De vijfde opdracht voor de schrijfwedstrijd van OHMYMESSI.
Opdracht:
- Schrijf over een van deze users; Mercurial - Katniss - Fearful - Honestly.
- Gebruik het ik-perspectief (vanuit de user zelf) of het alwetende verteller perspectief.
- Minimaal 700 woorden.

Dertien is een ongeluksgetal.

Ik gaap en laat de borstel rustig door mijn steile blonde haar glijden. Ik heb net gedoucht ja, maar ik ben nog steeds moe en ik heb zo’n idee dat die vermoeidheid niet zomaar weggaat.

Maandagochtend is altijd zo’n haatmomentje, zeker als het nieuwe schooljaar net begonnen is en je nu al het gevoel had dat je wel eens iets heel doms kan gaan doen. Zoals in de eerste, toen ik nog met een megarugzak door de school liep te sjouwen. Wacht, dat deden alle bruggers, laat maar. Nee, de tweede dan, dat begon lekker. Lekke band op de eerste dag en de rest van het jaar zou ik ook liever vergeten. Geloof me, dertien is echt een ongeluksgetal. Vorig jaar was ik stil, de helft van de tijd, óf te emotioneel om ook maar iets uit te kunnen brengen. Ik mag waarschijnlijk van geluk spreken dat iedereen het begreep. En dit jaar, ach, het is maar dit jaar.
Ik doe mijn skinnyjeans aan en pak een comfortabel shirtje. Met een elastiekje maak ik een nonchalante staart in mijn haar. ‘Olivia ik ga!’ schreeuw ik door het huis, maar dan bedenk ik me dat mijn tante nog ligt te pitten. Die komt elke dag pas om elf uur haar bed uit. Zuchtend haal ik mijn schouders op. Ik pak mijn fiets en begin mijn weg naar school.
De koude ochtendlucht prikt in mijn slaperige ogen. Ik wil het liefst omdraaien, op mijn bed ploffen en in een huilen uitbarsten. Daar kom je alleen niet verder mee, heb ik geleerd. Aan het verleden kun je nou eenmaal niets veranderen en dus fiets ik gewoon door. Dit jaar, dit jaar zal ik eindelijk weer mezelf zijn. Ook al betekent het dat ik geen zwakke momenten meer mag hebben.

‘Cheyenne! Dit is je laatste waarschuwing. De volgende keer stuur ik je eruit.’ Grijnzend kijk ik naar mijn geschiedenisleraar. Wat hou ik toch van die man. Niet. Ik glimlach lief en blijf even stil, in de hoop dat ik er toch niet uitgestuurd wordt. Eigenlijk ben ik helemaal niet zo’n etter, maar hij lokt het gewoon uit, eerlijk is eerlijk.
Even later, als ik even mijn mond dichthoud, wordt er op de deur geklopt. Met een serieus gezicht komt de teamleider binnen gestapt. Meestal heeft de man een enthousiaste grijns rond zijn lippen hangen, zo een die hem eerder eng dan vrolijk maakt. ‘Klas H2C?’ vraagt hij. Een paar mensen knikken en achter hoor ik wat gezucht.
‘Cheyenne, kan ik je alsjeblieft even spreken?’ Ik kijk hem met opgetrokken wenkbrauw aan en sta op. Als ik omkijk naar mijn klasgenoten weet ik dat ze hetzelfde denk als ik. Wat heb ik nou weer fout gedaan?


Ik slik de brok uit mijn keel en plaats mijn fiets in de stalling. De conciërges doen nog steeds de moeite om overal bordjes met klassen neer te zetten, in de hoop dat mensen inderdaad hun fiets op de goede plek neerzetten. Ik ben gewoon te lui om het goede bordje te zoeken, met mij de rest van de bovenbouw, de derde en tweede klassers. Dan houden we alleen de bruggers nog over, met hun vervelende grote rugzakken en hun vervelende kleine formaat. Ik meen het, ze zijn nog kleiner dan dat ik ben en dat zegt wat.
Klaar voor de hel? Ja. Ik weet het, niemand kan het horen, want ik denk het. Anders denken ze vast dat ik niet alleen heel veel medelijden nodig heb, maar ook nog een psychiater.

Inmiddels zit ik in de biologie les. Gelukkig voor mij heb ik geen geschiedenis meer. Die leraar zijn schuld, niet de mijne. Kijk mij alsjeblieft niet aan. ‘Hola,’ zegt Kimberley met een slecht Spaans accent. Ik schud lachend mijn hoofd. ‘Hey Kim.’ ‘En een beetje een leuk weekend gehad?’ vraagt ze terwijl haar boeken met een harde klap op de tafel terechtkomen. ‘Nou eigenlijk, er was zo’n vervelend mens,’ vertel ik haar. We lachen allebei, ik ben bijna het hele weekend bij haar geweest, namelijk.

Het eerste uur kruipt langzaam voorbij. Als ik de bel hoor heb ik de neiging om op te springen en het lokaal uit te lopen, maar voordat ik ook maar een stap heb gezet trekt Kimberley me alweer naar beneden. ‘We hebben een blokuur, weet je nog,’ zegt ze lachend. Ik zucht overdreven en leg mijn hoofd weer op de tafel neer. De leraar kondigt aan dat we even vijf minuten pauze houden. Mooi zo. Niet dat ik als de korte pauze voorbij is wel zin heb om mijn hoofd op te tillen en te luisteren, maar het moet maar.

‘Het spijt me dat ik moet storen, meneer De Haan, maar ik wil graag even met Cheyenne praten.’ De man die net het lokaal binnen is gekomen heeft duidelijk te veel gel in zijn haar, het staat helemaal overeind. Zijn ogen vinden de mijne en kijken me ernstig aan. Hoe bedoel je flashback? Niet dat ik nu nog iemand van enig belang zou kunnen verliezen, want met Kim gaat het prima en de rest is toch al verdwenen.
Braaf sta ik op en loop achter het mannetje aan, de klas in vertwijfeling achterlatend. De man praat niet, dus ik praat ook niet. Wat zou ik in hemelsnaam moeten zeggen? Ik volg hem nog steeds, terwijl we helemaal naar de andere vleugel van de school lopen.

Mijn hart slaat een slag over als ik die o zo bekende bruine ogen verdrietig voor zich uit staren. ‘Wat is er gebeurd?’ vraagt mijn stem fluisterend terwijl ik hem aan blijf kijken. Zijn bruine krulletjes worden naar achter gehouden door het bekende haarbandje. Nathaniel. Ik hou van die jongen, zonder dat ik hem echt goed ken, eigenlijk. De getinte huid van zijn gezicht lijkt altijd te gloeien als hij lacht, maar hij lacht niet.
Een traan rolt over zijn gezicht en hij veegt de waterdruppel met een snelle beweging weg. Plotseling voel ik pijn over me heen vallen. ‘We dachten dat jij hem het beste zou begrijpen,’ fluisterde de man achter mij. Ik loop naar hem toe tot ik vlak voor hem sta. Op dat moment weten we het beiden, wat er gebeurd is, wat hij nodig heeft. Ik zal hem niet alleen laten, niet zoals iedereen mij alleen heeft gelaten. Ik trek hem in mijn armen en laat hem zijn hoofd in mijn nek begraven. Fluisterend verlaten een paar woorden mijn lippen, die voor niemand behalve hem en mij hoorbaar zijn. ‘Huil maar.’ Zijn warme zoute tranen vallen zonder gesnik op mijn shirtje.

‘Cheyenne, het spijt me.’ In de stem van de man, beter bekend als mijn teamleider, klinkt medelijden. Ik kijk hem achterdochtig aan, sinds wanneer bekommerde hij zich over één van zijn leerlingen? ‘Het spijt me echt, maar je vader is omgekomen bij een auto-ongeluk.’ En mijn moeder vond het nodig om 13 jaar geleden naar de andere kant van de wereld te verhuizen. Ik heb niemand meer.

Zijn vader is dood. Mijn vader is dood. Ik had niemand. Hij heeft mij.

Reageer (4)

  • Thunderfvck

    Wauw dit is echt heel mooi geschreven, heel goed met die flashbacks erin verwerkt, je hunkerd gewoon naar meer, je wilt het te weten te komen. En als je het dan te weten komt, lopen de tranen bijna over je wangen. Zo hoor je te schrijven, de emotie over te brengen. Dus, goede zinsopbouw, goede spelling... Ik denk dat alles wel goed is!

    1 decennium geleden
  • Capricious

    Wauw, je hebt hier zo je best op gedaan! Ik vind dit echt heel erg mooi, en zó meeslepend. Ik ga nu heel eerlijk bekennen dat mijn ogen nu vochtig zijn, haha. :Y)
    Het karakter komt hier en daar ook perfect overeen met dat van mij, haha. Prachtig geschreven, veel meer kan ik gewoon niet zeggen. <3

    1 decennium geleden
  • LollipopLand

    Dit is prachtig geschreven, echt echt prachtig... Ik zit hier echt te huilen enal... Dat is zo zielig.. Echt grote respect krijg je van mij, echt echt waar (H)

    1 decennium geleden
  • Casanova

    Wow, diep respect. Ik zat met tranen in mijn ogen. Bedank mijn radio maar, want ik hoor net Daughters van John Mayer op de radio. Maar ook zonder dat zou dit een perfecte inzending zijn geweest.
    Ik kan niet anders zeggen.

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen