Foto bij Chapter 1

naam: Altair Ibn La Ahad
leeftijd: 20

Ik loop over de markt, samen met mijn beste vriend, Hiram. Het is druk. 'Mijn god, wat hebben mensen tegenwoordig toch met de markt?' vraagt Hiram. Ik haal mijn schouders op. 'Geen idee. Er is iedere dag markt, maar steeds gedragen de mensen zich, alsof het een wonder van god is.' 'Kom, laten we naar het meer gaan. Daar is het rustiger.' Ik knik. 'Dat is een prima idee. Ik krijg het benauwd van al die mensen. Kom, doorlopen. Ik wil nog graag bij het meer zijn, voordat het donker wordt.' Hiram grinnikt. 'Oké. Wat denk je van een wedstrijdje?' Ik kijk hem schamper aan? 'Jij wilt door deze mensenmassa gaan rennen?' 'Niet door de mensenmassa, slimmerik. Gewoon, over de daken.' Ik snap wat hij bedoelt. Roofracing, noemen we het. 'Klinkt goed. Wat krijg ik als ik win?' Hiram lacht. 'Nou? Wat wil je?' vraagt hij. 'Goed,' antwoord ik. 'Als ik win, dan ren jij naakt over de markt.' Hiram begint te schateren van het lachen. 'Oké. Maar als ik win, ren jij naakt over de markt. En als het gelijkspel is, dan doen we het alle twee.' Ik moet lachen. 'Dat is afgesproken.' We klimmen op een dak. Ik ga klaar staan, Hiram doet hetzelfde. 'Ik tel tot drie...' 'He! Wat moeten jullie daar op mijn dak?!' Ik kijk naar beneden. Daar staat een man. Zo te zien is hij woedend. 'We zijn zo weer weg,' antwoord Hiram. 'Ja, maak je niet druk, we blijven niet lang,' vervolg ik. Ik ga weer klaar staan. 'Drie, twee, een...NU!' We stormen weg. We vliegen over de daken heen. Ik ga echt niet naakt over de markt rennen. Zo te zien lig ik voor. Ik versnel. Ik wil niet opscheppen, maar ik ben hier zo goed in. Ik win gewoon altijd. Zo te zien probeert Hiram me in te halen. Ik dacht het niet. Ik spring naar het volgende dak. Hiram versnelt weer. We rennen naast elkaar. Af en toe hoor ik wat mensen schrikken. Het boeit me niet. Hiram zal dadelijk naakt over de markt rennen. Het is een nek-aan-nekrace geworden. Ik zie het meer al opdoemen. Zo snel als ik kan, ren ik ernaartoe. Tegelijk komen we bij het meer aan. Ik hijg uit, net als Hiram. We kijken elkaar aan. Hiram's wangen zijn rood van de inspanning. 'Het is gelijkspel, nietwaar?' Ik knik. 'Ja, dat klopt.' 'Dus we moeten alle twee...' 'In principe wel.' Hiram zucht, en trekt zijn hemd uit. 'Nou, het was geen officiële afspraak, toch?' Ik knik. 'Ja, inderdaad. We hebben niet met handen geschud. Dus we hoeven het niet te doen.' Ik trek ook mijn hemd uit. Poe, zijn we daar even goed vanaf gekomen. We rennen het meer in. Het water heeft een heerlijke temperatuur.
Het is schemert al, als we eindelijk het water uitkomen. Langzaam loop ik het water uit, en laat me op het warme zand vallen. Hiram doet hetzelfde. 'Poe, was me dat een stukje zwemmen,' zegt hij. 'Ja, zeg dat wel,' antwoord ik. Mijn benen voelen aan als lood. Voor ons doemt het kasteel op. Daar, in dat kasteel, resideren de assassijnen. 'Vraag jij je soms niet af, wat daar gebeurt?' vraag ik aan Hiram. Die trekt schamper zijn wenkbrauwen op. 'Wat, bij de assassijnen? Nee, absoluut niet. Ik wil niks met die smeerlappen te maken hebben. Het is erg genoeg dat ze de stad besturen. De tempeliers, dat zijn pas echte mannen. Mijn vader is een tempelier.' 'Dat weet ik. Wil je in zijn voetsporen treden?' Hij knikt. 'Absoluut. Er is niks eervollers dan een tempelier.' Ik haal mijn schouders. 'Ik weet het niet, hoor. Ik vond niks eervols aan dat bloedbad in Damascus.' 'Dat was niet de schuld van de tempeliers. Dat kwam door die Europeanen. Die Engelsen, met hun viezige koning Richard. Ze zouden die man moeten ophangen.' 'Ja, ik mag hem ook niet. Hoe zit het nu eigenlijk met Jeruzalem?' Hij kijkt me aan. 'Hoe bedoel je?' 'Nou,' zeg ik. 'Wie is daar nu de baas?' 'De Syriërs, natuurlijk. Die smerige Christenen hebben het niet weten te veroveren. En dat is maar goed ook. Wat hebben zij daar nou te zoeken?' 'Je weet toch, dat Jezus daar is gestorven? En Jezus is hun belangrijkste profeet. Ik snap het wel.' 'Jeruzalem is van Syrië.' Ik ga zitten, en kijk naar de ondergaande zon. 'Je wilt tempelier worden, toch? Hoe word je dat eigenlijk?' Hiram gaat ook recht zitten. 'Je moet worden toegelaten. Zij moeten zien dat je potentie hebt. Je kunt daar niet zomaar binnenlopen, en verwachten dat je wordt aangenomen. Het is heel exclusief. Er zijn testen die je moet doen, nadat ze contact met je hebben opgenomen. Als je voor die testen slaagt, ben je een van hen, en krijg je verdere training.' 'Hoe nemen ze contact met je op?' 'Je krijgt een brief, als je tussen de 15 en 23 jaar bent.' 'Heb je al een brief gekregen?' vraag ik hem. Zijn gezicht betrekt. 'Nee. Wat ik niet begrijp, om heel eerlijk te zijn. Wat mis ik dan? Als ik het aan vader vraag, krijg ik geen antwoord.' 'Misschien krijg je hem nog,' zeg ik. 'Je bent nog geen 23. Ik weet zeker, dat ze je gewoon nog te jong vinden. Ze willen je natuurlijk wel, maar ze wachten.' Hij grinnikt. 'Denk je?' Ik knik. 'Ik weet het zeker. Voor je het weet, ben je een tempelier.' Hij slaat een arm om me heen. 'Bedankt voor die woorden, broeder.' Ik druk een kus op zijn wang. 'Geen moeite, broeder.'

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen