Foto bij opdracht 2: the lion king

Een waarschuwing vooraf: Dit verhaal is ontsproten aan mijn geest, die ik hier volledig op heb losgelaten. Ik bedenk meerdere van dit soort verhalen per dag. Mocht je dit gaan lezen, hou dan je mentale gezondheid dicht bij je, en laat het niet los.

Lasciate ogne speranza, voi ch'entrate

“Lang leve... de koning!”

Scar trok zijn poten naar zich toe. Zijn klauwen, die zich diep in de poten van Mufasa hadden geboord trokken diepe voren door de poten van de koning. Ze scheurden door pees, zenuw en spier. Mufasa kon zich niet langer vasthouden en hij viel. Te vermoeid of te gewond om te draaien en op zijn poten terecht te komen. Katten hebben negen levens, en leeuwen misschien zelfs meer. Maar Mufasa had al daar beneden tussen de gnoe's gerend. Zijn lichaam deed pijn, en zoveel van zijn botten waren gekneusd of gebroken. Hij was al meer dan negen levens kwijtgeraakt. Zelfs als hij op zijn poten was geland was Mufasa gestorven, de val was gewoon te groot. Tijd vertraagde terwijl hij viel. Zijn ogen vielen op die van zijn zoon. Simba, de jonge prins van de savanne. Mufasa hoopte vurig dat Scar hem niet zou doden. Maar Mufasa vreesde het ergste. Zijn ogen hielden die van Simba vast terwijl hij verder viel. Toen was er een harde klap en even deed alles pijn, maar toen voelde hij niets meer.

Simba rende naar beneden, het stoffige ravijn in. Hij riep om zijn vader en snuffelde in de lucht, hopend die bekende geur te vinden. Maar het stof vulde zijn neus en hij rook niks. Minutenlang dwaalde hij rond.

Die boom, had hij die niet eerder gezien? En die schaduw... Huilend rende Simba op de boom af. Zijn vader lag er stil onder. Hij bewoog niet. Simba zijn scherpe oren vingen niks op. Niet het diepe bulderend geluid van een ademende leeuw. Niet het kloppen van zijn machtige hart. Simba weigerde het te accepteren. Hij rende op zijn vader af. Hoeveel hij ook huilde of riep dat Mustafa wakker moest worden, het baatte niet. Simba rende rond, riep luidkeels om hulp. Maar niemand kwam. Simba rende terug naar zijn vader en nestelde zich tegen het langzaam afkoelende lichaam aan. Het geluid van zijn tranen verdrong de zachte voetstappen van Scar. Het geluid van zijn tranen verdrong ook het gedempte geluid van de duizenden voetstappen achter Scar, en de gruwelijke geluiden die daar vandaan kwamen. Ook Scar hoorde niks.

“Simba, wat heb je gedaan?”
Scar zijn stem was diep en kil. Hij probeerde vriendelijk te klinken, maar ergens klonk het niet goed. Simba was echter nog te jong om dit te beseffen. Hij vertrouwde zijn oom blind. Snel kroop Simba tevoorschijn en draaide zich om naar de leeuw met de zwarte manen. Zijn ogen verwijdde zich in schrik toen hij zag wat achter Scar stond.

“Sim-AAAAARGH!”
Mensen. Simba had ze een keer eerder gezien. Mufasa had hem gewaarschuwd ver uit hun buurt te blijven. Maar dezen waren anders. Ze waren bedekt met bloed. Ze stonken naar dood vlees. De kleurrijke dingen die om hun lijf hingen waren gescheurd. En dit waren niet een pootvol mensen in een vreemd beest. Dit waren er meer. En er verschenen er steeds meer in het stoffige ravijn. Ze kwamen langzaam naar voren. Een stond vlak achter Scar en had hem in zijn staart gebeten. Scar gromde luid en sloeg met zijn klauwen naar de mens, die omvergekegeld werd.

Een bange piep worstelde zich uit Simba's keel toen hij zag dat de mens niet in het minst onder de indruk was van de gigantische klauwsporen op zijn borst. Hij kwam langzaam overeind en liep weer op Scar af. Zelfs Scar deed een stap achteruit, maar sprong weer naar voren. Ondertussen waren de andere mensen echter dichterbij gekomen. Meer en meer grepen en beten naar Scar, en hij had niet genoeg klauwen om ze allemaal af te weren. En zelfs als hij beet of klauwde kwamen de mensen meestal weer overeind. Scar brulde gepijnigd en sloeg wild van zich af, maar hij werd tegen de grond getrokken. Rottende handen en tanden trokken het vlees van zijn botten. Simba keek met grote, bange ogen toe. Een van de mensen die nog met lege handen stond snuffelde in de lucht en draaide zich plots om naar de jonge leeuw. Langzaam strompelde hij op Simba af. Dit was teveel voor de kleine leeuw: hij draaide zich om en rende er op volle snelheid vandoor.
Simba rende voor een flinke tijd. Hij verliet de savanne en eindigde in een woestijn, maar zelfs daar kreeg hij geen rust: Een kort rottend mensje in felgekleurde kleding met een aapje probeerde hem op te eten. Simba was hier natuurlijk niet al te blij mee en rende weer verder.

Twee dagen na de dood van zijn vader kwam Simba aan bij een diep ravijn. Dat was hele slechte timing, want de mensen waren veranderd: in het begin waren ze allemaal langzaam geweest, maar nu zaten er een aantal ongelofelijk snelle tussen. Gelukkig was de jonge leeuw nog steeds sneller. Hij miste echter wel hun uithoudingsvermogen, waardoor ze alsnog een groot gevaar voor hem vormden. Maar als hij aan de andere kant van het ravijn kon komen... Simba was er zeker van dat hij daar een heleboel bomen zag. Daar moest het veilig zijn. Hij hoorde weer de afschuwelijke kreten van zijn achtervolgers. Simba begon weer te rennen.

Net toen hij het gevoel had dat hij niet verder kon zag hij een dunne brug van rotsen over het ravijn. Simba strompelde daarheen, zijn oren gevuld met het piepen van zijn ademhaling en de kreten van de wezens achter hem. Hij vertraagde toen hij de eenzame mens in het grijs op de brug zag staan, maar besloot toch door te lopen. Deze mens rook niet als de anderen. En het was er maar een. Simba was nooit zo dol geweest op vechten, maar Mufasa had het hem geleerd en hij kon het goed genoeg. Simba keek al rennend achterom. Een hele horde kwam achter hem aan, met minstens acht hele snelle. Een mens kon hij wel aan.

Toen Simba bij de brug aankwam stapte de man echter opzij om hem te laten passeren, voor zover dat kon op de smalle brug. Vanonder de randen van de grijze hoed keek hij de jonge leeuw vriendelijk aan.
“Ren, kleine. Dit is niet jouw gevecht.”
Simba schoot de brug over en keek met grote ogen achterom. De man wierp een blik over zijn schouder en glimlachte, voor hij zich terugdraaide naar de horde rottende mensen. De snellere zombies waren vertraagd, en ze kwamen met zijn allen aanlopen in een gigantisch blok. Simba had ze niet eens kunnen tellen als hij kon tellen.

De man stak zijn staf de lucht in en sprak: “Ik ben een dienaar van het geheime vuur, drager van het vuur van Arnor.” tot Simba's verbazing begon de staf van de man te stralen met een wit licht.
“Het duistere vuur zal jullie niet beschermen! Ga terug naar de schaduw!”
De snelsten uit de horde begonnen naar voren te rennen. Sommige renden op twee poten, anderen op vier, luidkeels schreeuwend met geluiden die niet uit een levende keel horen te komen. De oude man op de brug schreeuwde terug: “Jullie zullen niet passeren!”
De man in het grijs sloeg met zijn staf op de brug, die begon te verbrokkelen. De snelsten uit de massa dode mensen vielen naar beneden, degenen die langzamer waren konden nog afremmen.

De oude man draaide zich om naar Simba, die met grote ogen toekeek.
“Wees niet bang, kleine. De wereld zal snel terug zijn zoals hij ho-”
Een van de doden, gehuld in een witte mantel met een rode band om zijn middel, was met een ongelofelijke sprong over de brug heen gesprongen. Zijn metalen klauw stak uit de borst van de oude man, en zijn tanden beten zich diep in diens schouder.
“Ren, jonge leeuw!”
De oude man deed een stap naar achter en viel samen met zijn nieuwe halsband naar beneden. Simba begon weer te rennen. De hele wereld was gek geworden.

Hij passeerde een kleine groep mensen, die tot zijn verbazing er nog gezond uitzagen en niet naar verrotting roken. Ze waren aan het discussiëren. Eentje, die abnormaal bleek was met een vreemd gezicht, liep op een vreemde manier achteruit.
“Ik ben een klein blank meisje! Echt, geloof me nou mensen! Jermaine!”
Er was een boel gezucht en gekreun van de andere mensen. Een van hen richtte zich met een snerende stem op een jonge mens met warrig zwart haar.
“Je schijnt de verkeerde bleke neusloze man tevoorschijn getoverd te hebben, meneer Potter. Ik zou liegen als ik zou zeggen dat het me verbaasde.”
“Ik kan er niks aan doen! Zij heeft vast de verkeerde spreuk opgezocht! Niemand houdt van me! Hermelien is be-”
De jongen werd een eind opzij gesmeten door een bontgekleurd wezen op vier poten.
“Je sprak de spreuk verkeerd uit. Sowieso spreken alleen slechte magiërs hun spreuken hardop uit!”
Ergens in de menigte deed een kat haar hand voor haar mond en slaakte een spottend gilletje terwijl ze om zich heen keek.
Een klein groen mannetje stak zijn hand op. De menigte viel gelijk stil. Blijkbaar vonden ze hem speciaal.
“Tijd hiervoor, wij hebben niet. Hij-die-niet-genoemd-mag-worden oproepen, jij moet.”
Het viervoetige vezen knikte. Het uitsteeksel op haar hoofd lichtte op. Er was een flits en plotseling stond er een kale bleke man, wederom zonder neus, op het grasveld, met zijn armen in de lucht te dansen. Zijn zwarte gewaad zwierde om hem heen.
“OOOH! SHAKIRA! SHAKI... Wacht wat?”
De man keek verbaasd om zich heen. Toen zag hij Simba en strekte zijn armen naar hem uit.
“Oooh! Kitty! Hier poesje, hier!”

Simba besloot dat dit allemaal te raar was en ging er op topsnelheid vandoor. Hij rende dagenlang. Uiteindelijk ging de woestijn over in een bos. In dat bos vond hij een zwijn en een stokstaartje, met wie hij goede vrienden werd. Hij zou jarenlang bij die twee verblijven, en toen hij terugkeerde om zijn koninkrijk te bevrijden van zijn kwaadaardige oom vond hij geen spoor meer van de vreemde gebeurtenissen die daar jaren geleden waren voorgevallen. Hij zou nog vaak twijfelen of het allemaal wel echt was geweest, en of hij misschien niet gek was. Maar soms, heel soms, zou hij nog denken dat hij een liedje hoorde in de wind. Dat liedje zou tot zijn dood in de wind horen. En om de een of andere reden, zou hij weten dat dat liedje verbonden was met die vreemde gebeurtenissen die dan al jaren in het verleden liggen.

Reageer (2)

  • Imladris

    in 1 woord: GENIAAL XD

    1 decennium geleden
  • Elements

    Haha ik moest vooral lachen om het "You shall not pass" gedeelte! Moest werkelijk gelijk aan Gandalf denken.

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen