Het is een wonder dat mijn jas nog in mijn kluisje past. Al die boeken, allemaal verspilling van papier en bovendien verspilling van ruimte. Jarno slaat hard met zijn hand op mijn rug, bedoelt als een vriendschappelijke begroeting. Ik stomp hem terug op zijn bovenarm, maar dan iets minder hard, want ik hou er niet van om mensen pijn te doen. Hij grijnst en loopt naar zijn eigen kluisje. De rest van de busreis was erg ongemakkelijk geweest, ondanks dat Kim me wenkte en me naast haar liet zitten. Kim vindt me leuk, dat weet ik al heel lang. Het probleem is echter dat ik haar niet leuk vind en dat weet ze ook. Toch lijkt ze het niet op te geven. Als ze iets wil gaat ze ervoor, als ze iets niet wil doet ze dat niet. Eigenlijk zou ik dus nog veel van haar kunnen leren, maar ik wil liever niet met haar omgaan. Natuurlijk zeg ik dit nooit hardop, want dan verbannen ze me uit de groep. Het is algemeen bekent bij ons op school, dat als je een van ons beledigt, je zelf tot op het bot vernedert wordt en daarna door iedereen wordt genegeerd. Ik kijk naar de deur van de meisjes wc, waar ik vanaf mijn kluisje zicht op heb. Op dat moment zie ik een meisje naar binnen rennen, terwijl ze haar ene hand voor haar gezicht houdt en met haar andere hand haar boeken vasthoudt. Die blonde haren herken ik uit duizenden. Die lachende stemmen die vlak achter haar aan de hoek om komen herken ik ook uit duizenden, maar dan op een minder positieve manier. Ik hoor ze lachen en zonder dat ze het me vertellen weet ik al waarom ze moeten lachen en waarom het meisje, die ik uit duizenden herken, met haar hand voor haar gezicht de wc binnen rende. Ik wil die triomf op hun gezichten niet zien, ik walg ervan. Snappen ze dan niet dat het haar kapot maakt? Dat zij ook gevoel heeft? Ach, hoor mij nu, ik werk er zelf net zo hard aan mee. Ik ruïneer haar leven, terwijl het mijn droom is om haar een prinsessenleven te geven. Ik liep de deur uit naar de bus, terwijl ik thuis wou blijven. Ik rende omdat ik de bus aan zag komen rijden, terwijl ik me liever omkeerde en terug liep naar huis. Ik wil zoveel, maar ik doe er niks voor en waarom niet? Omdat ik bang ben. Bang voor de mensen om me heen, bang voor het gepest en misschien ook wel bang voor het vraagteken in de spiegel. Ooit moet ik over mijn angst heen komen, dat weet ik, ik weet alleen nog niet wanneer. Hoe bang moet zij wel niet zijn, als ik als pestkop al bang ben voor het gepest? Onbewust loop ik richting het meisjes toilet. Snel kijk ik om me heen, maar de kust is veilig. Vliegensvlug glip ik het meisjestoilet in. Mijn hart gaat tekeer alsof ik net een marathon heb gelopen, maar ik ben binnen. Zachtjes hoor ik iemand snikken en opnieuw krijg ik verschrikkelijk medelijden met haar. Daar sta ik dan, in het meisjes toilet, te janken om mijn eigen domme fouten. Een deur van een wc hokje opent zich, maar sluit ook vrijwel direct weer. Ik verzamel al mijn moed en zeg met een smekende stem: ‘Aya? Kom alsjeblieft uit dat hokje.’ Haar naam klinkt mooi, zelfs uit mijn mond, waar bijna alleen maar rottigheid uit komt. Toch blijft het stil. ‘Aya, alsjeblieft. Ik weet dat ik jou heel veel pijn en verdriet heb gedaan en ik weet ook dat dat niet goed te maken is, maar kom alsjeblieft uit dat wc hokje.’ Er valt een lange stilte en dan stamelt ze: ‘Ga weg. Ik weet wie jij bent, ga weg.’ Haar woorden, haar stem. Ik kijk in de spiegel en smeer hem denkbeeldig in met tandpasta.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen