Foto bij – 4 –

Het was de laatste zaterdag van de zomer en het stralende zonlicht dat naar binnen scheen liet het koninklijke interieur schitteren. Bijna alles in deze ontvangstkamer was geel- of goudkleurig en ik was er zeker van dat het zelfs zonder het natuurlijke zonlicht een zonnige kamer moest zijn in de avonden of in wintertijd.
      De prins liet nog heel even op zich wachten, maar kwam toen majestueus binnengelopen. Hij droeg een donkerblauw pak, waardoor ik mij niet meer zo stom voelde over de kleur van mijn rok. Zijn blauwe ogen leken donker en hij had forse wenkbrauwen. Gemakzuchtig haalde hij een hand door zijn nette kapsel, er vrij weinig om gevend, waarna hij zijn hand naar mij uitstak.
      ‘Psst!’ siste meneer Sappington in mijn richting. ‘Buigen.’
      Vertwijfeld keek ik van de uitgestoken hand van de prins naar de man met de etiquetteregels. ‘Sorry, ik buig alleen voor God,’ constateerde ik ongemakkelijk, voordat ik de prins verontschuldigend aankeek. ‘Mocht dat een probleem zijn, dan spijt het mij ten zeerste voor de verspilde tijd van ons beiden.’
      ‘God?’ herhaalde de prins Nathanael geamuseerd. Hij trok uitgestoken zijn hand terug en knikte vergenoegd. ‘Daar zou ik mijzelf niet mee durven associëren, nee.’
      Opmerkzaam trok ik een wenkbrauw op. ‘Niet?’ mompelde ik cynisch.
      De prins hield afstandelijk zijn handen op zijn rug. ‘Nee.’ Beleefd negeerde hij mijn opmerking of misschien had hij de juiste toon niet opgemerkt. ‘Sapps, wij redden ons wel,’ verzekerde hij de man met eenzelfde charmante knipoog als zijn oudere broer bezat.
      ‘Zoals u wenst, Uwe Hoogheid,’ knikte meneer Sappington beleefd, voordat hij met mijn eerder aangenomen jas en tas de ontvangstkamer verliet. Naar mijn idee vreesde hij dat ik stiekem meerdere foto’s zou maken.
      Uitnodigend gebaarde de prins mij ergens plaats te nemen, waarop ik plaatsnam op de dichts bijstaande sofa, voor het raam dat uitkeek over de kleurrijk bloeiende bloemen en bomen die groeiden in de tuin op de grote binnenplaats van het paleis. ‘Uw brief had een bijzondere ondertoon voor een studente van Middleton Spencer College,’ knoopte de hij een gesprek aan.
      ‘Hoe weet u naar welke school ik ga?’ Ik keek verwonderd op naar de man. ‘Hoogheid,’ voegde ik er snel aan toe. Ik kon toch wel voor enkele minuten mijn normen en waarden laten gaan en eenmalig vousvoyeren zonder mijzelf te verloochenen, nietwaar?
      De prins glimlachte geruststellend. ‘Iedereen die dit paleis binnenkomt wordt nagetrokken. Mij is kort voor deze ontmoeting verteld dat u onderwijs volgt op Middleton Spencer College,’ verklaarde hij eenvoudig, voordat hij guitig grijnsde. ‘En dat u uitstekende cijfers haalt.’
      Stomverbaasd opende ik mijn mond om iets te zeggen, maar ik was te gechoqueerd. Zoals ik hier was om meer informatie over deze prins te weten te komen, wist hij kennelijk al alles van mij. Hijzelf wist misschien niet alles, maar zijn personeel zeer zeker wel. Wonderbaarlijk.
      ‘Kan ik u iets te drinken inschenken?’ Prins Nathanael wees naar de haardmantel vol met tientallenjaren oude drankflessen. ‘Sta mij toe,’ zei hij, en pakte al twee drankglazen.
      Argwanend keek ik de man aan. ‘Ik ben nog geen achttien, zoals u ongetwijfeld al zult weten, hoogheid,’ antwoordde ik terughoudend.
      De lach van de prins schalde door de ontvangstkamer. ‘Ik beloof u de koning niets te zeggen,’ fluisterde hij gespeeld met een uitdagende glimlach. Opnieuw knipoogde hij nonchalant. ‘Heeft u werkelijk nog nooit alcohol gedronken?’
      ‘Ik ben nog geen achttien,’ herhaalde ik simpelweg.
      Zwijgend veroordelend haalde de man zijn wenkbrauwen op. ‘Oké,’ zei hij toen langzaam. ‘Vind u het erg als ik wel…’ Nog voordat hij de vraag had afgemaakt, gebaarde ik toezeggend. ‘Dus u bent er “zo’n één”?’ mompelde hij, terwijl hij zichzelf te drinken inschonk. Ik wist niet zeker of het een retorische vraag was, of niet.
      ‘Mevrouw Chandler vertelde mij dat u weinig tot niets uithaalde op school qua beroerdigheid en verdovende middelen,’ merkte ik toen op, in de hoop meer te horen over de schooltijd.
      De prins knoopte zijn colbert los nam tegenover mij plaats in een vleugelstoel. ‘Mevrouw Chandler!’ glunderde hij terugdenkend. Toen verdween de glimlach en keek hij mij voor een moment onderzoekend aan. ‘Verdovende middelen? Zullen wij de nette woorden en het vousvoyeren achterwege laten?’
      Voorzichtig knikte ik. ‘Als u dat wilt,’ antwoordde ik instemmend. ‘Ik wil niet onbeleefd overkomen, want ik ben u erg dankbaar dat ik hier mag zijn, Uwe Hoogheid. Hopelijk heb ik u niet de verkeerde indruk gegeven door niet voor u te willen buigen.’
      ‘Oh, jij hebt weldegelijk een indruk gemaakt,’ verzekerde de prins opnieuw met een lach. Zijn ogen sprankelden als sterren in een heldere nacht en het aangezicht kalmeerde mij onmiddellijk.
      Met een kleine glimlach sloeg ik mijn blik neer, voordat ik iets van mijzelf probeerde terug te vinden dat ik door de spanning was verloren, en weer opkeek. Ik hoefde niet langer te vousvoyeren en hopelijk kon ik vanaf dit moment ook meer mijzelf zijn in het gesprek. Niet al te veel, want ik wilde niet onbeleefd en ondankbaar overkomen. Een klein beetje maar, want dat was genoeg om mij meer op mijn gemak te laten voelen.
      ‘Nathanael,’ stond de prins op uit de vleugelstoel, om opnieuw zijn hand naar mij uit te steken.
      Erkentelijk stond ook ik op, om de hand aan te nemen. ‘Westley,’ stelde ik mijzelf voor.
      ‘Het is nog zomer. Zullen wij naar buiten gaan?’ stelde de man voor. ‘Tenslotte is het heerlijk weer.’
      Op het verzoek van de prins volgende ik hem de ontvangstkamer uit, eveneens gevolgd door twee man beveiliging die constant op enkele meters afstand van ons bleven. Ondertussen vertelde hij liefdevol over het paleis en de kunstwerken aan de gangmuren, die de afgelopen oorlogen doorstaan hadden.
      ‘Koning George de VII heeft om die reden ook veel kunstwerk overgebracht naar Middleton Spencer College, de school die hij tevens oprichtte om leerlingen van meerdere vooraanstaande scholen te beschermen. Zo ook zijn eigen kinderen. Op deze wijze is veel kunst gered,’ vertelde prins Nathanael geanimeerd. ‘Ik heb de schilderijen altijd erg kunnen waarderen.’
      Begrijpend knikte ik. ‘Het schilderij De Ekster van Claude Monet geeft mij altijd het gevoel van thuiskomen,’ vertelde ik eerlijk over mijn meest favoriete schilderij op de kostschool.
      ‘Werkelijk?’ was de man blij verrast. ‘Niet Monet zijn Klaprozenveld in een Dal nabij Giverny of zijn Paleis van Westminster?’
      Zacht schudde ik zijn hoofd. ‘Zelfs niet Monet zijn Waterlelies,’ vulde ik glimlachend aan.
      De prins knikte goedkeurend. ‘Waarom?’ was hij nieuwsgierig.
      Nadenkend haalde ik mijn schouders op. ‘Het straalt een bepaalde rust en onschuld uit,’ antwoordde ik bedachtzaam het eerste dat in mij opkwam, terugdenkend aan het schilderij. ‘Eenvoud. Intense stilte.’
      Voor een moment liet prins Nathanael mijn woorden tot zich doordringen, waarna hij zichtbaar nadacht, weggegeven door zijn voorspellende glimlach. ‘Mijn favoriete schilderij op school was Een Paar Schoenen van Vincent van Gogh uit 1886,’ wist hij het zich exact te herinneren. ‘Die schoenen zijn mij altijd bijgebleven.’ Hij lachte kort om zijn eigen opmerking.
      ‘Ieder schilderij betekent iets persoonlijks voor de bewonderaar,’ sprak ik hardop mijn gedachten uit, terwijl ik vluchtig de voor mij onbekende schilderijen van deze gang bekeek. ‘De Bloeiende Amandeltak in een Glas met een Boek van Van Gogh is ook prachtig.’
      Prins Nathanael knikte tevreden. ‘Je bent bekent met het werk van Van Gogh,’ constateerde hij meer dan dat hij het vroeg. ‘Spijtig dat er niet meer schilderijen van hem hangen in de school of in dit paleis. Toch ben ik blij dat veel van zijn werk nog altijd bewaard is gebleven. Hij behoort beslist tot mijn favoriete kunstenaars.’
      Kwestieus haalde ik mijn schouders op. ‘Kunst is uniek en onvervangbaar, maar niet allerbelangrijkst,’ sprak ik mijn gedachten hardop uit.
      Daar was de prins het niet mee eens en dat kreeg ik te horen ook. Met een stiekeme glimlach luisterde ik naar zijn protest over hoe zijn voorvader de school niet alleen had laten bouwen voor de veiligheid van de leerlingen, maar ook voor de vele stukken kostbaar kunst. Hij had een zwaarder accent dan ik van tevoren verwacht had, hoewel ik eerlijk gezegd niet had geweten wat ik precies had moeten verwachten van hem of van vandaag. Geamuseerd luisterde ik naar hetgeen dat hij te zeggen had, terwijl wij een wenteltrap afdaalden.
      ‘Met alle respect, Koninklijke Hoogheid, maar ik ken de historie van mijn school. Ik ben hier om over dat van u te horen,’ kwam ik ter zake op de onderste treden.
      Ontstemd keek de lange man op mij neer en hij snoof afkeurend. ‘Juist,’ sprak hij kort. Hij nam een slok uit het kristallen whiskyglas dat hij had meegenomen vanuit de ontvangstkamer. ‘Als vriendin van Rosalie zijnde heb jij vast al het één en ander gehoord, dus wat wil je nog precies weten?’
      Zacht schudde ik mijn hoofd. ‘Rosalie en ik zijn niet bepaald vrienden,’ corrigeerde ik. Vervolgens haalde ik diep adem. ‘Hoewel dit onderwerp nogal direct is, zou ik graag jouw kant van het verhaal horen over het auto-ongeluk.’
      Elk spoor van emotie verdween uit het gezicht van de man. Waar hij zojuist nog volop had gelachen en zelfs zijn humeurige kant had laten zien, staarde hij mij nu onbewogen aan. Hadden zijn donkere ogen daarnet nog gesprankeld als sterren in een heldere nacht, waren deze nu slechts dat; donker. Ik had een fout gemaakt over het ongeluk te beginnen en dat maakte hij mij zwijgend duidelijk.
      Ongemakkelijk slikte ik en wilde mijn woorden terug kunnen nemen. ‘Sorry,’ stamelde ik slechts.
      ‘Ik kan er strafrechtelijk niet over praten,’ zei de prins uiteindelijk.
      Mijn nieuwsgierigheid won het van mijn geweten. ‘De logica erover ontgaat mij, om eerlijk te zijn. Jij hebt jouw schoonzus om het leven gebracht en jouw straf is om meer mensen te vermoorden,’ kon ik mijn mond niet houden.
      ‘Wie zegt dat ik iemand vermoord heb?’ vroeg prins Nathanael meedogenloos.
      Vertwijfeld haalde ik een schouder op. ‘Wel, ik neem aan dat jij geen theekransjes georganiseerd hebt, daar in Midden-Afrika,’ reageerde ik nogal cynisch terug.
      ‘Ik begin te begrijpen waarom jij en Lady Rosalie geen vrienden zijn,’ mompelde de prins met een verwarde zucht. Hij gebaarde mij vooruit te lopen naar de tuindeuren, waarop de portier onmiddellijk de deur openhield. ‘Dames eerst.’ Ondertussen pakte hij een pakje sigaretten uit de binnenzak van zijn colbert.
      Hoewel ik als eerste de binnenplaats opstapte, draaide ik mij terstond om. ‘Ik ben geen dame,’ verbeterde ik de man.
      Prins Nathanael lachte humorloos. ‘Jij bent ook geen kind meer,’ zei hij wijs terug, terwijl hij behendig een sigaret opstak. ‘Ik vrees dat ik een slechte gewoonte overgehouden heb aan die theekransjes.’ Afwachtend keek hij mij aan, maar ik besloot het te negeren.
      Binst de prins zijn sigaret oprookte, liep ik belangstellend door de binnentuin. Hoewel vele bloemen en planten al uitgebloeid waren, zoals de wisteria die gedrapeerd groeide over het smeedijzeren prieel, zorgden de hoveniers nog steeds keurig voor de tuin. Zo stonden enkele soorten asters en hortensia’s, hibiscus- en rozenstruiken wondermooi in bloei. Vlinders daalden ook nog graag neer in de zomerkleurige vlinderstruiken.
      Met zijn handen gestoken in de broekzakken van zijn pantalon kwam prins Nathanael weer naar mij toegelopen. ‘Wist je dat de lelie toebehoort aan dezelfde familie als de bieslook, knoflook, prei en ui,’ vertelde ik, wijzend richting de fakkel- en de kliplelie.
      De prins schudde zijn hoofd met een uitdrukking die ik niet geheel kon plaatsen. ‘Nee, dat wist ik niet,’ antwoordde hij langzaam. Toen er een vlinder neerdaalde op de vlinderstruik nabij ons, wees hij ernaar. ‘Wel dat vlinders met hun poten proeven.’ Hij keek mij peilend aan. ‘Maar dat wist jij natuurlijk al.’
      Verontschuldigend knikte ik. ‘Sorry,’ zei ik de man nogmaals.
      ‘Jij hoeft je absoluut niet te verontschuldigen,’ reageerde de man direct. ‘Ik nodigde jou hier uit als een gemeenzame wederdienst van onze vriendschap met de familie Rosenberg. Vrienden of klasgenoten, het maakt niet uit. Kennelijk is Rosalie alsnog gesteld op jou, anders zou jij hier nu niet zijn. Als ik nog enkele vragen van jou zou kunnen beantwoorden, stel deze gerust. Zolang deze niet gaan over het auto-ongeluk, maar dat mag duidelijk zijn.’
      Al mijn vragen gingen over het auto-ongeluk. Althans, bijna allemaal.
      Hoofdschuddend keek de prins mij aan, alsof hij mijn gedachten kon lezen. ‘Al jouw vragen gaan over het auto-ongeluk, natuurlijk,’ haalde hij vermoeid een hand door zijn honingblonde haar. ‘Ik had het kunnen weten… Westley, luister…’
      ‘Nee, het spijt mij,’ onderbrak ik de man brutaal, alle etiquette brekend. ‘Het is dat ik niet geloof in het koningshuis en het hele ongeluk, en de gevolgen ervan zijn onlogisch voor mij. Wel, niet alleen voor mijzelf, maar voor het hele volk, waarschijnlijk. Dat is de exacte reden waarom ik via Rosalie contact probeerde te krijgen, om zo antwoorden te krijgen voor mijn essay.’
      Overvallen door mijn vlugge uitbarsting zweeg de prins opnieuw. ‘Jij gelooft niet in de monarchie,’ liet hij hardop tot zich doordringen.
      ‘De eerste president van Zimbabwe heette Banana,’ bracht ik spontaan uit. ‘Canaan Banana, om precies te zijn.’

Reageer (1)

  • VampireMouse

    Wauw zo mooi geschreven en respect hoor om te zeggen ik buig niet!


    Love it!
    Verder ^^

    X

    6 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen