‘Defibrilleren, nogmaals! Los!’ ‘Hij reageert niet’ ‘Nog een keer!’ ‘Nee, het is te laat. We zijn hem kwijt.’ Ik kon het niet geloven, maar ik moest wel. Het eentonig piepgeluid hield aan, het was over. ‘Tijdstip van overlijden?’ vroeg ik verbeten. ‘Zeventien uur vierentwintig.’ Ik noteerde het op het formulier en legde het op het tafeltje naast het bed. Met mijn duim tekende ik een kruisje op het voorhoofd. Ik verliet de ruimte en liep richting de kleedkamer.
Er was niemand te zien en ik trok de kleren met een ruk van mijn lijf tot ik in mijn ondergoed stond. Met de nodige frustratie propte ik ze in mijn kastje. Ik nam mijn badjas en begaf me naar de douches. Het werd een soort van vast ritueel, alsof ik ook maar hoopte de nare ervaringen ooit van me af te kunnen spoelen.
‘Cérise, gaat het wel met je?’ Ik hoorde de vertrouwde stem van Nathalie achter me, maar het drong niet helemaal tot me door. Alles was wazig rondom me. Tussen de zwarte plekken voor mijn ogen in zag ik hoe het douchegordijn voorzichtig weggetrokken werd. Ik herkende haar zwarte haren. Net voor mijn hoofd de grond bereikte, ving ze me op. Niet veel later hoorde ik heel wat lawaai rondom me, maar toch leek het zich ver van mij af te spelen.
Toen ik mijn ogen uren later terug opende, lag ik in een wit bed. Dit soort kamers waren me vertrouwd, ik kwam er elke dag. Alleen was ik nu degene die verzorgd moest worden.
‘Voel je je al wat beter?’, vroeg Lennert die de kamer kwam binnengewandeld. Ik knikte en gebaarde dat hij bij me op bed mocht komen zitten. Hij was een collega van me, we werkten op dezelfde afdeling en draaiden ook vaak dezelfde shiften. Hij was een goede vriend van me, maar daar bleef het bij, ook al vermoedde ik dat ik hem maar één teken moest geven en dat hij me zijn hart en ziel zou geven. Dat kon ik niet meer.
‘Wat is er gebeurd?’, mompelde ik aarzelend. ‘Je bent flauwgevallen, weet je dat dan niet meer?’ Ik herinnerde me de zwarte vlekjes en het misselijke gevoel dat me al meerdere keren gekweld had, maar zweeg erover. ‘Ik weet dat het een zware dag voor je was en dat je echt alles gegeven hebt, maar je moet ook nog een heel klein beetje aan jezelf durven denken’, vervolgde hij. Juist, ik had mijn patiënt niet meer kunnen redden. Iemand verliezen hoorde bij mijn werk, maar toch kwam het iedere keer aan als een klap. Ik haatte het om het gevoel te hebben dat ik faalde. Ik knikte alleen maar, het zou toch niks uithalen moest ik me proberen te verdedigen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen