Ik loop door de tempel. Waar zou hij zijn? Dan zie ik hem. Hij is in de bibliotheek. Hij leunt tegen een raam aan en kijkt naar buiten. Ik loop langzaam naar hem toe. 'Gelebor?' zeg ik zachtjes. Hij kijkt op. 'Oh..Hallo.' Hij kijkt weer naar buiten. Ik kom dichterbij. 'Is alles in orde?' Hij knikt. 'Ja, het gaat prima.' Ik zucht en kijk naar buiten. 'Het spijt me van de rest. Ze bedoelen het niet verkeerd.' Hij grinnikt zachtjes. 'Dat weet ik. Ik...Ik moest gewoon even alleen zijn.' Ik knik. 'Ja. Ik ken het gevoel. Het gevoel dat je weet dat mensen het goed bedoelen. Dat ze je willen helpen. Maar dat ze het gewoon niet snappen. Dat je gewoon tijd en ruimte nodig hebt.' Hij zegt niks. Ik kijk hem aan. Hij kijkt nog steeds naar buiten. Ik slik even. Blijkbaar is dat wat hij nodig heeft. 'Ik ehm...Ik ga weer naar de rest toe. Ik...' Verder kom ik niet. Hij pakt me stevig vast. 'Ik wil niet dat je gaat,' zegt hij. Hij ademt zwaar. Ik kijk hem aan. Hij kijkt mij aan. 'Ik wil niet dat je gaat,' zegt hij nogmaals. 'In ieder geval, niet vannacht. Ik wil dat je bij me blijft, vannacht.' Bij Kynareth...Hij wil met me naar bed? 'Gelebor? Wil je...Bedoel je dat je met me...Dat je seks wilt?' Hij schudt zijn hoofd. 'Nee.' Verbaasd kijk ik hem aan. Ik kan zijn...zwaard duidelijk voelen tegen mijn buik. 'Nee?' vraag ik hem. Hij schudt weer zijn hoofd. 'Als je een dame van lichte zeden was geweest had ik je allang genomen. Ik wil geen seks met je.' Hij kust me. 'Ik wil de liefde met je bedrijven, Arwen. Ik wil dat vannacht speciaal is. Alleen jij en ik. Ik wil je ontdekken. Ik wil een echte vrouw van je maken.' Ik begin te blozen. 'Gelebor...' zeg ik zachtjes. Hij recht zijn rug. 'Maar alleen als jij daar voor open staat. Ik wil dat je me het nu zegt. Want ik weet dat als je me nu mijn gang laat gaan, ik niet zal stoppen.' Langzaam knik ik. 'Ja,' zeg ik zachtjes. 'Ja wat?' vraagt hij. 'Ik wil het. Ik wil vannacht bij je blijven. Alleen ons tweeën. Niks anders. Ik wil alleen jou.' Hij zucht en glimlacht. 'Goed.' Hij kust me weer. Hij trekt zich terug en maakt zijn uitrusting los. Hij laat het op de grond vallen. Ik snap waar hij op zint. Ik begin snel de knopen van mijn leren uitrusting open te maken. Hij komt dichterbij en tilt me op. Hij zet me neer op het dichtstbijzijnde bureau. Er liggen allerlei spullen op. Met een spreuk laat hij alles ervan af vliegen. Ik trek mijn uitrusting uit en gooi het op de grond. Hij trekt mijn hemd uit en duwt me het bureau aan. Hij sjort wat aan mijn broek, en al snel ligt die ook op de grond. Ik lig naakt op het bureau. De kou deert me niet. Ik weet wat er komen gaan. Hij duwt zijn broek naar beneden en komt boven me hangen. We kijken elkaar aan. Ik knik alleen maar. Hij lacht zachtjes. Hij trekt zich terug en bekijkt me. 'Bevalt het?' Hij knikt. 'Je bent beeldschoon, Arwen. Ik ben de gelukkigste elf in heel Nirn.' Ik spreid mijn benen een klein beetje. 'Dan wordt het hoog tijd dat je mij de gelukkigste Breton in heel Nirn maakt.' Zijn hand glijdt over mijn lichaam. Hij knikt en spreid mijn benen meer. 'Je bent van mij. Alleen van mij. Dwaas is de man die denkt dat hij je van me kan stelen.'
Uitgeput liggen we het bureau. Ik ben tegen hem aan gekropen. Het is pikkedonker, op een fakkel na. Maar zo te zien is hij bijna opgebrand. Het ligt is zwak. Ik sluit mijn ogen en sla een tevreden zucht. Gelebor heeft zijn armen om me geen geslagen. Langzaam streelt hij mijn haar. 'Ik zei toch dat je welkom was,' zegt hij. Ik grinnik even. 'Ja. Je gastvrijheid wordt heel erg gewaardeerd.' Ik begin het wel koud te krijgen. 'Het is hier wel niet bepaald warm.' Hij knikt en gaat recht zitten. 'Ja, en het bureau is niet bepaald comfortabel. Kom je met me mee?' Ik kijk hem aan. 'Waarnaartoe?' Hij staat op en begint zich aan te kleden. 'Naar mijn slaapkamer.' Hij raapt mijn onderkleding op en geeft het me. Hij heeft alleen zijn broek aangetrokken. Ik trek mijn onderkleding aan. 'Weet je. Ik vond het echt heel fijn. Maar ik ben uitgeput.' Hij grinnikt. 'Om te slapen, mijn liefste. Of wil je hier blijven liggen? Op deze houten tafel, in deze koude bibliotheek?' Ik ga weer recht zitten en laat me van de tafel af glijden. 'Je hebt gelijk. Een bed is wel wat prettiger.' Hij pakt mijn hand vast. 'Kom.' Samen lopen we naar zijn slaapkamer toe. Ik kijk rond. Ik zie de deur van de andere slaapkamer gedeeltelijk openstaan. Ik gluur naar binnen. De rest slaapt al. Alleen Serana is wakker en leest een boek. Ik blijf even staan. Ze kijkt op en kijkt me aan. Gelebor komt achter me staan en slaat zijn armen om me heen. Serana glimlacht naar me. 'Welterusten,' zegt ze, nauwelijks hoorbaar. 'Welterusten,' zeg ik en glimlach terug. Ik sluit de deur. Gelebor tilt me op. Hij heeft me in zijn armen. 'Ben ik niet te zwaar?' vraag ik hem. Hij grinnikt. 'Nee hoor, vehnan.' 'Vehnan?' vraag ik hem. 'Een koosnaam. Het is Falmeris.' 'Wat betekent het?' Moeizaam maakt hij de deur van zijn slaapkamer open. Hij loopt naar het bed en legt me voorzichtig neer. Hij kust me. 'Het betekent "mijn liefste", vehnan.' Hij sluit de slaapkamerdeur en komt naast me liggen. Ik kruip tegen hem. aan. 'Le ni meleth,' fluister ik. Hij grinnikt. 'Le ni meleth athil, vehnan.'

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen