Gelieve het filmpje te starten bij dikgedrukte James in verband met impending awesome :Y)

EN NIET GAAN SPIEKEN WAAROM!

James stak het pasje na wat gepruts in de kaartlezer. Het apparaat piepte en ontgrendelde de deur. Hij stak het pasje weg in zijn zak, gooide de deur open en sleepte zijn bagage naar binnen. Wat een gedoe. Hij had een lange tijd staan worstelen met de deur voordat hij er eindelijk achter was gekomen hoe hij hem in godsnaam open moest krijgen. Wat was er mis met een goeie oude ijzeren sleutel? Hij vond al die rare technische snufjes maar niks.

Nouja, met een uitzondering. James smeet de deur achter zich dicht en gooide zijn tas met kleding ergens in een hoek. De grote, langwerpige kartonnen doos legde hij voorzichtig op het bed voor zich, samen met zijn laptoptas, die hij vervolgens opende. Hij had geleerd om ermee om te gaan en hij vond hem wel handig voor internet. Belangrijker was dat hij er op kon schrijven.

Hij had lange tijd nauwelijks kunnen lezen en schrijven, en hij had nooit verwacht dat hij schrijver zou worden. Het schrijven was echter rustgevend, en hij kon zijn laptop overal mee naartoe nemen. En dat was mooi, want James was rusteloos. Hij wilde nooit lang op dezelfde plaats blijven, zelfs als het zou kunnen. In de grotere steden was het helemaal erg, hij had een grove hekel aan de stank en drukte die daar heerste. Waterford beviel hem echter wel. Het was een rustig en klein stadje wat wat minder gehaast was dan zijn grotere broertjes, en het landschap deed James denken aan thuis. Hij hield van Ierland. Het accent van de mensen hier vond hij ook helemaal geweldig.

Terwijl de laptop aan het opstarten was trok James de kartonnen doos naar zich toe. Het was zijn tweede waardevolle bezit, en hij had het altijd bij zich als hij schreef. In de doos zat een stalen zwaard, wat vreemd genoeg in de stijl van de schotse tweehandige claymores was. Het was een vrij simpel ding, met een met leer omwikkeld heft en zonder versieringen. Tenzij je de pareerstangen of de pommel meetelde, die beiden uit kleine maar ingewikkeld vormgegeven figuren bestonden. Het snijvlak was natuurlijk bot, anders kreeg hij problemen als politie in de doos keek, zo had hij ondervonden. James stak het zwaard terug in de schede en ging in kleermakerszit op het bed zitten met het zwaard naast hem, en trok de laptop op schoot. James wreef over zijn kin, bedacht zich dat hij zich weer eens moest scheren, en begon te tikken.

Tussen het reizen door had James zijn eerste verhaal uitgetypt. Hij had dat gedaan om te kalmeren en om te wennen aan de drukte van deze plek. Want niet alleen de grote steden waren druk voor hem, maar ook de kleine en zelfs de dorpen. En de mensen waren vreemd. En verder kon hij niet altijd reizen en jagen, hij was immers ook maar een mens. Een gedachte die nog steeds een brede grijns bij hem tevoorschijn toverde.

Dat eerste verhaal was een heel persoonlijk verhaal geweest voor hem. Het verhaal van een bijna demonische schaduwmeester die op ondoden joeg. Het had lange tijd geduurd voordat hij het eindelijk af had gehad. Toen het af was kwam hij op het idee om het uit te geven. Hij had ervoor langs wat uitgeverijen moeten gaan, maar uiteindelijk had eentje het potentieel ervan gezien en het boek uitgegeven, wat een redelijk succes was geweest. Er was zelfs een film van gekomen, die bij James tot grote hilariteit en irritatie had geleid. De acteur die de hoofdpersoon speelde leek namelijk nergens op. Wie gelooft nou dat een eeuwenoude vechter die nauwelijks eet of slaapt geen littekens heeft maar wel perfect haar? Hij miste ook de platgeslagen neus, iets waar James zich het meest over kon opwinden. Zijn neus was namelijk gebroken toen hij voor het eerst zijn vader had verslagen bij het trainen, waardoor het impact had op het verhaal, hoe bescheiden ook. De omgevingen klopten ook niet allemaal. Verder hadden ze grote delen weggelaten, de hoofdpersoon meer one liners gegeven dan James Bond, en er ergens nog een romantisch subplot ingeduwd, wat helemaal nergens op sloeg.

James stopte met tikken en begon te ijsberen. Hij kon zich niet meer concentreren. Maar de film was voor een deel zijn eigen schuld: hij was er nooit geweest als ze met hem wilden overleggen. Er kwamen steeds dingen tussen. Hij had nou eenmaal een boel te doen in zijn eentje. Want schrijven was zijn hobby, maar hij had een veel tijdrovendere baan.

Niet lang geleden was hier een moord begaan, volgens een voor hem bekend patroon. Toen James het krantenartikel las had hij gelijk een ticket geboekt. Hij vermoedde dat hij de dader kende. Degene die zijn vijanden de Primarch noemden. Misschien had ook hij heimwee gekregen. Het zou James waarschijnlijk nooit lukken om ongedaan te maken wat zijn vijand gedaan had, maar hij kon de Primarch wel doden.

Urenlang wachtte hij, staand voor het raam en verzonken in opperste concentratie. Het jagen was moeilijker hier, hij voelde zijn prooi niet automatisch als hij dichtbij genoeg was. In plaats daarvan moest hij het spoor volgen wat ze achterlieten. Uiteindelijk voelde hij waar hij op wachtte: Een mens in doodsnood. Beet.

James draaide zich om een beende naar zijn tas met kleding. Het bevatte niet veel: Wat reservekleding, een versleten zwart gewaad, twee lange stalen handschoenen, een riem met messen en een borstpantser. James gespte het borstpantser om en trok de handschoenen aan, waarna hij de riem om zijn bovenlijf drapeerde. Hij controleerde of de messen die erin hingen los hingen zodat hij ze snel kon trekken, wat inderdaad het geval was. Hij zorgde goed voor zijn uitrusting. Tenslotte trok hij het loszittende zwarte kledingsstuk aan. Hij had het niet meer nodig om de schaduwen die om hem heen wervelden te verbergen omdat hij nu uit gewoon vlees en bloed bestond, maar hij had er zo lang in rondgelopen dat hij zich naakt voelde zonder. Ten slotte gooide hij de riem van de zwaardschede over zijn schouder en hing hem op zijn rug, waarna hij het zwaard uit de schede trok en zijn vingers over de snede haalde. Het zwaard gloeide kort blauw op met magische tekens en de snede werd vlijmscherp.

James stond stil voor het raam. Hij keek uit naar de jacht. Langzaam duwde hij James de schrijver weg uit zijn gedachte. De rol die hij speelde om geen aandacht te trekken. Maar nu, nu hij een prooi had gevonden, eentje die misschien zelfs de Primarch zelf zou zijn hoefde hij geen rol meer te spelen. Hij kon zichzelf weer zijn: Sjiriki Sylisar, de Schaduwmeester die vampiers najoeg tot andere werelden. Met een boze grom stapte Sjiriki de vreemde Schaduwwereld van deze wereld binnen. De jacht begon.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen