Felix - Piraat.
Ik kan nog net een gefrustreerde brul onderdrukken. Eerst dat maf konijn van eerder en nu weet zelfs Ace me te overmeesteren? Ik kan mezelf beter van kant maken, denk ik bitter terwijl ik overeind krabbel en een grijns op mijn gezicht weet te wringen. Met een tikje tegen mijn denkbeeldige hoed accepteer ik zijn geld, dat hij me met een zogenaamd stekende opmerking overhandigd. Wel wel. Hij groeit op. Nooit eerder heeft hij me zo direct, verbaal aangevallen. Had misschien ook wel te maken met het feit dat hij de vorige keren te dronken was om zijn eigen naam uit te spreken, maar toch... Meestal trokken we ons weining van elkaar aan. 'Thanks mate... Waarom zo chagerijnig? Heeft dat grietje je weer afgewezen?' Mijn lippen krullen even om, waarna ik me, zonder op antwoord te wachten, omdraai en opnieuw de stad in trek, op zoek naar een smid. Wanneer ik van de loopplank naar beneden daal, zie ik dat May met de Kapitein staat te praten. Dus ze is aangenomen... Hoewel ze me wel interesseert, kan dit nooit veel goeds voor me betekenen. Ik heb haar grens al een paar keer teveel overschreden vrees ik. En normaal is dat echt niks voor mij. Normaal gezien, overdenk ik altijd alles en plan ik de hele situatie netjes uit. Uitkijken geblazen, denk ik in mezelf, ik mag me niet laten kennen, want ik begin fouten te maken en dat is helemaal geen goed nieuws. Ik merk hoe ze me vreemd aankijkt als ik passeer. Bedachtzaam bijna. Raar wijf...
Op een drafje zigzag ik door het volk heen, tot ik bij een weggestoken kleihuis kom, dat de hitte van de smidse praktisch uit straalde. 'Bij den gloeienden pook...' mompel ik geamuseerd in mezelf als ik het afgeleefde bordje boven de poort zie hangen. 'Hoe charmant,' Kort klop ik op de deur, alvorens mezelf door de smalle opening naar binnen te wringen en uiteindelijk oog in oog te staan met een meisje van een jaar of zestien. Het was een enorm lelijk gedrocht, maar om eerlijk te zijn kan dat me weinig schelen. 'Hallo popje, is je vader thuis? Ik ben op zoek naar een nieuwe degen,' vraag ik terwijl ik het scheve, oude ding uit de schede trok ter demonstratie. 'De oude is in handen gekomen van een onbetrouwbare rat, die alweer bewijst hoe onkundig hij is,' Het meisje staart me alleen met een vage blik aan, draait zich dan om en beent weg om even later weer te verschijnen met een tengere man van een jaar of veertig. Hij ziet er in ieder geval niet uit alsof hij ook maar een hamer op kan tillen, dus ik ga er vanuit dat hij een knecht is en niet de echte smid. Deze man is ook niet van veel woorden - net als het meisje- en wenkt me naar het rek waar zijn degens uitgestald staan. Qua versieringen was de smid zeker niet rijkelijk geweest, maar aan het glanzende staal te zien, kenden de degens zeker een fantastische kwaliteit. Zonder verdere vragen te stellen vis ik één van de degens uit het rek en test zijn balans. Perfect! En het ding ligt nog goed in de hand ook. Met een grijns laat ik mijn vingers over het metaal dwalen. 'Hoeveel is hij?' ' Acht goudstukken,' 'Verkocht,' zeg ik snel. 'En je mag deze brol ook hebben,' Daarop druk ik de oude rapier in zijn handen, samen met het geld en steek de nieuwe in zijn schede. Ik groet hen kort door een knikje en loop dan tevreden naar buiten. Met een gloednieuw wapen en bovendien twee geldstukken die Ace me cadeau heeft gedaan, ziet de wereld er al een heel stuk vrolijker uit. Ik grijns breed en begin aan mijn tocht terug in de smalle, donkere straatjes.
Frankly my dear, I don't give a damn.