de patiënten van Daisyfield’s Psychiatric Hospital, 1879
Aldwyn - 20 jaar, opgenomen wegens stemmen in het hoofd, achtervolgd worden etc (schizofrenie)- Metgezel van Scion
Charles - 38 jaar, heeft zijn kinderen uit huis gejaagd en vervolgens zijn vrouw in stukken gehakt (psychopatisch)
Frank - 32 jaar, Heeft geprobeerd zichzelf te onthoofden (depressies)
Thormund - 25 jaar, durft niet naar buiten te gaan, bang voor de grote wereld (angststoornis)- Metgezel van Jeremia
Arthur - 18 jaar, Telt altijd tot vier bij het lopen, moet alles geroutineerd doen (dwangneurose)- Metgezel van Pépé Hunter
Walter - 29 jaar, heeft woedeaanvallen en kan niet goed spreken (autisme)
Iuda - 16 jaar, verandert soms vanbinnen in een sadistisch, zelfs satanisch monster (psychoses) - Metgezel van Zara
Helen - 23 jaar, wil niet eten, bij inname van voedsel wordt het uitgebraakt (eetstoornis)- Metgezel van Heather
Grace - 19 jaar, Kan niet praten, slechts keelgeluiden maken of kleine woordjes brabbelen (spraakstoornis)
Mary - 40 jaar, sluit zichzelf op omdat stemmen dat haar vertellen (schizofrenie)
Margaret - 31 jaar, wil niets meer doen, heeft doodswensen (depressies)
Clara - 20 jaar, kan niet tegen kleine ruimtes, donker en aanrakingen (fobieën)- Metgezel van Chester
Aldwyn, Charles, Frank, Thormund, Arthur, Walter, Helen, Grace, Mary, Margaret en Clara geloven dat Iuda, hun jongste medebewoner, rechtstreeks door de duivel gezonden is om hen, de apostelen van de moderne tijd, te verraden. Als ze doordraait (in een psychose belandt) schreeuwt ze naar iedereen dat Satan in haar schuilt, dat ze iedereen in brand zal steken met het Vagevuur. Ze slaat en trapt de bewakers en behandelaars van het ziekenhuis en heeft een paar keer met een mes in haar benen gesneden terwijl ze lachend riep dat de duivel op die manier naar buiten kon komen. Ze zijn bang dat ze nog meer zal aanrichten en op een heldere nacht, als de maan op het meer schijnt en schittert als een edelsteen, sluipen ze haar kamer binnen en vermoordden haar door haar eerst de wurgen, en als ze dood is, snijden ze haar ledematen af. Als laatste verbranden ze haar buiten op het erf en strooien het as uit over het meer. Net op dat moment komt het personeel naar buiten gerend. Ze houden de elf overgebleven patiënten vast tot de volgende ochtend, als de burgemeester op het podium op het hoofdplein van Apostle Creek gaat staan en de inwoners vertelt wat er is gebeurd. De menigte lijkt nog maar één ding te kunnen schreeuwen: “Executie! Executie! Executie!” Dus, geeft de burgemeester het woord aan de directeur van Daisyfield.
“Ik, Mr. Hamilton, ben het met u eens dat wat deze elf psychisch in de ware geraakte patiënten van ons ziekenhuis, het onschuldige kind hebben aangedaan, absoluut onrechtvaardig is. Maar, mijn geachte volk, dit meisje was een zeer groot gevaar voor de samenleving. Zij heeft meerdere keren geschreeuwd dat ze Satan was. De angst van haar medebewoners moest oogverblindend zijn geweest. Evengoed, de gekte die in het huis rondheerste, is op hen overgeslagen. Welicht zijn zij ook besmet met de aandoeningen van Iuda Efford. Welicht denken zij op den duur ook dat ze Satan zijn. Executie is onze enige uitweg. Bewakers, breng de elf misdadigers naar de muur.” De hele menigte houdt zijn adem in als de gestoorden worden afgevoerd. De muur staat aan de kade van het meer, richting de boskant, niet zo ver van de plek waar ze Iuda’s as hebben uitgestrooid. Een grote brandstapel wordt opgebouwd bij de muur.
“Zij krijgen precies wat ze Iuda hebben aangedaan,” roept Mr. Hamilton. Alle elf worden nog levend op het vuur gegooid. Ook hun as wordt in het meer gegooid. Iedereen druipt af, en een paar mensen bijven over om de rommel op te ruimen. Een oude vrouw die in een hutje in de heuvels woont, blijft er bij staan kijken terwijl een roepje niewsgierigen zich om haar heen dringt als een zwerm bijen.
“Pas goed op, kindjes. Wie zich toegeeft aan de kracht van het meer, loopt de kans om de diepte ingetrokken te worden.” Met die woorden verdwijnt ze en niemand zag haar ooit terug.
Na afloop van deze gebeurtenis kreeg het meer de naam “Het Assenmeer.”
Nu is het 2014. Ashlake Pub, zeer origineel, geeft een open podium en verschillende bandjes komen optreden. Dit evenement is altijd zeer in trek bij de jeugd, en er zijn dan ook veel jongeren aanwezig die avond. Buiten straalt de maan en een willekeurige groep van twaalf personen lopen allemaal, individueel, naar buiten omdat ze zich vreselijk aangetrokken voelen tot het maanlicht en het meer. Eenmaal buiten beseffen ze dat en lachend trekt de groep steeds verder het bos in. Dan staan ze stil bij een plekje aan het meer waar nooit iemand komt, en ze bouwen er een kampvuurtje waar ze rondom gaan zitten om te kletsen. Ze vallen er in slaap. De volgende ochtend wil één van de meisjes, Zara, gaan zwemmen. Ze springt het water in en roept iedereen erbij te komen. Als ze allemaal het water induiken, komt er opeens een groot zwart gat vanuit de diepte omhoog gerezen die hen allemaal opslokt. Ze worden wakker een totaal andere, duistere wereld waar niets hetzelfde is.
We beginnen te spelen bij het moment waarop de twaalf personen zich nog in de pub bevinden en allemaal voelen dat ze naar buiten willen gaan.