan de agent zodat hij hem in de boeien kon slaan.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen