• ‘The drama continuous’
    Het is jaar 4 van de Apocalyps. Levens zoals men dat kende, bestaat niet meer. De dagindeling bestaat uit het zoeken naar voedsel, het vinden van een schuilplaats en het overleven van de ronddwalende wezens die ooit je gelijke waren.
    Dit moet allemaal gebeuren voor de nacht invalt. Eenmaal de zon achter de huizen is gezakt en het schemer het licht wegneemt wordt het gevaarlijk.
    Het leven in een zombie Apocalyps is niet gemakkelijk. Je bent nóóit veilig. Probeer dan maar eens een goede nacht slaap te pakken.

    Een groep overlevenden had het zichzelf gemakkelijk gemaakt. Ze hadden een onderkomen, een gemeenschap. Dit werd echter verwoest door een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Nu? Nu zijn ze zoekende. Op zoek naar een nieuw onderkomen.
    Gaandeweg hebben ze mensen verloren, maar ook verkregen.
    De groep is hecht, wat betekent dat ze niet snel mensen toelaten. Dus wat gebeurt er wanneer ze tegen andere mensen aanlopen?

    De groep bevindt zich in een dorp, dit dorp heeft welgeteld drie winkels – welke ze nog moeten onderzoeken – een pakhuis en een fabriek. De omliggende woningen bieden daarbij een kans om overlevingsmiddelen te vinden.
    De temperatuur is redelijk. Veel zon, rond de 25 graden en een briesje.
    De groep is opgedeeld in twee teams: team 1 zoekt naar overlevingsmiddelen, team 2 heeft de schone taak de omgeving te verkennen en uit te zoeken of er een mogelijkheid bestaat voor een nieuw onderkomen.


    ‘’It's all about survival now.’’

    Da rules
    -Gelieve geen faceclaims uit The walking dead! Dit om verwarring te voorkomen en om het origineel te houden, maar mocht je echt een goede reden hebben om wel een te voeren, overtuig me!
    - Geen oneliners. Posts van minimaal 300 woorden zijn makkelijk te behalen! Als je er niet uit komt dan wil ik je altijd helpen.
    - Geen Mary Sue’s en Gary Stu’s, niemand is perfect dus ook jouw personage niet
    - 16+, schelden, vloeken, slaan, het mag allemaal, maar er zijn grenzen. Houd het realistisch!
    - Houd rekening met elkaar tijdens het posten en ga er geen sneltrein vaart inzetten. Wacht daarom minimaal twee posten voor je zelf weer een post plaatst.
    - Aparte topics worden aangemaakt voor overleggen, doe dit dus niet in het rollen/speeltopic.
    - Een nieuw topic wordt alleen aangemaakt door Shachath, tenzij anders wordt aangegeven.
    - Naamsveranderingen graag doorgeven in het topic.
    - Bij het niet houden aan één van deze regels wordt je na een tweede waarschuwing direct uit het RPG gezet.
    - mannen en vrouwen gelijk houden
    -Als je personage gebeten wordt door een zombie, overleeft hij dit niet

    Invullen:
    Naam:
    Leeftijd:
    Uiterlijk:
    Innerlijk:
    Relaties*:
    Geschiedenis:
    Wapens:
    Team(1 of 2):
    Extra’s:


    Rollen:
    Originele groep
    Vrouwen: [5/6]
    - Cassia "Cas" Zoé Chavez. - Wrestler [1,1]
    -Dalia May Forrester - Stygian[1,3]
    -Diana Artemis Mikashia - Escobar [1,7]
    -Jessica Crimson - Nebthet [1,3]
    -Juniper Al'kapur - Yonggook[1,7]

    Mannen: [4/6]

    -Zevon Brad Lincoln - Stygian [1,1]
    - Nathaniel Robin Leaf. - Blurryface [1,2]
    -Buddy Marsh -Larkin [1,4]
    -Dakota Lennox - Casby[1,8]

    Rondzwervende nieuwe groep(deze zijn nog niet bij de originele groep, maar spoedig wel)
    Vrouwen[1/2]
    - Rosie-Jane Francis - Vluuv [1,9]
    -Jessa Taylor Wilkinson - Complexes[1.10]

    Mannen
    -Lane Rocco Lincoln - Wrestler [1,1]
    - Storm Roselix – Jorah [1,7]
    -Raymond Sebastian Clement - Archer[1,10]


    Teams:
    Team 1
    Lane Rocco Lincoln.
    Buddy Marsh
    Zev Brad Lincoln(ook bij team 2)
    Leaf(ook bij team 2)
    Juniper Al'Kapur

    Team 2
    Cassia "Cas" Zoé Chavez.
    Jessica Crimson.
    Dalia May Forrester
    Dallas York Morales
    Ivana Nadezhda Danchev


    Het begin:
    Het is vroeg in de ochtend. De groep heeft net het dorp achter zich gelaten. Ze stuitten op het verlaten fabrieksgebouw, welke ze tijdelijk als onderkomen zullen gaan gebruiken bij gebrek aan beter. Alles moet opgestart worden, het pand moet worden ontruimd – althans een deel ervan, er zullen kamers moeten worden gemaakt en er moeten overlevingsmiddelen worden gezocht – waarbij ook bedmateriaal moet zitten.

    De rondzwervende mensen bereiken net het dorp. Ze proberen hun eigen weg te vinden, waarbij ze allicht op een van de originele groep zullen stuitten.

    De temperatuur is +/- 25 graden Celcius. Het is warm, dus water is noodzaak!


    Verblijfplaats:
    De groep verblijft tijdelijk in een oud fabrieksgebouw net buiten het dorp waar ze zich bevinden. Het pand is zo opgedeeld dat er ook kantoorkamers aanwezig zijn, welke uitstekend zijn om om te toveren tot slaapkamers.



    Topics:
    Praattopic 01
    Rollentopic 01

    [ bericht aangepast op 30 juni 2015 - 17:25 ]


    The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.


    Dalia May Forrester.
    De vrouw had geen idee van de status waarin Jess verkeerde. Beide waren ze geen personen die veel hadden te melden. Enkel wanneer de nood hoog was om iets te zeggen, zouden ze hun mond opentrekken. Wat er binnen in haar hoofd omging? Goede vraag. De enige privacy die ze de afgelopen tijd hadden gekend, was het hebben van hun eigen gedachten. Voor de rest hadden ze alles moeten delen.
    Dali vond het geen wonder dat de meeste mensen hierdoor wat meer terughoudend waren tegenover de rest van de groep. Je wilde immers maar wat graag een beetje persoonlijke ruimte.
          Tijd had ze niet bepaald over. Ze kon zich bezighouden met de zombies die op haar afkwamen, alle bijkomstigheden, daar had ze niets mee te maken. Het was dan ook pas nadat ze de verrotte lichamen aan de kant had geschoven, dat ze opmerkte waar Jessica naar keek.
    Verdorie Jess!, dacht ze. Door zo als een standbeeld te blijven staan, had ze zichzelf naar de andere wereld kunnen helpen. Wanneer ze alleen zou zijn geweest, dan had ze dit niet overleefd. Dali had nu al twee walkers van haar af moeten schieten. Hoe was het mogelijk!
          Dali’s blik gleed naar de man aan het plafond. Deze meneer had ervoor gekozen om zelf een einde te maken aan al deze ellende. Hij wilde geen onderdeel zijn van de wereld waarin er niets anders werd gedaan dan constant overleven. Overleven was immers geen makkelijke klus. Soms wist Dali zelf ook niet hoe ze het volhield. Dag in, dag uit was ze nergens anders mee bezig dan zorgen dat ze veilig de nacht doorkwam. Voedsel, water, alles moest worden gezocht. Niets kwam zomaar aangewaaid.
          Met een peilende blik keek Dali van het plafond, naar Jess en weer terug. Haar metgezellin kon zoveel proberen te verbergen als ze wilde, maar zijzelf had wel door hoeveel het eigenlijk met haar deed. Het was nooit leuk wanneer iemand de strijd opgaf, maar kijkend naar de rafelige kleren had ze het idee dat deze man niet heel sterk meer in de strijd had gestaan. Het was je tijd, wanneer het je tijd was.
    Een laatste blik wierp ze op het tafereel, welke zich in deze kamer had afgespeeld. Ergens vroeg dali zich af of de lichamen die rondom hem lagen, zijn familie waren geweest. Een gegeven dat Jess waarschijnlijk was ontgaan. Misschien was dat maar goed ook: het zien van bloedspetters en stukken schedel tegen de muur en op de grond werkte niet bevorderlijk voor de staat waarin ze nu verkeerde.
    Zwijgend sloot ze de deur. De begane grond was niet van groot belang, deze moest gewoon leeg zijn. De lichamen bleven liggen tot ze helemaal waren vergaan. Als dat mogelijk was. Dali had het idee dat er op de een of andere manier altijd íéts achterbleef. Helemaal opgeruimd was het nooit.
          ’Wow,’ hoorde ze achter zich. Ze draaide zich om, waarbij ze direct tegen het lichaam van Jessica op botste. Dit deed haar doen fronzen.
    ‘Oh, Dalia. In deze gang is niks meer te zien.’ Stelde ze. Als het niet de toon in haar stem was geweest, dan had ze het bijna gelooft. Echter, er was iets.
    ‘Jessica..’ zei ze waarschuwend. Ze wurmde zich langs de dame – niet lettend op de reactie van haar.
          Wat ze in de gang aantrof, dat was pijnlijk. Meer dan pijnlijk zelfs. Dali voelde een brok in haar keel opkomen. Waarom kwamen dit soort situaties altijd ongelegen?!
    Het zombiemeisje kwam haar kant opgeschuifeld. Ze had haar aanwezigheid opgemerkt. Een deel van haar gezicht was vergaan. Ze was zo mager, dat je al haar botten kon tellen. Een meisje van acht jaar hoorde een levendige uitdrukking in haar ogen te hebben. Een speelsheid die je deed doen lachen. Bij dit meisje was enkel lust te zien, lust naar vlees.
    Hun vlees als ze haar niet uitschakelden.
    Dali knipperde haar tranen weg. ‘We kunnen haar niet laten lopen, Jess. Ze ziet eruit als een meisje van acht, maar jij en ik weten beide dat ze een gevaar vormt. Ze is net zo dodelijk als de rest,’
    Na dat gezegd te hebben, greep ze haar mes. Het meisje had inmiddels haar armen rond Dali geklemd. Ze hield haar op afstand door haar met de nodige kracht aan haar haren weg te trekken – welke los lieten wanneer ze te sterk aantrok. Zorgeloos iemand omleggen, dat was wat ze normaal deed, maar nu, nu nam ze haar tijd.
    Ze zette haar mes tegen de slaap van de jonge dame. Met een laatste blik op de nietsziende ogen, duwde ze het mes door haar vlees heen. Dit ging soepel.
    Dali trok haar mes terug, waarna ze het meisje op de grond liet zakken. ‘We moeten verder,’ gromde ze, waarna ze langs Jessica naar de volgende gang toeliep. Er was nog meer werk waar ze zich op konden focussen.


    The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.


    Zevon Brad Lincoln.
    Het kunstje wierp zijn vruchten af. Eenmaal Zev genoeg lopende lijken had verzameld op de binnenplaats, sloot hij het hek af. Onmiddellijk draaiden de wezens zich om en probeerden zich door het hek heen te wurmen om hem te pakken te kunnen krijgen. Met zijn favoriete mes stak hij de zombies in hun hoofd. Bij bosjes vielen ze voor zijn voeten neer. Weliswaar aan de andere kant van het hek, maar dat mocht geen verschil maken. De stapel hoopte zich op, waardoor het lastig werd voor hem om bij de overgebleven lijken te komen. Er zat niets anders op dan het zwaardere geschut erbij halen. Hij zette de demper op zijn vuurwapen waarna hij de overgebleven walkers neer haalde van een afstandje.
          Hiermee had Zev een deel van de omgeving geruimd. Hij ging voor de zekerheid langs de hekken, je wilde niet dat er ergens een gat zat waar de smerige wezens doorheen kwamen kruipen. Natuurlijk konden er nog een paar tevoorschijn komen uit kamers of hoeken, die kans bestond altijd. Ze hadden de vreselijke gewoonte om zich te verstoppen, klem te raken of vast te komen zitten.
    Het terrein was verzekerd van veiligheid. Zijn mensen waren vaardig genoeg om de achterblijvers neer te halen zónder gewond te raken.
          Zev betrad het gebouw. De begane grond sloeg hij over. Hij wist dat daar zeker voor gezorgd werd. Je kon immers niet aan een veilige omgeving beginnen wanneer je de begane grond niet had geruimd.
    Via de stalen trap bereikte hij de eerste verdieping. Zijn ogen moesten wennen aan het licht. De zon scheen hier precies door de ramen naar binnen, waardoor er voor hem niets anders op zat dan zijn ogen ietwat te vernauwen.
    Hoewel hij walkers had verwacht, kon hij simpel over de lichamen heen stappen. Ze waren al voor hem uitgeschakeld.
    Verderop weerklonken stemmen. Waarschijnlijk bekenden van hem. Als zij klaar waren met de eerste verdieping, dan was de laatste verdieping nu aan de beurt: verdieping twee. Het pand was immens, maar dat kwam door de hoge plafonds die erin waren gemaakt. Zev had bij de ingang gezien dat er niet meer dan twee verdiepingen waren. Dit klusje was hopelijk snel afgerond.
          Zev sloeg de hoek om, waar hij onmiddellijk werd verblind door een scherp licht. Blijkbaar was de ruimte die Cassia nog niet had gecontroleerd, de gang waar hij vandaan kwam. Daar had je absoluut geen licht nodig, door de overvloed aan ramen. Niet alle ruimtes waren zo donker, dat konden ze in hun voordeel gaan gebruiken.
    Hij gromde kort, waarna hij zijn hand opstak ten teken dat ze die zaklamp maar beter weg kon doen. Zev bestudeerde de drie, waarna hij een conclusie trok.
    ‘Hebben jullie met zijn drieën deze verdieping gedaan? Mooi, dan kunnen we de laatste verdieping onder handen nemen, hier is het verder klaar,’ zijn stem was niet dwingend of commanderend, eerder aanmoedigend. Het neerhalen van zombies was immers geen lichte work-out.
    ‘Is er iets aan de hand?’ vroeg hij bij het zien van de gemengde emoties. Er was iets gebeurd voor hij hier was gekomen. 'Geen problemen, hoop ik'


    The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.

    Storm Roselix



    Storm trok zijn wenkbrauwen op bij de woorden van de man. Hoe kon hij glimlachen bij zo'n uitspraak?
    'Ik heb toch nooit gezegd dat je een klootzak was?' vroeg hij verward. Hij schudde zijn hoofd zachtjes en staarde fronsend naar de grond. Dit gesprek was nog maar net begonnen en het werd nu al te verwarrend voor hem. Hij vroeg zich af of hij niet gewoon weer liep te ijlen. Toen de man zich voorstelde keek hij weer op.
    'Leaf... Is dat je echte naam? Het klinkt niet echt... Amerikaans.' vroeg hij zacht. Nou ja, nog zachter dan anders. Zijn keel liet nog steeds niet meer toe dan een schor gefluister. Aarzelend keek hij van de hand naar zijn eigenaar en probeerde zijn bedoelingen te peilen. Dit kon heel goed een valstrik zijn. Maar waarom zou de man hem in Godsnaam proberen in de val te lokken als hij hem gewoon had kunnen laten sterven? Voor zover hij wist was het niet gebruikelijk om eerst je slachtoffers te redden en ze dan af te maken met een listige streek. Het zou natuurlijk ook kunnen dat de man gewoon aardig probeerde te zijn. Die gedachte verwarde hem nog meer. In deze tijden was vriendelijkheid en behulpzaamheid dun gezaaid, zeker voor de ten dode opgeschreven mensen...
          Uiteindelijk pakte hij de hand aan. Het was dezelfde warme hand als die hij tijdens zijn droom had gevoeld. Met blozende wangen besefte hij dat hij vermoedelijk de hand van Leaf had gepakt tijdens de koortsaanval. Snel trok hij zijn gezicht in de plooi en schudde de hand. Hij probeerde zo veel mogelijk kracht te zetten bij dat gebaar, want hij wist door zijn bankiersachtergrond dat een handdruk veel vertelde over iemands persoonlijkheid. En hij wilde alles behalve zwak lijken, dat deed hij al genoeg.
          'Storm Roselix, manager van internetzaken.' sprak hij. Even dacht hij na over die woorden. Ze klopten niet. Maar wat er fout was kon hij niet ontdekken. Zijn ogen schoten heen en weer terwijl hij nadacht, maar het begon er op te lijken dat zijn heldere momentje aan het verdwijnen was. 'Verdorie, dat klopte niet... Wat...?' Hij keek op naar Leaf, maar die aanblik gaf hem geen geruststelling. Achter hem stond een soort Magere Hein met een lange mantel die zijn gezicht bedekte. Hij stak een benige vinger naar hem uit en maakte een soort sissend geluid.
    'Holy fuck!' riep hij uit. Met een bonzend hart krabbelde hij weer een stuk achteruit naar de muur waar hij voor het gesprek met Leaf tegenaan had gezeten. De Dood had hem nog lang niet laten gaan, een ding wat hem beangstigde. Want het begon er op te lijken dat hij voor het eerst sinds jaren een vriend had gevonden, en die wilde hij niet kwijt.

    [Excuses voor het schelden, maar het is niks voor Storm om brave woordjes te zeggen :3]

    [ bericht aangepast op 19 maart 2015 - 11:55 ]

    Juniper "Sunny" Al'Kapur––––
    26, Team één.
    ° ° °



    Zijn hoofd schiet snel heen en weer nadat ik mijn vraag heb gesteld, waardoor ik het gedoe verder met rust laat. De redelijk angstige expressie richting mijn dolk geeft me al een voldaan genoegen, en ik merk hoe mijn kijkers een bepaalde glans krijgen. Het moment dat ik mijn blik op de andere vrouw richt, meldt ze fel eveneens niet gebeten te zijn. Hierdoor rolt er een schamper lachje over mijn lippen, terwijl ik mijn smalende grijns vast probeer te houden. Het werkt echter niet geheel doordat ik nog altijd het idee heb in het krijt te staan bij haar, voor wat ze een paar jaar eerder gedaan heeft. Zonder verdere aandacht te richten op de twee, draai ik me al om, tegelijkertijd dat ik hen vermeldt dat we hier klaar zijn. Ik verwacht gevolgd te worden zonder enige tegenspraak, wat het jochie scheen te doen na wat woorden, Cassia schijnt echter een andere zaak te willen zijn.
          'Nou, Juniper, we hebben de andere zijde nog niet helemaal gehad, gezien er hier een probleempje was ontstaan.' Met een zachte zucht kom ik tot stilstand, waarna ik me langzaam omdraai om mijn ogen in die van Cassia te boren.
          'Dus door jullie belabberde pogingen, mogen anderen het gaan oplossen?' kaats ik terug met een lichtelijk vermoeide toon, hoewel het absoluut niet als vraag bedoelt is. Ik wacht al niet meer af op haar antwoord, wat enkel tijdverspilling zal zijn, maar maak rechtsomkeert naar de plek die gezuiverd moet worden van walkers. Ik geef toe: mijn humeur is de afgelopen tijd verslechterd, waar mensen me niet kwalijk voor kunnen nemen. Het weer samen met de zombies en het weinige voedsel dat je binnenkrijgt in deze wereld laat iedereen veranderen naar een feeks.
    Nadat ze eveneens op deze plaats uitgeschakeld zijn, realiseer ik me wat voor een honger ik in feite ondertussen heb gekregen. Mijn doel is ook om, als we hier klaar zijn, wat eten te scoren, wat hopelijk deze maal gemakkelijk te vinden zal zijn. Het licht wat van buiten naar binnen schijnt, is nog redelijk warm, ook al is het koeler in het gebouw. Voor het raam voelen de stralen wel aangenaam, waardoor ik het toelaat voor kort mijn ogen te sluiten. Wanneer ik echter een ander hoor passeren, schieten ze open en draai ik mijn hoofd naar hetgeen wat zal komen.
          'Hebben jullie met zijn drieën deze verdieping gedaan? Mooi, dan kunnen we de laatste verdieping onder handen nemen, hier is het verder klaar.' Zev. Ik negeer de toon in zijn stem en sla mijn armen over elkaar, terwijl ik lichtjes tegen de muur aanleun. Hoewel ik in eerste instantie de twee wil beschuldigen van alles en nog wat, besluit ik de wijze keuze te maken om voor eens mijn mond te houden. In plaats daarvan laat ik enkel een zacht gesnuif horen, waarbij ik mijn hoofd al afwend.
          'Is er iets aan de hand? Geen problemen, hoop ik.' Hier reageer ik wel op, maar mijn blik is nog altijd naar buiten gericht waar ik de wereld kan overzien, die nu in puin ligt. Wat is er nog om voor te leven?
          'Oh, geen flauw idee,' begin ik laconiek, mijn armen nog altijd losjes over elkaar heen. 'De wereld is gezombificeerd, dat is alles.' Er weerklinkt een scherpe, cynische ondertoon in mijn stem verworven, alsof het niet erg genoeg is hoe de aarde er nu uitziet. Met een abrupte beweging sta ik op, neem mijn dolk en stamp naar de bovenverdieping met in gedachten een doel die hopeloos lijkt: mijn halfbroer vinden.


    Quiet the mind, and the soul will speak.


    || Dakota Lennox ||



    Mijn tong vond zijn weg langs mijn droge lippen terwijl ik achter de rest aan sjok. Het was wel duidelijk dat de meeste mensen er bijna aan onderdoor zijn en ergens was ik bang dat sommige onder hen hun bewustzijn zouden verliezen door de hitte en het feit dat ze niet genoeg water hadden. Ikzelf had ook niet erg veel meer over, maar normaal zou het niet erg lang meer moeten duren voordat ze op de juiste plaats aankwamen. Ik voelde het zweet over mijn gezicht lopen en nog minder dan een seconde naar de zon kijken zorgde ervoor dat zwarte vlekjes zich voor mijn ogen begonnen te verzamelen. Natuurlijk was de opluchting groot toen we eindelijk stopten met lopen en het gebouw voor hen opdoemde. Mijn mondhoeken krulden om in een kleine glimlach toen Cassia de eerste was die reageerde. Natuurlijk was Cassia de eerste die reageerde, ik had ook niet anders verwacht. Mijn lichtblauwe kijkers vestigden zich op Zev toen deze inhaakte op Diana’s antwoord en langzaam knikte ik. Het gebouw doorzoeken, alles neerhalen wat beweegt en niet alleen blijven, check. De kans dat ik ergens alleen naartoe zou gaan was erg klein en niet alleen omdat ik geen idee had hoe ik een zombie het best kon neerhalen, maar ook omdat ik nooit om hulp zou kunnen roepen mocht er iets mis gaan. Het hebben van niet-werkende stembanden had veel meer nadelen dan voordelen en ondanks dat ik er al mijn hele leven mee moest leven, bleef het toch moeilijk.

    Het commentaar van de rest liet ik gewoon aan me voorbij gaan. Het had geen zin om er zelf iets over te zeggen aangezien de helft waarschijnlijk niet eens zou weten wat ik bedoelde en de andere helft zou de bewegingen van mijn handen niet eens opmerken. Het enige dat ik deed was mijn linkerhand plat leggen, de zijkant van mijn linkerhand erop leggen en deze kort omhoog tillen en terug te laten zakken, een teken dat ik het begreep. Ik wilde de rest net mee naar binnen volgen toen Leaf mijn aandacht trok door iets te zeggen en weg te lopen. Een frons verscheen op mijn voorhoofd toen ik me omdraaide en nog net een onbekende man van Leaf zag weg strompelen. Dat… was vreemd. Voor een kort moment gleden mijn blauwe kijkers terug naar het gebouw voordat ik een besluit nam. Zoals eerder al gezegd was, je kon het best met twee op pad gaan. Zonder me echt te haasten, draaide ik me om en ik wilde net de richting uitlopen waarin de twee verdwenen waren toen ik Leaf al terug zag aankomen. Op mijn gemak liep ik naar de twee toe terwijl ik ondertussen mijn omgeving in de gaten hield. Het kon nog altijd gebeuren dat er Walkers in de buurt waren en dan kon je beter voorbereid zijn.

    Een wenkbrauw werd opgetrokken toen de onbekende man achteruit krabbelde van zodra ik in beeld kwam. Vragend keek ik even naar Leaf voordat ik dichterbij kwam en voor de man neerhurkte. Langzaam hief ik mijn hand op aangezien ik hem niet wilde laten schrikken voor ik mijn vingers voorzichtig langs zijn keel liet glijden. De manier waarop de man slikte had al duidelijk gemaakt dat er iets mis was met diens keel, ik wilde alleen bevestiging hebben. Vanaf het moment dat ik de bevestiging had die ik wilde, keerde ik me tot Leaf. Een beweging naar mijn keel moest duidelijk maken dat het om een keelontsteking ging en met een aantal gebaren probeerde ik duidelijk te maken dat hij warm water nodig had. Meer kon ik niet bepaald doen aan een keelontsteking, rust en water was op dit moment het enige dat ik hem kon geven.


    -Hi, I'm Andy, also freaking out- Andy Gallagher

    Nathaniel Robin Leaf



    'Ik heb toch nooit gezegd dat je een klootzak was?' vroeg Storm fel. Ik snoof zacht en schudde mijn hoofd even. De vijandigheid verdween echter al snel. 'Leaf... Is dat je echte naam? Het klinkt niet echt... Amerikaans.' vroeg hij uiteindelijk met een zachte, schorre stem.
          'Leaf is mijn achternaam. Mijn voorouders waren waarschijnlijk een stel boomknuffelaars. Ik heet Nathaniel, maar zo word ik allang niet meer genoemd.' Ik keek hem met een tevreden blik aan toen hij mijn hand pakte en deze schudde. Ik wist niet in hoeverre hij me vertrouwde, maar dit was een goed teken. Zijn greep was vrij stevig, maar het was duidelijk dat hij zijn best moest doen.
          'Storm Roselix, manager van internetzaken.' Even keek hij met een wazige blik in de verte. Het was duidelijk dat hij zelf ook vrij verward was. 'Verdorie, dat klopte niet... Wat...?' Op dat moment schoot ik bijna in de lach. Wat een vage vent. Ik keek hem met een opgetrokken wenkbrauw en een speelse glimlach aan. Ik wilde een bijdehante opmerking maken, maar de alerte glinstering in Storm's ogen begon alweer te verdwijnen. Mijn glimlach verdween toen de man naar een plek achter me keek en ik was even bang dat het een Walker zou zijn.
          'Holy fuck!' bracht hij verschrikt uit en ik draaide me direct om. Er was niets te zien. Storm zat binnen een halve seconde alweer met zijn rug tegen de muur gedrukt en ik probeerde hem te laten bedaren. Hij leek in redelijk stabiele staat te verkeren, maar het ijlen gooide heel wat roet in het eten. Met een hulpeloze blik keek ik Dakota aan, die al aan Storm's keel voelde. Vervolgens maakte hij een aantal gebaren en ik snapte min of meer wat hij bedoelde. Keelontsteking, warm water. Ik knikte en pakte mijn rugzak erbij. Even vroeg ik me af hoeveel van mijn spullen ik nog aan deze man moest opgeven, maar snel duwde ik mijn egoïsme opzij.
          'Bedankt, Doc,' vertelde ik hem met een knikje van mijn hoofd. Zo snel mogelijk zorgde ik voor een klein vuurtje door middel van wat droge takjes, verdord gras en een aansteker die ik eerder had gevonden. Ik goot wat water in een leeg blikje en hield deze enige tijd boven het kleine vuur. De warmte en de kleur van de vlammen bezorgden me herinneringen die niet allemaal even fijn waren. Toch, de vlammen maakten me niet bang. Ik wist hoe ik ermee om moest gaan, ik zou me niet branden. Toen het water warm was geworden, zette ik het blik op de grond naast Dakota. 'Ga je gang,' zei ik tegen de dokter.


    Caution first, always.

    Jessica Crimson. •
    Het was alsof ze teruggetrokken werd naar deze wereld. Een paar keer knipperen met haar ogen en de donkere gedachten die krioelden in haar hoofd waren verdwenen. De realiteit die voor haar lag, sloeg haar hard in 't gezicht. Elke dag moesten ze overleven, Jess probeerde te overleven – dag met dag keek ze het aan hoe het zou lopen en wat er in petto was voor hun. Nu ze een tijdje met een groep meereisde had ze kans om te overleven, maar het vertraagt haar ook.
          Haar donkere ogen sloeg ze van het tafereel af, de lijken (zombies of niet) negeerde ze en met een vaste blik keek ze voor een seconde naar Dalia. De prachtige vrouw voor haar kende ze redelijk goed, al zei ze het zelf. Beiden hadden ze inderdaad een pittig karakter, maar ze zou liegen als ze zei dat ze geen affectie voor de vrouw voelde.
          'Jessica..' Klonk er waarschuwend uit haar keel. Het was een enkel woord, haar naam, maar het deed ergens zoveel. 'We kunnen haar niet laten lopen, Jess. Ze ziet eruit als een meisje van acht, maar jij en ik weten beide dat ze een gevaar vormt. Ze is net zo dodelijk als de rest.' Ze wist dat Dalia gelijk had, maar ze wilde het niet toegeven noch eraan ingeven. Vandaar dat ze het enige deed toen haar hoofd haar lichaam overnam. Ze draaide zich om, haar rug richting de dode en de levende, en sloeg voor een milliseconde haar ogen. Want ze wist dat het voorbij was. Het geluid van het lichaam dat zich krampachtig op de grond liet zakken probeerde ze te vermijden.
          Hoe snel het gebeurde, voor haar gevoel duurde het te lang. Die milliseconde dat ze haar ogen pijnlijk sloot, was een moment dat haar muur was gebroken. Het was iemands kind. En ze was nu dood.
          'We moeten verder,' klonk er een vrouwelijke grom. De schoenen die de vrouw aanhad weerklonken op de vloer en liepen Jess voorbij. Donker keek ze Dalia na.

    Met het laatste lichaam liep ze het gebouw uit. Ze sleepte het lijk over de grond aan een been en liet een hele spoor na in de aarde. “Zev kan beter een vurige dankbaarheid tonen hierna,” mokte ze tegen zichzelf – met haar gezicht op onweer.
    Elke stap die ze zette, werd het vuur in haar ogen groter; bijna vergetend dat Dalia in haar aanwezigheid was. Haar voeten stopten vlak voor een groot kampvuur en met een simpele – tenminste, zo zag het er vanbuiten uit, maar in wezen was de vrouw redelijk klunzig – beweging gooide ze het lijk in 't vuur.
          “Burn baby, burn.” Enkele seconden keek ze hier gefascineerd, bijna donker, naar – alvorens ze zichzelf omdraaide naar de vrouw. Ze leek alsof ze net ergens peinzend over na had gedacht. “Dalia,” zonder haar hoofd te bewegen, schoten haar ogen van links van naar rechts om te checken of er iemand was, waarna ze haar blik weer op de vrouw voor haar richtte. “We moeten praten.”


    Don't walk. Run, you sheep, run.

    Cassia "Cas" Zoé Chavez.


    • • •

    Ik had iets aan horen komen, dus mijn licht er – zoals het hoort – erop geschenen, en gelukkig bleek het Zev te zijn. Nou ja, gelukkig? Laten we het houden op het feit dat het gelukkig een mens was geweest. Ik keek dan ook achter hem en had al snel door dat licht overbodig was, dus deed ik de zaklamp uit en borg ik hem op. Een zacht gegrom was nog uit zijn mond ontsnapt voordat ik de keuze had gemaakt, waardoor er een kleine grijns rondom mijn mond tevoorschijn was gekomen. ‘Hebben jullie met zijn drieën deze verdieping gedaan? Mooi, dan kunnen we de laatste verdieping onder handen nemen, hier is het verder klaar.’
          De behoeftes om op Juniper te reageren maakten me alleen maar vermoeider en dorstiger, dus ik besloot opmerkingen maar voor me te houden om geen ruzie of discussie uit te lokken, wat achteraf een slimme zet bleek te zijn, gezien Zev tevoorschijn was gekomen. Ik had al helemaal geen behoefte in een discussie met dat ego hoofd van hem. ‘Is er iets aan de hand? Geen problemen, hoop ik.’ Ik had nog niet eens de tijd mijn mond open te trekken, dus ik luisterde even naar het gezeik van Juniper. Het was tijd dat ze weer eens een goede nachtrust zou krijgen, dat was overduidelijk. Of misschien was het wel gewoon een beurt, zolang ze het maar uit mijn gezicht hield.
          Met rustige passen volg ik Juniper maar, we moesten immers toch nog naar boven en het had geen nut om daar tegenin te gaan. Ik vroeg me wel af waarom de benedenverdieping er zo verdomd lang over deed. Dat was toch waar iedereen bleek te zijn? Wij waren de enige die naar boven gelopen waren, anders had ik ze wel eerder gezien. Wat een stel luiwammesen zeg.
          Toen ik boven aangekomen was merkte ik al gauw dat het hier een stuk warmer was, waarschijnlijk omdat dit de bovenste verdieping geweest moest zijn. En de stank die mijn neus vulde was ook niet echt geweldig. Daarom hield ik mijn arm voor mijn neus, maar ook mijn arm rook naar de doden, bloed en lichaamsstoffen. Ik was weer eens toe aan een lekker meertje dat me wat schoner deed laten voelen dan hoe ik me nu deed.
          Mijn ogen keken van links naar rechts, en ik besloot opnieuw om de rechterkant op te gaan. De zaklamp was niet nodig, dus ditmaal hield ik mijn werpmes wat gemakkelijker vast. Ik hoopte dat er hier niet al te veel levenden doden rondliepen, aangezien het enorm veel kracht kostte die verdomde werpmessen te gooien zodat hun schedel letterlijk verbrijzeld. De machete op mijn rug was sowieso een geweldig wapen en velen malen beter dan die kleine ondingen, maar ik was te bang dat deze zijn scherpte zou gaan verliezen, en dan vooral wanneer ik deze het hardst nodig zou hebben – met het geluk dat er tegenwoordig was zou dat geen vreemde gedachte zijn.


    I'm your little ray of pitch black.

    Update:
    het terrein is schoon verklaard, waardoor de aanwezigen nu de kans hebben om alle rommel op te ruimen en het leefbaar te maken (:


    The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.

    Storm Roselix



    Storm fronste en probeerde het beeld scherp te stellen. De gedaante die op Magere Hein leek maakte vreemde gebaren met zijn handen, en wat nog vreemder was; Nathaniel leek het te begrijpen. Hij hoestte even zonder zijn ogen van de nieuwkomer af te halen. Hij voelde dat zijn ademhaling wat moeilijker ging en in zijn keel raspte. Voorzichtig verschoof hij even zodat zijn luchtpijp wat meer ruimte kreeg en merkte op dat zijn lichaam veel te langzaam reageerde. De koorts begon weer de overhand te nemen en hij vocht tegen de slaap. Ondertussen probeerde hij te volgen wat er allemaal gebeurde, maar dat werd steeds moeilijker door het vervormende beeld.
          Plotseling kwam de gedaante dichterbij en plaatste zijn hand op zijn keel. In zijn borst welde een schreeuw op, maar hij durfde niet de aandacht te trekken van de Walkers. Dàt had zijn trage brein nog wel bedacht. Maar hij besloot niet zonder verzet op te geven en stribbelde tegen. Toen de hand verdween werd hij iets rustiger en meteen greep zijn lichaam de kans om hem de slaap in te sleuren. Zijn ogen draaiden weg en alles werd even donker.
          Voor zijn gevoel nog maar een paar seconden later opende hij zijn ogen weer. Nathaniel zat in de hoek iets boven een vuurtje te verwarmen en de donkere gedaante zat naast hem. Voorzichtig schoof hij een paar centimeter weg. Toen niemand dat opmerkte, of er tenminste niet reageerde, schoof hij verder. Centimeter bij centimeter probeerde hij te ontsnappen. Ergens in zijn hoofd zei een stemmetje dat het stom was te proberen te ontsnappen van de Dood. Maar het feit dat die zo rustig in de hoek zat kon hij niet verkroppen en hij móést iets doen. Op zijn buik kroop hij verder.
          Storm was nog maar een halve meter van de deur verwijderd toen Nathaniel plotseling in actie kwam. Blijkbaar was zijn... Wat het ook was dat hij boven het vuur verwarmde, klaar. De zwarte gedaante kwam ook in actie en Storm maakte een schrikkende beweging. Inmiddels was hij heel dicht bij de rug van de vreemdeling gekomen en hij wist zeker dat de Dood er nu genoeg van had. Nu was zijn einde nabij, hij zou sterven.
          'Nathaniel!' probeerde hij nog. Zijn stem was een fluistering. 'Nathaniel, haal hem weg. Alsjeblieft, haal hem weg!'


    •Dalia May Forrester•
    Overleven. Dat was het belangrijkste. Er was altijd plek om te kunnen rouwen om degenen die je neer moest halen, maar ze laten lopen was geen optie. De walkers hadden er geen last van, deze voelden totaal niks meer. Ze waren zich er niet van bewust dat ze ooit mens waren geweest. Zielloze wezens zonder doel.
          Als Dali kon, dan zou ze de meid hebben laten lopen. Dit was echter geen optie nu ze in dit pand zouden huisvesten voor een korte periode. Er waren altijd leden van de groep die een risico wilden nemen door in de nacht op ‘avontuur’ te gaan. Zo waren ze er al een paar verloren.
    Juist om dat soort ongelukken te voorkomen moesten ze álles uitruimen. Hoe graag ze ook zou willen dat iedereen voor zijn eigen veiligheid zorgde. Dat was geen optie.
    Het was alles of niets in een groep.
          Zwijgend keek ze toe hoe het lichaam van het meisje nog een vage krimp gaf voor het stil bleef liggen. Weer een minder.
    Ze wist dat Jessica niet had kunnen kijken. De vrouw deed zich voor als een stoere dame, maar ook zij had het hart wel op de goede plaats zitten. Dit was gewoonweg vermoeiend. Steeds hetzelfde traject doorlopen, mensen verliezen, walkers uitschakelen en dan maar hopen dat je er heelhuids uitkwam.
    Het was iemands kind geweest, maar ze was al dood geweest op het moment dat ze was geïnfecteerd. Wanneer Dali zelf de infectie op zou lopen dan zou ze willen dat iemand haar leven zou nemen voor het daadwerkelijk tot een transformatie had kunnen leiden. Daar wilde ze niet aan denken.
          De blik van Jessica negeerde ze. Er was nog meer werk te doen en ze hadden geen tijd om haar actie onder discussie te stellen.
          Slechts een half uur later hadden ze de begane grond geklaard. Er waren lang niet zoveel zombies geweest als ze had gedacht. Het had altijd erger gekund, daar was ze zeker van, maar het bracht tevens mee dat het ergens niet goed voelde. Alsof er iets aan de hand was.
    Zacht mopperend in zichzelf sleepte ze twee van de lijken mee aan hun voeten. Je kon de sleepgeluiden horen, waarbij het overduidelijk een spoor van aarde achterliet. Als vrouw had je nogal wat te doorstaan in deze tijden. Het was dan maar goed dat Dali een paar beste spieren had kunnen ontwikkelen in haar armen.
          De brandende stapel walkers voor hen was walgelijk. De geur van de dood was vreselijk. Of het nu van het verbranden van mensen kwam, of walkers, het was een pot nat: het stonk een uur in de wind.
          “Zev kan beter een vurige dankbaarheid tonen hierna,” hoorde ze Jessica mopperen.
    Zacht lachte ze – wat ze wel vaker deed bij het gemopper van haar metgezellin. Ze had natuurlijk gelijk, maar de manier waarop ze het zei vond Dalia vermakelijk.
          Ze haalde de laatste aanwezige uit het gebouw en gooide hem op de brandende stapel. Ze hadden oud pallethout gebruikt om het vuur aan te wakkeren. Het was hopen dat het niet nog meer van die wezens aantrok.
    ‘Burn baby, burn,’ hoorde ze naast zich.
    Dali stond met haar armen over elkaar geslagen naar de vlammen te staren. Deze dansten rond de lichamen, hen langzaam verterend. Het leek bijna op een vrolijk vreugdevuur, als je de geur en de emotie niet meerekende.
    ‘Dalia,’ hoorde ze haar naam.
    Dit deed haar doen fronzen, niemand noemde haar bij haar volle naam – meestal dan.
    Ze draaide zich wat bij om naar Jessica te kijken. ‘We moeten praten,’ vermeldde ze.
    Een zachte zucht verliet haar lippen.’ Als het gaat over het meisje: Jessica, laat het gaan,’ zei ze op voorhand. Al wist ze niet wat ze moest verwachten. Meestal sprak Jessica niet op zo’n serieuze toon tegen haar.
    ‘Of was er wat anders?”


    •Zevon Brad Lincoln•.
    Het was wonderbaarlijk. Niemand leek op geen enkele manier in zijn aanwezigheid te willen verkeren. Zevon wist niet goed hoe dat kwam – alhoewel zijn karakter allicht de oorzaak kon zijn.
    Hij deed zijn best om de groep overal heelhuids binnen te krijgen. Dat was altijd het plan. Niemand had hem daar in tegengesproken. Dat deed hem eigenlijk wel goed. Hij wilde immers niet dat mensen werden geleid door iemand die ze niet wilden. Dat was vanaf het begin duidelijk gemaakt.
          Zevon wist dat een paar mensen hem liever niet wilden zien, Juniper, Cassia, Jessica. Het waren verdorie ook altijd vrouwen die hij aan de verkeerde kant wist te krijgen. En dat deed hij niet altijd opzettelijk. Niet altijd.
    Aan de reactie van de dames te merken waren ze niet geheel blij om me te zien. Zelfs zijn vraag werd niet goed opgevat – en dat terwijl hij het goed had bedoeld.
    Persoonlijk kon hij er behoorlijk om lachen. Als die haat naar hem toe terwijl het hem vrij weinig deerde. Hij had wel iets beter te doen dan zijn tijd verspillen aan deze dames. Als ze wilden overleven, dan moesten ze het waar gaan maken.
          ’Oh, geen flauw idee,’ begon Juniper op een bekende laconieke toon. Zevon rolde zijn ogen. Blijkbaar was het niet relevant en niet van belang. ‘De wereld is gezombificeerd, dat is alles,’
    ‘Als je ergens wil zeuren doe je dat maar ergens anders, Juniper. Get over it,’ zei ik enkel.
    Iedereen hier wilde wel iets anders zien dan een stel lopende lijken. Je was nergens veilig, er was voedsel schaarste en zelfs het onderdak was niet altijd binnen handbereik.
    Het leek bijna het plot van een slechte film – alleen was dit meer dan echt.
          Hij volgde Cassia naar de tweede verdieping, die binnen de kortste keren zo goed als geruimd was. Op de begane grond waren meer zombies dan de daarop volgende twee verdiepingen en dat was maar goed ook, anders waren ze niet binnen de juiste tijd klaar geweest.
          De laatste walker viel voor Zevons voeten neer. Als hij het niet mis had, dan zag hij van buiten rookpluimen. Er waren blijkbaar al meer mensen klaar met de ontruiming.
    ‘We hoeven de lichamen niet weg te halen, we behuizen de eerste verdieping. Tenzij iemand de nood er toe voelt, dan mag je ze uit het raam gooien’ deelde hij mee. Aangezien het pand meer dan genoeg ruimte bood op de eerste verdieping alleen, wilde hij niet te veel moeite doen voor de rest van het gebouw. Het plan was toch om er niet te lang te blijven.
          Hij ging de andere voor naar de trappen. Hij daalde de ijzeren brandtrap snel af. De eerste verdieping was zo goed als leeg. Ze hoefden hier alleen maar de kamers in te ruimen en dan in de stad op zoek te gaan naar dingen zoals dekens en kussens. Hij wist niet zeker of ze dat hier zouden gaan vinden – aan de andere kant, er waren hier al mensen geweest. Wie weet wat hier opgeslagen lag.
    Met deze gedachte dook hij een kamer in. Hij wilde deze plek van top tot teen onderzoeken.


    The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.


    || Dakota Lennox ||


    Het was ondertussen al wel duidelijk dat de man best ver heen was. Nu wist ik zelf ook wel dat ik soms wat angstaanjagend kon overkomen, maar er was nog nooit iemand geweest die zo paniekerig gereageerd had als de man voor hem. Straks zou ik hem nog vast moeten binden om hem toch iets of wat fatsoenlijk te kunnen helpen. Zo snel mogelijk en met de meest makkelijk verstaanbare gebaren die ik kon vinden legde ik aan Leaf uit wat het probleem was en wat ik juist nodig had. Ik vond het erg dat de man zijn water moest opofferen, maar daar zorgde ik straks nog wel voor. Eerst moest ik ervoor zien te zorgen dat de vreemdeling niet stierf aan zijn ontsteking. Ik wilde niet nog meer doden op mijn geweten hebben, niet als ik hem kon redden met simpele dingen. Mijn blauwe kijkers bleven op de blonde man gericht terwijl Leaf een vuurtje stookte om water in op te warmen. Voor een kort moment had ik mijn aandacht van de bewegingsloze figuur afgewend om de omgeving te checken op eventuele Walkers. Ik wist dat de anderen het gebouw aan het uitkammen waren en het kon altijd gebeuren dat er een paar ontsnapten en onze kant op zouden komen. Het zou mooi zijn moest dat niet het geval zijn, maar je kon beter het zekere voor het onzekere nemen. Pas toen Leaf in beweging kwam en het blikje warm water aan me overhandigde, werd mijn blik terug naar de vreemdeling getrokken om daarna tot de conclusie te komen dat deze probeerde weg te komen. Ik deed een poging om bij de man te komen, maar staakte mijn pogingen toen hij ineens begon te spreken. Het was niet meer dan een fluistering, maar het was hier stil genoeg en de woorden klonken net luid genoeg zodat ik ze kon horen. Het was in mijn lichtkleurige kijkers te zien dat ik gekwetst was, maar ik haalde mijn schouders op en strekte mijn arm met het blik terug naar Leaf uit. De boodschap was duidelijk: ‘zorg jij er maar voor dat hij het drinkt’. Ik kon moeilijk iets doen als de man zo bang van me was en liever niet had dat ik in de buurt kwam. Aan de woorden te horen vertrouwde hij Leaf wel dus was het beter dat hij de rest deed. Veel meer dan het laten drinken van warm water kon ik niet bepaald doen en dat was ook direct iets dat Leaf ook wel kon doen.

    Zonder verder nog veel aandacht aan de vreemde man te schenken, draaide ik me op mijn hakken om en begon richting het gebouw te lopen. Ik kon menu beter nuttig gaan maken elders dan daar te blijven zitten. Ik knikte even met mijn hoofd toen ik Jessica en Dahlia passeerde voordat ik verder richting het gebouw liep. Misschien was het een goed idee om Zev even te waarschuwen dat een onbekende, zieke man hen ingehaald had voordat er iets zou kunnen gebeuren. Zoekend draaide ik een paar rondjes vanaf het moment dat ik het gebouw binnen gestapt was voordat ik een weg koos. Ik zou niet weten waar Zev zich op dit moment bevond, dus moest het maar op goed gevoel. Mijn lichaam was gespannen terwijl ik mijn hoofd om iedere deur stak om te zien of de man zich daar bevond. Het leek er misschien op dat alle Walkers neergehaald waren, maar je kon nooit voorzichtig genoeg zijn. Na een aantal minuten kamers ingelopen te hebben, mijn weg terug gelopen te zijn en nog at meer rondjes gedraaid te hebben, vond ik uiteindelijk de kamer die ik moest hebben. In de deuropening bleef ik staan en keek even naar wat de man aan het doen was voordat ik op de deur zelf klopte. Vanaf het moment dat ik de aandacht had die ik wilde, trok in beide wenkbrauwen omhoog en keek hem vragend aan terwijl ik het bijhorende gebaar maakte: ‘alles goed?’ De mededeling dat er een vreemde in hun kamp was liet ik later wel weten.


    -Hi, I'm Andy, also freaking out- Andy Gallagher

    Nathaniel Robin Leaf



    Toen ik het blikje aan Dakota wilde geven, zag ik dat Storm weg probeerde te kruipen. Hij kwam minder helder over dan een paar minuten daarvoor en ik vroeg me af of het warme water hem nog wel zou helpen. Het was duidelijk dat Storm Dakota niet had kunnen herkennen als een mens. In plaats daarvan zag hij hem, aan zijn reactie af te leiden, als een soort monster. Dit idee werd bevestigd door het feit dat Storm in paniek raakte toen Dakota naar hem toekwam.
          'Nathaniel! Nathaniel, haal hem weg. Alsjeblieft, haal hem weg!' fluisterde hij gehaast en doodsbang. Even was ik verward door het feit dat hij mijn voornaam gebruikte, maar snel daarna kwam ik in actie. Dit ging niet werken. Dakota keek me aan met een vaag gekwetste blik in zijn ogen en hij overhandigde me daarna het water. Hij maakte er geen gebaren bij, maar de boodschap was duidelijk. Ik knikte, pakte het blikje aan en kroop naar Storm toe om hem tegen te houden. Ik maakte een zacht, sussend geluid zoals een ouder doet als die een kind troost. Ik legde aarzelend mijn hand op Storm's schouder en ik probeerde hem voorzichtig op zijn rug te draaien.
          'Dakota is een dokter,' begon ik, maar ik had geen idee of hij überhaupt door had gehad dat er een ander mens bij hem was geweest. Of dat hij zou denken dat het allemaal een illusie was. 'Ik heb water voor je opgewarmd, maar dan moet je het wel drinken,' vertelde ik hem op een lichte toon. Ik keek even om, maar Dakota was al weg. Zouden de anderen al klaar zijn? Storm moest nu echt snel de schaduw in.
          Ik knielde bij Storm neer en ondersteunde zijn rug met mijn linkerarm. Dit kostte me weinig moeite, want de man woog niet veel en had ik nog verrassend veel kracht in mijn arm. 'Voorzichtig. het randje kan scherp zijn,' waarschuwde ik terwijl ik het blikje naar Storm's gezicht bracht. 'Probeer het water op te vangen en niet direct van het blik te drinken.' Weer had ik geen idee of Storm me wel kon volgen, maar de tijd begon te dringen.


    Caution first, always.


    Dallas York Morales

    Heb je mijn broek niet gezien? Daar past het nooit in.” Grinnikend dien ik toe te zien hoe de jongedame haar woorden kracht tracht bij te zetten door de inhalator half in haar broekzak te wurmen. “Zo raak ik hem alleen maar eerder kwijt. Bovendien loopt het ontzettend kut. Dus tenzij jij van broek zou willen ruilen, dan gaat het me niet lukken om de inhalator in mijn broekzak te doen. Waarom zijn er nou geen broeken met van die grote zakken voor vrouwen?” Voor even zie ik mezelf voor me in de strakke broek van Ivana, waardoor er een schok langs mijn ruggengraat loopt bij de gedachten hoe verschrikkelijk dat wel niet moet zijn. Hierdoor maak ik snel een opmerking over het zoeken van een rustplaats, waarbij ik casual mijn schroevendraaier vanonder mijn riem uit weet te halen en hem rond laat tollen in mijn hand.
          “Je ziet er niet verschrikkelijk uit. Je ziet er afgrijselijk uit. Laten we eerst maar dit gebouw uitkammen voor zombies, voordat Zev begint te zeuren. Trouwens, Cowboy, het blijft teleurstellend dat je niet een lasso gebruikt om zombies te vangen.”
    Hoofdschuddend lach ik even, waarna ik een arm rondom Ivana’s schouders sla. ‘Cowboys stellen niemand teleur, mijn liefste Ivana. Daarnaast zijn lasso’s echt uit 2014; schroevendraaiers zijn de nieuwste mode.’ Met een verzekerde blik op mijn wapen stap ik samen met Ivana het gebouw binnen, op weg naar de grommende geluiden van de zombies die zich verschansen in de plaats die wij als rustplek willen gaan gebruiken.

    Slechts enige periode nadat Ivana en ik het gebouw hebben betreden, weet ik hijgend overeind te komen terwijl ik mijn schroevendraaier uit het hoofd van een zombie weet te wurmen. Alhoewel de temperatuur niet ontzettend hoog was, voelde ik de stof van mijn t—shirt tegen mijn rug en borstkas plakken en enkele druppels zweet langs mijn slapen naar beneden glijden. Gedurende de periode binnen het gebouw zijn we een stuk of vijf zombies tegen gekomen waarbij ik er op had gestaan om ze eigenhandig te doden, om zo Ivana werk uit handen te nemen. Als ze te veel inspanning verrichte zou ze misschien problemen krijgen met ademen in deze stoffige omgeving en dat wilde ik koste wat het kost voorkomen.
          Vermoeid laat ik me aan de andere zijde van de kamer tegen de muur glijden en haal een arm langs mijn voorhoofd. Halverwege onze rit door het gebouw had ik mijn vest al rondom mijn middel geknoopt, waardoor het stof en vuil op mijn armen goed zichtbaar was.
    ‘Zo,’ hijg ik dan glimlachend. ‘Prachtige kamer om de nacht door te brengen.’ Voor even laat ik mijn blik op de gedode zombie richten. ‘Of toch niet. We zoeken zo wel wat anders. Heel even. . .’ Snel wapper ik even met mijn hand om aan te geven dat ik op adem moest komen voordat we verder gingen. Door de murmelende geluiden in de rest van het huis kreeg ik in de gaten dat alles zo ongeveer clean moest zijn.




    Diana Artemis Mikashia


          Haar lichte, witte haar plakte aan haar blote rug. Het hemdje dat ze eerst aan had gehad, had ze op dit moment omhoog geknoopt — in een tevergeefse poging om het niet meer zo warm te hebben. Maar wat ze ook probeerde; het leek niet te helpen. Vermoeid had Diana toegekeken hoe, bijna, iedereen het pand was binnengetreden. Zelf had ze op de uitkijk gestaan. Of, dat probeerde ze haarzelf wijs te maken. De waarheid lag echter heel anders; Diana was niet zo’n badass als de rest van de groep en hoewel ze wist wat al die zombies deden — had ze er geen lol in wanneer ze er eentje doodde. Ze had er echter geen moeite mee om een zombie te vermoorden wanneer deze haar bedreigde. Toch had ze hierdoor min of meer de status als ‘zwakkeling’ verkregen in de groep.
          Ze keek, op haar hoede, om haar heen toen ze het bekende geluid hoorde van metaal op metaal. Iemand probeerde zombies te lokken zodat diegene deze kon doden. Diana pakte vlug haar dolk uit de daarvoor bestemde riem en wachte gespannen af totdat zij een zombie zag. Het duurde niet lang voordat er twee zombies naar haar toe begonnen te zwalken. Ergens achter in haar brein hoopte ze dat de twee zombies haar voorbij zouden lopen zodat zij ze niet hoefde te doden. Helaas wist ze wat er ging komen en het duurde niet lang voordat er twee, nu echt dode, zombies op de grond lagen. Ze smeerde haar dolk af aan de kleding van de zombies waarna ze een blik werpte op het pand. Het was nu vast al doorzocht.
          Rustig wachtte ze af tot de meeste mensen naar binnen waren gelopen, vooraleer zij ook een stap in het pand zette. Haar scherpe blik gleed door de ruimte – opzoek naar enig vorm van leven. Ze klemde verhit haar dolk in haar hand. Ze had dit al ontelbare keren gedaan maar nog steeds pompte de adrenaline door haar lichaam. Ze controleerde de eerste kamer die ze tegenkwam en was opgelucht toen ze opmerkte dat deze al doorzocht was. Nieuwsgierig bekeek ze de kamer vooraleer ze laatjes en kasten open begon te trekken. Verschrikt keek ze naar haar spiegelbeeld toen ze een kapotte handspiegel vond. Het bloed van de twee zombies die ze net had gedood was op haar gezicht gekomen. Ze wist dat als ze het wegveegde het alleen maar erger zou worden dus ze liet het maar voor wat het was. Zuchtend legde ze de handspiegel weer terug. Dat had je immers niet nodig in de apocalypse.
          Terwijl ze de hoofdgang weer opliep stopte ze haar dolk weer terug in de riem. In de tweede kamer die ze tegenkwam zag ze Zevon; een teken dat het pand waarschijnlijk ontruimd was. Het zorgde voor een opgelucht gevoel. Ze opende het tasje dat ze een paar maanden eerder had gevonden. Er zaten twee EHBO–doosjes in en nog een klein beetje water. Voor haar was evenveel waard als goud.
    “Nog wat gebeurd?” vroeg ze met een hese stem — die toe was te schrijven aan de stoffige ruimte. Ze nam het flesje uit de tas en nam er een klein slokje van. Ze was er erg zuinig mee geweest. Zuiniger dan de rest van de groep — die nu, bijna, allemaal zonder water zaten. Bij haar was het flesje bijna gevult tot de helft. Ze stak haar flesje uit naar Zev — nietwetende of hij nog water had. Nu ze onderdak hadden gevonden moest de hitte niet meer zo’n probleem zijn als eerst.

    [ bericht aangepast op 7 april 2015 - 17:42 ]