• THE BRIMSTONE BLEED
    • • •
    Een levensgevaarlijke race door vier ecosystemen met als prijs het Medicijn.





          “Als je deze boodschap hoort, ben je uitgenodigd om Deelnemer te zijn in de Brimstone Bleed. Alle Deelnemers moeten zich binnen achtenveertig uur melden om hun Pandora–metgezel te kiezen. Indien je niet binnen achtenveertig uur verschijnt, komt je uitnodiging te vervallen. Het Pandora–selectieproces zal plaatsvinden in het Oude Rode Museum. Het is heel belangrijk welke Pandora je kiest, want dat zal je enige hulpbron zijn tijdens de race. De Brimstone Bleed duurt drie maanden en vindt plaats in vier ecosystemen: woestijn, zee, bergen en oerwoud. De prijs bestaat uit het Medicijn: een remedie tegen elke aandoening voor één persoon.
          Er kan slechts één winnaar zijn.”


    • — • — •


    • VERHAAL

    Verhaallijn —
          De personages die we volgen in dit rollen– en speeltopic zijn Deelnemers aan de Brimstone Bleed. Elk personage heeft een dierbare welke lijdt aan een geheimzinnige ziekte. Artsen en dokters hebben deze ziekte nog nooit gezien en hebben geen idee wat ze eraan kunnen doen, de meeste slachtoffers zijn dus al opgegeven. Plotseling krijgen de personages een geheimzinnig, blauw doosje binnen. Daarin zit een wit oortje. Wanneer zij deze in doen horen ze de uitnodiging om mee te doen aan de Brimstone Bleed. Allemaal willen ze de race winnen, want als ze dat doen krijgen ze de remedie tegen de ziekte.


    Pandora’s —
          Pandora’s zijn genetisch gemanipuleerde dieren die de Deelnemers vergezellen tijdens de race. Elke pandora heeft een unieke ‘gave’ als het ware, waarmee hij/zij hopelijk de Deelnemer helpt de race te winnen. Pandora’s kunnen niet praten, al lijken ze wel altijd te weten hoe hun baasje zich voelt. Ze zullen dan ook altijd komen helpen wanneer ze voelen dat hun Deelnemer in gevaar is – dit gebeurt echter alleen wanneer ze een goede band met hun Deelnemer hebben.
          De eerste keer dat de Deelnemers in aanraking komen met Pandora’s is bij het Pandora–selectieproces. Daar zitten de Pandora’s nog in hun eieren. Er zijn niet genoeg eieren voor alle Deelnemers dus op dat moment vallen er al mensen af, want zonder Pandora mag je niet aan de race beginnen. Pas tijdens de race komen ze uit.


    • — • — •


    • ROLLEN

    Invullijst
    Naam
    Leeftijd Er is geen minimum of maximum leeftijd
    Innerlijk
    Uiterlijk
    Pandora–nummer
    Sterktes
    Zwaktes
    Angsten
    Extra


          Vrouwen
    • Valerie Rose Matthews • Eavan
    Gereserveerd door Vale
    • Darya Mireya Dalca • Feyre
    Gereserveerd door Aveyard
    R • Neressa Cassie Doyle • Mayakovski
    • Katharina Dinapoli • Layden


          Mannen
    R • Benjamin Rylan Winchester • Fukari
    • Marcus Halstrom • Penoza
    • Malakai Terre Bonnet • Facilier
    R • Giovanni Agostini • Pinkett
    R • Aidan Blade Cyrus Ripley • Aeacus


    • — • — •


    • Pandora’s
    Om te zorgen dat jullie je Pandora’s niet te sterk maken heb ik er al een aantal gemaakt. Ik heb er op dit moment tien in een lijstje staan. Jullie reserveren/kiezen dus een nummer t/m tien en krijgen dan te horen welke Pandora je hebt. Je kan niet ruilen.

    1. SX-5 • Facilier
    2. MR-72 • Mayakovski
    3. T-08 • Penoza
    4. QR-2 • Fukari
    5. G-34 • Feyre
    6. AC-9 • Eavan
    7. DK-21 • Vale
    8. V-65 • Aveyard
    9. O-28 • Aeacus
    10. WH-6 • Pinkett
    11. J-63 • Layden



    START
    Vanaf het Oude Rode Museum (het Pandora–selectieproces) hebben de Deelnemers instructies gekregen om naar Lincoln Station te gaan en de trein naar Valden te nemen. In de trein hebben ze allemaal een groene pil in moeten nemen, anders werden ze gediskwalificeerd. De pil zorgde voor een lange, diepe slaap. Het moment dat ze wakker worden zitten ze allemaal in een eigen kist. Ze hebben andere kleding aangekregen en daarnaast zit hun Pandora–ei in een rugtas. Wanneer ze uit hun kisten kunnen merken ze op dat ze voor de rand van een oerwoud staan. Alle Deelnemers hebben een oortje gekregen die ze de hele race bij zich moeten houden. Wanneer ze het oortje in doen horen ze een boodschap:

    “Als je dit bericht hoort, heb je het Pandora–selectieproces met goed gevolg afgerond. Dat betekent dat je nu aan de start staat. Je zult hebben gezien dat je aan de rand van een oerwoud staat. Dit is het oerwoudgedeelte van het parcours. Je hebt twee weken om het basiskamp te bereiken. Het basiskamp kun je vinden door het pad met de blauwe vlaggetjes te volgen. Als je als eerste langs een blauw vlaggetje komt, mag je het verwijderen, maar niet de staak waar het aan zit. Wie dat doet, wordt onmiddelijk gediskwalificeerd. Het Medicijn wordt overhandigd aan de winnaar na het laatste ecosysteem. Maar na elk onderdeel van de wedstrijd wordt een kleine prijs uitgereikt. De prijs voor het oerwoudonderdeel is een geldprijs.
    Welkom bij de Brimstone Bleed. Moge de dapperste Deelnemer winnen!
    Start!”


    WHAT WOULD YOU DO TO SAVE SOMEONE YOU LOVE?

    © Gebaseerd op het boek van Victoria Scott.

    [ bericht aangepast op 25 okt 2015 - 22:25 ]


    " icarus had loved the sun, and so daedalus lost his. "



    II Valerie Rose Matthews II


          ”Je zal toch moeten oversteken, gezien de vlaggenstokken hier stoppen,” klonk de kalme stem van de jongen - die vlak na mijn gehakkel weer was omgedraaid om terug mijn kant in te lopen. “Is er niet iemand waarvoor je dit doet? Houdt dat doel voor je, waarvoor je het doet.”
          Kort blikte ik naar hem op. Nu hij voor me stond werd mijn zicht naar de brug belemmerd, iets wat me enigszins een beetje wist te kalmeren; al was dat nooit voor heel lang. Natuurlijk was er iemand waarvoor ik dit deed en ik had er alles voor over om het einddoel te halen, om zo het medicijn in handen te kunnen krijgen met het vooruitzicht dat zij er beter van zou worden. Echter was de angst me op dit moment veel te groot. Hoe vaak hadden zij en ik - achteraf dan wel - kunnen lachen als ik weer eens half in paniek was geraakt omdat ik op een keukentrapje moest gaan staan, of de zolder op moest die met een vlizotrap werkte. Mijn hoogtevrees was een verschrikking, en op sommige momenten een vreselijke belemmering.
          Een zachte zucht rolde over de lippen van de jongen voor me, waarna ik toekeek hoe hij zijn rugzak af deed, voor zijn knieën heen ging en met zijn rug naar mij toe voor me kwam zitten Daar waar ik in eerste instantie niet direct begreep wat zijn bedoeling was, viel het kwartje al snel toen hij bleef zitten en me vanuit zijn ooghoeken aankeek.
          ”Kom op, ik draag je wel,” sprak hij kort. “En probeer het niet te ontwijken met dat de brug het mogelijkerwijs niet zou houden. Die brug is sterk genoeg.”
    Ik wilde mijn mond open doen om een reeks aan excuses eruit te werpen - hetgeen wat een automatisme leek te zijn geworden doordat de angst me van alles wijs wist te maken. Had hij die brug niet horen kraken toen hij er alléén op stond? Zag hij niet hoe erg dat de brug wankelde en hoe de touwen heen er weer zwiepte alsof die je er af konden maaien? Maar het waren de twee kleine woordjes die hij daarna uitsprak, waarop ik mijn lippen opeen hield.
          ”Vertrouw me.”
    Opnieuw steeg het tempo van mijn hart terwijl mijn ademhaling zich versnelde. Bijtend op mijn onderlip, of kauwend met mijn kiezen op de binnenkant van mijn wang, keek ik de jongen twijfelend aan. Hij was een volslagen vreemde, hoe kon je die nou zomaar vertrouwen? Maar aan de andere kant had hij me al een keer eerder geholpen zonder dat hij daartoe verplicht was - evenals het feit dat hij dat nu ook niet was maar wel deed.
          ”Maar houdt wel mijn rugzak vast,” zei hij en hield zijn rugzak naar me op. “En houdt me goed vast.”
    Met trillende vingers greep ik zijn rugzak vast, zwaaide deze over mijn vrije schouder heen en nam een flinke teug lucht, die ik weer zachtjes uitblies. Hij zou weten dat ik hem vast hield. Als ik het lef had om op zijn rug te gaan zitten dan klemde ik mezelf waarschijnlijk zo stevig aan hem vast dat een wurgende Boa er haast niks bij leek. Dit ging nooit goed komen. Ik kende mezelf daarvoor te goed. We zouden gaan vallen, of iets.
    Nu durfde ik misschien nog op zijn rug te klimmen, maar zodra hij overeind zou komen kreeg ik het alweer benauwd - vooral in de wetenschap dat hij door zou lopen naar de brug en ik werkelijk geen kant meer uit kon.
          ”Je weet niet waar je aan begint,” perste ik over mijn lippen heen en kneep mijn handen nerveus samen terwijl ik overeind ging staan. “Je weet echt niet waar je aan begint,” mompelde ik er zachtjes achteraan en greep zijn schouders vast, waarna ik mijn ogen stijf dicht kneep en mezelf dwong om op zijn rug te klimmen. Uit alle macht concentreerde ik me op mijn zusje, de enige persoon waarvoor ik dit deed. De enige persoon waarvoor ik mijn doodsangsten zou proberen te doorstaan. Ik hoopte alleen dat het me ook daadwerkelijk zou gaan lukken. Ze had het medicijn zo hard nodig, het was het enige nog wat haar beter kon maken. Ik hoefde alleen die verdomde hoogtevrees te doorstaan.
          ”Ik kan dit niet,” piepte ik zacht waarbij ik mijn hoofd licht schudden en voelde de paniek opwellen, die gevoed door mijn zenuwen als een orkaan door me heen leek te woeien. Mijn vingers hielden zijn schouders stevig vast, maar mijn benen weigerde dienst en bleven stevig op de grond staan - daar waar ik me het veiligste voelde. Ik voelde me slecht, en het besef dat ik zou gaan falen hakte er behoorlijk in.


    'Three words, large enough to tip the world; I remember you.'

    Malakai Terre Bonnet.
    Angst. Het was iets wat jezelf belemmerde in het leven. Voorheen, in zijn verleden, liet hij zichzelf aldoor verlammen en zijn leven afremmen door het bekende angstgevoel. Hij kende het gevoel maar als te goed.
          Maar niet meer, hij wilde leven en zich niet tegenhouden en de mogelijkheden missen om elke dag nieuwe dingen te leren. De consequenties, de dingen die hij had gemist, had hij gekend, maar juist daardoor had hij de knoop doorgehakt en was begonnen aan extreme sporten. Het was wellicht door de losbandigheid dat hij zijn angsten elke dag probeerde te overwinnen. En nee, hij was niet overmoedig – naar zijn mening.
          En nu nog was hij een man van het leven. Hij dwong zichzelf om zich in het leven te gooien en er met volle kracht tegenaan te gaan. Anders bleef je gevangen in een neerwaartse spiraal en dan had de angst je.. dan had het je goed.
          De jonge vrouw hoefde niks te zeggen. Haar ogen spraken voor haar, de twijfeling en de angst sloegen haar lam. “Vertrouw me,” sprak hij.
          Hij voelde de hengsels van de rugzak uit zijn hand verdwijnen en wachtte rustig op de aanraking van de jonge vrouw. Zachtjes neuriede hij een deuntje wat iets Afrikaans had. Het zat niet in zijn aard om ongeduldig te zijn, hij kon gerust wachten. Echter voelde hij haar handen nog niet rusten op zijn schouders; bijna wilde hij opstaan, maar hoorde toen een stem, dat gekweld klonk. 'Je weet niet waar je aan begint.'
          Zachtjes liet hij een lachje horen. Ergens vond hij het aandoenlijk hoe ze deed, wellicht was het door de manier hoe ze haar hoofd had geschud en de zin dat hij niet wist waar hij aan begon. Precies de zin dat hem zo vaak verteld werd als hij ergens gewaagd aan begon. 'Je weet echt niet waar je aan begint,' sprak ze nogmaals. Hij wist niet waarom hij het deed, maar hij hield ervan; van al die gewaagde dingen.
          Dus zei hij datgene wat hij weleens eerder verteld had aan iemand die een angst ergens voor had. “Waarom zou ik mij door zoiets tegenhouden? Het is maar een brug. Een voorwerp. Niks meer en niks minder,” sprak hij simpel en hij haalde zijn schouders nonchalant op. Haar tengere vingers rustten nu op zijn schouders. “Waarom zou jij je dan tegenhouden door zoiets simpels?” Zijn hoofd was nogmaals naar haar omgedraaid, zijn ogen tintelden – dat iets wat hem meer gaf. “Het is een wedstrijd en degene die wint die krijgt iets waarvoor wij allemaal meedoen: Het medicijn. Is dat het niet waard om dit te doen? Zoiets gaat niet gemakkelijk, maar je kon het vast wel aan zien komen dat dit niet een van de gemakkelijkste wedstrijd zou zijn.”
          'Ik kan dit niet,' klonk een zacht gepiep van haar kant.
    Ditmaal stond hij op, haar handen nam hij zachtjes van zijn schouders af en hij hield ze vast – waarom wist hij niet, maar hij had het gevoel dat het haar rustiger zou maken. Natuurlijk kon hij het fout hebben, maar hij deed wat hem goed leek. Indringend keek hij met zijn donkere ogen in de hare. “Als je vanaf het begin zegt dat je het niet kan, kan je het ook niet.”
          Hij nam een stap naar voren, dichter naar haar. “Doe je ogen dicht,” sprak hij bedaard, kalm. Een hand, dat ruw was door het werk en de sporten die hij deed, volgde naar haar schouder en die liet hij hierop rusten. “Ik ga nu iets doen, waarvoor je me kan haten achteraf of anders kijken naar me, maar ik laat je niet opgeven.” Het was vastberaden en zeker.
          De man tilde haar gemakkelijk op onder haar oksels en zorgde ervoor dat ze haar benen om zijn middel deed. “Laat je ogen dicht. Laat ze dicht,” sprak hij rustig, kalm als hij was. Een hand lag op haar onderrug, bijna haar billen en de andere op haar bovenrug om haar niet te laten vallen. Ze was zo licht als een veertje, dus zo gemakkelijk zou hij dat ook niet doen.
          “Ik ga je nu een van mijn persoonlijke flaters vertellen, het zal je afweren, maar het is toegestaan te lachen,” waarschuwde hij, wanneer hij stappen vooruit zette.
          Hij schraapte zijn keel en begon te vertellen. “Op mijn 20e had ik een afspraak met mijn toenmalige vriendin waarmee ik bijna 2 jaar had. Die avond had ik mij voorgehouden dat het een hele speciale nacht zou worden, omdat ik haar wilde vragen samen te wonen,” de eerste paar stappen op de brug waren gezet en hij liep flink door, wanneer hij de 'leuningen' van de brug vasthield voor grip. “Het was al goed begonnen, want ik belandde meerdere keren, door zenuwachtigheid, op de grond of tegen een lantaarnpaal,” sprak hij droog. “.. of een muur.. of deur.”


    Don't walk. Run, you sheep, run.

    Aidan Blade Cyrus Ripley

    Scar.



    Een zucht had de lippen van het meisje verlaten voordat Aidan haar de vragen stelde. Aidan was in de veronderstelling dat dit iets met haar lengte te maken had.
    "Nee, ik weet praktisch niks van de natuur af, maar ik ben wel snel, en klein zijn heeft ook zo zijn voordelen," antwoordde ze op zijn eerste vraag. "En ik heet Delilah en ik ben twaalf. Waarschijnlijk ben ik hier, en niet mijn vader of moeder, aangezien ik degene ben die dit risico zou durven te nemen voor mijn broer." Beantwoordde het meisje ook de rest. Aidan wreef even over zijn kin, een frons op zijn voorhoofd. "En jij?" Zijn frons en hand verdween.
    "Ik? Ik ben hier omdat iemand het me vroeg." Aidan dacht terug aan het moment en automatisch vertrok zijn gezicht in een boze frons. Het laatste waar hij van hield was als iemand misbruik van hem maakte. Hij was dan ook niet van plan heel erg zijn best te doen. "Mijn naam is Aidan en ben zo'n driedubbele van jouw leeftijd." Hij zuchtte en ging met zijn hand door zijn haar heen. De lucht begon te betrekken en de zon begon onder te gaan, nacht zou al snel invallen. Het was al wat begonnen te schemeren en de man bedacht zich dat hij een plek moest vinden om te overnachten. Aidan wierp een blik op het kleine meisje voor hem en onderdrukte nog een zucht.
    "Je broer, hè." Hij had nu al spijt van zijn volgende woorden, maar hij wist dat hij het meisje liever hielp om haar broer te redden, dan dat hij zijn opdrachtgever een kans op leven gaf. "Laten we nog een stuk lopen en dan een plek vinden om te overnachten. Als je me niet op mijn zenuwen werkt, niña, dan help ik je met de wedstrijd." Met die woorden draaide Aidan zich om en begon te lopen. Hij nam geen moeite achterom te kijken of Delilah hem volgde, als ze het niet wilde, kon ze weglopen. Even dacht hij na over wat ze had gezegd en vroeg zich af hoe haar ouders dat hebben kunnen laten toestaan. Zonder het paar daadwerkelijk te kennen, voelde Aidan een boosheid over hen opkomen en hij fronste.
    "Ben je ergens bang voor?" vroeg hij, alhoewel hij niet wist of ze hem daadwerkelijk gevolgd had. Het leek hem echter wel handig dat als ze ergens naartoe gingen, dat hij haar angsten zou kennen.


    It's not that I don't love our little talks, it's just... I don't love them. ~ Loki



    II Valerie Rose Matthews II


          ”Waarom zou ik mij door zoiets tegen houden? Het is maar een brug. Een voorwerp. Niks meer en niks minder.”
    Ik wou dat het in mijn macht lag om op deze manier over de brug te denken. Niks liever zou ik willen dat het een gedachtegang kon worden die me er met een gemak overheen zou laten lopen, maar het enige wat ik zag was de diepte die eronder zat. Een diepte die me angstig maakte. Het idee dat de grond veel te ver buiten het bereik van mijn voeten zijn zou, joeg me de stuipen op het lijf. Allerlei scenario's - één voor één gecreëerd door mijn panikerende toestand - kropen mijn hoofd heen en gaven het een levendige fantasie. Hoogtevrees hebben, of welk ander vorm van angsten of Fobieën dan ook, waren totaal geen pretje. Niet alleen voor mezelf niet, maar ook de mensen om me heen bevonden er zo nu en dan de nodige hinder van. Het belette zelfs mijn race naar het medicijn - wat ik diep van binnen niet wilde laten verknallen door dit.
          De jongen was inmiddels weer voor me komen staan en hield in een kalmerend gebaar mijn handen vast terwijl hij me indringend aankeek. Zacht bijtend in mijn wang keek ik naar hem op, niet goed wetende wat voor zinnige woorden ik nu nog uit kon brengen. Ik waardeerde het enorm dat hij hier was. Een ander was er hoogstwaarschijnlijk al vandoor gegaan - en gaf diegene maar eens ongelijk. De situatie voor mij leek haast hopeloos, daar verdeden weinige hun tijd aan; dat is tenslotte altijd al zo geweest.
          ”Als je van het begin zegt dat je het niet kan, dan kan je het ook niet,” hoorde ik hem zeggen, waarna hij een stap naar voren deed en zo nog iets dichterbij me stond. “Doe je ogen dicht,” sprak hij vervolgens op een uiterst kalme toon. Voor enkele tellen keek ik hem twijfelend aan - niet goed wetende wat hij nu precies wilde gaan doen. Vertrouw me. De woorden slopen subtiel mijn hoofd in, waarop mijn ogen zich haast als vanzelf leken te sluiten. “Ik ga nu iets doen, waarvoor je me kan gaan haten achteraf of anders naar me kijken, maar ik laat je niet opgeven.”
          De vastberadenheid waarmee de jonge man sprak was duidelijk te horen in de toon van zijn stem. Het maakte het dat je amper er tegen in durfde te gaan, laat staan een poging deed om een weerwoord neer te leggen. Een kleine frons verscheen op mijn gezicht en terwijl ik mijn ogen nog steeds gesloten hield probeerde ik er achter te komen wat hij dan in hemelsnaam nog kon doen, én waarom ik hem dan zou gaan haten. Het muntje viel zodra hij me optilde onder mijn oksels en er voor zorgde dat ik mijn benen om hem heen sloeg.
          ”W-wat ga je doen?”
    “Laat je ogen dicht. Laat ze dicht.” Zijn woorden klonken kalm, maar zodra het idee zich vorm had genomen in mijn hoofd, raasde de nervositeit door me heen. Hij ging me niet optillen voor een knuffel - dat was nergens voor nodig en daarbij leek hij me niet het knuffelige type; vooral niet op dit moment. Een hand ruste op mijn onderrug, daar waar hij er voor zorgde dat ik niet weg zou glijden, en zijn andere hand steunde mijn bovenrug. Ik klemde zelf mijn benen onbewust nog strakker om zijn middel en mijn armen sloegen zich haast direct om zijn hals heen terwijl ik mijn ogen stijf dicht kneep. Hij ging me de brug over tillen.
          ”Ik ga je nu een van mijn persoonlijke flaters vertellen, het zal je afweren, maar het is toegestaan te lachen,” waarschuwde hij zacht. De eerste stap die hij zetten maakte het dat ik me nog strakker aan hem vast klampte. Mijn hartslag steeg, evenals het ritme van mijn ademhaling en ik verborg mijn gezicht tussen zijn hals en mijn arm om te voorkomen dat ik onbewust toch mijn ogen zou openen. De paniek die er dan kon ontstaan was er een die ik liever wilde vermijden.
          ”Ik ga je zeker uitlachen. Echt, ik lach je zo hard uit,” bromde ik met een zachte jammerende ondertoon, en luisterde naar de woorden die volgde. Ondertussen merkte ik dat zijn voeten een van de eerste planken van de brug raakten, en één van zijn handen liet me los om vermoedelijk de touwen vast te grijpen voor de juiste balans. Zachtjes ademde ik enkele keren diep in en uit terwijl ik mijn uiterste best deed zijn woorden op te pikken. Ik hoorde ze, ving ze op en wist er in mijn hoofd een beeld bij te vormen. Het idee dat de jongen - iemand die op mij vrij sterk en evenwichtig overkwam - zo zenuwachtig kon zijn gaf me een kleine glimlach rond de lippen. Het was zelfs een beetje schattig om te horen. Echter kon ik er niet hardop om lachen. Het ene deel van mijn hersenen bleef de angst in me telkens een tik geven. Elk krakend geluidje, of een subtiele wankeling in zijn pas deed me verstijven en zachte jammerende geluiden over mijn lippen heen rollen.
          Ik kon hem wel vervloeken, misschien zelfs een stomp geven, maar met de gedachten hem los te laten kroop ik alleen maar verder tegen hem aan. Echter, het feit dat hij tegen me sprak kalmeerde me ergens wel. Het leidde me voor even af van mijn angst waardoor ik daar minder gefocust op kon blijven, ondanks dat het er tussendoor bleef sijpelen. Zodra hij zweeg, kon ik ook niet anders dan hem zowat dwingend smeken om verder te praten. Hij tilde me op, nam me mee dus beter bleef ie me dan ook afleiden.
          ”Blijf praten, alsjeblieft? Ik ga anders gillen. Wat gebeurde er toen?”

    [ bericht aangepast op 24 nov 2015 - 22:18 ]


    'Three words, large enough to tip the world; I remember you.'

    Sorry, hij is niet zo lang als normaal.

    Malakai Terre Bonnet.
    Dat ze zich steviger aan hem vastklampte was niet te missen. Hij moest er beter zijn best voor doen om naar lucht te happen, echter was dit iets wat hij wel aan zag komen door zijn gedurfde daad. Bijna kon hij zweren dat ze haar hart als een razende tekeer voelde gaan en het liet hem iets sneller lopen, ook omdat haar haren deels in zijn gezicht jeukte en hij het elke keer weg moest halen.
          'Ik ga je zeker uitlachen. Echt, ik lach je zo hard uit,' klonk het jammerend van haar kant, haar gezicht verborgen in zijn hals, dus de helft was niet verstaanbaar. Toch was het niet iets waar hij op zou antwoorden, wellicht een zachte lach, maar niets meer dan dat. Eigenlijk stond de man er zelf verbaasd om dat hij zoveel in een tijd had gepraat, omdat hij niet echt een prater was.
          Blijf praten, alsjeblieft? Ik ga anders gillen. Wat gebeurde er toen?' De reden dat hij niet verder praatte was omdat hij niet wist hoe hij het een en ander moest verwoorden.
          Hij schraapte zijn keel, wellicht ietwat ongemakkelijk. Het was toch een raar gegeven? Hij had amnesie, maar sommige dingen kon hij zich als de dag van gisteren herinneren. Het waren ook vooral kleine details in zijn leven die hij vergat, geen grote ervaringen, maar hij was er wel bang voor dat dat zou gebeuren. Zijn dokter had het ook niet uitgesloten toen hem dat overkwam.
          “M'n voormalige vriendin was snel van begrip en had het al snel door,” begon hij, wanneer hij over de helft van de brug was en verder liep. “Ik probeerde haar aandacht te trekken en deed een wheelie op m'n motor toen ik wegreed.. Alleen was ik meer op haar aan het letten dan op de weg.”
          Nogmaals schraapte hij ongemakkelijk zijn keel. “.. dus ik reed met motor en al de vijver in,” sprak hij bijna onhoorbaar. “Mijn vriendin kwam niet meer bij en ik zat nadien te klappertanden van de kou als een oude opa op de bank bij haar thuis. Met de ouders van m'n vriendin in dezelfde kamer.”
          Het einde van de brug zag hij in zicht komen en nog een paar laatste stappen deed hij vooraleer hij weer op 't vaste aardbodem stond. Nog een laatste keer haalde hij de haren van de jonge vrouw, die zich nu aan hem als een schattig aapje aan hem vastklampte, uit zijn gezicht en hij zette haar weer op de grond.
          “Je mag je ogen opendoen.” En hij reikte met zijn hand naar zijn rugzak, die zij de hele tijd vasthield, waarna hij nonchalant doorliep.

    [ bericht aangepast op 28 nov 2015 - 20:13 ]


    Don't walk. Run, you sheep, run.



    II Valerie Rose Matthews II


          ”Mijn voormalig vriendin was snel van begrip en had het al snel door. Ik probeerde haar aandacht te trekken en deed een wheelie op m’n motor toen ik wegreed.. Alleen was ik meer op haar aan het letten dan op de weg.”
    Het feit dat de jongen voor enkele tellen even stilhield en zijn keel een tikkeltje ongemakkelijk schraapte, maakte het dat er een frons op mijn gezicht verscheen. Ergens, heel diep in mijn achterhoofd, had ik al een kleine vermoeden van wat er gebeurd kon zijn - iets wat zijn daarop volgende woorden leken te bevestigen.
          ”...dus ik reed met motor en al de vijver in. Mijn vriendin kwam niet meer bij en ik zat nadien te klappertanden van de kou als een oude opa op de bank bij haar thuis. Met de ouders van m’n vriendin in dezelfde kamer.”
    Had ik niet als een angstige peuter aan hem vastgeklampt gezeten, en met mijn beide benen op de grond gestaan, dan had ik waarschijnlijk uit alle macht mijn best moeten doen om niet in een lachstuip terecht te komen. Zijn woorden hadden een beeld in mijn hoofd gevormd die te komisch voor woorden was, al vond ik de achterliggende gedachten ergens ook wel erg schattig. Het vertelde me in ieder geval dat hij het type leek die veel voor andere over had, maar iemand die alleen met zenuwen niet altijd even goed wist om te gaan - wat zou kunnen leiden tot dit soort grappige taferelen; althans voor de ander, niet voor hem. Het was een lief gebaar, dat was één feit die ik met zekerheid kon vaststellen.
          Echter lukte het me niet om hardop te lachen, al kon ik het niet laten een zacht gegrinnik te laten horen gevolgd door een; “Arme jij, je hebt in ieder geval je best gedaan om te laten zien hoe graag je het wilde.”
    Vaagjes voelde ik zijn hand door mijn haren heen gaan, eerder om ze weg te vegen dan iets anders, en werd ik door zijn stilte bewust van het feit dat hij nog steeds - met mij in zijn armen - over de brug heen liep. Onbewust klemde ik me nog iets steviger tegen hem aan terwijl ik voelde dat hij me los begon te laten. Het piepende geluid van het klagende hout hield op tezamen met dat zijn voetstappen niet meer klonken op de houten planken, maar op een zachte ondergrond. Subtiel werd ik door de jongen weer neergezet, en daar waar ik eerst een panikerende golf leek te krijgen zakte deze direct weg toen ik de vaste grond onder mijn voeten voelde.
          ”Je mag je ogen opendoen.” klonk zijn stem een beetje droogjes. Knipperende met mijn ogen opende ik ze en gaf uit automatisme zijn rugzak terug toen ik zijn hand er naar zag reiken. Het angstige gevoel gleed soepel van me af, mijn hart leek steeds minder snel te gaan en ook mijn ademhaling wist ik op een normaal tempo te herpakken.”We hebben het gehaald,” mompelde ik en wierp een schuine blik op de brug terwijl ik een paar passen naar achteren zetten. Het was ons gelukt! Ik had het einde van de brug gehaald met hem zónder in de diepte te pletter te slaan. Tegelijkertijd met dat besef voelde ik boosheid opborrelen - wat ergens geheel onterecht was gezien de jongen me alleen maar had geholpen én dat ik zonder zijn hulp hier niet eens gestaan zou hebben - maar het was de hoogtevrees die nog een nawoordje wilde doen terwijl hij wegliep alsof het de normaalste zaak van de wereld was.
          ”Hey!” riep ik hem toe en zette een paar stevige passen zijn kant in. “Naai jij er altijd uit nadat je iemand eerst de stuipen op het lijf hebt gejaagd? Weet je wat er had kunnen gebeuren als die brug kapot zou gaan?” De gepikeerde woorden rolde als vanzelf over mijn lippen heen. Nu ik weer met beide benen op de grond stond had maakte mijn angst plaats voor boosheid - iets wat een onredelijk gegeven was doordat het voortkwam uit mijn angst voor hoogtes. “Het zou je op z’n minst sieren als je me liet bedanken, iets wat ik niet doe omdat..omdat.. Argh!” Boos graaide ik een klein steentje van de grond af en mikte die ver van hem af terug op de grond. Blijkbaar was mijn gevoel voor richting ook niet denderend.
          ”We hadden dood kunnen gaan en dat alleen omdat jij me zo nodig op moest tillen! Hoe haalde je het in je hoofd om dat te doen? De volgende keer verdien je een klap.” Boos bleef ik staan, plaatse mijn handen demonstratief in mijn zij en hief mijn kin op als een gepikeerde tiener.

    [ bericht aangepast op 1 dec 2015 - 19:30 ]


    'Three words, large enough to tip the world; I remember you.'