Met een boek onder mijn arm loop ik het bos tegemoet, bijna niemand die hier ooit komt. Jagers misschien of, elven? Ik lach om mij zelf, natuurlijk, elven. Ik tik met mijn vingers op het boek, levendige fantasie weer. Terwijl ik dieper het bos in ga word het al gauw een stuk donkerder, tijd om de berg te beklimmen is er zeker niet. Desondanks het tegen zit loop ik door, een wandeling door het bos kan geen kwaad. Na een paar uur gewandeld te hebben breekt de schemering toch echt aan. Uiteindelijk kom ik aan op het veld, de vuurvliegjes die al aan het dansen zijn door de lucht zweven precies op de plek zoals altijd. Ik neem plaats tegen een boom en zak een beetje onderuit. 'Ik snap het niet.' zeg ik tegen de vuurvliegjes, 'Ik snap niet dat men het zo moeilijk vind te accepteren dat vrouwen gewoon kunnen werken, broeken kunnen dragen en niet altijd hoeven koken of de was te moeten doen.' Ik zucht hopeloos en zak nog meer onderuit, 'Ik haat mensen, en vooral mannen.' Enkel vader is er, en zelfs die stemt alleen met mij in omdat ik zijn dochter ben. Ik kijk naar boven, nietsvermoedend maak ik contact met nog een paar ogen. Fel groene ogen knipperen op mij neer vanuit de boom, ze kijken scherp en oordelend. Ik schiet omhoog en laat mijn boek voor wat het is. 'I-ik ben niet bang! Kom tevoorschijn als je durft!?' Het blijft stil, 'wees dan zo stoer als bomen klimmen, of als mensen bespioneren?' Een windvlaag blaast de lok uit mijn gezicht, voor mij staat een lang gestalte. De felle groene ogen verdwijnen om de seconde, dankzij de vuurvliegjes die een weg om het en mij heen zijn gevormd kan ik in vlagen zien wie of wat er voor mij staan. Een hoekig gezicht, waarschijnlijk van een man? Ik frons en sta met mijn handen in mijn zij, 'Echt waar? Blijf je voor mijn neus staan kijken?' Hij zegt nog altijd niets en kijkt mij aan. 'Wauw, ongelofelijk. Weer zo eentje. Als je opzoek bent naar goudstukken, zoek tot je een ons weegt! Ik heb niks, enkel een boek.' Weer zegt hij niks, 'Oke dus je gaat niets zeggen? Je staat er maar met je cape? Leuk te doen, in het donker mensen proberen bang te maken?' 'Hou je mond.' Klinkt er kort en zwaar, ik frons en doe een stap vooruit. 'Ik zwijg enkel als men praat niet omdat men vraagt.' Zeg ik als een riedeltje en kijk hem boos aan. Zijn puntige lippen vormen een streep, rechter dan zijn wenkbrauwen die schuin naar beneden lopen. 'Oh jeetje, heb ik je boos gemaakt?' Het blijft stil, er klinkt een zucht. 'Weet je,' begint hij, 'Weet je tegen wie je het hebt?' Ik frons, 'een man? Weer zo een man die enkel en alleen denkt aan zijn eigen ego.' 'Ik ben Cornelius Alatar.' Ik denk na, en kijk bezorgd 'Mijn hemel? DE Cornelius Alatar?' 'Ja, dus zwijg en vertrek uit mijn bos!' Ik begin te lachen in zijn gezicht en veeg een traantje weg, 'wie in hemelsnaam is Cornelius Alatar?' De koude wind die zijn gezicht met zich mee brengt terwijl hij met zijn gezicht dichter die van mij komt doet mij zwijgen. 'Ik beloof je een toekomst eenzaamheid als je zo door gaat.' Zegt hij fel. Ik kan het niet helpen dan enkel te lachen, 'Doe even normaal !´ Lach ik uit en geef hem een duwtje tegen zijn schouder terwijl ik mij om draai en weg loop. Terwijl ik dat doe schijnen de vuurvliegjes feller dan normaal, de wind rukt aan de halmen om mij heen en laat een laag kippenvel op mij achter. Ik draai mij om en zie oranje ogen, in plaats van de groene. Stukje bij beetje kan ik zijn gedaante waarnemen. Een lang en breed gestalte, modderige laarzen en een riem met vreemde gesp. Typisch. Zijn cape wappert om hem heen terwijl hij zijn handen om hoog brengt. 'Geen enkel, menselijk persoon zal ooit liefde naar jou uiten.' Desondanks ik er niets van geloof, kan het niet complete onzin zijn wat hier gebeurt. Het word zwart voor mijn ogen en het laatste wat ik voel zijn de vochtige halmen die rond mijn lichaam heen deinen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen