• You're never safe


    Regels

    ° Minimum van 300 woorden.
    ° Bestuur enkel je eigen personage, tenzij
    je toestemming hebt van een ander.
    ° Geen Gary-Stu's en Mary Sue's.
    Ik lees alle rollen en zal er ook pietluttig
    op reageren als het niet goed is!
    ° 16+ is toegestaan.
    ° Naamsveranderingen doorgeven.
    ° Alleen ik maak nieuwe topics.
    ° Maximaal 3 personage's, in variatie.
    ° Ruziemaken doe je maar ergens anders.
    ° Reserveringen blijven 5 dagen staan.
    ° Geef mensen de kans om rustig te reageren.
    ° Hou het realistisch!

    Topics

    Rollentopics: 1
    Praattopics: 1, 2
    Speeltopics: 1


    ‘What would you do to survive a zombie apocalypse’


    In een zombie-apocalyps ben je eigenlijk nooit veilig, waar je ook bent en hoe veilig je je ook waant. Dat heeft deze groep wel geleerd, een groep die ontstaan is uit andere groepen, maar de rest is allemaal al dood. Nu hebben ze elkaar gevonden en proberen ze zo goed mogelijk te kunnen overleven.
    Het speelt zich af in een bos en bergachtig gebied, ongeveer een jaar later, waar kleine dorpjes verspreid liggen. Er lopen snelwegen doorheen die naar grotere steden leiden. Eens in de zoveel tijd vinden ze een plek om zich te vestigen, maar ze kunnen er nooit lang blijven. Momenteel verblijven ze in een goedkoop uitziend motel. Sommigen willen er blijven. Ze hebben eindelijk eigen kamers en een beetje privacy. Anderen willen zo snel mogelijk weer weg en een volgende plek zoeken.
    Nu zijn zombies niet het enige gevaar. Mensen kunnen net zo dodelijk zijn, maar uitdroging en ondervoeding ook. Morale kwesties en verschillen verdelen de groep al snel.

    Rollen

    Vrouwen
    ° Elín Nystrøm | 23 | Merlyn 1,1
    ° Evélyne Ophèlie Maely Gagnon | 27 | Sabaism 1,1
    ° Lene Nevaeh Undén | 16 | Marrish 1,2
    ° Samira Williams | 26 | Michonne 1,4

    Mannen
    ° Solomon Webster | 32 | Michonne 1,2
    ° Benjamin Declan Mitchell | 37 | Sobremesa 1,1
    ° Basilisc Messiah Ainsworth | 29 | Sand 1,3
    ° Merle J. Dixon | 48 | Apocalyptic


    Zombies

    ° Besmetting komt door een beet, niet door bloed. Het virus hangt in de lucht, dus als je doodgaat, verander je alsnog.
    ° Je doodt ze door door hun hersens te schieten/snijden, wat dan ook.
    ° Hun lichamen vergaan extreem langzaam.
    ° De snelheid van die zombies ligt aan de lichamelijke gezondheid. Vergane/half opgegeten zombies zijn langzamer, maar dikke zombies ook.


    Foto's van het motel
    Het hotel heeft in totaal 12 kamers op de bovenverdieping, allemaal identiek, op de hoekkamers na. Die hebben drie lossen bedden in plaats van een tweepersoonsbed. Beneden zijn geen kamers, maar een keuken, een eetzaal, de lobby en een bar.






    [ bericht aangepast op 10 feb 2015 - 15:49 ]


    Your make-up is terrible


    »Gabriel Ace Davis.
    De vraag die ik had gesteld aan de jongedame leek haar niet te kunnen behagen. Het leek me logisch dat er mensen langs moesten als je van boven kwam. Wie bedacht het dan ook om midden op de trap te gaan zitten? Dit verpestte mijn hele plan. Alhoewel dat klaarblijkelijk geen kans van slagen had gehad door het aantal mensen die er hier rondliepen. Er waren er meer dan ik in maanden had gezien. In slechte tijden hadden mensen snel de neiging om bij elkaar te komen als een kudde. Ze dachten daarmee in betere handen te zijn, maar niets was minder waar. Je hield elkaar alleen maar op. Wie kon het immers voorkomen dat, wanneer je viel, je niet werd opgegeten? Kleine kans dat de persoon die je kwam redden, zelf ook ten onder ging.
          De jongedame kwam in beweging. Niet bepaald snel. Haar lichaam leek in slow-motion omhoog te komen van de trieste vertoning dat zichzelf een trap noemde. God allemachtig, hoe moeilijk was het om even aan de kant te gaan?! Dit werkte nogal op mijn zenuwen. Mensen moesten mijn tijd niet verdoen met zoiets.
    Ze draaide zich om met hetzelfde tempo waarmee ze was opgestaan. Ik was al klaar om haar behoorlijk te vervloeken. Andere mannen maakten nogal verschil tussen ruzies met een man of een vrouw, maar ik kende dat verschil niet. Ik kreeg echter geen woord uit mijn keel bij het zien van haar gezicht. Blond haar, sprekende ogen, een zekere pit – hoewel haar ogen op het moment nogal dof stonden.
    Eve weergalmde in mijn hoofd. Hoe lang was het geleden? Elf jaar.. en ze was geen spat veranderd. Ze leefde, van alle mensen die de Apocalyps hadden kunnen overleven…
    Met stomheid geslagen keek ik haar na. Ze liep van me weg. Ze herkende me niet eens.
          Verdomme Gabe, houd je hoofd erbij! Geen tijd voor het verleden, Ik schudde kort mijn hoofd, waarbij ik onmiddellijk werd herinnerd aan de pijn. Geweldig.
    Ik daalde de rest van de trap af, de rest van de mensen negerend die zich in de buurt ervan bevonden. Het was handiger om mezelf zo anoniem mogelijk te laten blijven, des te eerder ik weg kon. Althans, dat hoopte ik dan. Waarschijnlijk was dat weer een van de plannen waarbij ik niet zou slagen omdat ik sowieso al een iemand kende. Daarbij, er moesten wel mensen zijn die me van de straat hadden geplukt.
          Na de mentale strijd met mezelf had ik mijn weg vervolgd. Het was niet zo’n enorme moeite om me te concentreren op mijn doel gezien de pijn een constante herinnering was aan hetgeen waar ik naar op zoek was. Als ik toch niet zo dom was geweest om in slaap te vallen…
          Met wat hulp van mijn gezonde verstand had ik het motel al snel tot in de kiem uitgeplozen. Het was een standaard gebouw. Niet meer dan een blok beton die zomaar uit de lucht gevallen leek te zijn. Op de benedenverdieping lag alles in feite binnen handbereik. Ontvangsthal, ontbijtzaal, gezamenlijke ruimte, keuken. Alles was met elkaar verbonden door een gang. Dat scheelde weer.
          Echter, halverwege de gang werd ik opgehouden door een figuur.
    ‘Het gaat wat beter met je, zo te zien?” viel hij binnen. Tot zover geen beleefdheden. Dat was tenminste iets waar ik mezelf in kon vinden. 'Gisteren was je nauwelijks van het asfalt te dragen.'
    Ik wilde diep zuchten… en niets weerhield me er van. Ik wist mezelf een kwartslag bij te draaien waardoor ik zicht kreeg op de man die naast me stond. Een apart figuur kon je het noemen. Tatoeages, een snor. Was hij een alternatieveling? Hij zag er uit alsof hij bij de selectie hoorde. Waarom interesseerde me dat überhaupt? Je kwam de meest uiteenlopende mensen tegen tegenwoordig. Je had geen keuze. Je moest het er mee doen. Vandaar dat ik mezelf er zo goed mee kon vermaken dat mensen met mij opgescheept zaten.
          Van de vorige avond herinnerde ik me weinig. Ik wist nog dat ik mezelf een paar uur slaap had gegund, maar bij het horen van geluiden was ik er vandoor gegaan. Wat er daarna allemaal precies is gebeurd, is mij een raadsel. Nog nooit was het me overkomen
          Nadat ik hem peilend in me op had genomen, keek ik omhoog naar zijn gezicht – voor zover je het ‘omhoog’ kon noemen. De jongeman deinsde niet terug. Hij had het lef om me recht aan te kijken ondanks dat hij zeker twee koppen kleiner was dan ik. Lachwekkend? Behoorlijk. Ik had niet vaak een man gezien die zoveel kleiner was. Wat nog vermakelijker was dat hij zichzelf groter probeerde te maken. Iets in mij had beslist dat ik hem aardig vond. De meeste mensen kon je beter te vriend houden, en waarschijnlijk kon hij nog wel eens van pas komen als de gemoederen hoog opliepen.
          'Ik ben Baily, trouwens.'
    Vaag voelde ik mezelf knikken. Ik reageerde niet op alles wat hij had gezegd. In plaats daarvan liep ik verder, de keuken was nog maar een paar passen bij me vandaan. ‘Pijnstillers?’ ik keek hem aan. aan zijn ontspannen houding te zien was hij hier al langer. Als dat zo was, dan wist hij vast het fijne van de inhoud van dit motel. Hij kon me vast en zeker helpen met het verzorgen van de hoofdwond. Zodra het verband eraf was, dan kon ik pas inschatten hoelang het zou gaan duren voor ik weer op pad kon. Een goede reden om te blijven had ik toch niet.


    The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.




    Baily Desmond Alston

    _______________________________________________



          De vreemdeling keek me met een lichte frons aan terwijl ik hem aansprak en ondanks zijn ruwe uiterlijk, zag ik een kleine hint van pret in zijn ogen. Ik wilde bijna zuchten. Waarschijnlijk kwam het door mijn lengte. Het was altijd mijn lengte. Ik strekte mijn lichaam iets meer uit en probeerde mijn onzekerheid niet te laten zien. Het was niet dat ik ontevreden was met mijn postuur, maar het was irritant als anderen me ondermijnden omdat ik niet bepaald lang was en ook niet meer zo sterk als voorheen. Ik was nog steeds snel en alert en ik vond het fijn om te weten dat die kwaliteiten ook goed van pas kwamen in een apocalypse.
          Hij reageerde nauwelijks op mijn geklets, maar ik merkte dat hij wel luisterde. Het was onmogelijk om in te schatten wat zijn mening over mij was. De meesten vonden me of stierlijk vervelend, of ze mochten me graag. Er was zelden een middenweg. Toen hij verder liep naar de keuken, volgde ik hem.
          'Pijnstillers?' vroeg hij met een schorre stem.
          'De laatste keer lagen ze nog in één van die dingetjes. Als iemand anders ze niet al heeft ingenomen of gejat.' zei ik terwijl ik naar de laatjes in de keuken wees. Ik had zelf nog een paar paracetamols in mijn tas zitten, maar als het niet dringend nodig was, hield ik die liever zelf. Het bleef even stil, maar toen werd ik toch weer nieuwsgierig. Ik wist nog steeds de vreemdeling's naam niet en het zag er niet naar uit dat hij deze zonder aandringen zou prijsgeven.
    'Normaal gesproken als iemand zich voorstelt, zegt de ander ook zijn naam,' vermeldde ik met een nonchalante blik. Om de brutaliteit van mijn opmerking iets te verzachten, wees ik vluchtig naar zijn hoofdwond. Deze was nu nog bedekt met verband, maar het was duidelijk dat ze vervangen moesten worden.
    'Dat ziet er pijnlijk uit. Hulp nodig?'


    Caution first, always.

    Jessica Crimson.
          Ze was van plan om er geen aandacht aan te besteden, dan zou het vanzelf ophouden, maar zijn grijnzende ogen voelde ze in haar rug branden – wat haar een vies gevoel gaf. Die herinneringen had ze begraven, dat wist ze zeker. Toch? Dat ze nu opkwamen betekende helemaal niks.
          In het momentje dat ze was weggelopen, klonk er een bulderende lach vanachter haar. Wat haar voeten deed stoppen en het klakkende geluid op de vloer niet meer weergaf. Verward keek ze om naar de man. De man waar ze zojuist de opmerkingen naar had gemaakt, was in lachen uitgebarsten. Goed dat hij het zo komisch vond.
          Haar oog viel nu beter op de gemiste hand, waarvan een mes in de plaats was gekomen. Het glinsterde. Deed pijn aan haar ogen. 'Hier komen, pop, nu.' Even rilde ze over het idee dat als haar stiefvader dat gehad had. Een grote, ruwe hand had haar vastgegrepen en tegen de muur, aan de andere kant van de kamer, gegooid. Hij had dan helemaal niks van haar overgehouden. Mep. De klappen bleven komen. Net als de haat voor haar stiefvader. En de duisternis.
          Haar donker wordende poelen deed ze voor een moment dicht door de terugschietende herinnering. Een verlammende reactie overviel haar lichaam, voor een seconde kon ze niks doen, maar probeerde zichzelf te hervatten door diep adem te halen. Veel had ze verwacht wat hij zou kunnen doen, maar niet de lachsalvo die hij zojuist gemaakt had. Als een soort bevestiging had hij haar ook nog een knikje gegeven. Waardoor ze haar wenkbrauwen had gefronst en zo mogelijk een nog moeilijker gezicht trok. Wie was die man?
          'Kijk, daar is mijn Mary-Ann.' Wie the fuck was die Mary-Ann toch? Wacht, laat maar. Ze hoefde het niet te weten; bang voor het antwoord dat haar vast en zeker niet zou aanstaan. “Laat die Mary-Ann je snel entertainen, zodat ik misschien beter kan genieten van je vertrek dan je aanpak.” Het was met een mompelende stem gezegd, maar duidelijk genoeg voor hem. Ze was al bewust van dat zij de 'Mary-Ann' was, maar zolang hij haar naam niet goed kon zeggen – die hij toch niet wist, dacht ze met een glimlach – dan zou ze bot blijven en doen alsof haar neus bloedde.
          'Een dame met ballen. Daar hou ik van, pop.' Pop? Er ging een knopje bij haar om. Als je haar naam niet wist, gaf haar dan geen bijnamen. Of iets in die buurt. “Man, het scheelt niet veel..” Mompelde ze ietwat tegen zichzelf, wanneer haar ogen vanonder haar lange wenkbrauwen naar hem opkeken. Geërgerd begon een oog te trekken door de benaming van zojuist. 'Heb jij even geluk.' Jippie – precies waar ze om had gevraagd. Not. Die man vroeg gewoon om hatelijke reacties. Veel wist ze niet van de man, maar de vrouwonvriendelijke boodschappen kwamen zeker naar boven. Is dit een soort grap? Een soort test om 'bij de groep' te horen? In dat geval kon ze er helemaal niet om lachen en zou ze doorreizen naar een andere schuilplaats.
          “Je word er vast moe van? Een verschrikkelijk uiterlijk en een verschrikkelijk karakter hebben.” Deze man vroeg gewoon om beledigd te worden. Als hij hier nu niet beledigd om werd.. dan wist ze het niet.
          “Iedereen houd van dingen die ze niet kunnen krijgen. Vertel me, heb je al eens een vrouw gekregen met die fantastische complimenten van je?”
          Waar ze nu weer terecht was gekomen, wist ze niet. Misschien was het wel beter als ze naar een andere schuilplaats ging zoeken, dan kon ze die man ook niet meer tegenkomen. Maar als ze telkens weg zou lopen van zulke situaties dan zou ze haar hele leven weglopen. Hoezeer ze zichzelf eraan wilde geloven dat ze het alleen prima aankon, wist ze dat dit niet zo was. Haar dood zou dichterbij komen. Alleen.. hoezeer ze het niet wilde toegeven aan zichzelf, was ze lichtelijk geïntimideerd door de man – dat kon ze hem niet laten zien. Nooit, nee, nooit mocht dat. Dat deed ze niet bij haar stiefvader, dus ook niet bij hem.


    Don't walk. Run, you sheep, run.



    Evélyne 'Eve' Ophèlie Maely Gagnon


          M'n wenkbrauwen vormden zich in een frons, nadat de jongeman langs me heen de trap afliep -- of misschien een passerende uitdrukking, het stuk chagrijn. Het gevoel dat ik hem ergens van kende nam sterk toe in m'n buik, alsof ik hem goed kende -- erg goed. Die ogen, die stem; op een verwilderde manier in m'n gedachten kwam die persoon me echt bekend voor. Stel het zou iemand zijn die ik kende? Iemand die ik zomaar over t' hoofd gezien had?
          Het gegeven moment ben je donderlui en het volgende moment zitten alle schroeven in je hoofd te werken; waarom kwam die ongeduldige geit me zo bekend voor? Natuurlijk was de mogelijkheid groot dat het enkel iemand was die ik maar drie keer in m'n leven had gezien, een vlugge ontmoeting.
          M'n hand ging trillerig door m'n haren, waardoor de losse plukken uit mijn gezicht verdwenen. Met de hand door de haren, was een gewoonte -- een slechte gewoonte, iets waar ik me frustatie en verwarring instopte. En op dit moment leek m'n hoofd te ontploffen van de verschillende vragen, gedachtes, herinneringen -- die zich sinds dat gênante moment bleven herhalen. Waarom was ik nu zo verward? Het gegeven dat ik m'n eigen gedachtes niet klon plaatsen, leverde een geërgerde grom op.
          M'n voeten hadden me inmiddels naar beneden gebracht, waardoor ik onderaan de trap stond. Een kort moment beet ik in m'n onderlip, waar moest ik heengaan? Echter voordat er een antwoord op m'n eigen vragen kon komen, hoorde ik stemmen. Ik spitste m'n oren en kon ervan uitmaken dat het twee stemmen waren, twee lage stemmen -- waarschijnlijk mannelijke stemmen. Zou het die ongeduldige van net zijn?
          Voordat ik het er zelf op had, was ik de hoek om gebogen en kwam daadwerkelijk in het blikveld van twee mannen -- de één herkende ik, die was al langer bij de groep en diegene met die grote mond én een wond. Shit, moest ik helpen?
          Waarschijnlijk bracht het me niet veel, om hulp te schieten -- alhoewel een 'sorry' misschien niet slecht was en mijn vader had me geleerd zo'n paar wonden te verbeteren, maar met die rode bloedvlek?. Een grom verliet m'n lippen, voor ik me er met rollende ogen aan hen toevoegde -- dit is werkelijk het laatste. "Sorry," bracht ik uiteindelijk uit. "Wat is er met je hoofd gebeurd, ziet er niet al te best uit," wist ik uiteindelijk tartend uit te brengen, het kon me nou niet helpen -- gezien hij de lont was voor mijn ,,revenge.' "Ik kan, misschien, helpen?"


    "Satan's friendship reaches to the prison door."

    Merle J. Dixon


    "Laat die Mary-Ann je snel entertainen, zodat ik misschien beter kan genieten van je vertrek dan je aanpak.”
    Merle fronste en liet die woorden even op hem inwerken terwijl hij haar gezicht bestudeerde. Meestal was de man vrij goed in het inschatten van mensen. Het maakte het gemakkelijker om vreemden in een hokje te plaatsen, te begrijpen wat je van hen kon verwachten. Maar Mary-Ann hier? Lastig te peilen. Ze probeerde tegen hem terug te praten met sassy comebacks, maar tegelijkertijd staarde ze telkens terug naar de grond en keek ze hem enkel af en toe aan vanonder haar wimpers. Ze zag eruit als een stoere, gevaarlijke motorchick, maar hij maakte haar onzeker. Hij merkte het aan haar hele houding. Heerlijk, vond hij het. Dit soort vrouwtjes waren geweldig om te bespelen.
    "Oh ja, was ze maar hier." Merle schudt dramatisch zijn hoofd, zijn armen gespreid. De oude bloed- en zweetvlekken op zijn hemd worden er alleen maar beter zichtbaar van.
    "Mary-Ann, Mary-Ann.. Mm, mm, mm. Daar konden veel vrouwen nog wat van leren."
    “Je wordt er vast moe van? Een verschrikkelijk uiterlijk en een verschrikkelijk karakter hebben?” gromt ze.
    Ze kijkt naar hem op, haar ogen een stuk feller dan eerder.
    “Iedereen houdt van dingen die ze niet kunnen krijgen. Vertel me, heb je al eens een vrouw gekregen met die fantastische complimenten van je?”
    Merle's grijns keert terug op zijn gezicht.
    "Al eens een vrouw gekregen, vraag je?" grinnikt hij. Zijn ijs-blauwe ogen blijven haar aanstaren. Hij ziet dat het haar ongemakkelijk maakt. Prima. Ze moest maar tegen een beetje plagen kunnen. "Mis ik mijn rechterhand? Houdt de Paus van kleine jongetjes? Oh pop, als wij elkaar hadden ontmoet in Dalton, zat je binnen no time achterop mijn Harley. Ik had je ingepakt met die charmes van mij." Zijn ogen twinkelen. "En daarna uitgepakt als een cadeautje op Kerstochtend."

    Ja, die gif was een must :')

    [ bericht aangepast op 3 feb 2015 - 0:27 ]


    ars moriendi



    Isadora “Isis” Vale


          "Beter, ja," antwoord ze mijn vraag, "Jij?"
          "Hmhm, veel beter," knik ik met een glimlachje op mijn lippen. Het is de waarheid: het mocht dan allemaal niet hygiënisch zijn, maar de wereld waar we nu in leven, kan ik zoiets ook niet verwachten. Ik kan beter realistisch blijven dan dat ik tegen zulke dingen aan ga lopen. Het ergert me ook veel dat ik zulke trekjes heb, maar gelukkig kan ik er steeds beter mee omgaan. Behalve wanneer het me aan het verleden doet denken, dan moet ik alles controleren en mezelf schoonboenen tot mijn lichaam rood word. "Ik ben opgelucht dat we dit motel hebben gevonden na vannacht, en dat iedereen hier voorlopig veilig is."
    Wanneer ik de buik van Samira hoor grommen, stel ik voor dat Solomon misschien wel wat heeft gevonden. Ik negeer de plukken haar die verdwaald voor mijn ogen dansen en haal de rozenkrans van mijn geliefde oma onder mijn dunne shawl vandaan, die vlakbij me op een stoel ligt.
          "Als hij het zelf niet opgegeten heeft, ja," hoor ik haar zeggen, waar ik op grinnik en even naar haar kijk. "Maar we kunnen het vragen."
          "Doe niet zo mal, Solomon zou toch wel wat voor ons overlaten," begin ik op een opgewekte toon, waarbij ik de rozenkrans rondom mijn nek laat vallen en mijn vlecht zachtjes goed trek. Misschien was het naïef om te zeggen, alleen ik wil me liever niet in een slechte kant trekken van een man. Bij niemand niet liever. "Hij heeft wel de hele nacht de wacht gehouden uit zichzelf." Plots komt er een andere gedachte bij me op.
          "Zouden ze hier nog stromend water hebben? We hebben wel weer eens iets nodig om ons schoon te wassen," prevel ik zachtjes, om vervolgens alle aandacht aan de karmozijnrode kralen te besteden, waar ik met mijn vingertoppen overheen streel. Ik besluit de ketting onder mijn shirt te stoppen, om daarna naar Samira op te kijken. Haar haren heeft ze in een elastiek gebonden, maar zelfs zonder ziet het er beter uit bij haar dan bij mij. Voor de apocolyps was het bij mij nog redelijk stijl, alleen nu kroest het zo erg dat ik me afvraag of ik er niet uitzie als iemand uit de jaren 70 met een afro. Wanneer er plots een bons klinkt vanuit een andere kamer kijk ik schrikachtig op.
          "Wat is dat nou weer? Ik weer zeker dat er geen dooien meer zijn. Is er iemand uit bed gevallen?" Ze moet er zacht om lachen, maar ik haal alleen mijn schouders op en lach ietwat nerveus mee. Ik heb geen flauw idee wat er is en ik speculeer ook liever niet, want dat zal alleen in mijn nadeel werken. Het komt altijd uit op een pessimistische gedachte. Als ze voorstelt om Solomon op te zoeken, volg ik haal dan ook direct, nadat ik de laatste dingetjes had gedaan in de kamer. Haastig gris ik het kleine zakmes van mijn broer mee, die ik onder de kussen had verborgen.
    Op de overloop staan verschillende mensen, waardoor ik al een brede glimlach krijg. In tegenstelling tot Samira, die een mompelende begroeting laat horen, zwaai ik even en begroet ze dan enthousiast.
          "Goedemorgen, hopelijk hebben jullie goed geslapen!" Ook de man die me gisteren gered heeft staat erbij, waardoor ik me even naar hem keer. Ik negeer de manier waarop hij eruitziet en grijns groot. "Nogmaals bedankt voor de reddingsactie," zeg ik hem opgetogen, waarna ik zo snel mogelijk als ik kan langs de mensen heen loop. Ik sta bij hem in het krijt en ik durf voor nu nog niet te vragen wat hij ervoor wilt, straks heb ik niets... En dan? Mijn blik glijd naar Solomon die zit de roken, waar ik geen aandacht aan geef. Ik erger me er niet zo aan, gezien mijn oma regelmatig wierrook in huis had dus daar kan ik wel tegen. Even volg ik het korte gesprek tussen hun, maar keer me dan naar Solomon.
          "Ben je niet moe? Je hebt de hele nacht te wacht gehouden en je hebt vast niet kunnen slapen. Wil je misschien ook wat eten? Dan kijk ik even voor je," ratel ik, waarop ik zijn antwoord kort afwacht, maar vervolgens op een lichtelijk huppelende wijze naar de ruimte begeef, waar ik Samira haar hand vastpak alsof het zo normaal is. Ze is niet de enige bij wie ik zulke dingen spontaan doe, de anderen moeten er ook aan geloven. Zo nu en dan kan ik wel tegen lichamelijk contact, zeker als ik in een goede bui ben, maar ik zal straks toch mijn handen moeten wassen. Het tintelt zelfs nu al. Nieuwsgierig kijk ik rond.
          "En, wat hebben we?"


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Jessica Crimson.
    Zijn blik had haar koppige gezicht onderzocht, maar ze had het idee dat – vanuit zijn doen en laten – hij net als haar wist er heel wat anders onder haar gelaat schuilhield. Ze zuchtte. Wat moest ze nu met hem? Ze kon hem niet peilen. Of hij het nu daadwerkelijk meende was vast niet zo.
    Blijkbaar hield de man van een plagerijtje, alles om haar op de stang te zitten. Wat een hekel had ze daar toch aan. Haar stiefvader had daar ook al een handje van gehad en ze werd er misselijk van.
          'Oh ja, was ze maar hier,' had hij beaamd met zijn hoofd overdreven te schudden en zijn armen te spreiden. De man leek niet erg aangevallen door haar opmerkingen. Lijkt me onwaarschijnlijk, dacht ze sardonisch toen ze hoorde wat hij vermeldde. Even was haar blik op zijn shirt gevallen wanneer de bloedvlekken en oud zweet tevoorschijn kwam. Laconiek keek ze vervolgens naar zijn gezicht. Ze kon niks anders dan het hier mee eens zijn. Dan liet hij haar misschien met rust. 'Mary-Ann, Mary-Ann.. Mm, mm, mm. Daar konden veel vrouwen nog wat van leren.' Bij die zin trok ze onverschillig een wenkbrauw omhoog.
          'Al eens een vrouw gekregen, vraag je?' Het smalende gegrinnik van de man kwam weer terug. Door de ijsblauwe ogen die op haar gericht waren, voelde ze zich enigszins ongemakkelijk – bijna wilde ze een stap naar achteren zetten, maar bleef vast op haar plaats staan. Zolang ze genoeg ruimte tussen hen hield, gebeurde er niks. Toch? 'Mis ik mijn rechterhand? Houdt de Paus van kleine jongetjes? Oh pop, als wij elkaar hadden ontmoet in Dalton, zat je binnen no time achterop mijn Harley.' Een Harley? Kort twinkelden haar oogjes. Het deed haar herinneren aan de goede tijd met haar vader, hij was vrij en was zo gelukkig – alleen wanneer ze zich wees op het feit dat het van hem kwam, werden haar ogen al snel weer dof. 'Ik had je ingepakt met die charmes van mij. En daarna uitgepakt als een cadeautje op Kerstochtend.' Een siddering rilde omhoog, langs haar rug, en liet haar niet prettig voelen. Het deed langzaam haar bloed kolken om wat de man elke keer weer uitkraamde. Net als haar stiefvader vond hij het vermakelijk om haar op de huid te zitten, en als het hem uiteindelijk niet aan stond dan moest ze dat voelen met zijn handen, de blauwe afdrukken achterlaten op haar lichaam.
          Er knapte iets in haar. “Noem me geen pop,” sprak ze met op elkaar geklemde kaken, grimmig, terwijl ze een stap dichter bij de man zette. Haar hart bonkte harder, die man maakte haar furieus. Een vrouw was langsgekomen die ze niet kende en hun vrolijk een 'Goedemorgen' had gewenst, waarna ze vermeldde dat ze hoopte dat hun goed geslapen hadden. Kalm keek ze de vrouw kort aan, niet in staat om een 'goedemorgen' terug te zeggen en keek terug naar de arrogante hoofd van de gozer voor haar. 'Nogmaals bedankt voor de reddingsactie,' vertelde ze de man opgetogen. Kort trok ze een smerig gezicht. Reddingsactie? Wilde ze het weten? Nee. Het liefste hield ze zich buiten die dingen.
          Ze wist niet wat ze zo mogelijk meer haatte: zijn lak aan enige beleefdheid of zijn uiterlijk. Ze snoof honend en sloeg haar armen over elkaar. “Keep dreaming. Als ik nu niks van je moet, dan moest ik toen ook niks van je, dus laat me met rust.” De laatste zin sprak ze elk woord nadrukkelijk uit, terwijl ze elk stap dichter bij de man zette. De uitgedoofde blik in haar ogen was vergaan door haar ogen die nu vuur spuwden.
          Jessica besloot het over een andere boeg te gooien. “Zeg, vertel me eens, Mary-Ann, is ze een zombie? Want ik zie alleen in dat dat de enige reden moet zijn om vrijwillig met jou mee te gaan.” Achterop die Harley van je. Hoezeer ze het ook bewonderend vond dat hij ooit een Harley had gehad, haalde dat niet het feit weg dat ze de gozer nog steeds verafschuwde.


    Don't walk. Run, you sheep, run.

    Ik heb een tijdje ik-vorm geprobeerd, maar ik schakel toch over, so ya know!


    Gabriel Ace Davis.
    'De laatste keer lagen ze nog in één van die dingetjes. Als iemand anders ze niet al heeft ingenomen of gejat.’ Sprak Baily voor hij naar de laatjes in de keuken wees.
          De keuken was armzalig – toch wel in Gabe zijn ogen. Deze was meer luxe gewend, iets wat je niet zou verwachten bij een crimineel zoals hij dat was. Onderzoekend gleden zijn ogen over het interieur. De meeste motels waren heel makkelijk te doorgronden, ze hadden de standaard dingen omdat je geen kapitalen te besteden had. Zolang alles werkte en er eten op tafel kwam was het goed.
    Gabe trok het betreffende laatje open en bestudeerde inhoud. Voornamelijk veel lege verpakkingen van medicijnen, pleisters, een kapotte schaar. Tasten ging hij met zijn hand verder de lade in, daar waar hij een dichte verpakking voelde. Het geluk leek met hem te zijn vandaag. De dichte verpakking was een doos paracetamols, de sterkere variant.
          Zonder aandacht te besteden aan de omstanders rukte hij het plastic eraf waarna hij twee pilletjes in zijn keel liet verdwijnen. Op een lege maag werkte het gelijk een stuk beter dan wanneer je had gegeten. Gelijk werd vijftig procent opgenomen in het bloed, daarna werd het per uur met vijfentwintig procent verder afgebroken tot ongeveer 98 % procent was opgenomen in het bloed. Het was wonderbaarlijk dat hij die nutteloze dingen had onthouden. Maar wanneer je vaker gewond was, begon je je enigszins te interesseren in de werking van bepaalde producten.
          Gabe draaide zich om zodra hij ietwat tegen het aanrecht aan kon leunen. Hij was te koppig om toe te geven dat hij deze ondersteuning nodig had omdat hij anders onderuit zou gaan.
    'Normaal gesproken als iemand zich voorstelt, zegt de ander ook zijn naam,' de jongeman Baily had dit met een nonchalante blik tegen hem gezegd. Hierop kreeg hij een donkere blik terug van Gabe. Duister en doordringend. Wat een brutaliteit. Daar was hij niet bepaald van gediend.
    'Dat ziet er pijnlijk uit. Hulp nodig?' aan de blik te zien probeerde hij het daarmee enigszins goed te maken. Wat een tactiek.
    ‘Gabe’ mompelde hij niet geheel geplezierd. Waarom wilde hij zo krampachtig zijn naam weten? Het was niet zo dat deze van enorm belang was.
          Gabe voelde aan het verband op zijn hoofd. Het was inmiddels doordrenkt met bloed waardoor het inderdaad nodig was om het te vervangen.
    Zijn aandacht werd echter getrokken naar het vrouwelijke figuur dat er bij kwam staan. Eve.
    Waarom moest ze uitgerekend hier zijn?! Dat vond hij behoorlijk frustrerend. Alleen leek ze hem niet te herkennen; een puntje wat hem onmiddellijk was opgevallen.
          Langzaam had hij het verband van de wond verwijderd. Dit met uiterste voorzichtigheid omdat de kans bestond dat het verband aan de wond kleefde. Als je het er dan gelijk aftrok, dan trok je de wond opnieuw open of verder open in zijn geval.
    Het vieze doekje gooide hij in de prullenbak, daar wilde niemand te lang mee geconfronteerd worden.
          "Wat is er met je hoofd gebeurd, ziet er niet al te best uit, Ik kan, misschien, helpen?" ze sprak. Interessant. Ze leek eerst zo geïrriteerd te zijn geweest, maar nu was het driehonderdzestig graden omgedraaid.
    Gabe keek van Baily naar Eve. Beide mensen hadden hem hulp aangeboden. Zag hij er uit alsof hij hulp nodig had? Hij kon dat prima in zijn eentje – normaal dan. Deze wond was wat gecompliceerder.’ Enkel en alleen als je er verstand van hebt,’ gromde hij zacht. Hij liet niemand bij zijn lichaam als deze nergens kennis van had genomen. Dat hielp je meestal alleen van de wal in de sloot. Precies niet wat hij nodig had.
          Uit een keukenkastje haalde hij een EHBO doos. Daar zat alles in wat ze nodig hadden om de wond te verbinden. Hij duwde deze in Eve haar handen voor hij op een stoel plaatsnam en wachtte. Nu ze het had aangeboden, moest ze ook werk leveren. Daar kon dat kleine vriendje van haar, haar vast wel bij helpen.


    The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.


    Samira Williams


    "Hmhm, veel beter," antwoord Isis op mijn vraag. "Ik ben opgelucht dat we dit motel hebben gevonden na vannacht, en dat iedereen hier voorlopig veilig is."
          Ik glimlach lichtjes. Voorlopig, hoe lang zou dat duren? Ik had het idee dat we hier niet te lang moesten blijven, want als we te lang erg ergens blijven, roepen we gewoon het onheil op onszelf af. Gelukkig verstoort mijn rammelende maag mijn gedachten en oppert Isis iets over eten en Solomon, waar ik niet anders dan gemeen op kan reageren. Hij is namelijk een nogal lui en egoïstisch type die ik, nu ik hier een paar weken ben, nog steeds niet helemaal vertrouw.
          "Doe niet zo mal, Solomon zou toch wel wat voor ons overlaten," begint ze positief. "Hij heeft wel de hele nacht de wacht gehouden uit zichzelf. Zouden ze hier nog stromend water hebben? We hebben wel weer eens iets nodig om ons schoon te wassen."
          Als Isadora eenmaal begint te praten, houdt ze al snel niet meer op. Ik reageer er vaak maar vaagjes op, hoewel ik wel naar haar luister. Ze is een beetje vreemd, ze praat veel en heeft rare trekjes, maar ze is ook heel aardig en zelfs lief tegen het naïeve aan. Ik kan het wel waarderen in deze tijden. Gelukkig wordt ze al snel afgeleid, net als ik, door een bonk. Zonder er al teveel aandacht aan te besteden, verlaten we de kamer om naar beneden te lopen. Op de overloop laat ik een halfbakken begroeting horen voor de mensen daar, terwijl Isis natuurlijk haar volle lieftalligheid in de strijd met de vroege ochtend gooit.
          "Goedemorgen, hopelijk hebben jullie goed geslapen! Nogmaals bedankt voor de reddingsactie."
          Nu weet ik ook gelijk hoe die engerd hier gekomen is. We lopen al snel door naar Solomon, die onderaan de trap op een stoel zit. Het is heel verleidelijk om die ene stoelpoot onderuit te schoppen zodat hij achterover valt, maar voor hetzelfde geld schiet hij me gelijk door mijn kop. Daarom hou ik het maar bij de simpele vraag over eten die ik wil stellen. Isadora begint natuurlijk een gesprek met hem.
          "Ben je niet moe? Je hebt de hele nacht te wacht gehouden en je hebt vast niet kunnen slapen. Wil je misschien ook wat eten? Dan kijk ik even voor je," ratelt ze.
          Solomon antwoord niet, hij knijpt zijn kleine oogjes alleen tot nog kleinere spleetjes, waarna ze me al bij mijn hand pakt en me meetrekt door de gang heen. Normaal wilt ze niet eens dat ik bij haar in de buurt kom, of in ieder geval meestal, maar dan heeft ze soms deze buien. Vandaag zal wel een goede dag voor haar zijn. Ze trekt me mee naar de keuken, waar al wat mensen staan.
          "En, wat hebben we?" vraagt ze.
          "Schijnbaar bloederig verband!" zeg ik luid, zodat de anderen mijn protest ook kunnen horen. "Dit is een keuken, for god's sake. Ga dat eens even lekker ergens anders doen!"
          Ik schroom er niet voor om ze terecht te wijzen, zonder echt aandacht aan de mensen te besteden. Ik heb enkel alleen Baily opgemerkt, maar steek mijn neus alweer in de keukenkastjes om te kijken wat er allemaal is. Er is niet veel, het meeste is ingeblikt voer en dat is precies wat we nodig hebben, want dat blijft tenminste een eeuwigheid goed. Ik pak wat van de blikken eruit, het meeste zou ik normaal niet eens willen eten, maar ik heb honger. Ik besluit dat ik best ontbijt kan maken, ook al moeten we het eten eigenlijk rantsoeneren, iets waar Benjamin me vast op zal wijzen na het ontbijt. Uit een ander kastje weet ik een enorme pan te vissen, die nog intact lijkt te zijn.
          "Kan jij koken? Ik ben er niet echt een held in..." vraag ik aan Isis. "Oh well, er valt weinig te verpesten denk ik"
          Ze hebben gaspitten, die vaak nog werken op zulke afgelegen plekken omdat het gas nooit afgesloten of opgebruikt is. Met een grijnsje probeer ik ze uit en ruik ik eraan. Het ruikt naar gas, wat betekent dat we gewoon kunnen koken! Er zit alleen geen automatisch vuur bij, maar ja, wat verwacht je dan ook van een plaats zoals deze?
          "En we hebben lucifers nodig."


    Your make-up is terrible




    Baily Desmond Alston

    _______________________________________________



          Het was duidelijk dat de man niet gediend was van mijn brutaliteit, want hij keek me met een duistere blik aan. Ik staarde strak terug, benieuwd naar hoe hij zou reageren. Uiteindelijk bromde hij zacht, bijna onverstaanbaar, een naam die klonk als 'Gabe'. Ik knikte bedachtzaam en keek kort toe hoe Gabe aan het bebloede verband voelde. Toen werd mijn aandacht getrokken door een ander persoon: Eve. Ik glimlachte erkennend naar haar en daarna keek ik met een kleine frons toe hoe Gabe voorzichtig het doekje van zijn hoofd trok. De wond zag er pijnlijk uit.
          'Wat is er met je hoofd gebeurd, ziet er niet al te best uit, Ik kan, misschien, helpen?' vroeg Eve uiteindelijk. Ik deinsde niet terug, mijn aanbod gold nog steeds.
          Met een ietwat verwarde expressie keek Gabe ons aan. Het was duidelijk aan hem te zien dat hij twijfelde. Met tegenzin gaf hij uiteindelijk antwoord. We mochten hem helpen, maar alleen als we wisten waar we mee bezig waren. Ik snoof en keek toe hoe Eve de verbanddoos aanpakte.
          'Na een jaar in deze ellende zou elke hulp welkom moeten zijn, denk ik,' zei ik met een kleine, oprechte glimlach, wetend dat Gabe mijn "advies" waarschijnlijk niet op prijs zou stellen. Binnen enkele seconden had ik wat ontsmettingsalcohol op een doekje gedruppeld.
          "En, wat hebben we?" klonk er ineens een stem, gevolgd door iemand anders die protesterend 'Schijnbaar bloederig verband!' riep. Ik keek op van het vochtige doekje in mijn handen en een kleine grijns verscheen op mijn gezicht. Samira was ook wakker zo te horen.
          'Dit is een keuken, for god's sake. Ga dat eens even lekker ergens anders doen!' riep Samira nu voordat ze verderging, op zoek naar eten. Opnieuw voelde ik mijn maag pijnlijk samentrekken. Ontbijt, goed idee.
          'Zie je niet dat deze man ernstig gewond is?' vroeg ik met een ongelovige, plagerige toon in mijn stem. Direct hield ik mijn mond weer dicht. Gabe was misschien niet zwaargewond, maar het was waarschijnlijk niet fijn om dit moment luid en sarcastisch te zijn. Ik keek schaapachtig naar het doekje wat ik nog steeds in mijn hand geklemd had.
          'Is het goed als ik...' besloot ik maar te vragen. Ik wilde de niet-eens-begonnen vriendschap niet meteen verpesten door mezelf te zijn. 'Het moet eerst schoongemaakt worden voor we het opnieuw verbinden.'






    Caution first, always.

    Basilisc • Bash • Messiah Ainsworth

    Voor een aantal seconden laat ik mijn kijkers nogmaals over de gang glijden, om zo de diversiteit aan personen in me op te nemen — evenals het gegeven dat er enkele onbekende personen zijn die ik eerder niet in de groep rond heb zien lopen. Wellicht waren het personen waar we gisteren voorbij zijn gekomen en ze of ons hebben geholpen of wij hen. Alhoewel mijn hulp enkel en alleen gericht was geweest op Elín en Cilver in de afgelopen nacht, sprak ik vrijwel altijd over ‘wij’ in mijn gedachten — ook al wilde ik niet te veel waarde hechten aan de groep aangezien hij binnen de kortste malen uit elkaar zal kunnen vallen.
          ‘Hem kennende vindt hij het toch niet verschrikkelijk en vertrouwt hij niet aan anderen toe, dus ik heb geen medelijden met hem.’
    Grinnikend schud ik mijn hoofd enkele malen heen en weer met een lichte glimlach rondom mijn mondhoeken. Elín kon op sommige momenten ontzettend nuchter zijn en de opmerkingen die ze op die momenten produceerde waren heerlijk om aan te horen in situaties als een levensgevaarlijke uitbraak. Hierdoor mocht ik Elín graag, ze was gemakkelijk in omgang mocht je haar uiteindelijk leren kennen en haar grappige zijde te kunnen aanschouwen.
          Na enkele malen knikken met mijn hoofd wandel ik rustig verder de gang op en glimlach even wanneer ik een zachte blaf van Cilver hoor aan de andere kant van het motel. Na het afdalen op de trap komt al snel Solomon in beeld, iemand die al even bij de groep zat maar toch afzonderlijk bleef door met niemand een band op te bouwen. Enigszins herkende ik mezelf in hem, maar ik weigerde om hem enkel alleen te laten en niet door te dringen om een vriendschapsband met hem op te bouwen, juist omdat hij zo veel op me leek.
          ‘Solomon, mag ik je weer bedanken voor ’n veilige nacht. Hoe je het voor elkaar krijgt, geen idee. . . Moet je anders niet even gaan liggen?’ Glimlachend haal ik mijn handen door mijn haren en veeg ze vervolgens af aan mijn vuile t—shirt. Mijn gedachten glijden even naar het aanbod van Elín om een nieuw t—shirt voor me te maken, maar ik zou niet willen dat ze haar draad aan mijn zou verspillen, ook al wist ik dat ze rust kon vinden in het maken van kleding.
    ‘Elín, misschien kan je beter wat maken voor Solomon? Heeft hij wel verdiend na zo lang opblijven,’ zeg ik dan opgewerkt naar de kleine jongedame naast me.



    † BENJAMIN 'BEN' DECLAN MITCHELL †

          Het geluid van pratende mensen en voetstappen maakt me wakker uit mijn slaap. Een hele diepe slaper ben ik niet, maar slapen is wel iets waar ik altijd veel waarde aan heb gehecht. Nu is dat al een stuk minder. Elke keer dat mijn ogen zich openen realiseer ik dat ik de volgende dag weer gehaald heb, en dat ik het nog kan overleven. Daarom is wakker worden al lang geen straf meer voor mij.
          Met een rommelende maag stap ik het bed uit. Aankleden hoeft niet, veel kleding heb ik niet en datgene wat ik nu aanheb is nog niet al te vies. Mijn trouwe bijl haal ik van het nachtkastje af en stop ik in mijn riem. Zonder dit wapen ga ik nergens heen, ook deze kamer niet uit. Nadat ik mijn schoenen heb aangetrokken open ik de deur van de kamer en loop de gang in. Verschillende mensen lopen rond, waarvan ik de meeste ken, maar anderen behoren tot de nieuwe groep. Dit hele motel is een erge luxe, bedden om in te slapen en zelfs eigen kamers is iets waar we al een langere tijd niet van hebben kunnen profiteren.
          Met zware voetstappen daal ik de trap af, en ik open een deur waarvan mijn instinct zegt dat het de toegang naar de keuken is. En inderdaad, nadat ik een stap over de overloop heb gedaan bevind ik me in de keuken. Het ziet er nog redelijk netjes uit in vergelijking met alle plaatsen waar we zijn geweest, en waarschijnlijk is er nog wat eten te vinden. Samira staat al met een grote pan bij het fornuis, terwijl er achter haar een aantal mensen bezig zijn met iemand te verbinden. Mijn aandacht wordt weliswaar meer door eten getrokken.
          'Heb je iets te eten gevonden? We moeten wel een beetje ratsoeneren,' vertel ik haar, ook al lijkt het me dat ze dat zelf ook wel begrijpt.


    “A queen will always turn pain into power.”


    Solomon Webster

    Er rent een hond naar beneden, de hond van een van de groepsleden. Ik hou van honden en als niemand oplet, vind ik het leuk om haar te aaien of een beetje te stoeien. Ze blijft dan ook even stilstaan voor mijn neus, waarop ik even rondkijk of niemand het ziet en ik een aai over haar kop geeft. Daarna verdwijnt de hond al snel uit mijn zicht. Ik glimlach kort, maar die verdwijnt al snel als er weer anderen naar beneden komen. Voorop loopt die vriendelijke man met het langere haar, waarachter het hoogblonde Scandinavische meisje verschijnt. Volgens mij zijn ze bevriend. Ik weet nooit waar ze nou precies vandaan komt, maar ze heeft echt een accent.
          Ik had gehoopt dat ze zouden negeren, net zoals de meesten doen. Ze merken me niet eens meer op. Behalve die hippie met dat kroeshaar en haar half zwarte vriendin, maar die Isadora praat me nogal eens de oren van mijn hoofd en dat terwijl ik bijna nooit iets terug zeg. Zou ze dat wel merken, of vind ze het wel gemakkelijk dat ik haar niet tot zwijgen breng zodat ze door kan blijven kleppen? Tot nu toe is de hond de enige met wie ik enigszins een band opgebouwd heb.
          "Solomon, mag ik je weer bedanken voor ’n veilige nacht. Hoe je het voor elkaar krijgt, geen idee... Moet je anders niet even gaan liggen?" begint hij met een glimlach, waarop hij standvastig mijn hoofd schud zonder een woord te zeggen. "Elín, misschien kan je beter wat maken voor Solomon? Heeft hij wel verdiend na zo lang opblijven." Hij klinkt zo opgewekt.
          "Niemand hoeft iets voor me te maken, ik heb niks nodig" brom ik, voordat het meisje kan antwoorden. Stel je voor dat ik bij ze in het krijt kom te staan. "Ik zou het toch niet vertrouwen als één van jullie de wacht zou nemen," ga ik vijandig verder, misschien bedenken ze zich dan wel en zullen ze snel verder lopen.
          Mijn sigaret is ondertussen opgerookt, waardoor ik hem neergooi op het tapijt en erop trap, mijn blik gaat ook daarnaar naartoe zodat ik niet naar de twee mensen hoef te kijken. Er verschijnt een grote, zwarte vlek op de rode kleur onder mijn voet, een nieuwe vlek bij de rest. De uitgetrapte peuk laat ik lekker liggen naast de as.


    Your make-up is terrible



    Isadora “Isis” Vale

    Het maakt me niet veel uit als er iemand niet reageert op mijn enthousiaste woorden, dan vervolg ik simpelweg mijn woorden tegen iemand anders. Ik heb vaak te horen gekregen dat ik mijn mond moest houden of zelfs weggaan zodat het eindelijk eens rustig zou zijn, daar kan ik wat minder mee omgaan. Maar al met al valt het tot nu toe redelijk mee, ik kan beter omgaan met mijn emoties en vreemde trekjes. Hoewel ik me zo nu en dan wel eenzaam voel, vooral in zulke tijden mis ik mijn broer en wens ik dat hij bij me is. Hij is de enige die nog van ons gezin leeft, de hoop geef ik dan ook niet zomaar op dat hij een walker is geworden. Zeker niet als ik levend rondloop, aangezien hij altijd al de sterkste van ons twee is geweest. Ik mis hem.
          'Schijnbaar bloederig verband!' zegt ze luid, wat de anderen gemakkelijk kunnen horen. Ik grinnik zachtjes, ze durft wel te zeggen waar ze mee zit, dat houd ik toch liever in. Met positiviteit kom je naar mijn mening een stuk verder, maar dat is de laatste tijd ook steeds roestiger geworden. 'Dit is een keuken, for god's sake. Ga dat eens even lekker ergens anders doen!' Ik kan wel lachen om zulke opmerkingen, vooral als ik merk over wie het gaat. Mijn ogen bedriegen me niet: die krullenbol herken ik overal! Oké, misschien niet overal, maar hij kan toch niet indenken dat ik hem niet zal herkennen. Hoewel ik me wel direct afvraag hoe hij aan die wonde komt, er is naar mijn smaak teveel bloed te zien en dat maakt me toch een beetje misselijk. Ik blijf bevroren in mijn voetstappen staan als ik de gedachte krijg dat hij wellicht weet van mijn broer. Op de achtergrond hoor ik kastjes opengaan en vervolgens weer dichtslaan, Samira is blijkbaar op zoektocht gegaan naar voedsel.
          'Gabriel!' roep ik vervolgens uit, zonder mijn blik af te wenden en aandacht te geven aan de twee personen die bij hem staan. Razendsnel begeef ik me in zijn richting. 'Jij! Jij weet waar mijn broer is! Je hebt hem ergens vernomen... toch? Toch?!' Ik heb niet door dat mijn stem meer teergevoelig klinkt dan ik in eerste instantie wil laten horen. Mijn ogen blikken in de zijne en ik doe mijn best enkele tranen binnen te houden, de gedachte alleen al dat mijn broer er niet meer zal zijn, kan me laten huilen. Toch sta ik niet te dicht bij Gabriel, hij is de ergste van zowat alle mannen, hij haalt er z'n plezier uit om mij te mogen intimideren. 'Wanneer heb je hem voor het laatst gezien?' Opeens kom ik terug in de realiteit, wat als ik klap aankomt als ik me besef hoe ik me mee heb laten slepen. Liever heb ik niet dat ze me zo zien, als het "sentimentele meisje", waardoor ik een grote glimlach op mijn gezicht laat verschijnen en me omkeer naar Samira, die aan me gevraagd had of ik kan koken.
          'Jazeker wel, voorheen heb ik altijd eten klaargemaakt voor de daklozen,' beantwoord ik haar, zo opgewekt als ik kan, waarna ik mijn ogen over de blikken laat gaan. 'Het is zeker iets waar ik wel wat mee kan, ik zal gelijk even de lucifers regelen.' Met een zacht, lieflijk gegrinnik keer ik me om en huppel terug naar Solomon. Mijn emoties om mijn broer moeten me nu niet laten leiden, herhaal ik in mezelf keer op keer. Vreemd genoeg kan ik beter omgaan met dieren, waardoor ik zonder enige moeite de zachte vacht van de hond aanraak, terwijl ik door huppel naar Solomon en voor hem tot stilstand kom.
          'Solomon!' grinnik ik, waarbij ik eerst de twee personen negeer, maar me daarna naar ze toedraai en ze ook enthousiast een goedemorgen wens. 'Samira en ik gaan eten klaarmaken, alleen hebben we lucifers nodig. Heb jij dat misschien voor ons? Een aansteker is ook prima!' Ik laat mijn blik vriendelijk over hem heen dwalen, terwijl ik hem in me opneem en daarbij het stuk tapijt opmerk die nu zwart is door zijn sigaret. Hierdoor schiet er abrupt een naar gevoel door me heen en ik grijp met mijn hand mijn andere arm vast, waar ik zacht mijn nagels inzet om het trekje te beteugelen. Opeens voel ik me best ongemakkelijk, wat te zien is aan mijn glimlach. 'Het zal geen luxe maal worden, maar ik ben blij dat er eten is. Dit doet me denken aan die keer dat de pan voedsel voor het weeshuis compleet vol zat en iedereen er zoveel van had gegeten dat alles binnen no - time op was. Dat geeft toch een voldaan gevoel, als je anderen tevreden hebt kunnen maken.' Ik ratel door en kijk hem zo nu en dan even geduldig aan, soms ben ik toch lichtelijk geïntimideerd door de mannen hier.

    [Sorry voor de crappiness. :'D]

    [ bericht aangepast op 6 feb 2015 - 23:33 ]


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    ELÍN NYSTRØM



          ‘Solomon, mag ik je weer bedanken voor ’n veilige nacht. Hoe je het voor elkaar krijgt, geen idee... Moet je anders niet even gaan liggen?’ meldt Bash Solomon glimlachend, wanneer we onderaan de trap zijn aangekomen. Ik verbaas me er nog steeds over hoe beleefd hij soms kan zijn. Oké, het is fijn dat hij het doet, maar hij kiest er toch echt zelf voor om het te doen.
          ‘Elín, misschien kan je beter wat maken voor Solomon? Heeft hij wel verdiend na zo lang opblijven,’ vervolgt Bash tegen mij. Hierop trek ik mijn wenkbrauwen op en zet ik mijn handen in mijn zij, terwijl ik verontwaardigd snuif. Echter voor ik iets kan zeggen, zegt, oftewel bromt, Solomon al iets. 'Niemand hoeft iets voor me te maken, ik heb niks nodig. Ik zou het toch niet vertrouwen als één van jullie de wacht zou nemen.' Zijn toon is zo vriendelijk als altijd.
          'Zie ik er soms uit als een huisvrouw?' vraag ik op geërgerde toon aan Bash, waarna ik mijn armen nukkig over elkaar sla. Ik wil best iets voor iemand maken als die persoon er zelf een vraagt, al hangt het er ook wel vanaf wie die persoon is, maar niet wanneer persoon A zegt dat ik iets voor persoon B zou moeten maken. Dat bepaald ik nog altijd zelf. 'En ik zei toch al dat hij anderen niet er voor vertrouwt. Als hij dan zijn schoonheidsslaapje niet kan doen, is het zijn eigen schuld,' brom ik vervolgens.
          Ondertussen heeft Solomon zijn sigaret opgerookt, zo fijn dat hij dat binnen doet, waarna hij de sigaret op de grond gooit en die uittrapt op het tapijt, waardoor er een zwarte vlek in verschijnt. Hij laat de sigaret vervolgens gewoon op het tapijt liggen. 'Tuurlijk, de wereld ziet er al uit als een vuilnisbelt, laten we het dan nog erger maken,' mompel ik sarcastisch. 'Mjukis.' Als het motel in de fik vliegt, weten we gelijk door wie het komt.
          Dan komt Isadora er aan, die Solomon begroet en Bash en mij daarbij eerst negeert, maar uiteindelijk ons ook enthousiast begroet. God, het is te vroeg in de ochtend om zo overenthousiast te zijn.
          'Samira en ik gaan eten klaarmaken, alleen hebben we lucifers nodig. Heb jij dat misschien voor ons? Een aansteker is ook prima!' Haar blik valt op het stuk tapijt op de grond, waarop ze ongemakkelijk glimlacht en haar hand naar haar andere arm verschuift. 'Het zal geen luxe maal worden, maar ik ben blij dat er eten is. Dit doet me denken aan die keer dat de pan voedsel voor het weeshuis compleet vol zat en iedereen er zoveel van had gegeten dat alles binnen no - time op was. Dat geeft toch een voldaan gevoel, als je anderen tevreden hebt kunnen maken.'
          Ik zucht zacht wanneer ik zie dat ze haar nagels in haar arm zet, waarop ik zachtjes haar hand lostrek van haar arm en Solomon een geïrriteerde blik toewerp. Dat gebeurd er nou als je de hele wereld behandeld als een vuilnisbelt.
          'Wel voorzichtig doen met koken, één pyromaan hier is wel genoeg,' meld ik Isadora, doelend op Solomon.

    [ bericht aangepast op 7 feb 2015 - 1:03 ]


    To the stars who listen — and the dreams that are answered