Het eerste wat Emily deed toen ze vastgegrepen werd, was haar excuses aanbieden. Ze had net ‘Het spijt me’ gezegd, toen ze besefte dat het niet haar vader was die haar nu stevig vasthield. Het wezen leek niet eens op een zeemeermens: het enige wat overeenkwam met haar lichaam, waren de armen van het wezen, al waren die veel dikker dan die van haar en leken ze bovendien wat rimpelig te zijn; dat gold ook voor de rest van zijn lichaam. Hij had een zilveren bak op zijn borst en op de plaats waar Emily een staart verwachtte, had hij twee uitstulpsels, een soort extra armen, die eindigden in rechthoekige blokken van hetzelfde zilveren spul. Het wezen had een hoofd dat niet leek op dat van een meermens: een soort bronzen bol met ronde gaten, eentje op de plek waar zijn gezicht zou moeten zitten. Emily staarde hem verwonderd aan en probeerde met haar vingers het zilveren bakje op zijn buik aan te raken, maar het wezen begon met zijn ‘extra armen’ te trappelen en zwom op die manier met haar naar boven. Emily was te verbluft maar ook te nieuwsgierig om hem tegen te werken, maar hoe dichter ze bij de oppervlaktewateren kwamen, hoe sterker ze het gevoel had dat dit wel eens fout kon aflopen. Ze probeerde zich toch van zijn greep te ontdoen en toen zijn greep zich verstevigde, werd haar voorgevoel nog sterker.
Haar nieuwsgierigheid werd echter ook geprikkeld. Ze wist dat ze nu op verboden terrein kwam, een plek die haar ouders altijd meden, en eindelijk - eindelijk! - zou ze erachter komen waarom. Haar nieuwsgierigheid overwon het van haar angst en ze staakte haar ontsnappingspogingen.
Eén tel kwam ze boven water en kreeg ze een glimp te zien van de wereld die zich altijd ver boven haar had bestaan. Wat ze zag, was een enorm, deinend, donkerblauw oppervlak; het moest het water zijn waarin ze leefde. Heel even voelde het alsof er zich iets langs haar gezicht verplaatste, iets kouds, wat ze niet kon aanraken, maar wat ze wel kon voelen. Het was een bizar gevoel en ze wilde dat nog eens voelen. Ze wilde weten wat het was.
Niet veel later zakte er iets naar beneden, vanaf het Bovenwater. Emily herkende het; het was één van de spullen die wel eens op de bodem van de oceaan had gelegen. Haar vader had het een net van de mensen genoemd en ze had het niet mogen aanraken. Plotseling besefte ze dat het niet goed zat en dat ze hier als de wiedeweerga vandaan moest, maar het was te laat. Op het moment dat het wezen haar los liet, werd ze door het net omringd. Bij iedere beweging die ze maakte, leek ze er meer in verstrikt te raken. Langzaam ging ze omhoog, doordat het net in beweging kwam, tot ze aan de grens tussen het water en het Bovenwater kwam. Toen ze uit het water ging, voelde ze opnieuw diezelfde kou langs haar lichaam gaan en toen ze volledig in het Bovenwater was, voelde ze zich zwaarder, alsof ze een gewicht moest dragen die ze nooit eerder had gedragen. Met grote ogen zag ze dat het net verbonden was aan een donker gevaarte van een donkere, glimmende kleur blauw, en dat een agressief geluid maakte. Maar ze schrok het allermeest toen ze zag dat haar staart verdwenen was en had plaatsgemaakt voor twee lange, huidskleurige uitstulpsels.

Reageer (2)

  • GossipGirl21

    Oe das niet goed.

    5 jaar geleden
  • Slughorn

    Oei oei oei...
    Dit is niet goed...

    5 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen