Welke holhoornige ben jij?

Welke holhoornige ben jij? Test het hier!
Doe ook een van mijn andere quizzen:
https://www.quizlet.nl/quiz/418742/welke-soort-giraffe-ben-jij/
https://www.quizlet.nl/quiz/418713/welke-soort-hert-ben-jij-52-uitkomsten/
https://www.quizlet.nl/quiz/418700/ben-jij-goed-in-italiaans/
https://www.quizlet.nl/quiz/418690/wat-voor-wezen-ben-jij/
https://www.quizlet.nl/quiz/418668/ben-jij-goed-in-pools/
https://www.quizlet.nl/quiz/418667/ben-jij-goed-in-duits/
https://www.quizlet.nl/quiz/418657/welk-schooltypetje-ben-jij/
https://www.quizlet.nl/quiz/418644/welke-meisjesnaam-past-bij-jou-ook-voor-jongens/
https://www.quizlet.nl/quiz/418641//
https://www.quizlet.nl/quiz/418633//
https://www.quizlet.nl/quiz/418630/hoeveel-weet-jij-over-madagaskar-het-land-en-niet-de-film/
https://www.quizlet.nl/quiz/418626/welke-indriachtige-ben-jij/
https://www.quizlet.nl/quiz/418621/welke-soort-maki-ben-jij/
https://www.quizlet.nl/quiz/418592/welke-soort-luipaard-ben-jij/
https://www.quizlet.nl/quiz/418585/welke-grote-katachtige-uit-zuidafrika-ben-jij/
https://www.quizlet.nl/quiz/418582/welke-kleine-katachtige-uit-zuidafrika-ben-jij/
https://www.quizlet.nl/quiz/418580/kan-jij-de-zuidafrikaanse-namen-van-diersoorten-goed-vertalen-naar-het-nederlands/
https://www.quizlet.nl/quiz/418559/wie-ben-jij-van-rundfunk/
https://www.quizlet.nl/quiz/418410/welke-soort-slang-ben-jij/
https://www.quizlet.nl/quiz/418339/deze-quiz-gaat-over-spaties/
https://www.quizlet.nl/quiz/418317/welk-kattenras-ben-jij-veel-uitkomsten/
https://www.quizlet.nl/quiz/418289/welk-paardenras-ben-jij-veel-uitkomsten/

Mogelijke uitkomsten

Vierhoornantilope (1 x uitgekomen)

De vierhoornantilope of chousingha (Tetracerus quadricornis) is een antilope uit India. Het is de een van de kleinere soorten uit de onderfamilie Bovinae, waartoe ook de runderen en de schroefhoornantilopen behoren. Zijn nauwste verwant is de eveneens in India voorkomende nijlgau.
De vierhoornantilope dankt zijn naam aan de vier hoorns die het mannetje op zijn kop draagt. Behalve twee acht tot tien centimeter lange hoorns op de gebruikelijke plaats heeft hij ook twee kleinere hoorntjes (1 tot 4 centimeter lang) boven de ogen. Het mannetje heeft een roodachtig bruine vacht, het vrouwtje is bruin van kleur. Oude mannetjes hebben gelig bruine vacht. De buikzijde is wit. Over de voorzijde van de poten, in de lengterichting, loopt een zwarte streep. De snuit en de buitenzijde van de oorschelpen zijn zwart van kleur.

De vierhoornantilope heeft een kop-romplengte van 80 tot 100 centimeter, een schouderhoogte van 60 tot 65 centimeter en een lichaamsgewicht van 17 tot 21 kilogram. De staart is twaalf à dertien centimeter lang.

Nijlgau (0 x uitgekomen)

De nijlgau of nilgai (Boselaphus tragocamelus) is een grote antilope uit India. 'Nilgai' is Hindi voor "blauw rund". Zijn enige nog levende verwant is de kleine vierhoornantilope (Tetracerus quadricornis), die eveneens in India voorkomt. Samen vormen ze een primitieve tak van de runderachtigen (Bovinae).
De nijlgau heeft een vrij kleine kop. De voorpoten zijn langer dan de achterpoten. Volwassen stieren hebben een blauwgrijze of bruingrijze vacht, koeien en onvolwassen stieren hebben een gelig bruine vacht. Boven de hoeven hebben beide geslachten een witte ring, terwijl de bovenbenen donkerder zijn. Op de wangen zitten twee witte vlekken. Ook zijn de dieren wit op de kin, aan de onderzijde van de staart, de binnenzijde van de oren, op de lippen en rond de ogen. Beide geslachten hebben korte manen. De stier heeft een stijve, zwarte franje op de keel. Enkel het mannetje draagt korte hoorns, die tot twintig centimeter lang worden.

De nijlgau heeft een schofthoogte van 120 tot 160 centimeter, een kop-romplengte van 180 tot 210 centimeter en een staartlengte van 45 tot 53 centimeter. De bok of stier heeft een lichaamsgewicht van 200 tot 300 kilogram, de koe weegt gemiddeld 120 kilogram.

Waterbuffel (0 x uitgekomen)

De waterbuffel of karbouw (karbauw) (Bubalus bubalis) is een groot rund. Het is de bekendste en meest wijdverbreide soort uit het geslacht van de Aziatische buffels (Bubalus).
De waterbuffel heeft een schofthoogte van 1,5 tot 1,9 meter en een lengte van 2,40 tot 3 meter. De staart is 60 tot 100 centimeter lang en borstelig op het uiteinde. Hij heeft een grijszwarte, dunne vacht met lange haren. Het onderste deel van de poten is soms vaalwit tot op de knieën. Volwassen dieren zijn echter bijna naakt. De huid is donkergrijs. De stieren hebben grote hoorns die maanvormig naar achteren buigen. De hoorns hebben diepe groeven en kunnen tot twee meter overspannen. De koeien zijn kleiner dan de stieren. Ook hun hoorns zijn kleiner. Volwassenen dieren kunnen 300 tot 1200 kg zwaar worden; meestal zijn de stieren zwaarder dan de koeien, die tot circa 800 kg zwaar kunnen worden. Als gevolg van genetische isolatie varieert het gewicht zeer, afhankelijk van het gebied.

Anoa (0 x uitgekomen)

De anoa (Bubalus depressicornis), ook wel gemsbuffel, dwergbuffel of laaglandanoa genoemd, is een klein wild rund uit het Indonesische eiland Celebes. Anoa betekent "buffel" in de plaatselijke taal. Samen met de verwante berganoa (Bubalus quarlesi) en soms ook de Filipijnse tamaroe (Bubalus mindorensis) maakt hij deel uit van het ondergeslacht Anoa, dat soms als apart geslacht wordt beschouwd. De berganoa wordt soms als een ondersoort van de laaglandanoa beschouwd.
De anoa is één van de kleinste runderen en lijkt op een miniatuur-waterbuffel. De anoa heeft een gedrongen lijf met korte poten. De hals is dik met een kleine kwab. Hij weegt 150 tot 300 kilogram en wordt 160 tot 180 centimeter lang. De schouderhoogte bedraagt zo'n 86 centimeter. De staart is 18 tot 40 centimeter lang.

Berganoa (0 x uitgekomen)

De berganoa (Bubalus quarlesi) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Ouwens in 1910.
e berganoa heeft een wollige, zwarte vacht, ook op latere leeftijd. Het dier witte vlekken op zijn keel en onderbenen. De 15 tot 20 cm lange hoorns zijn glad en kort en wijzen naar achteren in één lijn met het voorhoofd. Mannetjes zijn meestal groter en donkerder dan vrouwtjes en hebben grotere hoorns. De lichaamslengte bedraagt 150 cm, de schofthoogte 66 cm, de staartlengte 24 cm en het gewicht 150 tot 300 kg.

Tamaroe (0 x uitgekomen)

De tamaroe of mindorobuffel (Bubalus mindorensis) is het meest bedreigde rund uit het geslacht van de Aziatische buffels (Bubalus) en komt alleen voor op het eiland Mindoro in de Filipijnen. Op het eiland Cebu is een fossiel van een verwante soort, Bubalus cebuensis, gevonden.
De tamaroe is kleiner dan de waterbuffel (Bubalus bubalis) en lijkt wel wat op de carabao, een gedomesticeerde vorm van de waterbuffel en het nationale dier van de Filipijnen. In tegenstelling tot de carabao is de tamaroe wat hariger, heeft hij hoorns in een V-vorm en lichte markeringen op zijn kop.

Rund (0 x uitgekomen)

Het rund (Bos taurus) is een evenhoevige uit het geslacht Bos van de familie der holhoornigen (Bovidae). Het vrouwelijke dier wordt een koe genoemd, het mannelijke dier een stier. Een os is een gecastreerde stier. Het rund is de gedomesticeerde afstammeling van de sinds de middeleeuwen uitgestorven diersoort, de oeros Bos primigenius.

Er worden tegenwoordig pogingen gedaan deze oervorm terug te fokken, althans dieren die er uiterlijk sterk op lijken. Een van de bekendste pogingen is die van de gebroeders Heck, het zogeheten Heckrund. Ze zijn uitgezet in de Oostvaardersplassen en daar leven inmiddels kuddes. Hoewel het waarschijnlijk mogelijk zal blijken een rund met sterke uiterlijke gelijkenis terug te fokken, zal dit toch nooit een echte oeros worden.

Als herkauwer heeft het rund vier magen. Verder heeft het rund in totaal 32 tanden. Bovenaan heeft het geen hoektanden en snijtanden, maar wel 6 voorkiezen en 6 kiezen. Onderaan heeft het rund 8 snijtanden, 6 voorkiezen en 6 kiezen.

Banteng (1 x uitgekomen)

De banteng (Bos javanicus) is een wild rund uit de bossen van Zuidoost-Azië. Het Balirund is een gedomesticeerde vorm van deze soort. Verwilderde Balirunderen leven in het Noordelijk Territorium in Australië. Alhoewel voorheen werd gedacht dat bantengs nauw verwant zijn aan de gaur, wordt er tegenwoordig gedacht dat ze nauwer verwant zijn aan het huisrund. Ze kunnen makkelijk kruisen met huisrunderen, en krijgen vruchtbare nakomelingen.

Zeboe (1 x uitgekomen)

De zeboe of het bultrund (Bos taurus indicus) is een rund dat in het Indische subcontinent en Afrika wordt gedomesticeerd, en voornamelijk in tropische en subtropische klimaten gehouden wordt. Het dier wordt gekarakteriseerd door de grote bult achter de nek.

De wetenschappelijke naam voor de zeboe was oorspronkelijk Bos indicus, maar deze naam wordt tegenwoordig ongeldig geacht; de zeboe wordt tegenwoordig geplaatst onder Bos taurus, samen met al het andere rundvee.

Zeboes ontstonden ongeveer 10.000 jaren geleden in India. De oude ondersoort van de oeros Bos primigenius namadicus heeft waarschijnlijk bijgedragen aan de ontwikkeling van de zeboe. Er zijn ongeveer 75 rassen bekend, waarvan ongeveer de helft in Afrika en de helft in Zuid-Azië wordt gehouden.

Zeboes hebben meer zweetklieren dan Europees rundvee (Bos taurus). Ze zijn mede daarom beter bestand tegen vochtige klimaten en zijn bestand tegen meer tropische ziekten. Vooral in Afrika komen kruisingen tussen de zeboe en het in het westen gehouden rundvee voor. Ook bestaan er kruisingen met de jak en banteng.

Gaur (0 x uitgekomen)

De gaur (Bos gaurus) is een Aziatische rundersoort. Hij komt voor in de bossen van India en Zuidoost-Azië. De gaur is de enige soort binnen het ondergeslacht Bibos. De kleinere gayal (Bos gaurus frontalis) stamt af van gedomesticeerde gaurs, en wordt gehouden voor het vlees en als lastdier. Soms worden de gaur en de gayal als aparte soorten beschouwd. De gayal wordt dan Bos frontalis genoemd, de wilde gaurs Bos gaurus.

Jak (0 x uitgekomen)

Het bromrund of de jak (Bos grunniens of Bos mutus) (voor 1995 gespeld als yak) is een rundersoort, die voorkomt in Centraal-Azië.

De jak is een van de vijf rundersoorten die door de mens is gedomesticeerd. De andere zijn de bizon, de gayal, de waterbuffel en het rund. De naam 'jak' komt van het Tibetaanse woord གཡག་ - yag, of gyag, waar overigens alleen de stier zo genoemd wordt, de koe is een dri of nak.

Kouprey (0 x uitgekomen)

De kouprey (Bos sauveli) is een ernstig bedreigd wild rund uit Zuidoost-Azië, soms geplaatst in het ondergeslacht Novibos. De soort werd pas in 1937 voor het eerst beschreven. Het is een van de zeldzaamste runderen.

Saola (0 x uitgekomen)

De saola (Pseudoryx nghetinhensis) is een van 's werelds zeldzaamste zoogdieren. Het in bosgebied levend rund komt enkel voor in de valleien van het Annamitisch gebergte tussen Vietnam en Laos op hoogten tussen de 400 en de 1200 meter.

De soort, ook wel Aziatische eenhoorn genoemd, is vrij onbekend en werd door wetenschappers pas ontdekt in 1992. Het dier is door de witte vlekken in het gelaat en hoorns het best te vergelijken met de antilope. Toch heeft DNA-onderzoek aangetoond dat het om een rundergeslacht gaat. Het is niet bekend hoeveel dieren in het wild leven; er zijn slechts 11 exemplaren levend gezien. Men schat de populatie op 70 tot 700 in Laos en een honderdtal in Vietnam.

Kafferbuffel (0 x uitgekomen)

De kafferbuffel (Syncerus caffer) of Afrikaanse buffel is een Afrikaans rund, de enige nog levende soort uit het geslacht Syncerus. Het dier maakt deel uit van de De Grote Vijf. De kafferbuffel heeft een slechte reputatie. Hij is onvoorspelbaar en kan gevaarlijk zijn voor jagers en mensen die te dichtbij komen, soms met de dood tot gevolg. Meestal loopt het dier echter weg bij gevaar. Er zijn twee vormen, de savannebuffel en de bosbuffel.

Amerikaanse bizon (0 x uitgekomen)

De bizon (Bison bison) of Amerikaanse bizon is een Noord-Amerikaans rund van het geslacht Bison.
Het dier is zwaargebouwd met een hoge schouderbult, een grote zware kop, een korte dikke nek en een breed voorhoofd. Kop, nek, schouders en voorpoten zijn lang en ruig behaard. De rest van het lichaam is bedekt met korter en lichter haar. De kin bevat een verwilderde baard. Het dier heeft een schouderhoogte van 1,90 meter en de lengte van de stier is bijna 3 meter. De staartlengte bedraagt 30 tot 60 cm. De bizon kan een snelheid tot 50 km/u halen.

Amerikaanse bizons worden ongeveer 25 jaar oud. Hun bruine tot zwarte vacht bestaat uit twee lagen: een warme binnenlaag en een dikke, beschermende buitenlaag. Deze dikke vacht is geen overbodige luxe, omdat ze ook voorkomen in bergachtige gebieden, waar ze aan extreem lage temperaturen blootstaan. Jongen van de Amerikaanse bizon staan al na 30 minuten na de geboorte recht. Enkele uren later kunnen ze al lopen.

Wisent (0 x uitgekomen)

De wisent of Europese bizon (Bison bonasus) is een evenhoevige uit de familie der holhoornigen. Wisenten zijn samen met de Amerikaanse bizon (Bison bison) de twee laatst overgebleven soorten uit het geslacht Bison. Daarnaast wordt de wisent onderverdeeld in twee ondersoorten: de laaglandwisent (Bison bonasus bonasus) en de Kaukasische wisent (Bison bonasus caucasicus). De laatstgenoemde is als zodanig uitgestorven. Aan het eind van de 15e eeuw was de wisent al zo zeldzaam geworden, dat er maatregelen genomen moesten worden in de vorm van jachtrestricties. Dit vertraagde het uitstervingsproces, totdat de soort aan het begin van de 20e eeuw op de rand van uitsterven balanceerde. Dankzij fokprogramma's opgezet in het begin van de 20e eeuw is de wisent voor uitsterven behoed. Het blijft echter een kwetsbare soort. Vrijlevende populaties bevinden zich per mei 2014 weer in Polen, Wit-Rusland, Oekraïne, Rusland, Litouwen, Slowakije, Duitsland en Roemenië.

Sitatoenga (0 x uitgekomen)

De sitatoenga of moerasantilope (Tragelaphus spekii syn. T. spekeii) is een Afrikaanse antilopesoort, die is aangepast aan het leven in moerasachtige streken. Dit dier wordt in het Afrikaans en het Duits ook wel waterkoedoe genoemd.
De sitatoenga is een middelgrote antilope met lange, ver uit elkaar staande poten. Hij heeft een ruige vacht. De vachtkleur is vaalbruin tot grijzig bruin bij mannetjes en meer roodbruin tot kastanjebruin bij vrouwtjes. Over de rug en de achterzijde lopen bij het mannetje enkele vage witte strepen. Het vrouwtje heeft acht tot tien witte dorsale strepen. Beide geslachten hebben vage vlekken op de flanken, en witte vlekken op de wangen en op de snuit, onder de ogen. Verder zijn er twee witte vlekken voor op de nek, een op de keel en een dichter bij de borst.

De hoeven zijn lang (tot 18 centimeter) en staan schuin. Hierdoor kan hij over modder en drassige grond lopen zonder daarin weg te zakken. Over droge grond loopt hij echter vrij onhandig. Enkel de mannetjes hebben hoorns. Deze hoorns zijn zwaar en kunnen 45 tot 92 centimeter lang worden. Ze zijn licht gedraaid: in elke hoorn zit anderhalve draai.

Mannetjes zijn groter dan vrouwtjes. Mannetjes hebben een kop-romplengte van 150 tot 170 centimeter, een schofthoogte van 85 tot 125 centimeter en een lichaamsgewicht van 80 tot 130 kilogram, vrouwtjes hebben een kop-romplengte van 115 tot 155 centimeter, een schofthoogte van 75 tot 105 centimeter en een lichaamsgewicht van 40 tot 85 kilogram. De staart is 18 tot 30 centimeter lang.

Nyala (0 x uitgekomen)

De nyala (Tragelaphus angasii) is een antilope uit de familie Bovidae.
Het mannetje heeft tot 70 cm lange hoorns, die in een lichte spiraal lopen. Hij heeft ook lange haarbossen op zijn keel en onderbuik. Het vrouwtje heeft geen hoorns en ook geen haarbossen. Het mannetje is donkerbruin, met wit op de snuit en in de nek. Het vrouwtje is licht roodachtig bruin met duidelijke strepen. Het mannetje kan tot 1,10 m hoog worden, het vrouwtje blijft ongeveer 15 centimeter kleiner. De lichaamslengte bedraagt 140 tot 160 cm, de staartlengte 40 tot 65 cm en het gewicht 55 tot 125 kg. Nyala's leven alleen of in kleine groepen.

Bosbok (0 x uitgekomen)

De bosbok (Tragelaphus scriptus) is een middelgrote antilope die voorkomt in bossen en struikgebieden in centraal en zuidelijk Afrika. De bosbok is nauw verwant aan de sitatoenga en de bongo. Het is een algemene soort, die zich vrij goed kan aanpassen aan veranderende omstandigheden.

Bergnyala (0 x uitgekomen)

De bergnyala (Tragelaphus buxtoni) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Lydekker in 1910.
Het stugge vachthaar is licht bruingrijs met witte vlekken op de dijen. De keel is eveneens wit. De hoorns zijn spiraalvormig. De schofthoogte varieert van 125 tot 135 cm.

Kleine koedoe (0 x uitgekomen)

De kleine koedoe (Tragelaphus imberbis) is een middelgrote Oost-Afrikaanse antilopesoort, verwant aan de grote koedoe (Tragelaphus strepsiceros).
De kleine koedoe is een middelgrote, slanke antilope met lange poten en een lange, slanke kop. Enkel het mannetje draagt hoorns. Deze hebben twee tot drie draaien en worden 60 tot 90 centimeter lang.

Het volwassen mannetje heeft een grijsbruine vachtkleur, vrouwtjes en jonge dieren zijn roder. Mannetjes worden donkerder en grijzer naarmate ze ouder worden. Over het lichaam, van de schouders tot de romp, lopen elf tot vijftien dunne verticale strepen. Op de wangen, onder de ogen en op de keel en het onderste deel van de hals zitten witte vlekken. De poten zijn taankleurig of oranjebruin met enkele zwarte en witte vlekken. De staart is bruin of grijs van boven en wit van onder. De punt is zwart. Over de rug, van de schouders tot de staart, loopt een strook van kort haar.

De kleine koedoe heeft een kop-romplengte van 110 tot 175 centimeter, een schofthoogte van 90 tot 110 centimeter en een staartlengte van 25 tot 40 centimeter. Het mannetje is groter dan het vrouwtje. Het mannetje weegt gemiddeld 92 tot 108 kilogram, het vrouwtje 56 tot 70 kilogram.

Grote koedoe (0 x uitgekomen)

De grote koedoe (Tragelaphus strepsiceros) is een grote antilope uit oostelijk en zuidelijk Afrika. Het is één van de twee soorten koedoes en behoort tot de schroefhoornantilopen (Tragelaphini). Soms wordt hij samen met de kleine koedoe in een apart geslacht, Strepsiceros geplaatst. De grote koedoe heeft zeer lange, spiraalvormige hoorns.

Bongo (0 x uitgekomen)

De bongo (Tragelaphus eurycerus) is een Afrikaanse antilope uit de familie der holhoornigen (Bovidae). Het is de enige soort uit het ondergeslacht Boocerus, wat soms als een apart geslacht wordt beschouwd.

Elandantilope (0 x uitgekomen)

De elandantilope (Taurotragus oryx) is een grote Afrikaanse antilope. Samen met de reuzenelandantilope vormt hij het geslacht Taurotragus, dat soms als een ondergeslacht van Tragelaphus wordt beschouwd.

Elandantilopen leefden oorspronkelijk op de open en licht beboste savannen, die zich vroeger uitstrekten van de Kaap, noordwaarts tot de rand van het Kongogebied, de Nijl en de drogere streken van Noord-Kenia. Tegenwoordig is hun leefgebied meer versnipperd.

Ze leven voornamelijk van bladeren, vruchten en zaden, die ze van struiken en kleine bomen plukken, kruiden en grassen, en knollen en bollen, die ze met de hoeven opgraven.

Reuzenelandantilope (0 x uitgekomen)

De reuzenelandantilope, Derbys elandantilope (Taurotragus derbianus of Tragelaphus derbianus) is een Afrikaanse antilope, verwant aan de elandantilope (Taurotragus oryx). De reuzenelandantilope is de grootste antilopesoort.

Gewone duiker (0 x uitgekomen)

De gewone duiker of duikerbok (Sylvicapra grimmia) is een Afrikaanse antilopesoort, behorende tot de onderfamilie der duikers (Cephalophinae). Het is de enige soort uit het geslacht Sylvicapra.

Aders duiker (1 x uitgekomen)

De aders duiker (Cephalophus adersi) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Thomas in 1918.
De soort wordt aangetroffen in Tanzania en Kenia.

Rode duiker (1 x uitgekomen)

De rode duiker heeft een roodoranje tot donkerbruine vacht met lange, ruige nekharen. De staart is rood aan de basis en zwart-wit aan het uiteinde. De ruglijn is boogvormig en de voorpoten zijn langer dan de achterpoten. De schofthoogte is ongeveer 40 tot 43 cm. De lichaamslengte van kop tot staart bedraagt 70 tot 100 cm, de staartlengte zelf is 9 tot 14 cm en het gewicht ongeveer 13 kg.

Harveys duiker (0 x uitgekomen)

Harveys duiker (Cephalophus harveyi) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Thomas in 1893.
De soort komt voor in Kenia, Malawi, Somalië, Tanzania en Zambia.

Ruwenzoriduiker (0 x uitgekomen)

De ruwenzoriduiker (Cephalophus rubidus) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae).

Blauwrugduiker (0 x uitgekomen)

De blauwrugduiker of roodflankduiker (Cephalophus rufilatus) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Gray in 1846.
De zijkanten van het kleine lichaam zijn roodbruin met over de rug een brede, blauwgrijze streep. De poten hebben dezelfde kleur. De kin en keel zijn witachtig. De schofthoogte varieert van 32 tot 36 cm. De slanke hoorns van het mannetje variëren van 7 tot 8 cm lengte.
De soort komt voor in de bossen en struikgebieden van centraal Afrika.

Zwartvoorhoofdduiker (0 x uitgekomen)

De zwartvoorhoofdduiker (Cephalophus nigrifrons) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Gray in 1871. De zwartvoorhoofdduiker leeft in Centraal-Afrika en West-Afrika.

Zebraduiker (0 x uitgekomen)

De zebraduiker (Cephalophus zebra) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Gray in 1838.

Witbuikduiker (1 x uitgekomen)

De witbuikduiker (Cephalophus leucogaster) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door John Edward Gray in 1873.

Weyns duiker (2 x uitgekomen)

De Weyns duiker (Cephalophus weynsi) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Thomas in 1901.

Peters duiker (0 x uitgekomen)

De Peters duiker (Cephalophus callipygus) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Peters in 1876.

Zwarte duiker (0 x uitgekomen)

De zwarte duiker (Cephalophus niger) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Gray in 1846.

Abbotts duiker (0 x uitgekomen)

De Abbotts duiker (Cephalophus spadix) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae).
De soort wordt aangetroffen in Tanzania.
De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door True in 1890. Zowel de Nederlandse naam als de naam in veel andere talen is vernoemd naar de Amerikaanse ornitholoog William Louis Abbott, die in 1888 de soort op de Kilimanjaro ontdekte en een exemplaar naar Europa stuurde.

Geelrugduiker (0 x uitgekomen)

De geelrugduiker (Cephalophus silvicultor) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Afzelius in 1815.
Het dier heeft een donkere, grijsachtig bruine vacht met een lichtere kin en hals. De rug vertoont een opvallende geelachtige streep, die vanaf de schouders breed uitloopt naar het achterlichaam. Deze haren gaan bij dreigend gevaar overeind staan. De schofthoogte bedraagt ongeveer 80 cm.
Deze soort komt voor in het westelijk deel van Centraal-Afrika in dichte wouden.

Ogilbys duiker (0 x uitgekomen)

De Ogilbys duiker (Cephalophus ogilbyi) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Waterhouse in 1838.

Zwartrugduiker (0 x uitgekomen)

De zwartrugduiker (Cephalophus dorsalis) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Gray in 1846.

Jentinkduiker (1 x uitgekomen)

De jentinkduiker (Cephalophus jentinki) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort, ontleend aan de Nederlandse zoöloog F.A. Jentink, werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Oldfield Thomas in 1892.

Blauwe duiker (1 x uitgekomen)

De blauwe duiker (Philantomba monticola) is een kleine blauwgrijze antilope uit de onderfamilie der duikers (Cephalophinae). De blauwe duiker komt voor in de bossen van Centraal- en Zuidoost-Afrika.
De blauwe duiker is een gedrongen antilope met dunne poten. Hij heeft een blauwgrijze of bruine vacht. Er zijn echter veel regionale verschillen en er worden verscheidene ondersoorten onderscheiden. Populaties uit vochtigere streken zijn vaker donkerder van kleur dan dieren uit drogere gebieden. De keel is lichter van kleur. Over de staart loopt een smalle, zwarte streep. De onderzijde en rand van de staart hebben witte, kronkelige haren die in het donker licht reflecteren. De blauwe duiker heeft grote ogen, vrij kleine oren een brede, beweeglijke bek. De hoorns zijn klein en kegelvormig. Bij het mannetje zijn deze vijf centimeter lang, bij het vrouwtje twee à drie centimeter.

De blauwe duiker heeft een kop-romplengte van 55 tot 90 centimeter een lichaamsgewicht van 3,5 tot 9 kilogram en een schofthoogte van 32 tot 41 centimeter. De staart is zeven tot dertien centimeter lang.

Maxwells duiker (3 x uitgekomen)

Maxwells duiker (Philantomba maxwellii) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae) en de onderfamilie van de duikers (Cephalophinae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door C.H. Smith in 1827. Voorheen werd de soort ingedeeld in het geslacht Cephalophus.

Deze duiker van gemiddelde grootte komt voor in grote delen van West-Afrika, waaronder Ghana, Ivoorkust, Liberia, Burkina Faso Sierra Leone, Guinee, Guinee-Bissau, Senegal, Togo en Gambia. De soort prefereert laaggelegen regenwouden en voedt zich voornamelijk met kruiden, fruit, en struiken. Hoewel de soort niet bedreigd is, is de soort de afgelopen 20 jaar sterk in aantal afgenomen door stropers, die uit zijn op de horens van het mannetje. Het vrouwtje heeft meestal geen horens.

Doorgaans worden er twee ondersoorten erkend:

Philantomba maxwellii maxwellii Hamilton Smith, 1827
Philantomba maxwellii danei Hinton, 1920[3]

In 2010 werd door middel van DNA-onderzoek en morfologisch onderzoek van de schedels en tanden een variant van Maxwells duiker afgesplitst en als aparte soort beschouwd. Deze soort staat bekend als Walters duiker (Philantomba walteri) en komt voor in Togo, Benin en Nigeria ten westen van de Niger.

Walters duiker (0 x uitgekomen)

Walters duiker (Philantomba walteri) is een zoogdier uit de onderfamilie der duikers. Tot 2010 werd de soort beschouwd als een variant van Maxwells duiker (Philantomba maxwellii), maar DNA-onderzoek en morfologisch onderzoek van de schedels en tanden wezen uit dat het twee verschillende soorten zijn. P. walteri komt voor in Togo, Benin en Nigeria, waar ze bedreigd worden door jacht om hun vlees en horens. Die laatste worden gebruikt in traditionele geneeskunde.

Walters duiker heeft een schofthoogte van 40 centimeter en weegt 4 tot 6 kilogram.

De naam verwijst naar professor Walter Verheyen (1932-2005), die het eerste specimen van de soort verzamelde. Hij is tevens de vader van één van de onderzoekers van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen die Walters duiker als nieuwe soort kon onderscheiden.

Dibatag (0 x uitgekomen)

De dibatag (Ammodorcas clarkei), soms ook Clarks gazelle genoemd is een antilopesoort die alleen voor komt in de Hoorn van Afrika.
De dibatag is een grote, slanke antilope die qua lichaamsbouw veel weg heeft van de gerenoek. Het dier wordt tussen de 152 en 168 centimeter groot en heeft een schofthoogte van 80 tot 88 centimeter. De lengte van de zwarte tot grijs-bruine staart bedraagt 30 tot 36 centimeter. Zijn kop staat op een lange, slanke nek. Vanaf de punt van de neus tot aan boven het oog loopt een witte streep over de kop. Rondom de grote ogen is de vacht eveneens wit. De tippen van de puntige oren zijn zwart van kleur. Bij de dibatag hebben alleen de mannetjes hoorns van tussen de 10 tot 25 centimeter lang die scherp naar voren toe buigen. De vacht van het dier is grijsbruin. De dieren hebben een ideale schutkleur voor de omgeving waarin ze leven. De buik en achterzijde van het dier zijn wit van kleur. De poten zijn oker van kleur, en kleuren aan de binnenzijde naar boven toe langzaam wit. Het gewicht van deze antilope ligt tussen de 22 tot 29 kilogram.

Springbok (1 x uitgekomen)

De springbok (Antidorcas marsupialis) is een middelgroot soort antilope met een schofthoogte van ongeveer 75 cm. Het dier weegt tot 40 kg.
Het dier dankt zijn naam aan de hoge sprongen die het maken kan. Voor een deel heeft dat ten doel achtervolgende roofdieren af te schudden, om zijn soortgenoten te waarschuwen, maar het dier heeft ook de neiging om met vier poten recht omhoog te springen, een gedrag dat 'pronken' genoemd wordt.

Indische antilope (0 x uitgekomen)

De Indische antilope, hertegeitantilope of zwarte bok (Antilope cervicapra) is een antilope uit de familie der holhoornigen (Bovidae) van de open vlakten van India en Pakistan.
Hij wordt ook wel de Indische gazelle genoemd en is de snelste antilope van het Indische subcontinent. Het mannetje heeft geringde hoorns die spiraalsgewijs zo'n slag of drie, vier gedraaid zijn. Het mannetjesgezicht, nek en flank is zwart getekend, vandaar de naam, hoewel het vrouwtje eerder lichtbruin is. De buik is altijd wit, ook op dijen, snuit en rond de ogen is wit zichtbaar. De soort is bedreigd, doordat er te veel op het dier gejaagd is. De lichaamslengte bedraagt 120 cm, de schofthoogte 75 cm, de staartlengte 18 cm en het gewicht 32 tot 43 kg.

Eudorcas albonotata (0 x uitgekomen)

Eudorcas albonotata is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door W. Rothschild in 1903.
De soort komt voor in Zuid-Soedan.

Noord-Algerijnse gazelle (2 x uitgekomen)

De Noord-Algerijnse gazelle (Eudorcas rufina) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Thomas in 1894.

Koringazelle (0 x uitgekomen)

De koringazelle (Eudorcas rufifrons) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Gray in 1846.
De soort komt voor in Burkina Faso, Kameroen, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Tsjaad, Eritrea, Ethiopië, Mali, Mauritanië, Niger, Nigeria, Senegal, Soedan en Togo.

Thomsongazelle (0 x uitgekomen)

De Thomsongazelle (Eudorcas thomsonii of Gazella thomsoni(i)) is een algemene Afrikaanse gazellesoort uit de familie der holhoornigen (Bovidae). Vaak wordt hij beschouwd als een ondersoort van de Koringazelle (Eudorcas rufifrons). De Thomsongazelle is vernoemd naar de ontdekkingsreiziger en wetenschapper Joseph Thomson, die de soort in 1883 in Kenia ontdekte.

Edmigazelle (0 x uitgekomen)

De edmigazelle (Gazella cuvieri) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Ogilby in 1841.

Duingazelle (0 x uitgekomen)

De duingazelle of duingazel (Gazella leptoceros), ook wel bekend als de zandgazelle of zandgazel, is een gazellensoort die zich aangepast heeft aan de extreme leefomstandigheden van de woestijn. De soort wordt met uitsterven bedreigd.

Kropgazelle (1 x uitgekomen)

De kropgazelle (Gazella subgutturosa) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Güldenstädt in 1780. De Nederlandse naam verwijst naar de vergrote keel die mannetjes tijdens het broedseizoen hebben.

Indische gazelle (2 x uitgekomen)

De Indische gazelle (Gazella bennettii) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Sykes in 1831.
De soort komt voor in Afghanistan, Iran, India en Pakistan.

Saudigazelle (0 x uitgekomen)

De saudigazelle (Gazella saudiya) is een uitgestorven zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Carruthers & Schwarz in 1935.
De soort kwam voor in Irak, Koeweit, Saoedi-Arabië en Jemen.

Dorcasgazelle (0 x uitgekomen)

Deze antilope heeft een gelige, roodbruine vacht met een onopvallende flankstreep. Over de snuit lopen duidelijke strepen. Op de kop prijken liervormige hoorns. De schofthoogte bedraagt ruim 50 cm. Het gewicht kan variëren tussen 15 en 30 kg. Het dier kan tot 12 jaar oud worden.
Deze soort komt voor in noordelijk Afrika in droge Sahel-savanne en halfwoestijnen.

Neumanns gazelle (0 x uitgekomen)

Neumanns gazelle (Gazella erlangeri) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Neumann in 1906.

Berggazelle (0 x uitgekomen)

De berggazelle (Gazella gazella) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Pallas in 1766
Het dier heeft een lichtbruine vacht, terwijl de onderzijde wit is. Op het achterwerk heeft het dier een witte 'spiegel'. Over de flanken loopt een donkere streep. Over het gezicht loopt een donkere bles en streep door de ogen. De schofthoogte varieert van 80 tot 90 cm.
Deze soort komt voor op het Arabisch schiereiland, Israël en Jordanië in droge, heuvelachtige terreinen en aan woestijnranden.

Gerenoek (0 x uitgekomen)

De gerenoek of girafgazelle (Litocranius walleri) is een Oost-Afrikaanse antilope, nauw verwant aan de dibatag (Ammodorcas clarkei). De naam van het dier is waarschijnlijk afgeleid van de naam die de inwoners van Somalië aan de girafgazelle gaven.
De gerenoek is een lange, slanke antilope met een zeer lange nek en lange poten. De kop is klein en smal met een smal mondje, grote ogen en lange oren. De staart is kort met een zwarte pluim. De rug is rossig geelbruin van kleur. De flanken, romp, poten, nek en kop zijn lichter van kleur. De onderzijde is wit. Langs de staartwortel lopen twee evenwijdige witte strepen. Rond de ogen en de donkere oogklieren zit een witte kring. Enkel de mannetjes hebben hoorns. Deze zijn tot 44 centimeter lang en zwaar geringd. De schedel van het mannetje is verzwaard. Vrouwtjes zijn lichter gebouwd dan mannetjes, en hebben een donkere vlek op de hoofdkruin.

De gerenoek heeft een kop-romplengte van 140 tot 160 centimeter, een staartlengte van 22 tot 35 centimeter en een schouderhoogte van 80 tot 105 centimeter. Het vrouwtje weegt 28 tot 45 kilogram, het mannetje 31 tot 52 kilogram.

Damagazelle (0 x uitgekomen)

De damagazelle (Nanger dama syn. Gazella dama) is de grootste soort gazelle die we kennen en tevens één van de minst talrijke.
Er zijn meerdere ondersoorten met variabele vachten. De rugzijde is meestal kastanjebruin, terwijl de onderzijde, de poten en het gezicht wit zijn. Bij sommige ondersoorten dringt de witte kleur ver door in de bruine vacht. Ze hebben tamelijk korte en S-vormige hoorns. De schofthoogte bedraagt ongeveer 90 centimeter.
Hij leeft in kudden van 5 tot 25 stuks in de Sahara van Zuid-Marokko tot Senegal en voedt zich met gras en bladeren. Omdat het voedselaanbod op deze plaatsen schaars is, leeft de damagazelle een nomadisch bestaan. Kudden trekken steeds weer verder, op zoek naar plaatsen waar voldoende voedsel is.

Grantgazelle (0 x uitgekomen)

De Grantgazelle of Grants gazelle (Nanger granti of Gazella granti) is een Oost-Afrikaanse gazellesoort.
De Grantgazelle is een grote, slanke gazellesoort die hoog op de poten staat. Hij heeft een korte, zandkleurige vacht, die op de kop en de nek lichter van kleur is. De onderzijde en de binnenzijde van de poten is wit, evenals de achterzijde en de staart (behalve de zwarte franje aan het einde van de staart). Aan de staartwortel krult het witte gedeelte licht. Jonge dieren hebben een donkere horizontale streep op de flank, die de zandkleurige bovenzijde scheidt van de witte onderzijde. Soms komt deze streep ook bij volwassen dieren voor, afhankelijk van de regio. De Grantgazelle heeft een witte gezichtstekening, die bestaat uit witte vlekken rond de ogen, aan de zijkant van de snuit, rond de neus en op de kin. Een zwarte streep loopt van de ogen langs de snuit naar de mondhoeken, en een andere streep loopt over de snuit boven de neus.

Soemerringgazelle (0 x uitgekomen)

De soemerringgazelle (Nanger soemmerringii) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Cretzschmar in 1826.

Mongoolse gazelle (0 x uitgekomen)

De Mongoolse gazelle (Procapra gutturosa) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Peter Simon Pallas in 1777.
De mannetjes van de Mongoolse gazelle bereiken een kop-romplengte van 105 à 148 cm, een schofthoogte van 62 à 84 cm en een gewicht van 24 à 39 kg. Vrouwtjes zijn over het algemeen kleiner en bereiken een kop-romplengte van 110 à 121 cm, een schouderhoogte van 54 à 74 cm en een gewicht van 20 à 28 kg. Daarnaast hebben beide geslachten een staartlengte van 5 à 12 cm. De Mongoolse gazelle heeft een stevige bouw, met een brede achterzijde en borst. Alleen de mannetjes dragen hoorns. Deze bereiken een maximale lengte van 28 cm. De grijze tot zwartkleurige hoorns verschijnen bij de jonge mannetjes wanneer zij 3,5 à 4 maanden oud zijn. 's Winters heeft de Mongoolse gazelle een bleekgrijze vacht en 's zomers is deze geelachtig zandkleurig. De onderzijde is vuilwit, zonder duidelijke overgang tussen het onder- en bovenlichaam. Ook heeft de soort geen duidelijke markeringen op de kop, zoals veel andere gazelles wel hebben.

Tibetaanse gazelle (0 x uitgekomen)

De Tibetaanse gazelle of goa (Procapra picticaudata) is een soort antilope die voorkomt op het Tibetaans Plateau. De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Brian Houghton Hodgson in 1846.
Oorspronkelijk was de Tibetaanse gazelle verspreid over het hele Tibetaanse Hoogland: Tibet zelf inclusief Qinghai, het zuiden van Sinkiang, Ladakh, het uiterste noorden van Sikkim en Nepal en het westen van de Chinese provincies Gansu en Sichuan.

De soort leeft voornamelijk op hoogten tussen de 3.000 en 3.700 meter, maar kan incidenteel tot rond de 5.700 m boven zeeniveau worden aangetroffen. De natuurlijke habitat zijn de alpenweides en droge, boomloze hooggebergtesteppes van Tibet. In tegenstelling tot de in hetzelfde gebied levende Siberische steenbok beklimt de Tibetaanse gazelle geen rotsen of steile wanden, maar beperkt het dier zich tot het minder steile, glooiende tot vlakke terrein van de hoogvlakten.

Chinese steppegazelle (0 x uitgekomen)

De Chinese steppegazelle (Procapra przewalskii) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Büchner in 1891.

Saiga (1 x uitgekomen)

De saiga, saïga of saiga-antilope (Saiga tatarica) is een bedreigd soort evenhoevig zoogdier dat voorkomt op de steppen van Centraal-Azië en het zuiden van Rusland. De saiga valt op door zijn sterk opgezwollen snuit, die doet denken aan een slurfje. Saiga's kwamen tot in de 18e eeuw voor in Oekraïne en stierf in China in de jaren '60 van de vorige eeuw uit. Er worden doorgaans twee ondersoorten onderscheiden, de Russische saiga (Saiga tatarica tatarica) en de Mongoolse saiga (Saiga tatarica mongolica).
De saiga is een middelgrote, ietwat logge antilope met dunne, korte poten. De ogen zijn opvallend groot en zwart. De oren zijn vrij klein. Enkel mannetjes dragen hoorns. Deze zijn geringd, liervormig en 22 tot 40 centimeter lang. De hoorns lijken gelig of amberkleurig en doorzichtig. De hoorns van jonge mannetjes hebben zwarte punten. De vacht is dik en wollig. 's Winters is deze dikker en langer, en wit van kleur, 's zomers is deze dunner meer zandkleurig of kaneelbruin, met een lichtere buik. Mannetjes hebben in de winter ook lange wimpers onder de ogen en een donkere kraag om de nek.

De neus is sterk gezwollen met omlaaggerichte neusgaten. De opvallende vorm van de neus wordt veroorzaakt door een blaas in de beide neusholten. Deze blaas filtert fijn stof en zand uit de lucht, die de saiga inademt door de stofwolken die hij veroorzaakt tijdens het rennen en in zandstormen. Ook bevat de blaas slijmvlies, die de extreem koude lucht in de winter verwarmt en vochtig maakt. Dankzij de grote neusgaten is de reukzin zeer goed ontwikkeld, en saiga's kunnen vochtige graslanden, waar net neerslag is gevallen, van een afstand ruiken.

De saiga wordt 100 tot 140 centimeter lang, 60 tot 95 centimeter hoog en 23 tot 69 kilogram zwaar. De staart is zes tot twaalf centimeter lang.

Beira (0 x uitgekomen)

De beira of beiradwergantilope (Dorcatragus megalotis) is een dwergantilope uit de Hoorn van Afrika. Het is de enige soort uit het geslacht Dorcatragus.
De beira is een kleine antilope, groter dan de meeste andere dwergantilopen, met lange, slanke poten, een lange nek en zeer grote oren. Enkel het mannetje draagt hoorntjes. Deze staan recht omhoog, licht naar voren gebogen, en zijn 7,5 tot 13 cm lang. De achterpoten zijn veel langer dan de voorpoten, waardoor de achterzijde hoger is dan de schoft. De hoeven hebben in het midden verende, rubberachtige kussens. Aan de achterpoten zijn deze afgerond. De staart is lang en wit. De beira is de enige dwergantilope zonder een klier voor het oog.

De vacht is ruw en dik. Op de rug en nek is deze grijs van kleur, gespikkeld op de rug en flanken. Dit gaat over in een brede, donkergrijze streep die loopt van de elleboog tot de dij. De keel, onderzijde en de binnenkant van de ledematen zijn roomkleurig geel, de buitenzijde van de ledematen en de wangen zijn okergeel. Het voorhoofd en de snuit zijn bedekt met een korte, roodgele vacht. De ogen vallen op door de zwarte oogleden, omringd door een witte oogvlek.

De kop-romplengte is 76 tot 87 cm, de staartlengte 5 tot 20 cm en de schouderhoogte 50 tot 76 cm. Het lichaamsgewicht is 9 tot 12 kg. Het vrouwtje is groter dan het mannetje.

Dikdik (0 x uitgekomen)

Dikdiks, zo genoemd vanwege het geluid dat ze maken als ze gealarmeerd zijn, zijn kleine antilopes van het geslacht Madoqua die in de savannes van zuid- en oost-Afrika leven. Dikdiks staan 30–40 cm hoog op hun poten en wegen 3–5 kg. Ze hebben een spitse snuit en een zachte vacht die van boven grijs of bruin is en van onder wit. Het haar op de kruin vormt een opstaand plukje dat soms gedeeltelijk de korte geringde horens van het mannetje verbergt.

Bates' dwergantilope (0 x uitgekomen)

De bates' dwergantilope (Neotragus batesi) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door de Winton in 1903.

Dwergantilope (0 x uitgekomen)

De dwergantilope (Neotragus pygmaeus) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Linnaeus in 1758.

Klipspringer (0 x uitgekomen)

De klipspringer (Oreotragus oreotragus) is een kleine Afrikaanse antilope uit de geslachtengroep der dwergantilopen (Neotragini). Deze antilope leeft voornamelijk in rotsachtige streken. Het zijn uitstekende klimmers en springers, die zich lenig en snel over slecht begaanbaar rotsachtig terrein kunnen bewegen.

Oribi (0 x uitgekomen)

De oribi (Ourebia ourebi) is een middelgroot Afrikaans hoefdier, behorende tot de dwergantilopen (Neotragini). Het is de enige soort uit het geslacht Ourebia.
De oribi is een middelgrote, slanke antilopesoort. Het heeft een lange nek en poten en een korte staart. De achterzijde is rond en iets hoger dan de voorzijde. De oren zijn middelgroot en lopen in een punt. Bijzonder voor deze soort is de ronde zwarte vlek aan de basis van het oor. Dit is een geurklier.

Steenbokantilope (0 x uitgekomen)

De steenbokantilope of steenbokkie (Raphicerus campestris) is een kleine antilope, behorende tot de dwergantilopen (Neotragini). Hij komt voor op de savannen van zuidelijk- en oostelijk Afrika.

Grijsbok (1 x uitgekomen)

De grijsbok (Raphicerus melanotis) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Thunberg in 1811.
Het dier heeft een roodbruine pels vol opvallend witte haren, waaraan het dier zijn naam dankt.
Deze soort komt voor in Zuid-Afrika.

Sharpes grijsbok (0 x uitgekomen)

De Sharpes grijsbok (Raphicerus sharpei) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Thomas in 1897.

Impala (0 x uitgekomen)

De impala of rooibok (Aepyceros melampus) is een van de meest algemene antilopesoorten in Afrika ten zuiden van de Sahara. Hij is de enige soort uit de onderfamilie Aepycerotinae en het geslacht Aepyceros, hoewel hij soms ook tot andere onderfamilies wordt gerekend, zoals de Alcelaphinae of de Antilopinae. De naam van het dier is afkomstig uit het Zoeloe.
De impala is een slanke, middelgrote antilope met een lange nek. De vacht is roodbruin of geelbruin van kleur, lichter op de schouders, de nek en de kop en het lichtst op het onderste deel van de flanken. De onderzijde is wit van kleur, evenals de keel, kin, bovenlip, wenkbrauwen en het binnenste van de oren. De top van de oren is zwart, evenals de neus. Ook loopt er een verticale zwarte streep van de staart over het achterste, en een streep over de bovenzijde van de staart. Op de achterpoten, boven de hiel, zit een pluim van lang, zwart haar. Er bestaan ook zwarte impala's. Die zijn echter zeer zeldzaam en worden maar sporadisch in het wild gezien .

Alleen het mannetje draagt hoorns. Deze hoorns zijn slank, liervormig en zwaar geringd, en kunnen meer dan negentig centimeter lang worden. Vrouwtjes, die dus geen hoorns hebben, zijn kleiner dan mannetjes. De leeftijd van de mannelijke impala kan tot op 5 jaar nauwkeurig vanop afstand aan de vorm van zijn hoorns worden afgelezen.

De impala heeft een kop-romplengte van 120 tot 160 centimeter, een schouderhoogte van 75 tot 85 centimeter en een staartlengte van 30 tot 45 centimeter. Vrouwtjes wegen 40 tot 60 kilogram, mannetjes 45 tot 80 kilogram.

Hartenbeest (0 x uitgekomen)

Het hartenbeest (Alcelaphus buselaphus) is een grote, algemene antilope uit de Afrikaanse grasvlakten. De naam "hartebeest" is aan het dier gegeven door de Boeren, die het dier vonden lijken op een hert.
Het hartenbeest is een grote antilope met een korte nek, een lang smal gezicht en grote gepunte oren. De rug loopt schuin af, doordat de schouders hoger liggen dan de achterzijde. De vacht is zandkleurig geel tot donkerbruin van kleur, lichter op de achterzijde. De kleur kan echter verschillen per ondersoort. De buik en romp is wittig van kleur. De staart is middellang met zwarte haren aan het uiteinde. Beide geslachten hebben hoorns. Deze zijn sikkelvormig en diep geringd. Ze kunnen 45 tot 83 centimeter lang worden. De hoorns van het vrouwtje zijn kleiner en smaller.

Het hartenbeest heeft een kop-romplengte van 160 tot 215 centimeter, een staartlengte van 30 tot 70 centimeter en een schouderhoogte van 107 tot 150 centimeter. Vrouwtjes wegen 116 tot 185 kilogram, mannetjes 125 tot 218 kilogram.

Lichtensteinantilope (0 x uitgekomen)

De Lichtensteinantilope of Lichtensteins hartenbeest (Alcelaphus lichtensteinii soms ook: Sigmoceros lichtensteinii) is een antilope. Deze antilope werd door de Duitse zoöloog Wilhelm Peters naar de natuuronderzoeker Martin Lichtenstein genoemd.
De Lichtensteinantilope heeft een schofthoogte van 1,25 meter en bereikt een gewicht van ongeveer 150 kilogram. De licht gebogen hoorns worden circa een halve meter lang.
Deze soort komt voor in de savannagebieden en droge rivierbeddingen van zuidelijk deel van Centraal-Afrika.

Blauwe gnoe (0 x uitgekomen)

De blauwe gnoe, ook wel gestreepte gnoe of gewone gnoe (Connochaetes taurinus) is een antilope uit de familie der holhoornigen (Bovidae). Hij komt vaak in grote groepen voor op de savannen van oostelijk en zuidelijk Afrika. Beroemd zijn de grote trektochten die deze soort onderneemt. De blauwe gnoe is samen met de witstaartgnoe (Connochaetes gnou) één van de twee nog levende soorten gnoes.

Witstaartgnoe (0 x uitgekomen)

De witstaartgnoe (Connochaetes gnou) is een gnoe die inheems is in het zuiden van Afrika.
De witstaartgnoe heeft een schofthoogte van circa 120 cm. Kenmerkend voor de soort is de witte staart en de zware hoorns. De hoornlengte is 75 cm en het gewicht van een volwassen individu is ongeveer 150 kg.

Hirola (0 x uitgekomen)

De Hirola (Beatragus hunteri soms Damaliscus hunteri) ook bekend als Hunter's Hartebeest is het enige lid van het geslacht Beatragus.
Hirolas staan bekend als de "vier-ogenantilopen," vanwege hun grote glandulae praeorbitales. Het dier heeft een schofthoogte van 100 tot 125 centimeter, is 120 tot 200 centimeter lang en weegt 80 tot 118 kg. De staart is 30 tot 45 centimeter lang. Hun vacht is zandbruin van kleur, grijzer bij de mannetjes dan bij de vrouwtjes, met een lichtere onderbuik en een kleine witte, brilachtige, strook op de brug van de neus. De hoorns zijn liervormig en zeer opvallend geringd.

Lierantilope (0 x uitgekomen)

De lierantilope, topi of het basterdhartenbeest (Damaliscus lunatus) is een algemene soort antilope, behorende tot de koeantilopen. Hij komt voor in grote delen van Afrika ten zuiden van de Sahara.
De lierantilope is een grote, stevige antilope met hoge schouders en een vrij korte nek. De rug loopt vanaf de schoft schuin af. Hij heeft een lange kop. De lierantilope heeft een korte, gelige tot paarsachtig rode mahonie- of kastanjebruine vacht. De poten en achterzijde is okerkleurig. De bovenbenen, van de schouders tot de ellebogen en de heupen tot de knieën, zijn blauwig zwart, evenals een vlek van het voorhoofd tot de punt van de snuit en de achterzijde van de oren. De geribbelde, liervormige hoorns zijn 30 tot 60 centimeter lang. De staart is middellang en eindigt in een lange, zwarte pluim.

De lierantilope heeft een kop-romplengte van 120 tot 230 centimeter, een gemiddelde schofthoogte van 124 centimeter en een staart van 10 tot 60 centimeter lang. Het lichaamsgewicht bedraagt bij bokken 120 tot 170 kilogram, bij geiten 75 tot 150 kilogram.

Bontebok (0 x uitgekomen)

De bontebok (Damaliscus pygargus, soms Damaliscus dorcas) is een antilope uit Zuid-Afrika en omringende landen. Hij is nauw verwant aan de lierantilope. Er zijn twee ondersoorten, de gewone bontebok (Damaliscus pygargus pygargus) en de blesbok (Damaliscus pygargus phillipsi).
De bontebok is een stevige antilope met een korte nek. Hij heeft een schofthoogte van 84 tot 160 centimeter, een kop-romplengte van 120 tot 210 centimeter en een lichaamsgewicht van 55 tot 155 kilogram. Volwassen mannetjes wegen meestal 65 tot 80 kilogram, vrouwtjes 55 tot 70 kilogram. De staart is 10 tot 60 centimeter lang.

De bontebok heeft een rossig of paarsig kastanjebruine vacht, die het donkerst van kleur is op de zijkanten van de kop, de nek en het achterste deel van het lichaam. De buik en de achterzijde zijn vaal of helder wit, evenals een gedeelte van de poten. De hoorns zijn liervormig en geringd. Ze worden 35 tot 70 centimeter lang. De staart is kort met een zwart kuifje aan de punt.

De bontebok heeft een lange snuit waar een opvallend witte bles overheen loopt, die loopt van de snuit tot de aanzet van de hoorns. Bij de blesbok is deze bles nauwer tussen de ogen, en wordt deze bij veel dieren onderbroken door een lijn bruin haar. Bij de gewone bontebok is er geen vernauwing tussen de ogen. Ook is de bontebok gemiddeld acht kilogram lichter dan de blesbok.

Damaliscus superstes (0 x uitgekomen)

Damaliscus superstes is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Cotterill in 2003.
De soort komt voor in het noordoosten van Zambia.

Addax (0 x uitgekomen)

De addax of Mendesantilope (Addax nasomaculatus) is een ernstig bedreigde antilope uit de Sahara. De soort is uitgestorven in het grootste gedeelte van zijn voormalige verspreidingsgebied. Het is de enige soort uit het geslacht Addax.
De addax heeft een grijzig witte vacht met een witte romp, buik, ledematen en gezichtstekening. 's Winters is de vacht grijzig bruin van kleur, 's zomers zandgelig tot wit. De kruin is kastanjebruin van kleur, de snuit en oogvlek lichter bruin. De staart heeft een zwarte punt. De oren zijn smal en lang. Allebei de geslachten dragen hoorns. Deze hoorns zijn lang en spiraalvormig gedraaid.

De addax wordt 120 tot 180 centimeter lang. De staart is 25 tot 35 centimeter lang. De addax heeft een schofthoogte van 95 tot 150 centimeter. Vrouwtjes worden kleiner dan mannetjes. Een vrouwtje weegt 60 tot 90 kilogram, een mannetje 100 tot 135 kilogram. Behalve het formaat is er weinig verschil tussen de geslachten.

Roanantilope (0 x uitgekomen)

De Roanantilope (Hippotragus equinus), ook wel paardantilope of basterdgemsbok genoemd, is een Afrikaanse antilopesoort uit de onderfamilie der paardantilopen (Hippotraginae). Zijn nauwste nog levende verwant is de sabelantilope of zwarte paardantilope (Hippotragus niger).

Sabelantilope (1 x uitgekomen)

De sabelantilope of zwarte paardantilope (Hippotragus niger) is een Afrikaanse antilope uit de onderfamilie der paardantilopen. Zijn nauwste nog levende verwant is de roanantilope (Hippotragus equinus). De sabelantilope is door het IUCN geclassificeerd als niet bedreigd, maar de Angolese ondersoort, de reuzensabelantilope (Hippotragus niger variani), is in kritiek gevaar en gaat nog steeds in aantal achteruit.

Beisa (0 x uitgekomen)

De beisa of Oost-Afrikaanse spiesbok (Oryx beisa) is een Afrikaanse oryx, verwant aan de gemsbok (Oryx gazella). Soms wordt de beisa als een ondersoort van de spiesbok gezien.

Algazel (1 x uitgekomen)

De algazel (Oryx dammah), ook wel sabelantilope of sabeloryx genoemd, is een antilope.
Het dier is vrij groot, weegt tot meer dan 200 kg en bereikt een hoogte van 1,60 meter. De lichaamslengte bedraagt 150 tot 240 cm en de staartlengte 45 tot 90 cm. De vacht is lichtbruin, met een vage streep onderlangs de flank. Het nekgedeelte tot aan de borst heeft een rossig-bruine tint. Het dier heeft lange, gladde hoorns.

Gemsbok (0 x uitgekomen)

De gemsbok of spiesbok (Oryx gazella) is een Afrikaanse antilope die voorkomt in droge streken zoals de Kalahari en de Namib-woestijn. De gemsbok is een soort oryx uit de onderfamilie der paardantilopen en wordt ook wel spiesbok genoemd.
Hun vacht is zandbruin met een zwarte streep laag op de flank. De kop, oren, buik en poten zijn contrasterend zwart en wit. De staart is zwart. Op hun kop hebben ze geringde hoorns. Ze hebben een brede snuit, met een forse rij snijtanden, geschikt voor het eten van taaie grassen. De lichaamslengte bedraagt 160 tot 240 cm, de staartlengte 45 tot 90 cm en het gewicht 100 tot 210 kg.

Arabische oryx (0 x uitgekomen)

De Arabische oryx of witte oryx (Oryx leucoryx) is een bedreigde antilopesoort, behorende tot de oryxen. De Arabische oryx kwam vroeger op het gehele Arabische schiereiland voor, maar in 1972 was de soort in het wild uitgestorven. Door herintroductie komt de soort tegenwoordig weer op enkele plaatsen in het wild voor.
De Arabische oryx heeft een bijna geheel witte vacht. De poten zijn chocoladebruin van kleur, en de staartpunt is zwart. Ook het gezicht heeft een donkere tekening, met zwarte vlekken op de snuit, de wangen en tussen de hoorns. De lange, dunne, rechte hoorns worden 38 tot 68 centimeter lang. De Arabische oryx is de kleinste oryxsoort, hij weegt slechts twee derde van het gewicht van de gemsbok. Hij heeft een schofthoogte van 81 tot 102 centimeter en een gewicht van 65 tot 75 kilogram.

Kobus anselli (0 x uitgekomen)

Kobus anselli is een antilope uit het geslacht Kobus. De soort is genoemd naar Frank Ansell, die zeer veel heeft gedaan aan de studie van Afrikaanse zoogdieren. Hij is kleiner dan K. leche en K. kafuensis, maar lijkt meer op K. smithemani, die echter ook iets groter is.
Deze soort komt voor in de moerassen van het nationaal park Upemba, gesitueerd in de Kamalondo-depressie in de Congolese provincie Katanga. Sinds de jaren '70 van de 20e eeuw is hij sterk in aantal afgenomen, van zo'n 20.000 voor het begin van de jacht tot zo'n 1000 in 2005.

Waterbok (0 x uitgekomen)

De waterbok (Kobus ellipsiprymnus) is een soort antilope die leeft in waterrijke gebieden in Afrika ten zuiden van de Sahara.

Kob (1 x uitgekomen)

De kob (Kobus kob) is een oranjekleurige tot bruine Afrikaanse antilope uit het geslacht der waterbokken (Kobus). die voorkomt van Gambia tot Oeganda en Ethiopië. De mannetjes verdedigen in groepen een territorium, terwijl vrouwtjes en kalveren afzonderlijke groepen vormen. Deze soort is nauw verwant aan de poekoe (Kobus vardoni).

Litschiewaterbok (0 x uitgekomen)

De litschiewaterbok, moerasantilope of lechwe (Kobus leche) is een soort antilope uit de onderfamilie Reduncinae. De litschiewaterbok is nauw verwant aan de Nijlantilope (Kobus megaceros). De litschiewaterbok wordt soms ook wel zuidelijke litschie of echte litschie genoemd, de Nijlantilope noordelijke litschie.

Puku (0 x uitgekomen)

De puku (Kobus vardonii) is een antilope uit het geslacht Kobus.
De lange vacht is effen goudbruin, de mannetjes hebben liervormige hoorns die tot 50 cm lang kunnen worden. De mannetjes hebben een schouderhoogte van ongeveer 90 cm en een gemiddeld gewicht van 75 kg, de vrouwtjes zijn ongeveer tien centimeter korter en 12 tot 18 kilogram lichter.

Nijlantilope (0 x uitgekomen)

De Nijlantilope (Kobus megaceros) is een antilope uit het geslacht Kobus.
De schofthoogte varieert van 87 tot 100 cm. De vacht van het mannetje is bruinzwart met een brede, witte baan vanaf de ogen over de bovenhals. Een deel van de snuit en het midden van de buik zijn eveneens wit. De vrouwtjes hebben een gelig bruine vacht.
Deze soort komt voor in de moerassen van de Witte Nijl.

Rietbok (0 x uitgekomen)

De Rietbok (Redunca arundinum) is een middelgrote antilopesoort uit het geslacht der rietbokken (Redunca). Het is de kleinste van de drie soorten rietbokken. Het soort is voor het eerst beschreven in 1785 door de Nederlander Pieter Boddaert.

Bergrietbok (0 x uitgekomen)

De bergrietbok (Redunca fulvorufula) is een middelgrote antilopesoort uit het geslacht der rietbokken (Redunca). Het is de kleinste van de drie soorten rietbokken.
De bergrietbok is een middelgrote antilope met slanke poten. Hij heeft een ruige, grijzig bruine vacht. Vrouwtjes hebben een grijzere vacht dan mannetjes. De kop en de nek hebben een roodbruine glans, en de buik, borst en onderzijde van de staart zijn wit. De wenkbrauwen, lippen, kin, keel en staart zijn gebroken wit van kleur. Over de snuit, van de neus tot ongeveer ter hoogte van de ogen, loopt een donkere streep. Onder de oren aan de zijkanten van de kop is een donkere huidklier zichtbaar. De staart is kort en vol. Enkel het mannetje heeft hoorns. Deze zijn kort, naar voren geboren en geringd.

De bergrietbok wordt 110 tot 136 centimeter lang. De staart is 17 tot 26 centimeter lang, de schouderhoogte is 60 tot 80 centimeter. Mannetjes zijn groter dan vrouwtjes. Vrouwtjes worden 19 tot 35 kilogram zwaar, mannetjes 22 tot 38 kilogram.

Bohorrietbok (0 x uitgekomen)

De bohorrietbok (Redunca redunca) is een middelgrote antilope uit het geslacht der rietbokken (Redunca).
De bohorrietbok heeft een rossige zandkleurige vacht. De onderzijde is grijzig wit van kleur, evenals de wangen, lippen, kin, keel, de binnenzijde van de oren en een kring rond de ogen. De neus en het midden van de lip zijn zwart. De korte staart is wit aan de onderzijde. Mannetjes zijn steviger gebouwd dan vrouwtjes. Enkel het mannetje heeft hoorns. Deze zijn liervormig en zeer geringd, voornamelijk rond de basis.

De bohorrietbok heeft een kop-romplengte van 100 tot 135 centimeter en een schouderhoogte van 65 tot 89 centimeter. De staart is 18 tot 20 centimeter lang. Mannetjes zijn zwaarder dan vrouwtjes. Mannetjes wegen 43 tot 65 kilogram, vrouwtjes 35 tot 45 kilogram.

Rode goral (0 x uitgekomen)

De rode goral (Naemorhedus baileyi) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Pocock in 1914.

Langstaartgoral (0 x uitgekomen)

Langstaartgoral (Naemorhedus caudatus) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Milne-Edwards in 1867.
De soort komt voor in Rusland, China en Korea.

Chinese goral (0 x uitgekomen)

Chinese goral (Naemorhedus griseus) is een zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Milne-Edwards in 1871.

Himalayagoral (0 x uitgekomen)

De Himalayagoral (Naemorhedus goral), ook wel bekend als de grijze goral is een kleine, holhoornige herkauwer die voorkomt in de Himalaya.

Japanse bosgems (0 x uitgekomen)

De Japanse bosgems (Capricornis crispus of Nemorhaedus crispus), bekend in Japan als de "Nihon kamoshika" (ニホンカモシカ), is een bosgems die voorkomt in dichte bossen in Honshu, Japan.

De Japanse bosgems wordt 60 tot 90 centimeter lang en weegt 30 tot 130 kilogram. De Japanse bosgems is bruin met wit, en heeft daaronder een zwarte vacht. De Japanse bosgems heeft een erg dikke vacht, vooral op de staart. De mannetjes en de vrouwtjes hebben allebei 10 centimeter lange hoorns, die naar achter gebogen staan.

Geit (1 x uitgekomen)

De geit (Capra hircus) is een zoogdier dat behoort tot de evenhoevigen, en daarbinnen de holhoornigen (Bovidae). Het woord geit komt van Germaans *gait-z en is waarschijnlijk verwant met Latijn hædus 'jonge geit'.

Nubische steenbok (0 x uitgekomen)

De Nubische steenbok (Capra nubiana, soms ook gezien als ondersoort Capra ibex nubiana) ook wel Nubische Ibex genoemd is een wilde geit uit de Noordoost-Afrika en het Midden-Oosten.

Schaap (0 x uitgekomen)

Het schaap (Ovis aries) is een evenhoevig zoogdier, dat door de mens is gedomesticeerd om onder andere wol te leveren. Het is een herkauwer, nauw verwant met de geit. De soort behoort tot het geslacht Ovis, waar ook de moeflon en het dikhoornschaap toe behoren. Het mannetje wordt ram genoemd, het vrouwtje ooi en het jong een lam. Een gecastreerde ram heet een hamel; een leidinggevende hamel bij een kudde schapen of hamels draagt een bel en heet daarom belhamel.

Dikhoornschaap (0 x uitgekomen)

Het dikhoornschaap (Ovis canadensis) is een wild schaap uit de familie der holhoornigen (Bovidae). Het dier komt voor in de Rocky Mountains en andere berggebieden in het westen van Noord-Amerika. Het dankt zijn naam aan de grote gekromde hoorns van de rammen.

Muskusos (3 x uitgekomen)

De muskusos (Ovibos moschatus) is een plomp holhoornig hoefdier uit het arctisch gebied. De muskusos behoort tot de Caprinae, waardoor hij nauwer verwant aan geiten, schapen en gemzen is dan aan de runderen. Het is de enige nog levende soort uit het geslacht Ovibos.

Sneeuwgeit (0 x uitgekomen)

De sneeuwgeit (Oreamnos americanus of Oreamus americanus) is een groot hoefdier uit de Rocky Mountains. Ondanks zijn naam is hij nauwer verwant aan de gems dan aan de geit. Om die reden wordt hij soms ook sneeuwgems genoemd.

Statistieken

Statistieken

Reageer (3)

  • Krullie36

    Mensen,
    om eerlijk te zijn weet ik bijna niks over holhoornigen! Ik heb bijna alle informatie van Wikipedia.
    Groetjes,
    de ontwerper van deze quiz.

    7 jaar geleden
  • Treurwilg

    Ik ben een kob maar echt hoe weet jij zoveel over holhoorigen of zoiets?????? :S:S

    7 jaar geleden
  • AmeranthaGaia

    Gave quiz. Veel uitkomsten. Echt indrukwekkend!

    7 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen

Wat wil je nu doen?