Ik hoorde niets meer. Alles werd zwart.

Nu had ik dorst, veel dorst... Na een tijdje had ik genoeg. Felix grijnsde weer. ‘Goed zo prinses, gelukkig hoef ik geen dierenbloed te drinken.’. Hij liep de kamer uit en liet me alleen. Aarzelde kroop ik uit het bed. Er stond een spiegel tegen de rand van de kamer. Ik schrok van mezelf. Ik was superbleek, en toen ik over mijn huid wreef voelde ik zo hard als steen aan. Maar ik was ook bloedmooi. Mijn rood haar viel in elegante golven langs mijn gezicht. Mijn ogen waren felgroen. Mijn oren waren puntig. Het was vreemd. Ik zag er hetzelfde uit als voor de beet, maar toch ook weer niet. Ik liep naar de deur en keek door het sleutelgat. Toen viel ik bijna flauw. Ik zag Felix die op een mens zat, alleen... Die mens was dood. Felix was ruw in de nek van de persoon aan het bijten en tegelijk aan het drinken. Het was afschuwelijk om te zien. Toen ik beter keek was ik in shock. De persoon die Felix had vermoord was mijn wiskundeleraar menneer Carter...
Ik liep weg van de deur en sprong door het raam naar buiten. Zo wou ik niet worden! De zon scheen fel op mijn huid. Plots zag ik dat er precies duizenden diamanten in mijn huid zaten. Hij blonk zo in de zon. Ik begon superhard te lopen, ik had nog geen idee waar naartoe. Maar ik was vastbesloten zo ver mogelijk weg van Felix te rennen. Ik liep maar uren aan 1 stuk door. En ik werd niet moe. Ik liep zo veel mogelijk door bossen en over bergen. Zodat ik niet langs mensen hoefde. Na 2 dagen gelopen te hebben zag ik een klein stadje tussen grote bossen. Er was ook een strand. En het was er superbewolkt. Ideaal dus. Ik zuchtte van opluchting toen ik wat langzamer liep. In die 2 dagen had ik ook veel dieren vermoord en opgegeten. Dus voorlopig kon ik wel even overleven. Ik begon te snuiven. Er waren allemaal verschillende geuren. Het was fascinerend om zoveel nieuw te ruiken. Ik zou nog veel dingen moeten leren. Maar ik stond ervoor open. Plots stuitte ik op een vreemde geur. Hij was anders dan alle andere geuren. Ik besloot hem te volgen. Wie weet waar ik uit zou komen... Ik liep door het bos en zag even later een plakkaat. “Forks” Stond er. Mooi zo, ik was dus in Forks. Nu wist ik tenminste al waar ik was. De geur leidde me door heel het bos naar een grote weg. Toen liep hij langs een kleiner weggetje. Ik had het weggetje bijna gemist. Zo goed was het verstopt door de dichtte begroeiing. Aarzelend sloeg ik het weggetje in. Ik kneep mijn ogen samen en zag na een tijdje een groot huis. Het had grote open ramen. ‘Wie zou daar wo...’ “Baf!”.
Ik kon mijn zin niet afmaken, want iets had me hard tegen de grond geduwd, en was nu op me gesprongen en trok mijn armen ruw naar achter. ‘Wat heeft dit te betekenen, laat me los!’ Grauwde ik woedend. ‘Carlisle, ik denk dat ik dat ding heb gevonden dat Alice had gezien!’. Ik grauwde nog eens en begon te spartelen. En vrijwel lukte me het nog ook om los te komen. Alhoewel ik nu degene zag die me had vastgegrepen. Hij had ongelooflijk veel spieren, en kort zwart haar. Hij keek me vijandig aan. Ik voelde een rilling langs mijn rug lopen. Het was vreemd, maar ik wist zeker dat dit wezen ook een vampier was. Ik kon het gewoon zien aan zijn mannier van doen... En toen werd ik opnieuw vastgegrepen. De vampier grijnsde even tevreden en liep langzaam op me af. Hij hief zijn hand om me bewusteloos te slaan... ‘Emmet, stop!’ Juist voordat de beangstigende hand van de “Emmet” Op mijn gezicht terechtkwam greep een witte ranke hand zijn hand vast. Op amper 15 centimeter van mijn gezicht hing de hand stil in de lucht.

Reageer (6)

  • Dreambelievr

    Hup Eddie! Hup!

    1 decennium geleden
  • iGoogle

    hmmmm leuk

    1 decennium geleden
  • Ragnarok

    Hmm, zou ze een kracht hebben =3

    1 decennium geleden
  • Recidivism

    snel veder lezen!

    1 decennium geleden
  • Jacksessed

    VERDER NUUUU

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen