• • Out of Sight, Out of Mind

    Het is begin 19e eeuw (Victorian Era) en de hele wereld is net aan het herstellen van een oorlog die zojuist gestreden is, zo ook het stadje Bathum, de hoofdstad van het land Hawkscourt. Er heerst grote onrust onder het volk en sommige zijn zo ontevreden over het huidige bestuur dat ze soms samenkomen en de boel saboteren. Terwijl het volk denkt dat deze rebellen’ het grote gevaar zijn, ligt er een groter gevaar op de loer. Vampiers. De laatste tijd hebben ook zij het moeilijk gekregen, met name een clan uit het noorden. De clan is gekrompen naar tot een relatief klein aantal waardoor deze veel kwetsbaarder is en daarom heeft de clanleider, Silas, besloten dat hier verandering in moet komen. Bathum is de geschikte plaats om nieuwe leden te werven voor de clan. Echter is niet iedereen geschikt en de vampiers zullen zich onder de mensen moeten mengen om te kijken wie wel geschikt is voor het harde vampiersleven, terwijl ze hun identiteit verbogen moeten zien te houden.

    Rollen: Getallen voor de naam zijn paginanummers
    Vampiers:
    Clanleider:
    (1,1) Silas Underwood - 26/247 - 1e rang + ring - Hireath
    Rechterhand:(1,1) Idwallon Calhoun Underwood - 24/245 - 1e rang + ring - Goldenwing
    Verbannen: Vrij

    Leden:
    - (1,1) Alice Woods - 21/103 - 3e rangs - Asami
    - (2,10) Alexa Elizabeth Turner - 20/100 - 3e rang - Florentina

    - (1,6) Cedric Laurentius Salomon - 21 - 3e rangs - Delish Gepauzeerd
    - (1,6) Devon Evian Lilyton - Bachandale - 23 - 3e rang - DreamerN
    - (1,5) Mitchell "Mitch" Giacomo Bianchi - 22 - Tegen + leider - Florentina (Was mens)

    - Onbeperkt!

    Mensen:
    - (1,11) Elijah Hodkin - 20 - Tegen - Cashby
    - (1,9) Daenerys Éowyn Frey - 22 - Tegen - Asami
    - Onbeperkt!


    Gaan dood:
    - (2,1) Katharina (V, vampier) Dood door Idwallon
    - {1,7) Lucas Nilsson (M, mens) Dood door Cedric
    - (1) Oliver William Dust (M, vampier) Dood door Silias


    Vakanties:
    Florentina (Mitch): 11 juli t/m 2 augustus
    Cashby (Elijah): 11 - 21 juli + 27 - 31 juli
    Asami (Dae & Alice): 5 - 8 aug



    Sfeerimpressies 19e eeuw
    Als je googelet op Victorian era, Victorian fashion of gewoon in het Nederlands Victoriaans ___ dan vind je al een hele hoop (:
    Of de film Vanity Fair, dit is ook een erg goede inspiratiebron. Zoek wat trailers of personages op voor een goede indruk.

    [ bericht aangepast op 9 juli 2014 - 17:43 ]


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    Idwallon Calhoun Underwood

    Het viel de jongeman op dat Alexa haar benen naast elkaar plaatsten, in plaats van dat ze met haar benen over elkaar zat zoals een vrouw betaamde. Idwallon had er totaal geen moeite mee, als dit voor Alexa gemakkelijker zat dan moest ze vooral zo zitten. Daarnaast, wie was hij om haar over etiquette te vertellen? Dat hij zich altijd netjes gedroeg, net gekleed ging en er nooit onverzorgd uitzag was iets dat gewoon ontzettend goed in hem zat gebakken. Het voelde als natuurlijk om zich op deze manier te gedragen, dat dit voor anderen echter niet zo was kon hij begrijpen. Daarom ook dat hij niets opmerkte, iedere mens mocht wat hem betreft, tot op zekere hoogte, doen wat diegene wilde.

    ‘Ik heb een heel dagboek vol met aantekeningen dat u gerust mag lezen indien u daar tijd voor heeft.’ Begrijpend knikte hij, dit aanbod zou hij niet zomaar afslaan. De jongeman was sowieso al een grote lezer, wat zijn interesse direct had aangewakkerd. De kans was bovendien groot dat er nog bruikbare informatie in stond voor de clan. Als Idwallon dat zelf kon beoordelen door de verhalen te lezen dan zou hij sneller kunnen oordelen dan door eindeloos naar de verhalen van Alexa te luisteren, iets waar ze waarschijnlijk niet op aan het wachten waren. “Als je het geen probleem vindt om die tijdelijk af te staan dan zou ik je dagboek graag lezen. De tijd zal ik er wel voor vinden, ik ben benieuwd naar al je belevingen.” Hij verwachtte niet dat ze er geheimen in had opgeborgen, dan zou ze het dagboek niet zo gemakkelijk afstaan, bovendien hoefde hij haar geheimen ook absoluut niet te lezen. De geheimen waren van haar en bleven van haar.

    De blik die ze in zijn ogen wierp toen hij vertelde dat de mensen hoogstwaarschijnlijk wel weer zouden herstellen van de klap waardeerde hij. Wat ze precies had willen zeggen, of ze überhaupt iets had willen zeggen met die blik kon hij niet helemaal achterhalen. In ieder geval leek Alexa het eens te zijn met zijn woorden, wat betekende dat ze niet geheel pessimistisch was ingesteld, wat hij kon waarderen.

    De blik van Idwallon dwaalden voor de zoveelste keer tijdens het gesprek weer eens af naar de haardvuur, het enige geluid dat de kamer vulde als ze beiden hun mond hadden gesloten. De warmte die de haard afstond aan de kamer en de inzittenden voelde prettig aan. Langzaam liet hij de dagring, die hij net terug had gekregen, vanuit zijn hand in zijn broekzak glijden. Uit zijn broek zou hij niet zomaar vallen, de ring was dan toch nog dichtbij en hij had zijn beide handen weer vrij.

    Idwallon blikte weer terug naar de jongedame tegenover hem, die in zijn favoriete stoel zat, die hij voor deze gelegenheid zonder enige moeite had afgestaan. Het duurde niet lang of Alexa nam de moeite om zijn vraag naar alle eerlijkheid te antwoorden, wat aangaf dat ze hem genoeg vertrouwde. Het deed Idwallon goed om te weten dat hij toch automatisch een vertrouwd gevoel uitstraalde, iets wat hij ook altijd al wilde uitstralen. ‘We werden in mijn kamer onderbroken door geklop op de deur. Even later kwam hij de kamer weer in en ik zag meteen aan zijn gezicht dat er iets was.’ Op het horen van deze woorden knikte Idwallon even bedenkelijk. In zijn hoofd ging hij allerlei mogelijkheden af wat er geweest kon zijn, maar geen enkele mogelijkheid leek in het gat te passen. Voor het vinden van een antwoord kende hij Cedric niet goed genoeg, hij kende de karaktereigenschappen en hersenspinsels van de man niet. ‘Hij zei dat hij weg moest. Wanneer hij zou terugkomen, wist hij niet.’ Het was voor Idwallon meer dan logisch dat Alexa hier erg mee zat, hij kon haar ook geen ongelijk geven. Als iemand plotseling zo van gedrag kon veranderen, om niet veel later te vertrekken dan zou dat Idwallon ook voor raadsels stellen. Wat er precies was gebeurd tussen Cedric en degene die hen had gestoord zou ook voor hem onduidelijk blijven maar hij kon wel proberen om Alexa gerust te stellen.

    ‘Het nieuws dat die persoon is komen brengen heeft Cedric waarschijnlijk van streek gemaakt, het lijkt er op dat direct handelen noodzakelijk was. Ik weet dat je dit helemaal niets verder brengt, maar vergeet niet dat Cedric een verstandige man is en overal een reden voor heeft. Zo zal hij ook een reden hebben voor zijn plotselinge verandering in gedrag, gevolgd door zijn gehaaste vertrek zonder jou op te hoogte te stellen.’
    Hij boog wat naar voren, om zijn onderarmen op zijn bovenbenen te laten rusten, waardoor hij nog wat dichter bij Alexa zat. Al was het allemaal nog wel op gepaste afstand. ‘Cedric zal geen stomme streken uithalen en ik ben er vrijwel zeker van dat bij zijn terugkeer hij zal uitleggen wat de reden van zijn vertrek is geweest. Alexa, vergeet niet dat jullie een band hebben met elkaar, dus de kans is ook groot dat hij het je nog niet verteld heeft om je te beschermen.’ Een lichte glimlach was zichtbaar op het gezicht van Idwallon bij het vertellen van die laatste woorden.


    Stand up when it's all crashing down.

    Devon Evian Lilyton - Bachandale

    Hoewel mijn woorden kil en hard hadden geklonken glimlachte ze om mijn dreigement omtrent de jurk.”Geen zorgen.” Zei Alice terwijl ze de jurk met zorg van me overnam, waarna ze er aandachtig naar keek en voelde voor ze mij weer aankeek. “Ik zal er zuinig op zijn..Dankje.”
    Zuchtend haalde ik een hand door het haar, ook al wist ik dat het allemaal al niets meer uitmaakte, ik kon op dit moment niet anders dan haar zo ongeveer het enigste kledingstuk te geven wat er van mijn zus over is gebleven.
    Met een handgebaar maakte ik duidelijk dat ik de kamer zou verlaten zodat zij zich om kon kleden en zonder haar nog een blik waardig te keuren liep ik met mijn handen in mijn zakken terug de gang op.

    Ik besloot om naar boven te lopen en de treden kraakten onder mijn voeten terwijl die contact maakten met het half verweerde hout om steen, iets wat in het gehele huis wel terug te vinden was; de samenwerking tussen de twee natuurlijke bouwmaterialen.
    De gang boven was zo mogelijk nog smoezeliger dan die beneden en even bleef ik stilstaan.
    Hoeveel een omgeving toch kan veranderen naarmate de tijd vordert, maar als ik er langer over nadenk valt alles op diens plek. Normaal zou dit pand allang verkocht zijn, maar het staat nog steeds op de naam van de familie, een naam die ik eens in decennia aanpaste zodat het tenminste leek alsof hij van generatie tot generatie over zou gaan, maar in werkelijkheid bleef het natuurlijk gewoon van mij.
    Misschien zou ik het moeten renoveren, opkalefateren tot het prachtige herenhuis dat het ooit was.
    Met hernieuwde plannen liep ik verder de gang op, nu elke ruimte tot in de puntjes in me op nemend om in mijn hoofd een visuele plattegrond te vormen voor mijn plan van aanpak.
    Gedachten overspoelden elkaar.
    Gaat dit me niet ver boven de pet? Ik ben een handelsman, geen architect.
    Maar het lokken van vrouwelijke prooien gaat zo wel veel makkelijker als het binnen de vertrouwde privémuren van je eigen woning huisvest.
    Echter weet ik niet hoe de rest van de clan erop zou reageren als ik boven de grond zou gaan leven.
    Mijn vingers gleden over de ring om mijn vinger, met dat schatje zou het toch gewoon kunnen.
    In mijn hoofd de voor en tegen punten overwegend belande ik uiteindelijk weer in de woonkamer, waar ik niet veel later de zachte voetstappen van Alice hoorde en haar ogen ontmoette direct de mijne en het eerste wat me opviel was de hernieuwde soort van levendigheid erin.
    Prima, ze was herstellende. Voor zover dat kan.
    “Deze kunnen wel in de open haard.” Doelde ze op de kleren die ze vasthield. “Dan dienen ze nog een goed doel.” Ik wou de kleding al van haar overnemen om ze inderdaad in de haard te gooien, benieuwd of deze zou gaan ruiken naar het bloed dat nog in de kleding zat, maar het bundeltje gleed uit haar handen op de grond. Ah, toch nog niet geheel herstellende.
    “Hoelang ben ik buiten bewustzijn geweest?” Haar stem klonk geschrokken terwijl ze naar buiten keek waar de zon nu toch echt al wel op begon te komen, heldere stralen piekten bijna door de dichtgetimmerde ramen heen.
    Ik haalde mijn schouders op, tijd was nou nooit echt mijn sterkste punt geweest. Een uur kon net zo goed een minuut zijn, maar vijf uur voor hetzelfde geld twintig.
    “Geen idee.” antwoordde ik naar eerlijkheid. “Zes uur? Hoogstens.”
    Het was bijna fascinerend om naar Alice te kijken doordat je gewoon kon zien hoe allerlei gedachten over haar gezicht heen speelden. “Ik moet echt terug.” Hoorde ik haar zachtjes mompelen.
    Ik kon een hoon bijna niet inhouden. Weet ze zeker dat ze terug wilt? Zeker in deze staat. Ze zouden van een mijl afstand nog kunnen ruiken wat er gebeurd is, want ze rook nog steeds als een pasgeboren hertje dat aangevallen was door een bejaarde poema.

    Mijn ogen speurden haar lichaam af, maar ik zag geen enkel wapen, amulet of talisman waarmee ze de zon ook maar zou kunnen overleven.
    Misschien kon ik haar wat geven? Nee, dan zou het te gemakkelijk worden voor haar.
    Zachtjes schudde ik mijn hoofd, zo licht dat Alice het niet had kunnen opmerken. 'Davon, dit is niet het moment om spelletjes te gaan bedenken.' Beet ik mezelf toe, al was ik wel toe aan een spelletje. Zeker nu dat het me ontnomen was door de jonge vampier hier voor me, anders had ik voor een aantal dagen lang een heel leuk spelletje gehad. Een kleine scheve glimlach verscheen er op mijn gezicht tot ik merkte dat Alice een paar stappen naar me toe had gedaan. “Ik apprecieer het echt wat je voor me hebt gedaan en ik weet niet hoe ik je kan bedanken, als ik ooit iets voor je kon doen.”
    Hhmm... Dit kan nog interessant worden over langer termijn.
    “I-ik zou het fijn vinden als..Nou ja... Als dit tussen ons kan blijven.” Mompelde ze nog terwijl ze daarvoor zachtjes op haar onderlip beet alsof ze moed aan het verzamelen was om ook maar te praten. Dit kon echt nog eens interessant worden, ze wierp me eigenlijk iets in de schoot waarmee ik haar mateloos mee kon chanteren, niet dat ik er zo snel op terug zou grijpen, maar mocht het ooit nodig zijn, dan had ik het.
    Ik keek naar de kleren die nog steeds voor haar voeten op de grond lagen en ik wipte ze me mijn voet onder de stof de lucht in, waar ik ze in mijn handen opving.
    “Natuurlijk blijft dit onder ons, ik wil niet dat iemand ook maar lucht krijgt van dat ik ermee verstrikt ben geraakt.” Tot het moment dat ik het kon gebruiken natuurlijk.
    “Zolang je de jurk maar heelhuids terug brengt, dat is mijn eerste eis.” De eis die op dit moment het belangrijkst voor mij was, want als dat niet gebeurde zou ik haar persoonlijk najagen tot ze weer net zo onder het bloed zat als een aantal uur geleden, maar dan doordrenkt met der eigen.
    Nadat ik haar eerst om heb laten kleden natuurlijk, als ze dan ook nog maar de zenuwen had om die jurk überhaupt te dragen.
    Ik hief mijn hoofd even de lucht in voor ik haar weer aankeek. “Hoe denk je eigenlijk terug te keren naar de clan? Hoe ben je van plan om je te handhaven na wat er gebeurd is?” Ik deed een stap naar haar toe. “Hoe denk je het geheim te kunnen houden?”
    Waarom ik haar attent maakte op haar zwakheden in haar plan wist ik niet, misschien was het om haar te zien in die jurk die me wat soft maken, iets wat ik totaal niet kon gebruiken op dit moment.


    Credendo Vides

    Alexa Elizabeth Turner ~ 20 / 100 ~ 3e rangs vampier

    Waarom ze Cedric maar niet uit haar hoofd kon zetten wist ze niet precies. Hij was de enige persoon waar ze dit bij had, want dit was haar nog nooit overkomen. Zelfs al kende ze iemand langer, het afscheid van diegene zou haar niet zodanig kunnen deren dat ze geen controle meer had over haar gedachten. Was dit hoe zij hem had achtergelaten? Had hij zich net zo gevoeld als haar? Waarschijnlijk was hij meer gekwetst dan haar en zat zij op dit moment maar te zeuren over het feit dat hij haar nogal abrupt had achtergelaten. Wie weet had hij het wel expres gedaan, om haar te laten inzien wat voor een egocentrisch persoon ze eigenlijk was. Duizend en een scenario’s gingen door haar hoofd, maar geen enkele klonk haar logisch in de oren. Dat was het ding waar ze zich aan stoorde, dat zijn vertrek aanvoelde als niet logisch. Alsof hij binnen 5 seconden had besloten dat hij van haar af wilde.

    Even keek ze de kamer rond. Heel kort, maar lang genoeg om een aantal dingen op te merken. Ze had Idwallon’s kamer nog nooit eerder gezien. Hoewel er veel kamers waren die erg op elkaar leken, hier in Red River Valley, wist ze ook dat er aantal waren die wel erg verschilden. Deze kamer voelde ook anders aan dan de hare, maar had, mede door het haardvuur, wel een huiselijke sfeer. Nieuwsgierigheid zat in haar aard en leidde haar even af van de overheersende gedachten in haar hoofd. Ze keek weer naar Idwallon, die nog steeds voor haar zat en naar haar idee nog geen centimeter was verschoven.

    Zelf kon ze niet zo lang stilzitten, al helemaal niet in dezelfde houding. Ze ging met haar benen iets meer naar rechts op de stoel zitten. Deze zat wel erg goed, moest ze in gedachten toegeven. Misschien moest ze meer op de dingen om zich heen gaan letten, de dagelijkse en onzinnige dingen, om hem wiens naam ze op dit moment niet hoefde te horen geen plaats in haar hoofd te geven. “Als je het geen probleem vindt om die tijdelijk af te staan dan zou ik je dagboek graag lezen. De tijd zal ik er wel voor vinden, ik ben benieuwd naar al je belevingen.”

    De glimlach kwam weer terug op haar gezicht, alsof deze nooit was verdwenen en er niets aan de hand was. “Hij staat altijd voor je beschikbaar” zei ze. Dit was waarschijnlijk ook echt zo, want ze kon zich niet voorstelling dat iemand anders op het idee zou komen om het te lezen. Misschien Alice, als ze haar vertelde dat ze een dagboek had bijgehouden. Het was begonnen als een persoonlijk iets, maar ze vond het eigenlijk wel leuk dat iemand anders haar geschreven woorden zou lezen.

    Ze had hem datgene verteld dat ze Alice nog niet eens had verteld. Misschien was het juist omdat hij niet haar beste vriendin was, maar iemand die ze minder goed kende, dat ze het makkelijk tegen hem kon vertellen.
    ‘Het nieuws dat die persoon is komen brengen heeft Cedric waarschijnlijk van streek gemaakt, het lijkt er op dat direct handelen noodzakelijk was. Ik weet dat je dit helemaal niets verder brengt, maar vergeet niet dat Cedric een verstandige man is en overal een reden voor heeft. Zo zal hij ook een reden hebben voor zijn plotselinge verandering in gedrag, gevolgd door zijn gehaaste vertrek zonder jou op te hoogte te stellen.’
    Ze keek even bedenkelijk bij zijn woorden en liet ze tot zich doordringen.
    Bijna was er weer een glimlach op haar gezicht gekomen, zij het van het andere soort, een glimlach die opkomt als je aan iemand dacht je die goed kent. Een verstandige man, ze wist niet zeker of ze die beschrijving wel zou toekennen aan Cedric. Ze had ook wel een heel andere kant van hem gezien. Al was hij over het algemeen wel verstandig, hij had in ieder geval overal wel zo zijn redenen voor. Ze moest de woorden van Idwallon maar aannemen zoals ze waren, want het was het enige waar ze zich op dit moment aan kon vastklampen.

    Hij was wat naar voren gebogen, wel op gepaste afstand. Iets anders verwachtte ze ook niet van hem. Ze kon nu pas goed zien dat zijn ogen echt blauw waren, en een toch wel opvallende verschijning in combinatie met zijn haar maakte. ‘Cedric zal geen stomme streken uithalen en ik ben er vrijwel zeker van dat bij zijn terugkeer hij zal uitleggen wat de reden van zijn vertrek is geweest. Alexa, vergeet niet dat jullie een band hebben met elkaar, dus de kans is ook groot dat hij het je nog niet verteld heeft om je te beschermen.’
    Ze hield haar hoofd lichtelijk schuin en glimlachte. Het was fijn om eens iemand te hebben die een objectief oordeel kon geven.

    “Bedankt voor het luisteren” zei ze en ze meende dat dit het gepaste moment was om de kamer te verlaten. Hij had immers nog andere dingen te doen en het laatste wat ze wilde was dat ze overkwam als een zeurderig mens. “Ik heb dit zeer gewaardeerd” zei ze gemeend. “Excuseer mij, maar ik zal mijn weg weer vervolgen” zei ze en ze stond op uit de stoel, wachtte even op zijn reactie. Aangekomen bij de deur bleef ze even staan. “Ook bedankt voor de warmte”. Een warme glimlach gunde ze hem.


    Aan niets denken is ook denken.

    Ik had zin in een moordpost


    Mitchell Giacomo Bianchi ~ Rebel en vampier

    Hij had wel degelijk opgelet op hoe de jonge vrouw door de opening terecht was gekomen in de ruimte waar hij zich ook bevond. Er was genoeg alertheid over om ervoor te zorgen dat belangrijke informatie hem niet zou ontgaan. Het had simpel geleken. De jongedame was door iets wat op een luik deed lijken naar binnen gekomen en had deze achter zich gesloten. Als zij deze niet had geopend zou hij nu nog niet weten dat hij er überhaupt was. Fijn dat ze dat hem even had laten zien, want het gevoel van dat hij hier zo snel mogelijk weg moest overheerste nog steeds. Niet alleen begon hij zat te worden van het zoeken van een beetje licht in dit doolhof, de muren leken opeens ook op hem af te komen. Dat laatste kon geen goed teken zijn.

    Hij had vriendelijk nog wat gemompeld naar de vrouw, die na te hebben vastgesteld dat hij geen bedreiging vormde, ook geen acht meer op hem had geslagen. Zonder nog een maal om te kijken was hij naar het luik gelopen. Geen denken aan dat hij ook maar een seconde meer hier, in dit vampierenhol, zou verblijven. Het had hem meer tijd dan verwacht gekost om hier te komen, waar hij nu stond. Een uitweg vinden was meestal voor hem vrij makkelijk, omdat hij getraind in was om wegen te zien die anderen niet zouden zien. Het waren creatieve oplossingen die ervoor zorgden dat hij, ook als hij verkeerd was geraakt in een benarde situatie, een exit had. Even keek hij vlug om zich heen. Links, rechts. Er leek niemand te zijn, laat staan dat er iemand naar hem stond te kijken. Hij wist dat hij in de problemen zou zitten als iemand hem hier zou zien, want dan zou hij ofwel moeten uitleggen wie hij was, en dat kostte tijd, ofwel –in het slechtste geval- zou het Silas zijn, die hem waarschijnlijk geen enkele charmante blik zou gunnen. Hoe je het ook wendde of keerde, hij moest even weer in die o zo vertrouwde rol van rebel kruipen om ervoor te zorgen dat hij onopgemerkt hier weg zou komen. Gelukkig maar was dit een rol waar hij eigenlijk niet voor hoefde te acteren.

    Zijn handen gingen snel over het luik, bijna begeerlijk leek het wel. Zo graag als dat hij terug wilde naar zijn wereld, konden de anderen hier zich vast niet voorstellen. Het licht had hij gemist, ook al hadden zijn ogen wel kunnen wennen aan de donkere ruimte. Hetgeen dat ervoor zorgde dat hij ook maar al te graag snel weer terug wilde was dat hij niet bepaald netjes afscheid had genomen van zijn menselijk bestaan. Als half Italiaan zijnde was hij opgegroeid met bepaalde normen en waarden. Al kon hij niet al deze gewoontes nog herinneren, de meeste droeg hij nog bij zich als het enige wat hem eraan herinnerde dat hij familie heeft gehad. Zo was het voor zijn familie uiterlijk vertoon ook belangrijk, iets waar hij zich nu niet helemaal aan kon houden. Waarschijnlijk liep hij een aantal dagen al in dezelfde kleding rond, waar zelfs de bierlucht nog in zat.

    Het was niet moeilijk om uit het luik te komen en terecht te komen in de ‘menselijke’ wereld. Het luik had hij netjes achter zich gesloten en al snel keek hij weer uit op het dorp dat voor hem bekend terrein was. Hij had echter niet verwacht dat het zo overweldigend zou zijn. Het was half donker, uiteraard, anders zou hij zich hier helemaal geen stand kunnen houden. De frisse lucht was niet hetgeen dat hem overweldigde, de vele geuren wel. Wat rook hij toch dat zijn neusgaten binnendrong en maar niet kon verlaten? Snel begon hij te lopen, langs verschillende steegjes. Hij wilde absoluut niet door iemand van daar beneden gevonden worden nu hij een weg naar boven had gevonden. De geuren zorgden ervoor dat hij niet meer helder kon nadenken. Dat, samen met dat hij zich nog niet gezond voelde, zorgde ervoor dat hij snel hier en daar door steegjes stapte, zonder te weten waar hij heen geen. De geuren hielden hem in bedwang en leken alleen maar sterker te worden. Zijn stappen werden plotseling zwakker, alsof zijn benen geen kracht meer hadden om zijn gewicht te dragen. Hij had de nodige behoefte aan iets, maar had geen idee wat het was. Hoezeer hij zich ook in bedwang wilde houden, hij leek geen grip te hebben op de gevoelens die hij maar niet kon benoemen.

    Het was dat ene moment geweest dat hij dichter bij het centrum van het dorp kwam dat de wereld voor hem veranderd was in een waas. Nog even en hij zou moeten gaan zitten omdat hij te duizelig was om nog verder te lopen. Dit deed hij niet. Hij liep door, ondanks dat zijn hele lichaam protesteerde. Het was niet verstandig wat hij deed, maar verstandigheid was ook niet een woord dat hem altijd sierde.
    Zonder het echt door te hebben was hij tot stilstand gekomen. Er was een geur die zo sterk was, nog sterker dan alle anderen, dat hij hem niet kon negeren. Wat het was, daar zou hij snel genoeg achterkomen. Hij hoefde maar even om te kijken en hij zag waar die geur, die hem aantrok en niet meer losliet, vandaan kwam. Een figuur, vrouwelijk, zag hij al snel, en dat waren de enige gegevens die hij nodig had. Wat er met hem aan de hand was wist hij niet, maar hij had er alles behalve controle over. Het was alsof een ander deel het van hem overnam. Het deel dat niet nadacht over zachtzinnigheid, emoties en enkel en alleen praktisch en egocentrisch leek te zijn.
    Alles was hij deed gebeurde instinctief. Hij wist op de een of andere manier wat hij moest doen, om ervoor te zorgen dat hij van dat duizelingwekkende gevoel zou afkomen. Het was de ideale plek, een doodlopend straatje met verlaten oude huizen, om iemand op gruwelijke wijze om te laten komen. Zonder dat iemand het door zou hebben. Een schreeuw zou door de wind nog niet gehoord worden. Nergens leek een plek te zijn om zich goed te kunnen verstoppen. Maar het straatje was smal en liep dood, dus een ontmoeting zou niet uit de weg kunnen worden gegaan. Het kostte hem geen enkele moeite om zachtjes naar het figuur toe te sluipen. Het enige wat hem kracht vergde was haar tegen de muur drukken. De rest ging verbazingwekkend makkelijk.

    De geur zweepte hem op en nam hem mee naar een duister plekje van zijn ziel dat tot dusverre nog niet kende. Hij duwde een dame niet hardhandig tegen de muur, zette zijn handen zo strak op haar mond dat ze bijna geen adem meer zou kunnen krijgen, laat staan dat ze zou kunnen roepen.
    Wie was dit, die deze handelingen uitvoerde? Dit was de vraag die hij zich in normale staat zou afvragen, maar die nu niet in hem op kwam. Hij dacht helemaal niet na. Het enige wat hij deed was doen, op een gevoel dat hem overheerste en zijn hele lichaam overnam.

    Zijn vingers gleden langs haar nek, leken naar iets te zoeken maar konden het niet vinden. Wat de vrouw voor hem deed, hoe ze keek, of ze zich nog had verzet, dat soort details zou hij nooit weten. Hij had enkel en alleen zijn aandacht gevestigd op haar huid, die hij nu met zijn tanden doorboorde, en waar een vloeibaar goedje uit kwam. Bloed. Het smaakte plotseling niet meer als voorheen. Niet die akelige ijzersmaak, maar een heerlijk iets waar hij naar verlangde. Waarvan hij niet precies wist hoe hij het kon krijgen, maar wat hij toch voor elkaar kreeg om binnen te krijgen. Het was iets wat hij nodig had en dus dronk hij het, eerst enigszins voorzichtig, maar al snel gulzig.

    Hoe meer hij de smaak proefde, hoe meer hij er nodig van leek te hebben. Hij wilde het. Zo egocentrisch als hij bezig was, maakte hem het niet uit hoe zijn slachtoffer er aan toe was. Een aantaal schrammen waren al op haar lichaam te bekennen. Een aantal bijtplekken zaten al in haar nek geboord als merkplekken. Die littekens zouden worden. Ze verzette zich niet of niet meer, dat wist hij niet. Het was zo makkelijk om haar heerlijke bloed binnen te krijgen dat hij zich helemaal verloor in het drinken van haar bloed. Inmiddels droop het niet alleen meer langs haar nek, maar ook naar andere plekken, naar beneden. Hij was niet bepaald zachtzinnig en geduldig, waardoor de bijtplekken ruw waren en ze zelfs bloed verloor dat hij niet kon drinken. Het bloem stroomde, niet alleen in zijn mond maar ook op de grond. Hij voelde zich al een stuk beter dan voorheen, sterker en had eigenlijk niets meer nodig. Maar dat was niet een gedachte die in hem opkwam. Stoppen. Stoppen. Stoppen kon hij niet. Er was niemand die hem tegenhield en geen enkele rem van zijn eigen kant. Hij was in een verlaten straatje, en was snel genoeg om te verdwijnen als er iemand aankwam. Haar nek was bijna opengereten, zo lang was hij met haar bezig. In een soort trance had hij niet door dat zijn er aantal bloedvlekken op zijn kleding ontstonden, die niet van hem zelf afkomstig waren. Pas toen het lichaam plots uit zijn handen viel leek hij wakker te worden uit deze trance.

    Met een verbijsterende blik deed hij een aantal stappen naar achteren. Hij besefte zich pas na een aantal seconden dat zijn voeten hem niet naar de plek hadden geleid als dat hij ze opdracht had gegeven. Hij was niet in het centrum. Hij zou nu op de geheime plek van de rebellen willen zijn, om een poging te doen om alles goed te maken. Zijn ogen flitsten snel om zich heen en hij besefte zich dat hij de enige hier was. In een doodlopend straatje. Datgene voor hem deed hem zo schrikken dat hij ondanks een poging niet er dichterbij kon komen. Voor hem leek een strijd te zijn losgebarsten die was geëindigd in een slachtveld. De hele grond leek te zijn doordrenkt van bloed. Voor hem lag iets dat geen lichaam meer genoemd kon worden. Hij moest zelfs zijn best doen om erachter te komen wie dit was. De meeste mensen in het dorp kende hij wel. Zijn adem hield hij in op het moment dat de blauwe ogen en de blonde haren hem tot een conclusie deden komen.

    Het was Elizabeth. Of wat er van haar over was. Een aangetast lichaam. De ogen waar hij in keek deden hem nog meer verbijsteren. Ze stonden wijd opengesperd en alles in die ogen wees erop dat de vrouw doodsangst had uitgestaan. Langzaam maar zeker kon hij zichzelf zover krijgen om heel voorzichtig een aantal passen naar voren te doen om het stilstaande tafereel voor hem beter te kunnen bekijken. Er lag geen wapen, ze leek te zijn ingezakt nadat ze.. gewurgd?.. was… Hij wist het niet zeker. Durfde bijna niet aan een stukje opengereten pols, waar de vliegen al snel op af kwamen, te voelen, maar deed het toch. Hij kon de bloedvaten en zenuwen zien zitten, maar toch voelde hij aan haar pols. Niet eenmaal, maar een aantal keren. Kon niet geloven dat hij hier in de buurt was, maar haar niet had kunnen redden. Dat was iets dat niet bij hem paste. Ook al had hij haar niet gemogen, hij vond het erg om haar hier zo te zien liggen. Was hij in slaap gevallen of iets dergelijks? Hoe dan ook, hij zou het zichzelf niet kunnen vergeven als ze nog te redden zou zijn geweest als hij iets sneller had kunnen reageren. Als rebel zijnde wilde hij maar al te graag opkomen voor gerechtelijkheid en het zat in hem om mensen in nood te beschermen.

    Nogmaals keek hij om zich heen. Waarom was er niemand anders in de buurt? Hij kon de stukjes lichaam maar niet plaatsen, samen met de enorme plas bloed en de wijd opengesperde ogen van Elizabeth. Zijn starende blik werd doorbroken door een kleine windvlaag. Die bracht hem in herinnering dat hij hier niet eeuwig zo kon staan. Hij keek naar zijn eigen kleding, waarvan hij opmerkte dat deze niet schoon rook. Hij had een aantal bloedvlekken op zijn kleding. Hij keek naar zijn handen, die begonnen ineens erg te trillen. Er was niemand anders aanwezig geweest in de tijd dat hij hier was. Het besef dat hij de enige persoon kon zijn die Elizabeth wat had aangedaan kwam hard binnen. Ineens wist hij dat hij diegene was die het bloedbad had aangericht en dat hij haar bloed gedronken. Haar bloed?!. Hij was bang dat gekte hem zou heersen op zo’n moment als dit maar hij bleef akelig kalm.

    De eerste gedachte die in hem opkwam was dat het lichaam weg moest. En wel meteen. Waar was hij ook al weer? Snel keek hij om zich heen. Hij moest snel handelen. Niemand, maar dan ook niemand kon dit te weten komen. En niemand moest argwaan krijgen en te nimmer zouden de sporen naar hem moeten leiden. Er was hier een vuilnisbelt vlakbij wist hij. Hij aarzelde geen enkele keer en sleepte het lichaam, wat er van over was, weg. De grond was te rood, daar moest wat aan gedaan worden. In een soort trance maakte hij deze heel geduldig schoon met een oude doek die hij in een verlaten huis had kunnen vinden. Het duurde een eeuwigheid voordat hij vond dat de grond aantoonbaar schoon was. Het arme hoopje Elizabeth kon hij makkelijk dragen naar de vuilnisbelt. Daar aangekomen, tussen de vuilniszakken en stank, vroeg hij zich even af waar hij in godsnaam mee bezig was. Nee, dit was niet de eerste keer dat hij iemand had vermoord, maar wel de eerste keer dat hij niet kon geloven dat hij iemand had vermoord.

    Alles voelde vreemd aan, maar hij wist dat als hij dit niet zou doen, hij echt in de problemen zou komen. En dat was niet iets waar hij zich makkelijk uit zou weten te praten. Hij vond een hoop oude vuilniszakken en begon deze om het hele overgebleven lichaam te wikkelen. Verschillende lagen over lagen stelde hem gerust dat niemand het meteen zou ontdekken. Daarna gooide hij tientallen vuilniszakken van de hoop om de zakken, met ‘haar’ erin, er tussen te gooien. Vervolgens gooide hij al deze zakken weer over deze zak, zodat de stank die ongetwijfeld zou ontstaan getemperd zou worden door bovenliggende zakken. Meteen nadat hij dit had gedaan verliet hij de vuilnisbelt. Meer dan eens keek hij achterom om zichzelf er van te verzekeren dat er niemand keek.

    Met ingehouden adem liep hij verward door de straten van Bathum. Ook al kende hij deze op zijn duimpje, door zijn mentale toestand liep hij een aantal keren verkeerd. Hij wilde op dit moment niemand tegenkomen. Hij wilde niet naar zijn huis want daar zou hij in gedachten verdrinken of zichzelf lam zuipen. Hij liep met snelle korte stappen in een onregelmatig ritme richting zijn bakkerij, waar hij hoopte zich te kunnen uitleven op allerlei baksels. Even keek hij onderweg naar zijn handen, die hij verachtte, want hij zag ze als de handen van een moordenaar.

    Tot overmaat van ramp zag hij twee bekende figuren, al wilde hij het liefst dat hij deze zich had ingebeeld. Het had geen nut om weg te rennen, hij was er zeker van dat hij hun al gezien had. Waarom nu, nu hij zo graag alleen wilde zijn, moest hij bekenden tegenkomen. Zijn ogen waren gefixeerd op iets voor zich en knipperde geen enkele keer. Hij kon niet eens een woord over zijn lippen krijgen.

    [ bericht aangepast op 22 juni 2014 - 13:25 ]


    Aan niets denken is ook denken.

    Ik heb een deel van het 'gevecht' onder een spoilerknop gegooid. Het was een goede oefening voor me om zoiets te schrijven, maar niet zo boeiend om te lezen ;p

    Daenerys Éowyn Frey ~ Rebel.
    Haar entree had een lont aan lijken te steken waardoor de bom slechts luttele seconden later tot ontploffing kwam. Elijah maakte zich snel uit de voeten en dankzij het verrassingselement wist hij al een paar mannen uit te schakelen. Goed kon de dame dit echter niet zich, omdat ze zichzelf al gauw tegenover een paar andere mannen vond. De kamer waarin ze zich bevonden had meerdere uitgangen, ofwel, meerdere ingangen waardoor de nieuwe mannen waren gekomen. Eén miste een oog zag Daenerys terwijl ze haar verborgen mes uit haar mouw tevoorschijn haalde. Het korte lemmet glinsterde toen ze uithaalde naar de man van wie ze dacht dat hij de grootste bedreiging vormde. Hij was zichtbaar gespierd en zijn zon gebruinde huid gaf haar de indruk dat hij zwaar werk had geleverd in de buitenlucht, misschien op de rijstvelden. Halverwege haar uithaal moest Daenerys gauw duiken door een onverwachte uithaal door éénoog, die meer in zijn mars leek te hebben dan ze had gedacht. Niet alleen was ze in de minderheid, bedacht ze zich bitter, ook zat ze vastgesnoerd in een korset en een bloedrood monster waardoor haar bewegingen zeer beperkt bleven. Ze zou het moeten doen met enkel haar armen.
    Een grom verliet haar mond toen de vuist van éénoog de huid waar haar nek met haar schouders was verbonden raakte en ze zich noodgedwongen moest laten vallen. Het mes viel ondanks haar verwoede pogingen het bij zich te houden uit haar hand. Voor ze met haar ogen kon knipperen hield de getinte man haar al plat op de grond en tot haar schrik voelde ze hoe zijn sterke vingers zich om haar keel sloten. Ze keek niet naar zijn gezicht, noch waar éénoog zich bevond, maar nam haar omgeving snel in zich op. Geen enkel detail ontging haar toen ze zocht naar een uitweg. Haar ranke vingers hadden zich om de man zijn polsen gesloten en ze haalde raspend adem toen ze het ineens zag. Een kandelaar! Niet veel verder links van haar stond een zilveren kandelaar en deze familie kennende was het geen namaak. Het pronkstuk was binnen handbereik en ook éénoog, die haar mes had opgepakt en waarschijnlijk had verwacht dat zijn grote vriend alles zou oplossen, zag dit te laat.

    Het gehoopte effect ontstond zodra de kandelaar met een klap op de getinte man zijn hoofd belandde. Met een schreeuw rolde hij van haar af en Daenerys verwelkomde de plotselinge grote hoeveelheid lucht die haar longen als vloeibaar goud vulde. Veel tijd om bij te komen gunde ze zichzelf echter niet. In gedachten telde ze langzaam aan tot drie, raapte toen haar rokken bij elkaar en stond op, met als enige wapen de kandelaar. Het voordeel, namelijk de kandelaar zijn gewicht, werkte tegelijkertijd tegen haar. Daenerys was gewend met lichte wapens te vechten, snel en behendig met een broek aan haar kont. In de hoop éénoog te verrassen haalde ze direct naar hem uit, met succes. Daenerys ramde het uiteinde van de kandelaar in de man zijn buik die vervolgens dubbelklapte. Niet veel later trok ze zijn armen op zijn rug, de kandelaar liet ze tijdelijk voor wat het was. "Ik geloof dat die van mij is." Ze ontdeed hem ruw van het mes en haalde het zonder te aarzelen langs zijn keel waarmee ze hem ontdeed van zijn levensvloeistof. Het levenloze lichaam had de grond nog niet bereikt of ze draaide zich al met een ruk om, op tijd om een aanval van de getinte man te weren. Hij had zich sneller hersteld ze had gehoopt. Daenerys moest een paar klappen incasseren om het mes dat de man ineens tussen zijn vingers hield te mijden. Voor elke keer dag haar vuist contact maakte met zijn huid moest ze opnieuw een klap incasseren en ze wist hem slechts oppervlakkig te verwonden met haar mes. Er werd luid gevloekt toen ze een bekende, scherpe pijn in haar zij voelde, maar ook toen ze zag dat er versterking kwam. "Éowyn, ik denk dat het tijd is om te vertrekken." "Zou je denken?" riep ze uit. Terwijl ze Elijah zag verdwenen realiseerde ze zich dat ze ineens drie mannen voor zich had. Waarschijnlijk waren er meerdere mannen in het huis geweest die op het lawaai af waren gekomen als bijen op honing. De eerste nieuweling kwam gauw aan zijn einde, een oudere man met een snor die waarschijnlijk zijn laatste jaren in dienst van de familie had willen doorbrengen. De andere nieuwkomer oogde als een ranke sukkel, maar aan zijn handelingen was duidelijk te merken dat hij wist wat hij deed. Daenerys besloot over te gaan op een defensieve methode en hield de twee op een afstand terwijl ze probeerde bedenken hoe ze de twee het snelst om het leven kon brengen. Behendig maakte ze gebruik van het interieur. Ze dook weg achter banken, trapte tafeltjes om en één keer bracht ze zelfs een boekenkast aan het schudden. Helaas haalde zag ze na een poos nog altijd geen doorgang, de mannen bleven alert. Vluchten was echter geen optie, de mannen hadden hen gezien en het risico zou te groot zijn om ze te laten vertrekken. Tot haar ergernis merkte ze dat ze met haar rug tegen de muur naast het raam aan stond, gevangen. Haar opgestoken haren waren half uitgezakt en voor de zoveelste keer veegde ze ruw een lok haar voor haar ogen weg, terwijl de twee mannen die haar naderde haar volste aandacht hadden. Ze zat in de val. Ze moest een risico nemen, dat was haar enige kans. Met een schreeuw plantte ze haar mes in de nieuweling zijn buik, maar toen ze het terug wilde trekken realiseerde ze zich dat hij vast zat. Normaal gesproken zou ze haar voet tegen het lichaam hebben gedrukt voor tegenkracht, maar ze zat gevangen in het rood. Vanuit haar ooghoek zag ze een beweging en gauw draaide ze een kwartslag, het lichaam van de man als schild gebruikend.


    Hijgend, uitgeput, gewond met haar verwarde haren en bloed aan haar handen stond ze te midden van de kamer. Zwijgend liet ze haar blik rond gaan. Het was een chaos. Met bloed bespetterde meubels lagen her en der, de mannen levenloos op de grond, de één nog bloederiger dan de ander. De laatste man had ze ook weten te overmeesteren, nu lag hij aan haar voeten met een geïmproviseerde strop rond zijn nek. Een gordijnkoord. Even dacht ze dat ze hem nog hoorde mompelen, maar toen ze keek lag hij levenloos op de grond. Daenerys liep naar de kast die bijna als enige nog overeind stond, hij had glazen deuren. Ze waren besmeurd, maar haar spiegelbeeld was duidelijk te zien. Ze snoof om wat ze zag, het was geen gezicht vond ze. Een lachertje. Het was duidelijk te zien dat het haar meer moeite had gekost dan ze toe wilde geven. Met de lokken haar die uit haar knot waren ontsnapt en over haar schouder krulden als kers op de taart. Haar blik dwaalde af naar de rest van haar lichaam, de blauwe plek die zich nu al bij haar nek leek te vormen, de bloedspetters die leken te verdwijnen op de donkerrode achtergrond en de scheur in het strakke lijfje van de jurk waar het botte mes haar huid had opengehaald. Een pluk haar plakte tegen haar klamme voorhoofd aan en ze veegde hem met de rug van haar hand weg, klaar om te vertrekken en dat was toen ze hem zag. Verbaasd draaide ze zich om. Zijn gitzwarte haren en ogen die haar deden denken aan de oceaan. Hoe kwam het dat hij elke keer weer opdook? Ash. Haar vragende blik werd harder toen ze stemmen hoorde. Veel stemmen van mensen die wilde laten weten dat ze er waren. "Tijd om te gaan Casanova." Met firme passen liep ze op hem af en pakte hem bij zijn hand, terwijl ze hem direct meetrok. Met haar vrije hand moest ze haar rokken omhoog houden om bewegingsvrijheid te creëren voor haar benen. Ze lieten nog maar net het huis achter zich toen ze geschreeuw hoorde. Het spoorde haar aan harder te lopen, harder en verder dan haar benen haar eigenlijk konde dragen. Ze teerde op de adrenaline die door haar lichaam woei.

    De zon was en vormde een natuurlijke dekmantel. Daenerys liet de duisternis haar omhullen en hoopte zo dat men niet meer zag dan een silhouet van een vrouw. Na een poos dacht ze niet langer achtervolgd te worden en minderde ze vaart. Ze trof Elijah in een donkere straat, echter was het Ash die eerst van haar aandacht mocht genieten. "Jij!" was het eerste wat ze hem boos toesnauwde. Ze wilde naar huis om daar zich over te geven aan de vermoeidheid en pijn die aan haar trokken. Om op bed te gaan liggen en zich mee te laten trekken in een draaikolk zodat het donker haar zou omvangen. De volgende ochtend zou ze dan wakker worden en alles als waterdruppels van zich afschudden.
    Maar nu stond ze hier en hield ze zichzelf sterk terwijl ze Ash aankeek met een blik waarvan ze hoopte dat het kracht en dreiging uitstraalde. Hij had te veel gezien en Daenerys zag maar één manier om hem zijn mond te snoeien. Nee, de dood zou hem niet verwelkomen, daar was ze te zwak voor op het moment. De man zou zijn onschuld moeten opgeven als hij wilde leven, ze moest hem bij hun praktijken betrekken zodat hij hun niet aan kon geven zonder de grond onder zijn eigen voeten vandaan te trappen. "Ik weet niet wie of wat je bent, of waarom je elke keer op lijkt te duiken maar- wat krijgen we nou?" Ze had haar hoofd gedraaid en nu rustte haar blik op de figuur die verderop stond. Ze zag weinig, maar genoeg om te zien dat het Mitchell was en om weer woedend te worden om zijn onaangekondigde vertrek. "Hou hem in de gaten, hij heeft meer gezien dan goed voor hem is," zei ze onder haar adem en duwde Ash richting Elijah. Ze betwijfelde of ze Ash tegen zouden kunnen houden als hij wilde vertrekken, maar door haar eerdere ontmoeting vermoedde ze dat hij ook nu zou blijven hangen.

    Haar voeten deden pijn toen ze met zekere passen, waarvan alleen mensen die haar goed kende de vermoeidheid in haar lichaamstaal zouden herkennen, naar Mitchell toe liep en ze verlangde naar het zachte leer van de laarzen die ze gewoonlijk droeg. Voor Michell bleef ze stilstaan en haar hand zweefde al in de lucht, klaar om toe te slaan als een havik die zijn prooi ving. Maar hij bleef hangen en de woede verdween uit haar blik. Even viel haar masker, straalden de ogen van de jonge vrouw nooit eerder emoties uit. Angst, onbegrip, maar er was ook zichtbaar, voor heel even, dat ze ook ongerust was geweest.
    Daenerys keek onderzoekend naar zijn ogen die voorbij haar leken te kijken. De kleren die hij droeg waren van een paar dagen terug en de bierlucht leek in harmonie met de vlekken op zijn kleding. Enkele tellen stonden ze daar doodstil, bewegingloos terwijl ze zich afvroeg wie dit was. Dit was niet de Mitchell die zij kende. Het duurde even voordat ze zich herstelde en ze deed dit door haar neus arrogant op te halen. Ze voelde zich zoals hij eruit zag, maar het zat niet in haar aard om daar openlijk aan toe te geven. Ze moest sterker zijn dan dat. Daenerys pakte zijn kin tussen haar, herinnerde ze zich te laat, met bloed besmeurde vingers en dwong hem haar aan te kijken. Mitch, ik hoop dat je een goed excuus hebt, dacht ze bitter. Deze bitterheid was niet te horen in haar stem toen ze sprak. De stem eiste een acceptabel antwoord, maar klonk zachter dan normaal. Zijzelf verweet dit aan de vermoeidheid die steeds zwaarder aan haar leek te tillen. "Wat is er gebeurd?"

    [ bericht aangepast op 24 juni 2014 - 13:13 ]


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    Grigori Afanas Andrei Rykov - Verbannen vampier

    Vanuit mijn schuilplaats bekeek ik de ondergaande zon, het licht scheen nog wat vervelend in mijn ogen, maar het was te verdragen, een zonsondergang was mooi genoeg om mezelf daarbij ietwat te kwellen. Als deze eenmaal onder was, zou ik weer op weg gaan. Ik had de dag in deze grot moeten doorbrengen, al enkele dagen had ik in grotten en andere goed tegen zonlicht beschermde plekken moeten leven. De reis terug was lang geweest, maar niemand mocht weten dat ik terug aan het keren was, dus trok ik voornamelijk door de bossen, iets wat helaas minder snel ging. Het was me een tijdje geleden gelukt om ergens een paard te stelen, maar enkele dagen later was hij in een moment van onoplettendheid bij mij gevlucht. Weg was mijn snelle vervoersmiddel en ik was weer aangewezen geweest op enkel mijn eigen benen. Onderweg meed ik de mensen liever, ze zouden het vreemd vinden als een onbekende reiziger 's nacht aankwam en zich overdag niet zou laten zien. Opvallen was het laatste wat ik wilde, dus ik bleef sterk beperkt in mijn manier van reizen en de route.
    Ik nam de omgeving in me op, herkende nog enkele plekken, maar een hoop was ik ook weer vergeten. Ik was hier al lang niet meer geweest. Dus hoogste tijd om daar verandering in te gaan brengen. Nadat ik mijn spullen bijeen had geraapt, ging ik weer opweg. Dit zou de laatste nacht lopen zijn, de volgende dag hoopte ik door de brengen in het gangenstelsel van de Red River Valley, een veel aangenamere plek dan het bos. Terwijl ik liep, nam ik de omgeving goed in me op, ik moest deze goed onthouden voor het geval ik mezelf in de problemen wist te werken. In zo'n geval had ik een vluchtroute nodig en vluchten terwijl je de omgeving niet kent, is niet handig, behoorlijk gevaarlijk zelfs, vooral als je vijand de omgeving wel kent.
    Het duurde niet lang voor ik de gebouwen van Bathum kon zien en direct voelde ik een lichtelijk gevoel van tevredenheid, ik had ook een beetje het gevoel dat ik weer was thuisgekomen. Echter wist ik niet of ik hier lang zou blijven. De afgelopen tijd was erg saai geweest, de dorpen waar ik geweest was, daar gebeurde niets. Ik was de enige die voor wat opschudding veroorzaakte als ik weer iemands bloed had genomen, het slachtoffer maar half levend of zelfs dood ergens achtergelaten. Helaas moest ik daardoor juist weer meteen verder trekken als ik niet gepakt wilde worden. Als je je als reiziger in een normaal zeer rustig dorp bevind, terwijl er iets vreemds gebeurd, is er een grote kans dat je verdacht wordt.
    Bathum echter is groot genoeg om niet in op te vallen, daar worden ook zoveel andere moorden gepleegd door gewone mensen, dat je als vampier nauwelijks opvalt. Kennelijk was alleen zelfs Bathum waakzaam genoeg om door te hebben dat er wat aan de hand was, als ik me heerlijk uitleefde. De reden dat ik door de vampiers hier verbannen was. Alleen is het dus zo saai buiten Bathum dat ik het risico dat ik in de problemen kan komen niet erg genoeg vind om toch weer terug te komen. Ik heb geen flauw idee wat de andere vampiers hier ervan zullen vinden, dat ik weer terugkom, maar dat boeit me weinig. Zolang ik maar een enigszins rustige schuilplaats heb en gewoon lekker mijn gang kan gaan, vind ik alles prima.
    Op een gegeven moment neerkijkend op Bathum, probeer ik me te bedenken waar ook alweer de ingangen waren van het gangencomplex. Het feit dat mijn geheugen voor plaatsen niet altijd even goed werkt, zit me weer flink tegen. Ik kan gewoon geen plekken lang onthouden, dat merkte ik wel toen ik hier weer kwam. Van veel was ik weer vergeten hoe het eruit zag, wat waar was. Hierdoor was ik ook vaag genoeg verdwaald geraakt. Dat ik de weg naar Bathum terug had weten te vinden.
    Rustig liep ik wat rond, hopend iets te herkennen waardoor ik een ingang zou terugvinden. Ondertussen was het al helemaal donker geworden, de lichten in Bathum brandden fel, sommigen iets te fel naar mijn mening. Na een tijd langs de grenzen van de stad gelopen te hebben, zag ik op een gegeven moment een vrouw lopen, mijn ogen onderscheiden haar gedaante al snel in het donker en voorzichtig nader ik haar. Ik had het al aardig lang zonder bloed moeten doen en wat bloed was nu dan ook zeer welkom. Echter herkende ik haar, toen ik haar eenmaal behoorlijk dicht genaderd was. Het was Davina, één van de vampiers uit de clan hier. Als ik me goed kon herinneren leed zij aan geheugenverlies, dus zou ze zeer waarschijnlijk niet meer weten wie ik was. En anders, ik was wel aardig met haar bevriend, dus ik had sowieso een grote kans dat ze mij één van de ingangen zou laten zien.
    Op een goed moment stapte ik tevoorschijn in het maanlicht en ik maakte een kleine buiging voor haar. 'Gegroet schoonheid, wat doet u zo laat nog hier buiten?' vroeg ik haar beleefd, zeer vastberaden om haar vertrouwen te winnen en zo binnen te komen.

    {Als ik een fout heb gemaakt, just tell me :')
    En Daughters, ik hoop dat het goed is? Anders wil ik het wel veranderen ^^}


    Stenenlikker

    Idwallon Calhoun Underwood

    In tegenstelling tot Idwallon veranderde Alexa alweer van houding, iets wat de man gebiologeerd gade sloeg. Hij zelf kon lang in dezelfde houding zitten, hij had er ook de rust in zijn lichaam voor en ging meestal pas verzitten als zijn spieren aangaven in deze houding stijf te worden. De dame tegenover hem veranderde om de haverklap van houding, mogelijk omdat ze zenuwachtig was of omdat ze juist geen rust in haar lichaam had.

    ‘Hij staat altijd voor je beschikbaar.’ Een glimlach verscheen op het gelaat van de man. “Dankjewel, Alexa, dat stel ik zeer op prijs.” Idwallon nam zich voor al in de nabije toekomst het dagboek op te halen, hij was namelijk erg nieuwsgierig en wilde weten hoe goed de dame alles kon verwoorden wat ze had meegemaakt. Daarnaast keek de man er naar uit om mee te kunnen worden gezogen in het verhaal, alsof er een nieuwe wereld voor hem open ging.

    Alexa zweeg gedurende de tijd dat Idwallon aan het woord was, maar daarna ook nog. Het stoorde hem echter niet, het gaf ook wel aan dat het gesprek ten einde begon te raken. Alexa had verteld waar ze mee zat en Idwallon had daar een objectieve mening over gegeven. Het zou voor Alexa vooral functioneren als het kwijt kunnen van haar ei, iets waar ze waarschijnlijk al meer aan had dan als ze nog een keer zou reageren. Het zien van de glimlach die op haar gezicht verscheen deed hem goed, het voelde alsof ze echt wat had gehad aan zijn woorden. Of dat ook werkelijk zo was wist hij niet, maar hopelijk had ze nu in ieder geval iets meer rust in haar hoofd.

    De dame bedankte hem uitvoerig voor het luisteren, iets wat hij wel waardeerde, al had het wat hem betreft ook weer niet gehoeven. Hij had immers Cedric niet terug kunnen halen of een bevredigend antwoord kunnen geven op de vraag waarom hij weg was, toch glimlachte hij oprecht. “Geen dank.” Ook Idwallon stond recht, om haar te begeleiden naar de deur, die hij voor haar open hield als een echte gentleman. “Mocht er nog eens wat zijn, dan weet je me te vinden. Nogmaals bedankt voor het terugbrengen van de ring.” De ring die in de broekzak van de man zat was immers de reden geweest voor het bezoek van Alexa. Hij liet de dame uit en nadat ze de gang op was verdwenen sloot hij de deur van zijn kamer pas weer.

    Een zucht kwam langzaam over zijn lippen, terwijl hij probeerde te verzinnen wat hij aan het doen was op het moment dat Alexa op de deur had geklopt. Omdat het antwoord hem zo één twee drie niet bij stond besloot de jongeman eerst wat water in zijn gezicht te gooien. Een beetje verfrissing kon nooit kwaad. Bij de kom aangekomen haalde hij de manchetten van zijn overhemd los zodat hij die lichtjes kon oprollen om eventuele watervlekken te voorkomen. Idwallon boog zich naar de kom met water toe, maakte van zijn handen een kommetje en schepte wat water op om dat tegen zijn gezicht aan te werpen. Zijn ogen hield hij hierbij gesloten. Het koele water voelde heerlijk tegen zijn huid en maakte hem direct ook weer een stukje alerter.


    Stand up when it's all crashing down.

    my god jullie schrijven veel, ik kan niet beloven dat ik meteen zo lang kan hoor ;x

    Blossom Aurora Moore ~ Mens - tegen.
    Haar blauwe ogen gleden over het beeld in de grote ovale spiegel terwijl ze de borstel voor een laatste keer door haar haren haalde. Toen ze ervan verzekerd was dat alle knopen uit haar haren gekamd waren liet ze het over haar rechter schouder hangen en pakte ze haar kleding van haar bed. Zoals ze meestal deed droeg Blossom een broek, ze vond het idee dat vrouwen alleen maar in jurken moesten lopen een beetje onzinnig, en droeg zelf dan ook liever geen jurken. Op speciale dagen deed ze dit nog wel eens, maar vandaag was voor haar een dag als alle anderen. Zachtjes, om haar familie niet wakker te maken, liep ze door het huis naar de keuken, waar ze wat eten klaarmaakte en inpakte. Zodra ze dit had gedaan sloop ze zachtjes naar de woonkamer, om daar haar boeken en een tas te pakken. Toen ze het eten en de boeken in had gepakt, hing ze de tas over haar schouder en liep ze voorzichtig de deur uit. De deur viel iets harder in het slot dan ze gehoopt had, maar haar broers en zus werden nooit wakker voor negen uur, en haar vader was al op het werk. Blossom keek tevreden om zich heen in het oranje- achtige ochtendlicht van de zonsopgang. Het stadje was nog erg rustig, niemand was al echt wakker. Niet verbazend natuurlijk, aangezien het nog zo vroeg was. Je kon zien dat er veel schade was geweest en de economie niet erg goed liep, maar wat wilde je dan ook met zo'n bestuur.. Blossom zuchtte zachtjes, en begon te lopen richting een van haar favoriete plaatsen, ergens net buiten het stadje.

    Toen ze aangekomen was bij het riviertje glimlachte ze tevreden; het was nog net zo stil en vredig als altijd. Geen mens te bekennen. Blossom liep naar een grote, stevige boom en ging voorzichtig in het gras zitten, tegen de boom aan met haar gezicht naar het riviertje. Rustig pakte ze een boek en begon te lezen. Na een paar uur was ze halverwege het boek, en ze voelde zichzelf slaperig worden. Ze legde het boek weg, en veegde een pluk haar die in haar gezicht was komen te hangen weg. Na kort met haar ogen geknipperd te hebben besloot ze om haar rugzak te laten staan, niemand kwam hier toch ooit, en een wandelingetje te gaan maken. Langzaam liep ze weg van de boom en het riviertje, een richting op die ze nooit echt verkend had. Waarom, dat wist ze zelf ook niet precies. Ze had nooit een erg goed gevoel gehad bij dit pad, maar vandaag voelde het anders. Ze wilde weer eens wat nieuws, en wie weet was dat wel precies wat ze nodig had.

    Ze besloot om het pad wel te blijven volgen, zodat ze makkelijker de weg terug zou kunnen vinden. Hoewel ze niet meer zo bang was voor het pad als eerst, wilde ze die zekerheid nog wel behouden. Zachtjes voor zich uit neuriënd liep ze over het pad. Om de zoveel tijd keek ze even achterom, of bleef ze staan om een omgevallen lieveheersbeestje weer recht te zetten. Veel bijzonders was het pad niet, maar het had een paar erg mooie bloemen die ze zou onthouden om later na te kunnen schilderen. Ze dacht terug aan het verhaal wat ze net had gelezen, over ridders en prinsessen en vampieren... Ze glimlachte in zichzelf. Vampieren, dat zou wat zijn. Dat zou het leven zo veel spannender maken! Maar helaas..

    Na een tijdje zo door te lopen, zag ze een huisje, en een meisje dat net de deur uit liep. Zou zij daar wonen? Misschien was ze toch dichter bij Bathum dan ze had gedacht en hoorde het huisje nog wel gewoon bij de stad. Blossom probeerde zichzelf te vertellen dat dit niet haar zaken waren, maar uiteindelijk kon ze haar nieuwsgierigheid toch niet tegenhouden, en voorzichtig liep ze op het huisje af. Ze kreeg een raar gevoel in haar buik, ze was niet zo zeker of dit wel een goed idee was. Natuurlijk stapte ze wel vaker op vreemden af, maar ze had geen idee of ze wel in de buurt van huis was en of hier andere mensen in de buurt waren.

    Toen ze eenmaal bij het meisje aangekomen was, zette ze toch maar een grote glimlach op, en keek het meisje aan. "Hooi, ik ben Aurora," stelde ze zich voor zoals ze altijd deed, ze hield niet zo van haar eerste naam. Haar vader had haar altijd verteld dat het een mooie naam was, en dat haar moeder deze had uitgekozen en dat ze er dankbaar voor moest zijn, maar dat begreep Blossom niet. "Nouja, dat is mijn tweede naam. Mijn echte naam is Blossom, maar noem me maar Aurora." Top. Nu zou ze vast denken dat ze gek was, maar zo ging het altijd; ze was gewoon een beetje een flapuit. "Wie ben jij?" vroeg ze toen, en ze bekeek het meisje van top tot teen.



    -Dat viel nog best mee yay-


    Spinning around, I'm weightless.

    Ik zou niet eens meer korter dan 300 woorden kunnen posten :') En ik dibs Alice haar geliefde tot Ralph en haar karakter heb ik even herschreven, pagina 1 van topic 1.

    Alice Woods ~ 3e rangs vampier
    "Zolang je de jurk maar heelhuids terug brengt, dat is mijn eerste eis," zei Devon haar en Alice knikte wat afwezig, haar hoofd nog bij Red River Valley. Hierop wees Devon direct en zonder de blondine op de zwakheden in haar plan en met pijn en moeite moest ze toegeven dat hij gelijk had. Ze moest terug en ze was bang met elke minuut dat ze hier langer stond ze meer problemen over zichzelf afriep. De angst die ze voelde om terug te gaan was groots nadat ze zo faliekant had gefaald, maar ze wist ook heel goed waar haar loyaliteit lag. Zij was de oorzaak van deze problemen die ze niet alleen kon oplossen en ook zij alleen zou daarom de last ervan dragen. De schaamte, maar ook zou ze de clan moeten verlaten. Dit laatste, kon ze nu al raden, zou niet zonder slag of stoot gaan. Voor haar stond het verlaten van de clan bijna gelijk aan het ondertekenen van haar eigen doodsvonnis. Ze kon niet met wapens overweg, kon haar eigen honger niet eens bedwingen en dat was nog maar het begin van de ellenlange lijst die haar naar haar eigen zeggen een vampier van niks maakte.
    Een huivering trok door haar lichaam bij de gedachten alleen al. Ze zou alles weer achter moeten laten, net nu ze dacht dat ze een plek had gevonden die ze thuis kon noemen. Iedereen die ze kende, waar ze ook maar een beetje gehecht aan was geraakt zou ze achter zich moeten laten. Waar zou ze heen moeten? De vraag raakte vermengd met de andere vragen van Devon. Hoe denk je eigenlijk terug te keren naar de clan? Hoe ben je van plan om je te handhaven na wat er gebeurd is? Hoe denk je het geheim te kunnen houden? Alice herhaalde ze opnieuw en opnieuw in gedachten, zoekend naar een antwoord, waarna ze haar mond opende. "Zodra de zon onder is ga ik terug en de rest zal vanzelf gaan." Het was niet de eerste keer, maar die woorden kreeg ze niet over haar lippen. Ze zou terugkeren zoals gewoonlijk, maar zou niet wachten tot het lot haar opgezocht had. Het beetje zelfrespect dat nog resteerde zou ze waarbogen en daarom zou ze bij terugkomst direct heer Underwood opzoeken. Er was immers geen ontkomen meer aan.

    De dag was nog lang en Alice voelde er, na de gebeurtenissen van de afgelopen 24 uur, weinig voor om te spreken. Af en toe zei ze wat, maar ze zocht vooral haar troost bij de collectie boeken die Devon bezat. Genesteld in een fauteuil liet ze zich meevoeren met de letters op het papier totdat de tranen in haar ogen zouden komen en ze het boek weer weglegden. Uiteindelijk had ze Devon gevraagd om papier en houtskool, waarna ze zich bij de haardvuur had gepositioneerd. Zo nu en dan beantwoordde ze een vraag van hem, of zei ze uit zichzelf wat tegen hem, maar ze hield zich voornamelijk bezig met haar tekening. Het bood haar de nodige afleiding en gek genoeg ook troost. Bij gebrek aan keuze was Devon het onderwerp van haar tekening geworden. Zijn donkere haren omringden het gezicht dat een vastberadenheid droeg, maar zijn houding doch nonchalant. Om zichzelf bezig te houden vulde Alice het papier met de rest van de omgeving, het tapijt dat er lag, de dichtgespijkerde ramen waardoor een zwak licht kwam, de boekenkast. Zolang ze maar bezig kon zijn. Het papier vulde zich naarmate haar hoofd zich leegde totdat er geen ruimte meer over was.

    De tekening had ze achtergelaten op een tafeltje, aangezien ze deze niet mee wilde nemen, en haar handen schoon gespoeld van de houtskool. Hierna had ze simpelweg gewacht, om de zoveel tijd van houding en plek wisselend, totdat het eindelijk tijd was. "De zon is onder," merkte ze op nadat ze had zitten kijken hoe de stralen een rode gloed hadden gekregen om vervolgens te verdwijnen in de duisternis die de aarde nu omhulde. Ze stond op en streek haar jurk glad uit gewoonte. "Loop je mee?" Ze keek Devon vragend aan. Het was niet zozeer dat haar behoefte om te praten was gegroeid, maar ze vond het zeker prettig om niet alleen te zijn.
    De wandeling was niet erg lang en zodra ze arriveerden bleef Alice even staan. "Vanaf hier ga ik wel alleen en ik zal de jurk later terugbrengen." Even opende ze haar mond opnieuw om hem nogmaals te bedanken, maar sloot deze toen weer zonder een andere lettergreep losgelaten te hebben. Ze had hem al duidelijk gemaakt dat ze dankbaar was en ze dacht niet dat er veel zou veranderen als ze het nog een keer zou zeggen. Ze schonk hem nog een waterig glimlachje en had net een paar passen gezet toen ze weer bleef staan en hem weer aankeek. "Oh, en kun je Alexa zeggen dat het me niet gelukt is? Ze zal wel snappen wat ik daarmee bedoel," voegde ze er toch nog aan toe. Ze wilde dat haar vriendin ervan op de hoogte was, waarom wist ze niet, maar het voelde alsof ze haar dat verschuldigd was. Hierna vervolgde ze alleen haar tocht door de gangen. De normaal gesproken zo zelfbewuste dame had geen idee hoe ze eruit zag en voor het eerst dat ze zich kon herinneren maakte het haar weinig uit. Ze wilde het achter de rug hebben, zo snel mogelijk. Haar passen bleven echter kalm, haar ogen gefixeerd op de route die voor haar lag terwijl ze het gevoel had dat er van binnen een storm woei die haar in stukken zou scheuren. Misschien was het wel de laatste keer dat ze door deze gangen liep, bedacht ze zich en knipperde gauw de tranen weg die op kwamen zetten. Niet aan denken, beet ze zichzelf toe. Ze wilde niet huilen, niet om wat er gebeurt was en ook niet om wat er wel stond te gebeuren, er viel simpelweg niks meer aan te veranderen. Ze kon alleen maar hopen dat de moord onbekend bleef, het was niet iets waar ze mee te koop wilde gaan lopen. Misschien was de bloedlucht in de afgelopen uren minder geworden, afgezwakt en meegevoerd in de wind, weg van haar. Ze achtte de kans klein. Toch bleef ze vasthouden aan dat ene sprankje hoop, ook toen ze voor de deur stond en ze een kier diep zuchtte alvorens ze voorzichtig klopte.

    Zodra er een bevestigend antwoord had geklonken hadden haar ranke vingers zich om de deurklink gesloten en had ze het enige obstakel dat tussen haar en haar lot stond weggeduwd. "Ik-" was ze begonnen, maar had niet verder gekomen. Zwijgend stond ze daar en hoorde hoe de deur weer achter haar in het slot viel. Ze nam niet de moeite haar losse haren weg te strijken uit haar gezicht, of om haar jurk nogmaals glad te trekken. Alice deed zelfs geen enkele poging om een glimp op te vangen van zichzelf om te kijken of ze er nog verzorgd uitzag. Ze was totaal overrompeld. Om de een of andere reden had ze verwacht slechts Silas aan te treffen, maar in plaats daarvan trof ze zijn broer. Verbijsterd, niet zeker over wat ze moest voelen of zeggen, bleef ze naar hem kijken. Er liep een druppel langs zijn kaak die zijn weg vervolgens naar beneden zocht en onwillekeurig hoorde ze Idwallon's stem weer. "Zullen we dit ons geheimpje maken, Alice? Net zoals wat je hebt gezien?" Hij had haar toen niet vertrouwd en had zijn broer doen denken dat ze hem had lopen bespieden, terwijl de waarheid heel anders in elkaar stak. Toch had hij er niks van gezegd en had haar daarmee opgezadeld met een nog groter gevoel van schaamte. Ze wist niet wat erger was, de kille woede van Silas die haar altijd beangstigde, of de heftige en tegenstrijdige emoties die ze voelde zodra ze Idwallon zag. Vandaag leek het echter anders. Een plotselinge woede laaide in haar op terwijl ze daar stond. Ze versmalde haar ogen en haar lippen vormden één smalle lijn. De woede leek de lucht te klaren in haar hoofd, de mist trok weg en het voelde alsof ze Idwallon voor de eerste keer pas echt zag. Ze zag hem zoals hij was, niet Ralph. Idwallon's ogen waren blauwer dan die van Ralph en die laatste zijn haren hadden altijd netter gezeten, waren korter geweest. Het was alsof ze ineens alle verschillen kon aanwijzen, de kaaklijn die scherper liep, de oren die iets groter waren. Elk detail plots glashelder alsof onder een vergrootglas gelegd. Was dit Idwallon? Ze voelde geen adoratie, geen verlangen. Tot haar verbazing voelde ze de woede die ze onderging. "Het spijt me, ik zal wachten op heer Silas." Waarom zou hij haar woorden geloven, ondanks haar onvermogen om goed te kunnen liegen? "Aangezien uit uw eerdere handelingen bleek dat u mij niet vertrouwt." Zodra ze de woorden had gezegd wilde ze deze alweer terugnemen. Ze mocht zich niet door woede laten leiden, vooral niet wanneer deze ongegrond was zoals nu. Alice draaide zich gauw om en wilde de kamer verlaten. Weg van deze persoon voor wie ze plots een onverklaarbare woede voelde. Altijd had ze tegen hem opgekeken, maar wat had ze er voor terug gehad? Niks. Ze wist niet waar de oorzaak lag van de sterke emoties die haar zo plots hadden overvallen, de oorzaak van het feit dat ze ineens glashelder zag en besefte hoe de vork in de steel zat. De moord die nog aan haar knaagde, het verdriet om Ralph dat ze nooit had kunnen verwerken of het besef dat ook Idwallon dit niet kon en dat hij niet was zoals Alice altijd gedacht had, gehóópt had. Ze wist het niet, maar er was één ding dat ze op het moment sterker voelde dan wat dan ook en dat was dat ze weg wilde uit deze ruimte.

    [ bericht aangepast op 27 juni 2014 - 19:24 ]


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    Eerste post zomaar :P

    Jasper Kent Sterling

    "Rood... of bruin?" Hij hield de vlinderdasjes voor zich uit, maar greep uiteindelijk toch naar een oude foulard. Die sjaal had een kleur die tussen de twee in zat en Jasper had geen problemen met het sluiten van een compromis, "Perfect, dit kleurt vast mooi bij mijn ogen tijdens de zonsondergang."

    "Wat maak je het je toch moeilijk, er leeft geen hond hier!" Jasper prutste met de lippen van zijn paard terwijl hij de bespottende stem produceerde, waarna hij lichtjes fronste en het paard de 'moedervinger' gaf, "Silver, een gentleman moet er altijd perfect uit zien, ik kan er niks aan doen dat de maatschappij dit van mij verwacht!", maar na nog wat van zijn 'dialoog', zuchtte Jasper en gaf hij Silver nog een schouderklopje voordat hij de stal verliet. Een beetje somber deed hij de deur op slot en keek hij naar de oranje wordende lucht. Hij was blij dat hij zijn eigen hachje gered had door de boerderij te verlaten, maar om nu helemaal aan het randje van de stad te wonen... Voor een spontane jongen als Jasper was dat toch weer wat anders... Nou ja, in ieder geval had dit huis een stal voor zijn paard! Dat was nog positief!

    "Misschien had ik toch beter..." Hij pakte er een kaart bij van de omgeving, zijn vinger glijdend over het ruige papier, maar hij snapte er geen bal van. Na het ding ondersteboven, zijwaarts, onbewust goed en opnieuw ondersteboven te houden, rolde hij het ding weer op en gooide hij het op zijn bureau bij zijn andere spullen. Later in de nacht zou hij wel het pad volgen en hopelijk bij de stad zelf komen. Hij was zo enthousiast over het kopen van een huis, dat hij helemaal vergeten was om de weg te vragen.

    Hij keek nog eventjes naar de lucht, zijn maag knorrend toen hij opeens de rode gloed rond de ondergaande zon zag.
    "Verdomme..." Hij draaide weg en kreunde lichtjes, het ging vast nog lang duren voordat hij een geschikte mens vond. Hij ging namelijk niet zomaar in een of ander lelijk wijf bijten, god nee!
    Hij vroeg zich af of het wel goed was om hier te gaan wonen. Normaal lokte hij iemand voor een nachtje uit en beet hij diegene zodra hij of zij sliep. Was dit nog wel mogelijk? Hij wist niet eens meer wat er gebeurde toen hij zelf gebeten werd, hij was zo dronken dat hij bijna een hele dag knock-out had gelegen. Ach, wellicht woonde er hier ook wel een vampier die hem een beetje de kneepjes van het vak kon leren.

    Hoe verder de zon onderging, hoe minder zijn afdakje hem schaduw bood, dus ging hij maar snel naar binnen met één laatste blik op de buitenwereld. Ergens bovenin de bergen rond zijn huis zag hij wat beweging rond een grot. Hij wilde de situatie nog beter bekijken, maar toen raakte het zonlicht zijn voorhoofd al en vluchtte hij snel zijn huisje in. Met een opgeluchte zucht ging hij in de donkere verkoeling van zijn nieuwe woonplek staan, waarna hij snel de gordijnen dichttrok. Nog een klein dutje en dan zou hij op pad gaan, hopelijk viel hier iets te beleven.


    She was acting pretty, thought she owned the city. Someone should've told her that pretty ain't a job.

    Alexa Elizabeth Turner ~ 20 / 100 ~ 3e rangs vampier

    De roodharige vampier vond het opvallend dat de deur voor haar open werd gehouden. Er waren maar weinig jongens die dit voor haar zouden doen, al kwam ze er genoeg tegen. Beleefdheid was iets dat in deze generatie nogal leek te ontbreken, maar Idwallon was al oud en had de beleefdheden van zijn tijd goed meegekregen. Zo’n klein simpel iets leek niet eens een groot ding te zijn, toch vond ze het bijzonder dat hij voor haar de deur opendeed, al had het van haar niet gehoeven.

    “Mocht er nog eens wat zijn, dan weet je me te vinden. Nogmaals bedankt voor het terugbrengen van de ring.” Ze knikte op zijn woorden. Het was niet zo dat ze van plan was om meteen van zijn aanbod gebruik te maken. Ze was alleen naar hem toegegaan voor de ring in eerste instantie, maar de woorden waren eruit gekomen voordat ze ze kon inslikken. Misschien was het dat Alice niet in de buurt was geweest, en ze ook geen andere vrienden kon bedenken waaraan ze dit soort dingen zou vertellen. Alice was betrouwbaar, iets wat ze zeer op prijs stelde. Van de rest van haar vrienden wist ze dit echter nog niet. Die konden behoorlijk wat afroddelen met zijn allen. Door het gesprek met Idwallon zag ze in dat ze er wel echt mee zat dat Cedric zo plotseling was vertrokken, al hield ze zichzelf voor dat het haar niet deerde. Ze zou haar gedachten op andere dingen moeten zetten dan hem. De enige manier die ze hiervoor wist was afleiding. Niets doen was iets dat niet in haar aard zat. Ze wist dat het donker was buiten en dus was het voor haar de ideale gelegenheid om te zien of dat dorpje er nog hetzelfde uitzag.

    Alexa had snel een loszittend donkerblauw jurkje aangedaan, vrouwelijk en een tikkeltje aan de korte kant, maar het zwarte bolhoedje waaronder rode plukken verborgen waren, zorgde voor de nodige mannelijkheid in haar look. Al snel liep ze tussen de straten. Niet met een bepaald doel, maar gewoon om te zien of er nog wat te zien of te doen was. Ze bleef het leuk vinden om tussen de mensen te lopen. Hoewel ze zich prima vermaakte daar beneden, wilde ze er nu liever niet zijn. Waar Alice was wist ze niet en andere vrienden waarmee ze zich zou kunnen vermaken had ze ook niet gezien. Eigenlijk had ze wel de behoefte om alleen een beetje rond te dolen, tussen de mensen. Hen bestuderen of gewoon even langs de winkeltjes lopen om te zien of er nog wat te kopen viel. Chagrijnig was ze niet maar blij was ze ook niet te noemen. Ze had geen zin om vrolijk te kijken, dus deed ze dat ook niet. Plots hoorde ze een stem naast zich. Die was naar haar mening veels te vrolijk, en ze keek even verward naar het meisje, die ze iets later dan normaal had opgemerkt. "Hooi, ik ben Aurora," had ze gezegd, waarop Alexa enkel een wenkbrauw had opgetrokken. Deden ze dat altijd hierboven? Stelden mensen zich altijd aan elkaar voor? Dat was niet zo geweest op de plaatsen waar ze doorheen had gereisd. “Moeten wij elkaar ergens van kennen?” vroeg ze haar botweg. "Nouja, dat is mijn tweede naam. Mijn echte naam is Blossom, maar noem me maar Aurora." Met een vage blik keek ze het meisje aan. Het was toch niet normaal te noemen dat deze zich gelijk voorstelde, om vervolgens haar hele naam te noemen.

    Of ze zin had in dit onverwachte gezelschap wist ze niet. Het antwoord was waarschijnlijk nee, want op dit moment zouden meerdere sarcastische opmerkingen richting het meisje, Aurora, vliegen als ze ook maar 1 opmerking zou maken die haar niet aanstond. Aan de andere kant was het een afleiding, dit zorgde ervoor dat ze niet gelijk wegliep maar haar net zo uitgebreid van top tot teen bekeek als dat Aurora had gedaan. “Zeg, Blossom..” begon ze, expres, wetend dat ze deze naam niet apprecieerde, “Het gaat je niets aan wie ik ben”. Haar grijsblauwe ogen bleven op de jongedame hangen. Hoe oud zou ze zijn? “Wat doe je hier zo alleen op straat rond dit uur? Ben je soms verdwaald?” vroeg ze met een stukje vermakelijkheid in haar stem aan het meisje. Ze was benieuwd naar diens reactie. Als ze haar ging vervelen met hele verhalen, zou ze snel weg zijn.


    Aan niets denken is ook denken.

    Oke, dit is langer geworden dan ik mezelf had voorgenomen o-O

    Ash.
    †††

    Zwijgend staarde hij uit het raam. Zijn blik was neutraal. Geen spier was onnodige aangespannen terwijl hij stond te kijken naar de drukte op de straat. Je zou je verbazen, maar voor dit tijdstip van de dag was het nog behoorlijk druk buiten. Sterker nog, het krioelde van de mensen.
          Zonder te kijken tastte zijn hand naar het glas wat op het nachtkastje stond. Gevuld met de amberkleurige vloeistof waar hij over de jaren zo verzot op was geraakt. Hij bracht het naar zijn lippen en nam een flinke teug.
          Inmiddels was het al een paar dagen geleden sinds hij zijn intrek had genomen in de herberg. De herbergier wantrouwde hem. Dat hoefde je aan Ash niet te vertellen. Alles straalde uit dat hij het deed. Niet dat hij het de arme man kwalijk kon nemen. Hoe vreemd was het immers als een totaal vreemde aan komt met een behoorlijke zak geld en er niet naar omkijkt als hij iets te veel weg geeft dan zou hoeven? Langzaam kroop Ash zijn mondhoek omhoog. Mensen. Als ze wisten hoe vaak hij al naar deze stad toe was gereisd, net zo vaak als hij deze stad had verlaten, dan zouden hun ogen waarschijnlijk uit hun kassen rollen van verbazing.
          Van het glas gleed zijn blik weer terug naar de straat. Er renden kinderen tussen een groep verwarde kippen door, die dankzij die actie waarschijnlijk een paar dagen van de leg zouden zijn. Modder spetterde omhoog uit de plassen op het moment dat een tweetal paarden voorbij stevende. In een uiterst hoekje van een steegje zat een zwerver zijn buit van de dag te tellen terwijl feestgangers hem niets ziend voorbij liepen. Een typische stad. In feite weken ze geen van allen af van elkaar, behalve dat overal andere mensen woonden. Maar ze waren in feite hetzelfde. Ze hadden dezelfde behoeften en staken dat niet bepaald onder stoelen of banken.
          Ash plaatste het lege glas op het nachtkastje. Zijn blik was veranderd. Niet alleen keek hij naar buiten, hij had ten alle tijden zijn oren gespitst en hij kon niet ontkennen dat er iets interessant binnen zijn gehoorsafstand gebeurde.
          Een kille wind sneed langs zijn wangen zodra hij voet zette buiten het pand. Zonder acht te slaan op de weerzinwekkende omstandigheden mengde hij zichzelf tussen de massa die nog aanwezig was op de straat. Voor Ash was het nooit een moeite om zichzelf ongezien te verplaatsen. Als je wist waar je lopen moest, hoe je jezelf moest gedragen, dan zou niemand ooit meekrijgen dat hij op een bepaalde plek was geweest, op een bepaalde tijd. Luisterend naar de geluiden die hij horen wou, koerste hij af op het geweld. Niet alleen hoorde hij heus geweld, maar ook stervende mannen.
          Zijn voeten kwamen tot stilstand voor een pand. Niet zozeer een speciaal pand. Althans, niet speciaal voor hem, daarvoor had hij al te veel gezien. Ash wist dat het niet zijn zaak was wat hierbinnen gebeurde, het was echter zijn nieuwsgierigheid die hem verder dreef. Wie kon hem immers tegen houden?
          Iemand die binnen zou komen, zou in eerste instantie het idee hebben dat hij een huiselijke sfeer vertoort. Alles toonde aan dat er geen gevecht gepland was. De kaarsen brandden fel, wat zorgde voor een fijne sfeer, maar het was de combinatie van bloed en lijken die het vertekende beeld veroorzaakte. Een strijd was geleverd, doch was het een strijd waarvan je eigenlijk de uitkomst al zou moeten kunnen voorspellen. Blijkbaar was hier het tegendeel bewezen. Ash trok de panden van zijn jas recht en liep een stuk verder het vertrek binnen. Aan zijn voeten lag een man wiens ogen in het niets staarden. Het was een knap staaltje werk. Ash prikte met zijn voet in de zij van het lijk en trok een wenkbrauw op. Wonderbaarlijk, dacht hij bij zichzelf, dat zoiets toch mogelijk is. Altijd had hij geweten dat mensen kwetsbaar waren, maar dat ze zichzelf in die positie wouden plaatsen, dat was het enige wat hij niet kon begrijpen. Bloed drupte van meubelstukken, doordrenkte het tapijt, vergiftigde de lucht met zijn ijzerachtige odeur. Ondanks het feit dat hij over de jaren een behoorlijk goede weerstand had opgebouwd, werd het zelfs hem zo nu en dan nog te veel.
          Ash sloeg zijn armen over elkaar en leunde als de rust zelve tegen de deurpost aan. Zijn blik ging uit naar de enige persoon die nog overeind stond. In eerste instantie was ze hem niet opgevallen. Hij was haar geur gewoon en waarschijnlijk was zij voor hem niet het meest interessant in deze chaos. Toch stond ze daar. Buiten adem, uitgeput, niet goed wetend waar ze moest kijken. Al vanaf hun eerste ontmoeting – de laatste keer dat hij hier was geweest – had hij geweten dat er iets met haar was. Niet dat hij er lang bij stil stond. Wat niet voor hem van waarde was, was het ook niet de moeite waard om te onderzoeken. Ash kon haar moed echter wel waarderen. Er waren maar weinig mensen zoals zij.
          Nu hij daar zo stond, als een zee van kalmte ten midden van een rotzooi, leek zij hem ook te hebben opgemerkt. Tevens merkte ze de stemmen op die van buiten hun kleine chaos kwamen.
    "Tijd om te gaan Casanova." Wierp ze hem toe voor ze zijn hand greep. Zonder protest liet hij zichzelf meeslepen. In feite hoefde het niet. Ash wou gewoon weten waar het hem zou brengen en wat er voor hem in zat.
          Geschreeuw overstemde zijn gedachten. Droog keek hij om naar het huis, waar iemand inmiddels de aangerichte schade had ontdekt. Jammer, maar voor een van die mannen waren er wel weer tien anderen. Je moest niet veel waarde hechten aan iemand. Zelfs in zijn wereld kon het zonder meer in een keer voorbij zijn. Dat had hij wel geleerd. Velen zouden hem voor gek verklaren, hoe kon iemand immers leven zonder enige vorm van vriendschap of liefde in zijn leven? Hijzelf vroeg het zich ook af, maar nu was niet de juiste tijd om daar bij stil te staan.
          Bomen, huizen, modder, alles ging aan zijn oog voorbij. Het zag er naar uit dat de dame zich voelde als een opgejaagd dier, niet in staat om te stoppen tot ze in veiligheid was. Hoewel hij het met haar eens was, zou hijzelf op de plaats van de misdaad zijn gebleven. Niets was mooier dan de verslagenheid zien op het gezicht van iemand die een moord ontdekte, laat staan een veelvoudige moord. Het maakte het er enkel leuker op als de moordenaar zelf ook nog in de vertrekken aanwezig was. Dan was het hek van de dam. Meestal vielen ze hem aan met de meest gekke voorwerpen.
          Een donkere straat was uiteindelijk haar eindpunt. Hij bevrijdde zichzelf zonder meer uit haar greep en trok zijn mouwen weer recht. Het was zonde om zo’n duur jasje te laten verkreukelen door de angst van een ander.
    ‘’Jij!’’ snauwde de bebloede dame hem boos toe. Ash stak zijn arm naar haar uit en veegde zwijgend een druppel bloed van haar wang af. Zwijgend stak hij zijn vinger in zijn mond, maakte een goedkeurend geluidje om haar vervolgens afwachtend aan te kijken. Voor de tweede keer sinds het invallen van de avond voelde hij een kil briesje langs zijn schouder trekken. Het was het perfecte moordweer. De dag had ze tenminste wel goed uitgekozen.
          Ergens vroeg Ash zich af hoe zij het zou doen in zijn schoenen. Zou ze zich makkelijk over geven aan de lust naar bloed, of zou ze kalm zijn, zoals hijzelf? Interessante vraag. Niet doorhebbend dat mevrouw over haar toeren was jegens hem, stond hij er nog enkele tellen bij stil voor hij weer met beide benen terug werd gezet op aarde, net op tijd om haar beklaag aan te horen. Prachtig.
          "Ik weet niet wie of wat je bent, of waarom je elke keer op lijkt te duiken maar- wat krijgen we nou?"
    Halverwege haar eigen zin stopte ze er mee. Ash trok zijn wenkbrauwen op en sloeg zijn armen over elkaar. Zoveel adrenaline gonsde er door haar lijf dat ze nauwelijks haar aandacht bij een persoon houden kon.
    "Hou hem in de gaten, hij heeft meer gezien dan goed voor hem is," richtte ze tot de mannelijke metgezel. Haar poging om hem die kant op te duwen was een aardige poging, toch kwam hij geen centimeter van zijn plek af.
          Eenmaal ze hen had verlaten om de andere man te gaan – waar ze waarschijnlijk ook wel een goed woordje voor klaar had staan - richtte hij zich op de ander. ‘Dus, wat is hier ook alweer precies gebeurd?’ vroeg hij met enige vorm van geamuseerdheid in zijn stem. Ash zag zichzelf hier als passief toeschouwer. Hij sloeg alles gade, trok zijn oordeel, wist prima hoe hij hen uit deze rotzooi moest krijgen maar hij deed het niet. Niemand wist van hem wie hij was. Persoonlijk kon Ash daar goed mee leven. Het was wellicht een tikje luguber, maar dit was voor hem het beste vermaak dat er was. Angst, adrenaline en bloed.
    En dat alles, terwijl hij zelf nog geen woord had gezegd.


    The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.

    Blossom Aurora Moore
    Toen Blossom haar naam noemde, trok het meisje enkel een wenkbrauw op. "Moeten wij elkaar ergens van kennen?" Vroeg ze vervolgens, maar Blossom ratelde er vrolijk overheen, met het riedeltje waar ze zich altijd mee voorstelde. Het meisje keek haar vaag aan. Ze wekte niet echt de indruk dat ze zin had in gezelschap, en ze begon dus ook te twijfelen of ze hier wel goed aan deed. De grijsblauwe ogen van het meisje bekeken haar even van top tot teen, en hoewel dit haar een ongemakkelijk gevoel gaf was Blossom geen opgever. "Zeg Blossom.." begon het meisje, en Blossom zuchtte zachtjes; ze vond haar naam echt he-le-maal niets. "Het gaat jou niets aan wie ik ben." Blossom rolde even met haar ogen, lekker beleefd zijn we weer. "Wat doe je alleen op straat rond dit uur? Ben je soms verdwaald?" Ze dacht hier even overna. Wat dééd ze eigenlijk nog op straat? Moest ze niet al lang thuis zijn? De stem van het meisje klonk een soort... sarcastisch, en ze wist dat ze nu niet een of ander verhaal op moest gaan hangen. "Op vampieren jagen." Zei ze toen, het sarcasme weerklonk in haar stem; vampieren, alsof die bestonden.. "Wat anders?" Hoewel ze een stukje ouder leek dan Blossom, vond deze het toch raar dat het roodharige meisje zoiets aan haar zou vragen terwijl ze zelf ook gewoon buiten liep op dit tijdstip. Het meisje was mager, en had mooie rode krullen. Blossom beet even op haar lip en keek om zich heen. Was het wel verstandig om rond deze tijd nog met vreemden te praten? Ze had het vaker gedaan, maar ze wist niet goed of dit wel verstandig was. Ze veegde een bruine lok haar uit haar gezicht en deed haar handen in haar zakken. "En jij dan?" Vroeg ze toen, "Waarom ben jij zo laat nog buiten?" Ze trok een wenkbrauw op: het meisje kond dan wel zo doen, maar dat kon Blossom ook.

    [ bericht aangepast op 30 juni 2014 - 17:54 ]


    Spinning around, I'm weightless.

    Alexa Elizabeth Turner ~ 20 / 100 ~ 3e rangs vampier

    Alexa kon prima zien in het donker, dat was een van de voordelen van het vampierenbestaan. Haar ogen gingen over de huisjes. Hier en daar brandde nog een licht, maar over het algemeen was de buurt doodstil te noemen. Het dorp zag er naar haar verbeelding nog steeds hetzelfde uit als voor haar reis. Hoe kon het ook anders , zoveel veranderde er niet in een aantal maanden in een relatief klein dorp. Hoewel, je wist het maar nooit. Ze had tijdens haar reis meerdere dingen gezien waarvan ze voor haar reis nooit had gedacht ze tegen te komen. Het was een opluchting om te zien dat Bathum nog steeds het goede oude Bathum was wat zij kende. Ook al was ze geen mens, toch wilde ze op de hoogte blijven van wat er in het dorp gebeurde. Ze had genoeg inlevingsvermogen om zich voor te kunnen stellen hoe het zou zijn om als sterfelijke mens in een oorlog te belanden. In Bathum leek het momenteel rustig, maar ze wist dat ook dit dorp zijn zaken niet helemaal op orde had.

    Verveeld keek Alexa naar de jonge vrouw voor zich. Als het nou een knappe man was geweest had ze makkelijker gedaan, maar dit was een meisje wat haar eigenlijk op het eerste gezicht niet zoveel boeide. Ze had gehoord hoe het meisje gezucht bij het noemen van haar voornaam. Blijkbaar haatte ze deze echt. Alexa wilde nog wat zeggen om vervolgens om te keren maar het antwoord van het meisje op haar vragen verraste haar even. "Op vampieren jagen." had deze gezegd, waarbij het duidelijk was dat ze dit niet meende. Een glimlach verscheen op Alexa haar gezicht. “Pas maar op of ze vinden jou sneller dan jij hun”. Ze moest eens weten.
    In het weinige licht kon Alexa zien dat het meisje zich niet helemaal op haar gemak voelde. Ze was echter ook niet zo gemeen dat ze hier optimaal gebruik van zou maken. Blossom, of Aurora, moest haar dankbaar zijn dat ze niet zo erg was als een aantal mannelijke vampieren die ze kende. Zij zouden dit onschuldige mogelijke slachtoffer ongetwijfeld niet aan zich voorbij laten gaan. Het was donker, er waren geen mensen op straat te zien en het kind had geen idee wie ze voor zich had. Meer idealere omstandigheden kon ze zich niet voorstellen. "En jij dan?" "Waarom ben jij zo laat nog buiten?"
    Ze had nog wel het lef om dat te vragen, dat viel haar nog mee. Natuurlijk kon ze net zo’n onwerkelijk antwoord terugkaatsen, maar dit deed ze niet. Ze kon haar net zo goed vragen wat ze eigenlijk wilde weten.
    “Ik vroeg me af of je hier kon uitgaan” De roodharige vampier keek even vluchtig om zich heen. “Maar het lijkt een beetje een dood dorp te zijn” Ze wist wel dat er een aantal uitgaansgelegenheden waren waar ze terecht kon, maar daar zou ze waarschijnlijk nog even voor moeten lopen. Even de weg vragen kon geen kwaad. Ze had een van haar handen in haar heup gepland en keek het meisje recht aan. “Weet jij toevallig iets waar ik heen kan?” vroeg ze haar dan maar, hopend dat ze een serieus antwoord terug zou kijken. Het had geen zin om dit meisje in de maling te nemen of haar te irriteren, want heel interessant leek haar haar hier niet voor.


    Aan niets denken is ook denken.

    Idwallon Calhoun Underwood

    Het genot dat het koele water bood was slechts van korte duur omdat hij werd gestoord door een paar op elkaar volgende kloppen op de deur. “Kom binnen.” Zijn stem had monotoon geklonken, niet in staat om zijn irritatie kenbaar te maken. Het water was alweer tussen zijn vingers door weggeglipt waardoor hij zijn hoofd oprichtte. De druppels die nog aan zijn vingers kleefden liet hij door een beetje geduld te tonen zoveel mogelijk weer in de kom met water terecht te komen. Pas toen het meeste water van zijn handen af was pakte hij de kleine doek die standaard naast de kom lag om zijn handen mee af te drogen. Dat er nog een enkele druppel over zijn gezicht gleed ervoer hij niet als onhandig. Zijn reukvermogen had al opgemerkt dat het de dame Woods was die hem kwam storen, iets dat hij toch enigszins verbazend vond. Moest zij zich niet eerst melden bij zijn broer? Al was het onduidelijk waar die precies uithing, tot grote ergernis van Idwallon. Van veel mensen kon hij accepteren dat hij niet wist waar ze waren, maar dat hij niet wist waar zijn eigen broer had was voor hem lastig. Het deed hem denken aan vele jaren terug, toen hij nog een mens was en zijn broer al een vampier. De onwetendheid kon de jongeman gek maken. Het lichaam van Idwallon draaide zich naar de deur, om de dame met een knikje te groeten. Zonder te kijken rolde hij de mouwen van zijn blouse weer terug naar hun plek, om de manchetten weer vast te knopen.

    Idwallon gebruikte zijn normale manier van iemand benaderen, door te zwijgen. Niet alleen was hij een man van weinig woorden tegenover andere mensen dan zijn broer, deze dame wist bovendien ook al te veel. Hij wilde niet weten wat ze had uitgespookt, hij wilde enkel dat ze kon vergeten wat ze had gezien. Als de dame kon vergeten, dan hoefde hij niet bang te zijn dat zijn broer kwam te weten wat voor puinhoop hij werd als het verleden te dichtbij kwam. "Het spijt me, ik zal wachten op heer Silas." Korte schudde hij zijn hoofd, om aan te geven dat het haar niet hoefde te spijten. Ze had moeten ruiken, dan had ze gemerkt dat hij en zijn broer qua geur dicht in de buurt kwamen maar toch nog verschilden. Alice had hier niet hoeven binnen komen wandelen, met de boodschap dat ze op zijn broer zou wachten. Een broer waarvan Idwallon niet eens wist wanneer hij terug zou komen, hij kon slechts hopen dat het snel was.

    "Aangezien uit uw eerdere handelingen bleek dat u mij niet vertrouwt." De woede die vanaf Alice kwam bleef halverwege de twee personen hangen, kwam niet verder. Idwallon trok het zich niet aan, hoe goed hij ook wist dat het door zijn gedrag kwam. Hij liet het niet tot zich komen, want als hij dat deed ging hij zich rot voelen, iets wat hij niet kon gebruiken. Zijn blauwe kijkers volgden hoe ze zich weer omdraaide om de kamer terug te verlaten, binnen een seconde stond hij achter haar, om haar aan de hand zacht om te draaien alvorens haar direct weer los te laten. Hun gezichten waren verdacht dicht bij elkaar, de lucht die de ene uit ademde, ademde de ander in. Bruine kijkers ontmoetten blauwe kijkers. Zijn ogen waren een wervelstorm van emoties die werden afgespiegeld, woede, frustratie, irritatie maar de kwelling overheerste. Idwallon probeerde een verhaal te vertellen met alleen zijn ogen, hoopte dat ze het begrijpen kon, maar hij zelf kreeg er nog altijd geen grip op. Na een minuut zoog hij zijn wangen lichtjes naar binnen. Hoe stil en rustig de minuut was verlopen, zo gehaast waren de acties die daarop volgden. Met een ruk draaide hij zich om, liep de kamer door, bedacht zich, bleef een seconde staan, keek op naar de dame bij de deur. Voeten liepen naar de uitnodigende leesstoel bij de haard, maar hij ging niet zitten. Steeds meer werd Idwallon gekweld, door zijn verleden, zijn emoties en vooral zijn hopeloosheid. Hij liep weg van de stoel, om ergens tussen de stoel en Alice in te blijven staan, zijn blik kort hakend in de hare, alvorens weg te kijken.

    “Wachten op die andere Underwood zal nog lang kunnen duren, hij is voor onbepaalde tijd weg.” De woorden kwamen monotoon over zijn lippen, leeg. Er volgde een stilte van zijn kant, voordat hij weer begon te praten, dit keer met een bevende stem. “Het is niet dat ik je niet vertrouw, het is dat ik mijn eigen verleden niet onder ogen kan komen. Ik weet niet hoe ik er in mijn eentje mee moet omgaan, laat staan dat ik weet hoe ik moet omgaan met dat nog iemand stukjes heeft mee gekregen. Het is alsof je keel wordt dicht geknepen, maar niet lang genoeg en niet hard genoeg om je te doen stikken. Je blijft hangen in de hulpeloosheid, op het moment dat je al geen lucht meer krijgt maar je lichaam zichzelf nog niet uitschakelt.”


    Stand up when it's all crashing down.