Foto bij Verraden

Met een zucht pak ik mijn treinkaartje uit mijn portemonnee. ´Prima, vergeet niet dat je ook de OV-chipkaart kunt gebruiken hè!’ de conducteur glimlacht. Dit is nu al de derde keer vandaag. Zo lang ben ik niet eens onderweg. Ik doe mijn oortjes weer in en droom een beetje weg. Ik wil nergens meer aan denken totdat ik thuis in bed kan liggen. Ik voel me zo verraden. Alwéér!

Toch zit het me blijkbaar te hoog, want ik kan de rust en slaap maar niet vatten. Langzaam rollen er tranen over mijn wangen. Een opa die tegenover mij zit bied me een zakdoek aan. Ik veeg de tranen van mijn wangen. Op de zakdoek blijft een gele vlek achter van mijn make-up. Alleen dit keer kan het me niets schelen. Ik pak mijn blok erbij en besluit alles neer te zetten. Ze verdient niet beter dan wat ze nu gaat krijgen!

Lief dagboek,

Het was herfst. Ik zat in een 3vwo klas. Mijn klas was afschuwelijk! Niemand had een hekel aan mij, en ik ook niet aan hen maar de klik die miste. Af en toe waren er een aantal meisjes geweest die met me spraken, maar als ik uit mezelf gesprekken begon negeerden ze mij volkomen. Ik zat in die tijd ook niet lekker in m’n vel. Ik voelde me dik, waarom wouden ze niet met me praten? Ik at bijna niets meer. Op school dronk ik alleen liters water om te voorkomen dat je mijn maag hoorde rommelen. Als ik thuiskwam pikte ik altijd chocola, pepernoten, suikergoed of koekjes uit de kasten. Deze nam ik mee naar boven en ik at mijn verdriet weg.

Op een dag besefte ik dat het niet langer zo kon. Ik was heel erg ongezond bezig, maar niemand in mijn omgeving die iets doorhad. Ik at normaal mee met het avondeten, deed altijd alsof ik mijn brood smeerde. Maar van binnen maakte ik mezelf kapot. Ik weet de precieze data nog: 7 oktober. Daar was ik wanhopig, mijn oma had me verraden. Beneden zaten mijn vader, zijn vriendin, mijn zusje en oma te lachen. Ik zat op mijn kamer. Oma had de spelletjeskast opgeruimd, en ze had alle spelletjes van mama weggegooid. Mijn spelletjes, mijn herinneringen. Mijn mama die een paar jaar daarvoor zomaar was weggegaan zonder ooit nog iets van zich te laten horen. Ik was woedend. Mijn spullen, mijn gedachten, van mijn mama. Oma was niet eens echte familie, de moeder van mijn vader. Ik vond het verrot dat ze dat die spullen zomaar wegdeed. Nog zonder te overleggen. Het was dat ik die middag zelf langs de kringloopwinkel moest voor een schoolproject. En daar lagen mijn spelletjes. Ik heb ze allemaal teruggekocht, en woedend ben ik naar huis gefietst. Oma was er nog niet, maar ik was er kapot van. De hele dag heb ik op mijn kamer gezeten, ik voelde me verraden. Ze zij dat ze het niet zo had bedoeld. Maar ik wist wel beter.

Je weet dat als ik boos ben ik mijn kamer ga opruimen. Toen vond ik het briefje met jouw adres. Ik had het op vakantie gekregen, maar er eigenlijk nooit meer wat mee gedaan. Omdat ik je niet meer kende leek het me goed juist jou te schrijven. Je zou niet over me oordelen, je zou me niet uitlachen, je kende me toch niet! Daarom schreef ik jou mijn eerste brief, over alles. Mijn moeder die ik zo miste, mijn klas waarmee ik het niet kon vinden, mijn eigen oma die me had verraden, mijn twijfels over onzekerheid. Niets werd er overgeslagen. En zonder er over na te denken had ik ‘m op de post gedaan.

De week erop kreeg ik een brief terug. De brief begon met ‘Lief dagboek’. Natuurlijk, je wist mijn naam niet, die had ik er immers niet onder gezet. De inhoud was vergelijkbaar, allebei uiten we onze verdriet, woede en ze gaven elkaar advies. Het leek alsof je echt naar me luisterde. Na een half jaar voegden we elkaar toe op msn. Brieven posten was zou ouderwets had jij gezegd. Maar ik was het er niet mee eens. Brieven zijn leuk om te krijgen en te lezen. En dit keer doe ik het weer, brieven zijn echt, ze brengen gevoelens over.

Na bijna drie jaar praten, elkaars dagboek spelen kwam jij op het idee om elkaar in het echt te ontmoeten. Zoals je schreef zou je blond haar hebben, niet zo bijzonder en al helemaal niet populair. Dus ik dacht wat kan er misgaan. Ik zou naar je toekomen. Helemaal met de trein vanuit Arnhem naar Den-Helder. En eindelijk daar kwam de boot aan. Ik zag je al op de kade staan, een felle rode jas. Een zwarte broek en blonde haren. Je groene sjaal was nog het meest opvallende, samen een combinatie waarin ik nooit gezien zou willen worden. Maar voor jou was het normaal.

Toen ik de boot afstapte, afgelopen morgen was je vriendelijk. Je nam me mee naar de boerderij van je ouders. Ze waren aardig, en ik voelde me thuis. De hele middag kletsten we gezellig, alle problemen vermeden we. Maar het afscheid was ronduit triest. Op de parkeerplaats bij de boot kwamen je vriendinnen naar ons toe. Je had me alles over hun verteld, ze waren gemeen. Ze waren slecht. En dat bleek zo. Ze zeiden alles waarmee ze me pijn konden doen. Dikzak, vriendeloos meisje en aansteller behoorden tot de vriendelijkste. Maar was je ‘vriendinnen’ zeiden kon me niets schelen. Jij deed net zo hard mee. Door jou voelde ik me verraden, jij zei altijd dat je goed was. Maar jij was door en door slecht! Aan de dingen die je vriendinnen zeiden, wist ik dat ze mijn brieven hadden gelezen. Ik wist al dat zij slecht waren, maar jij was vele malen erger! Door jou voel ik me verraden.

Vanaf nu zal je nooit meer iets van me horen. Ik verbrand jouw brieven, vanavond nog. Daarbij verbrand ik ook jou. Zelfs vergiffenis kan je niet meer helpen. Jij bestaat niet meer in mijn leven.

Liefs,


Ik leg de pen en het block neer. Zachtjes draai ik mijn pols, misschien te veel en te snel geschreven. De tranen beginnen weer te lopen, maar dit keer voel ik me opgelucht. Alsof de tranen mijn lichaam niet langer belasten. Ik veeg ze ook niet weg. Door mijn tranen heen glimlach ik. Ik hou de brief in mijn hand. Precies op dat moment stopt de trein weer in Arnhem. Ik stap uit. Ik weet dat ik nog een kwartier heb om de bus te halen. Snel loop ik naar de Bruna en koop een envelop met postzegel. Mijn brief vouw ik dubbel en stop erin. Het adres ken ik inmiddels uit mijn hoofd. Snel zoek ik een brievenbus op en gooi de brief door de gleuf. Met opgeheven hoofd, bijna huppelend loop ik weg.

Als ik weer langs de Bruna kom zie ik bij de afgeprijsde artikelen een klein boekje. Ik weet gelijk wat me te doen valt. En even later zit ik in de bus. Ik schrijf in mijn nieuwe dagboek waarvan ik zeker weet dat ze me nooit zal verraden!

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen