• Een prachtig eiland, ergens midden in de oceaan. Sinds een aantal jaar is dit een toeristische plek geworden, met een prachtig hotel erop. Het gehele jaar door is het hier tussen de twintig en de veertig graden, alleen tijdens de regenseizoenen is het toerisme iets minder, voor de rest is het druk bezocht. Tijdens het drukste seizoen gebeurd het onmogelijke, een virus uitbraak. Zodra het gesignaleerd is, wordt het eiland afgesloten van de buitenwereld. Er wordt een stel wetenschappers op af gestuurd, maar verder komt niemand het eiland meer af. Er breekt paniek uit, er vallen doden, maar het ergste is als de doden terug komen, the living dead. Maar een handjevol mensen weet het te overleven en zijn op zichzelf aangewezen. Zullen ze samenwerken, of wordt het ieder voor zich?


    Dit is het hotel en het staat op dit eiland. Zoals je kan zien is het redelijk groot, maar vooral bebost gebied. Er zijn simpele zandwegen die over het eiland leiden tussen de bomen door, maar dat is niet meer veilig. Het hotel heeft meerdere gebouwen en elders op het eiland woonden ook nog mensen. Het dichtstbijzijnde vasteland is honderden kilometers verderop, boten zijn allemaal meegenomen door wanhopige toeristen die probeerden weg te komen, hoewel de boten niet geschikt waren voor de open zee. De enige mogelijkheid om er te komen bestond uit een vliegtuig, maar het vliegveld is ondertussen een verlaten gebied.

    De regels:
    - Minimaal 250 woorden per post, hier wordt ook op gelet.
    - Je schrijft de naam van je personage boven je post.
    - Geen onnodig gequote! Daarvan rekken de pagina’s uit en je hoeft echt niet een reactie te quoten als hij op de vorige pagina staat of als je een reactie op iemand schrijft, al is het al even geleden.
    - Niet off-topic gaan! Je bespreekt dingen maar in iemands gastenboek of via een privé bericht. Kleine dingetjes mogen uiteraard wel. Als er behoefte aan is open ik een praattopic.
    - Geen Mary Sues, niemand houd ervan om met perfecte personages te spelen of mensen die zich overal uit weten te redden.
    - 16+ en al het bijbehorende is toegestaan.
    - Maximaal 2 rollen per persoon.
    - Iedereen mag mee doen en je sluit niemand buiten!


    Overlevende wetenschappers:
    - Dana Estelle Nixon ~ Tyrion
    - Kathalena Ann Petrova ~ Ophilia
    - Nick Lincoln ~ Chiron

    Overlevenden:
    - Marisa Langdon ~ Assassin
    - Rhiannon Ivy Murray ~ Maniae
    - Valentina Alamo ~ Lupone
    - William James Lawrence ~ Tyrion
    - Hunter Stone ~ Chiron
    - Manuel Rosenthal ~ Ribery
    - Bei Ming Tian ~ DarkSavior

    Doden:
    - Gwendolyn Verselli ~ Lexus - wetenschapper
    - Yenthe Maïté Kear ~ Aestas - wetenschapper
    - Sarah Kate Vasquez ~ Anguish - overlevende
    - Cain Noah Philips ~ Anguish - wetenschapper

    Rollentopic

    [ bericht aangepast op 23 juni 2013 - 14:17 ]


    Your make-up is terrible

    Marisa Langdon

    Op mijn woorden trekt de vreemde man zijn wenkbrauw op en schud hij met zijn hoofd. "Westerse cultuur," sist hij zachtjes. "Respect is hier echt niet meer te vinden." Mijn mond valt hierdoor een stukje open, meent hij dit nou? Hij is hier degene die in mijn ogen behoorlijk respectloos begon tegen ons. Ik neem niet eens de moeite om er iets op te zeggen en besluit hem voor de rest totaal te negeren. Mijn houding naar hem toe wordt hierdoor ook enkel afstandelijker. Hij draait zich om naar de deur en de Europese jongen. Als hij nou nog iets beledigends gaat zeggen, duw ik hem persoonlijk de andere kamer in. Ik vind het wel weer welletjes geweest, omdat hij toevallig Aziaat is, betekent het niet dat iedereen zich maar moet gedragen zoals hij wilt.
    "Als je wilt, kun je ze gaan..." begint hij, waarna hij stopt in zijn zin. Eigenlijk is het ook best komisch hoe hij zich gedraagt. "... afslachten. Kan ik tenminste bij de deur weg." Er verschijnt een klein glimlachje op mijn lippen als hij dat zegt. "Nou, blijf jullie dan maar lekker hier. Ga ik wel de held uithangen." grijnst de vreemde man. "Je doet maar." mompel ik. Hij trekt zijn zwaard en wacht tot de ander weg is, waarna hij de deur opentrekt en gelijk een van de dingen neersteekt, dwars door zijn hoofd. Het lijkt te helpen, want hij zakt in elkaar. Hij slaat zijn hoofd er in een flinke beweging af en ik doe enkele stappen naar voren ga naast de blonde jongeman staan terwijl ik door de deuropening toe kijk hoe hij de andere twee ook neerhaalt. Het is echt net een ninja, volgens mij heeft hij flink wat geoefend met die wapens die hij bij zich draagt. Ik vraag me af hoe hij die op het eiland hier gekregen heeft, aangezien ze over alles moeilijk doen bij ons op het vliegveld. In Amerika zijn de regels zo streng, voor me stond een man en die mocht niet eens een zakmes meenemen in zijn koffer.
    "Done." schreeuwt hij naar ons als hij klaar is, waarna hij zijn spullen verzameld en schoon begin te maken. Ik draai me om naar de jongeman. "Ik denk dat we ergens wel geluk hebben dat ik niet nog een plan hoefde te bedenken om eruit te komen," grijns ik schaapachtig naar hem, met mijn armen nog altijd over elkaar heen geslagen. Hiermee doel ik op mijn geweldige plan om gewoon weg te rennen van achter de bank vandaan. "Nu hebben we mister Ninja. Ik ben trouwens Marisa, maar je mag Marie zeggen als je dat makkelijker vind." stel ik mezelf vervolgens tegenover hem voor. Mijn hand steek ik expres niet uit, ik ben niet zo van de aanrakingen met vreemde mensen. Dat voelt enkel enorm ongemakkelijk. Ik hoop maar dat hij dat hieruit op kan maken en het nu eens laat, aangezien hij me al twee keer aangeraakt heeft daarnet.

    [ bericht aangepast op 30 maart 2013 - 13:57 ]


    Your make-up is terrible

    Nick Lincoln || Wetenschapper
    Een deurklink belandde gepaard onder een grote kracht in mijn rug, waardoor ik voorover klapte en omviel. Ik mompelde wat in mezelf, terwijl ik met mijn handen omdraaide en recht in de ogen van de schuldige keer.
    “Sorry,” zei deze alsof ze snel ergens moest zijn. Een dunne hand werd naar me uitgestoken. Echter leek ze de sorry die zonet over haar lippen was gerold niet te menen, want de blik die ze op haar gezicht had, zag eruit alsof ze me liever van een klif af zou duwen dan dat ze me recht zou willen trekken.
    Ik nam haar hand aan en hees mezelf voor een groot stuk al recht om daarna de grindkorrels die aan mijn shirt en jeansbroek waren blijven hangen er af te vegen. “Geeft niet,” mompelde ik wat gepikeerd.
    Mijn blik gleed kort over het meisje. Zou zij ook besmet zijn? Ik vroeg er maar niets over, want dat zou nogal onbeleefd zijn. Toch leek ze nogal gehaast. Zat er misschien een hele horde achter haar aan? Zo ja, dan mocht ze dat nu wel even gaan zeggen want ik had geen zin om even lekker in mijn been gebeten te worden of wat dan ook.
    Ik plukte nog een paar steentjes uit mijn arm en keek toen weer op. “Wie ben jij?” vroeg ik uiteindelijk. Ze kon nog wel van pas komen in mijn onderzoek. In ieder geval als ze van wat avontuur hield en wist waar er hier ergens touw te vinden was. En als ze bereid was om te helpen. Ze was ook de eerste levende persoon hier die ik tegen was gekomen. Misschien probeerde de rest me wel te mijden of zo. “Zeg eens, weet jij toevallig waar er hier touw te vinden is?”


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Kan ik nog mee doen? :x


    An eye for an eye, a tooth for a tooth and an angry requiem for evil! ~ Yuuki Tenpouin

    Ja hoor, maar dat moet je even in het rollentopic doen.


    Your make-up is terrible

    Manu Rosenthal

    Hij haalt zijn schouders op wanneer ik voorstel dat hij het washok verlaat. Als hij zichzelf zo nodig moet bewijzen, doet hij zijn best maar. "Nou, blijven jullie dan maar lekker hier," zegt hij met een arrogante grijns. "Ga ik wel de held uithangen." Hij lijkt er nog van te genieten ook. Moet vast stoer voelen, rondzwaaien met een zwaard. Het zal wel, zolang hij mij er maar buiten laat. Als hij het risico wil lopen opgevreten te worden door die dingen omdat hij zichzelf zoveel waant, moet hij dat lekker doen. Ik haal mijn schouders op en doe een stap opzij zodat hij er door kan. "Je doet maar," mompelt het blonde meisje, duidelijk niet onder de indruk. Zodra hij de deur heeft geopend, steekt hij het enorme zwaard recht door de mond van een van de menselijke figuren. Het ding blijft een moment lang stilstaan voor de kerel zijn zwaard er weer uittrekt en uit het zicht verdwijnt. Het monster valt met een smak door de deuropening. Snel hef ik mijn handen een stukje op tot op de hoogte van mijn borst terwijl ik op mijn tenen een paar pasjes achteruit ga. Een rilling loopt over mijn rug en ik voel hoe mijn lege maag begint te draaien. Het is maar goed dat ik slechts een mueslireep op heb vandaag en er dus geen maaginhoud was om uit te spugen. Omdat ik twee nachten op mijn kamer ben blijven zitten, heb ik het moeten doen met de paar snacks uit mijn sporttas. Ik voelde het zeker, want ik was behoorlijk hongerig. Het meisje gaat in de deuropening staan om te zien wat de ninja doet. Ik volg haar heel voorzichtig terwijl ik mijn blik op de neergehaalde figuur gericht houd. Als dat ding ineens overeind zou komen, zou ik voorbereid zijn. Het geluid van een vlijmscherp mes laat me toch opkijken. Het hoofd van het tweede monster tolt door de lucht en ik wend direct mijn blik af met mijn hand voor mijn mond. Dit is.. dit is het ranzigste wat ik ooit heb gezien, en dan reken ik de herentoiletten op de amateur club mee. "Done!" roept de man en ik kijk weer op. Alle vier de figuren liggen op de grond. De een is er nog erger aan toe dan de ander. Ik besluit direct om nooit ruzie met deze man te zoeken. Het helpt dat agressiviteit niet in mijn aard zit. Hooguit op het voetbalveld.
    "Ik denk dat we ergens wel geluk hebben dat ik niet nog een plan hoefde te bedenken om eruit te komen," grijnst het meisje naast me. Met een spierwit gezicht kijk ik haar aan en weet ik ongemakkelijk te glimlachen.
    "Zonder jou had ik daar nog steeds gezeten," antwoord ik met een licht trillende stem. Haar armen heeft ze over elkaar heengeslagen en ze is nog niet half zo geschokt als ik ben. Jezus, er lopen monsters rond uit Spielberg films en iedereen schijnt het maar normaal te vinden.
    "Nu hebben we mister Ninja. Ik ben trouwens Marisa, maar je mag Marie zeggen als je dat makkelijker vind," vervolgt ze. Ze steekt geen hand uit. Hmm, vreemd. Maar hé, misschien deden Amerikanen dat niet?
    "Ik ben Manuel. Manu," stel ik mezelf voor. In plaats van een hand geef ik haar een stralende glimlach. "Hoe.. wat.." begin ik. Ik heb zoveel te vragen, maar heb geen idee waar ik moet beginnen. Het fijnste zou zijn om even een rustige kamer op te zoeken om een goed gesprek te houden over wat er nou eigenlijk aan de hand is. Met zijn tweeën. Stiekem hoop ik dat die enge ninja zijn eigen weg weer gaat. Hij lijkt me niet echt een teamplayer. Aan de andere kant, hij weet hoe hij met zijn wapens moet omgaan, en dat is essentieel als je wilt overleven. Overleven.. Ik word al misselijk bij het woord.


    ars moriendi

    Valentina Alamo

    “Geeft niet."
    Ik merk hoe hij me in zich opneemt en ik probeer me op een subtiele manier defensief op te stellen. Je weet maar nooit wat zijn bedoelingen zijn.
    "Wie ben jij?"
    Zijn stem haalt me uit mijn gedachten en ik kijk hem even doordringend aan.
    "Valentina Alamo," zeg ik vastberaden. Weer steek ik mijn arm naar hem uit, dit keer minder vijandig. "Ik was hier op vakantie toen... Je weet wel," ga ik iets stiller verder.
    “Zeg eens, weet jij toevallig waar er hier touw te vinden is?”
    Ik haal mijn schouders op en wijs naar de deur achter me.
    "Ik kom net uit te keuken, en hoewel er niet echt veel nuttige dingen meer te vinden zijn, zoals wapens of iets dergelijks, denk ik wel dat er ergens nog touw moet liggen. Al ben ik niet zeker." Ik kijk de man weer aan. "Als je wil help ik je wel mee zoeken." Waarom ik dit voorstel weet ik niet, maar ik hoop dat het me niet in de problemen brengt.
    "En wie ben jij?" hoor ik mezelf vervolgens vragen.
    Ik neem de man in me op en kom tot de conclusie dat hij er niet heel erg gevaarlijk uit ziet. Toch houd ik in mijn achterhoofd dat ik me daar niet op baseren en op mijn hoede moet blijven. Het liefst wil ik hier gewoon zo snel mogelijk weg. Als dat toch eens zou kunnen. Ik richt mijn blik weer op de man en wacht geduldig op enig antwoord.


    But I still have this faith in the truth of my dreams.

    Rhiannon Ivy Benton
    Ik heb de deur van mijn kamer nog maar net open gedaan als ik hem een seconde later alweer dicht doe, zo zacht mogelijk, in de hoop dat die rare dingen in de gang het niet gehoord hebben. Ik weet niet echt wat het zijn, maar ze lijken verdacht veel op zombies. Bah. Er loopt een rilling over mijn rug. Ik wil dat mijn broer hier zou zijn, hij weet altijd wat hij moet doen, in welke situatie dan ook. Hij zou vast wel weten hoe je van die enge dingen af moet komen. Het enige wat ik heb is een handpistool en een breekijzer, maar ik hoop dat het niet zover zal komen dat ik die dingen moet gebruiken.
    Mijn blik valt op het balkon. Als ik hier weg wil, dan zal ik zo naar buiten moeten. De deur is nou niet bepaald optie. Ik zucht even, pak de pistool en de breekijzer en loop daarna naar het balkon. Ik gooi beide wapens over de balustrade. Nu ik zelf nog. Springen durf ik niet, straks land ik verkeerd en breek ik mijn enkel, dan kom ik helemaal niet weg van de monsters. Uiteindelijk besluit ik naar beneden te klimmen via de regenpijp, omdat ik niks anders weet. Het scheelt dat ik slechts op de tweede verdieping zit.
    Als ik de grond stop ik de pistool achter bij mijn broek erin, op die manier zoals je vaak in films ziet, en pak ik de breekijzer stevig vast. Wanneer ik wat geluiden achter me hoor begin ik gelijk te rennen, zonder eerst te kijken wat het is, want waarschijnlijk zijn het toch die zombies.
    Na een tijdje gerend te hebben kom ik aan bij het strand en struikel ik gelijk over iets heen waardoor ik in het zand beland. Ik wil al uit halen met de breekijzer, maar zie nog net op tijd dat het een gewone man van middelbare leeftijd is, die een handgeweer in zijn handen heeft. Dan valt mijn blik op de zombies die zich richting ons beweging. 'Oh nee, niet weer,' piep ik wat angstig waarna ik haastig overeind krabbel.


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    Nick Lincoln
    “Valentina Alamo,” stelde de jonge vrouw zichzelf voor. Valentina was een mooie naam, vond ik. Ze stak haar arm nog steeds naar me uit, dus nam ik ‘m aan. “Ik was hier op vakantie toen… Je weet wel.”
    Eigenlijk wist ik niet meer dan wat zij me nu vertelde. Virus, mensen op vakantie en zombies. Of ja, ik noemde ze toch zombies omdat ze daar meer van weg hadden.
    “Zeg eens, weet jij toevallig waar er hier touw te vinden is?” vroeg ik uiteindelijk aan het meisje. Ze haalde haar schouders op en wees op de deur waar ze me zonet hardhandig mee omgeramd had.
    “Ik kom net uit de keuken, en hoewel er niet echt veel nuttige dingen meer te vinden zijn, zoals wapens of iets dergelijks, denk ik wel dat er ergens nog touw moet liggen. Al ben ik niet zeker.” Dat klonk ook niet echt overtuigend, maar het was wel een kijkje waard. Ze keek me weer aan. “Als je wil help ik je wel mee zoeken.”
    Ik knikte. “Dat zou leuk zijn.” Dat zou heel erg leuk zijn en ook heel erg handig aangezien zij hier al geweest was en ik niet eens een idee had waar ik de receptie zou kunnen vinden. Ik was niet zo heel goed met plattegronden en kaarten. Ik was al blij dat ik de ingang gevonden had.
    “En wie ben jij?” vroeg ze toen. Haar blik bleef voor de tweede keer onderzoekend op me hangen, waardoor ik me afvroeg wat zij aan de hand had.
    “Nick Lincoln. Ik ben hier om te onderzoeken wat dit virus is en het liefst van al om een medicijn ertegen te vinden,” vertelde ik, zodat ze zich misschien wat meer op haar gemak zou voelen. Wat moest ik haar anders vertellen? Dat ik getrouwd was? Als dat zou helpen zou ik het wel doen.

    Hunter Stone
    Ik wilde net de trekker overhalen toen ik een voet in mijn maag kreeg en er naast me met een harde knots iemand op de grond kwam. Uit mijn ooghoeken keek ik neer de persoon, die zonet in het zand was geland en nu van plan was me een flinke dreun tegen het hoofd te geven met haar ijzeren stok.
    Pas toen ze zag wie ik was en waarom ik hier lag, keek ze angstig achterom. “Oh nee, niet weer,” jammerde ze waarna ze zichzelf weer overeind werkte.
    Ook bedankt om me te helpen, dacht ik in mezelf terwijl ik nog een schot loste en mezelf daarna ook recht duwde en achter het meisje aan beende. De plek waar haar voet mijn maag geraakt had, was nog steeds gevoelig. Al snel had ik het kind ingehaald, maar de zombies leken sneller dichterbij te komen dan wij vooruit gingen. Mijn blik viel op bomen langs ons. Er moest er vast wel een groot genoeg zijn om in te klimmen toch?
    Zonder waarschuwing greep ik de arm van het meisje beet en sleurde ik haar mee richting het bos, normaal zou ik zoiets niet doen, maar ik wilde niet iemands dood op mijn geweten hebben.
    Behendig kroop ik de boom in, tot ik op een veilige hoogte zat en pas dan stak ik mijn arm uit naar het meisje. “Klim!” riep ik tegen haar, terwijl ik al een blik op de horde wierp. “Kom op!” Ze had me dan wel niet echt geholpen, waar ik haar later misschien ook nog wel op zou aanspreken, maar voor nu moesten we gewoon zien dat we veilig waren zodat ik met gemak die dingen neer kon knallen.


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov



    De vrouw met de grote bek en het angstige joch bleven bij de deuropening staan om met elkaar te praten en ik schudde mijn hoofd. Wat had ik nou aan hun? Helemaal niks, zelfs zo'n monster zou handiger en nuttiger zijn dan die twee samen. Ik stond op, borg de doek op in de rugzak om mijn rug en liep naar ze toe. "Nou, alsjeblieft voor het moorden van die dingen." begon ik met een grijns, "Ik heb weinig aan jullie, dus ik zal jullie nu verlaten." Zonder te luisteren wat ze te zeggen hadden duwde ik de jongen aan de kant, pakte een paar linnen uit het washok en liep toen bij hun weg, terwijl ik mijn hand in de lucht steek. "Succes met overleven en eindig niet zoals de man die ik een tijdje terug zag, opgegeten." zei ik lichtelijk spottend en daarmee was het voor mij klaar. Met zulke zwakke, diesrespectvolle en nutteloze mensen wilde ik niet samenwerken. Ik kon mijn tijd beter besteden.
    Ik liep terug naar mijn hotelkamer en duwde langzaam en voorzichtig de deur open. Wie weet wat er zich in mijn kamer verstopte. Nadat ik het grondig gecontroleerd had bleek er niets te zitten en dumpte ik de safe die ik dicht deed en dubbel controleerde, zodat niemand bij mijn spullen kon. Ik had nogal wat bij elkaar geschraapt en dat wilde ik niet zomaar eventjes verliezen. Ik had bij de conciërge een schuifslot gejat en deze op mijn deur gezet, zodat mijn kamer veilig is, als ik binnen zit. Het schuifslot zelf zat weer vast met een normaal slot, zodat mensen die in mijn kamer inbraken hem niet op slot konden doen en ik nog gewoon naar binnen kon. De mensen die zo dom waren om bij mij in te breken en in mijn kamer te blijven zouden het duur betalen.
    Nadat ik alles nog eens gecontroleerd had liep ik mijn kamer uit en deed de deur zorgvuldig op slot. Met snelle passen liep ik de trappen af, zonder problemen dit keer, en schoot de voordeur uit, om dan door te rennen naar het bos. Ik moest een voorraad vlees opbouwen, voordat de rest van de gasten en eventuele bewoners de dieren zouden afslachten of nog erger, de monster het zouden doen.
    Na een tijdlang rond gelopen te hebben hoorde ik in de verte het gegrom van een groep levende doden. Ik besloot erop af te gaan, want zover ik wist liepen ze alleen, behalve als er een levend wezen in de buurt was. Dan zouden de monster die in de beurt waren daar naartoe gegaan. Ik liep er voorzichtig naartoe en probeerde me zoveel mogelijk te verbergen in de schaduw van het bos. Eenmaal aangekomen op de plek van het gegrom zag ik een groep zombies rond een stel bomen en in die bomen zaten twee personen.


    I hope you drown in all the cum you fucking swallow, to get yourself to the top.

    Marisa Langdon

    Ik krijg een beetje medelijden met de jongen omdat hij zo enorm bleek ziet, terwijl ik het aan de andere kant ook wel komisch vind en denk dat hij zich niet zo moet aanstellen. Hij probeert iets te glimlachen, maar het is duidelijk geforceerd. "Zonder jou had ik daar nog steeds gezeten," zegt hij wat van streek, waar hij waarschijnlijk wel gelijk in heeft, of hij was allang aangevallen, dat kan ook nog. Nou, is er nog iemand gered want Milan ben ik kwijt geraakt in de gang daarnet. Ik weet alleen niet aan wie ik meer heb, die spillebeen zonder angst of deze spierbundel die alles eng lijkt te vinden. Misschien wordt hij ooit nog minder angstig, maar ik denk niet dat hij alleen gelaten moet worden. Hierna stel ik mezelf aan hem voor, wat me wel handig lijkt.
    "Ik ben Manuel. Manu," stelt hij zich daarna ook voor en gelukkig laat hij het om zijn hand uit te steken. Zijn waterige glimlachje wordt spontaan een stuk breder en ik kan zien witten tanden tevoorschijn zien komen. "Aangenaam, Manuel." glimlach ik iets. "Hoe... wat..." begint hij, maar hij maakt niets af. Toch denk ik wel te weten dat hij het over die dingen heeft die meneer de ninja daarnet neergestoken heeft en ik haal mijn schouders iets op aangezien ik eigenlijk geen idee heb. De Aziaat komt onze richting op gelopen en ik richt mijn blik gelijk op hem, om eerlijk te zijn vind ik hem maar vreemd, heel erg vreemd. Hierdoor probeer ik hem ook in de gaten te houden als hij terug komt, aangezien je maar nooit weet op wie hij geoefend heeft met die wapens.
    "Nou, alsjeblieft voor het moorden van die dingen," zegt hij met een enge grijns. "Ik heb weinig aan jullie, dus ik zal jullie nu verlaten." Ik rol met mijn ogen als hij Manu aan de kant duwt en iets pakt, waarna hij wegloopt en zijn hand in de lucht steekt. "Succes met overleven en eindig niet zoals de man die ik een tijdje terug zag, opgegeten." zegt hij op een spottende manier waardoor ik beledigd mijn wenkbrauw optrek. Dat ik niet met zwaarden rond zwaai betekend niet dat ik niet weet hoe ik hier moet overleven! Ik snuif eens en wend me zonder iets tegen die arrogante klootzak te zeggen naar Manuel. "Nou meneer de ninja heeft ons niet nodig, dan hebben wij ons niet nodig. Mag ik weer de plannen verzinnen," grijns ik, al is het misschien niet één van de beste ideeën die ik ooit gehad heb.
    "Of jij moet toevallig plannen hebben. Milan en ik hadden niet echt plannen en nu ben ik alleen hier, dat was dus niet zo'n geweldig idee." meld ik hem daarna, waarna ik me van hem weg draai en de kamer doorkijk. Mijn armen laat ik weer langs mijn lichaam zakken terwijl ik naar het hoofdloze ding kijk. Het is misschien wel het beste idee om in ieder geval hier weg te gaan. Eigenlijk zou ik mijn eigen hotelkamer wel willen opzoeken voor mijn eigen kleding en spullen, want ik loop nu al dagen lang op mijn slippers en in een korte broek rond.


    Your make-up is terrible

    Rhiannon Ivy Benton
    Nadat ik haastig overeind gekrabbeld was zet ik het gelijk weer op een rennen. De man komt pas weer in mijn gedachten als ik schot hoor, waarop ik achterom kijk. Als ik zie dat hij al overeind gekomen is en achter me aankomt, kijk ik ik weer voor me uit. Het duurt niet lang voordat hij me heeft ingehaald, wat ook niet zo raar is aangezien zijn benen een stuk langer zijn dan de mijne.
    Plots grijpt hij mijn arm vast en sleurt hij me richting het bos. Als die zombies niet dichterbij zouden komen, dan had ik me zeker losgerukt, of op z'n minst een poging gedaan. Bij een boom laat hij me los en begint hij omhoog te klimmen. Wat verloren kijk ik omhoog. Ik heb nog nooit in een boom geklommen, zelfs niet toen ik nog klein was. Ik wil net weer weg rennen, aangezien ik die boom toch niet inkom, als de man zijn hand naar me uitsteekt. 'Klim! Kom op!' Ik aarzel nog even, maar pak dan toch zijn hand vast. Moeizaam werk ik mezelf omhoog en eenmaal ik een stuk boven de grond zit kijk ik de man dankbaar aan. 'Dankje,' mompel ik, nog steeds wat onwennig en bang dat de tak zo meteen door zal krakken, al is die erg dik en ben ik niet zwaar.
    Pas nadat we al enkele minuten in de boom zitten bedenk ik me dat we hier vast zitten, en niet zo'n beetje ook. Die zombies hebben alle tijd van de wereld en zullen vast hier blijven staan totdat ze ons beide of een van ons te pakken hebben. Ik word iets bleker en trek mijn benen voor de zekerheid omhoog.
    Dan valt mijn blik op iemand in de schaduw, een man. Ik weet niet of ik hem om hulp moet vragen, aangezien ik nog niet dood wil, of dat ik moet zeggen dat hij weg moet rennen, want ik wil ook niet dat hij straks dood is door mij. Mijn blik glijdt naar de man die naast me zit in de boom. 'W-wat gaan we doen?' vraag ik met een licht trillende stem.


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    Manu Rosenthal

    "Aangenaam, Manuel," zegt het meisje. Ze beantwoordt mijn glimlach. Ik ben blij dat zij mij in eerste instantie gevonden heeft en niet die vage Chinees. Die had me vast en zeker meteen aan mijn lot overgelaten. Als ik niet goed uit mijn woorden kom wanneer ik naar de hele situatie wil vragen, schudt ze enkel haar hoofd. Ze wist net zoveel als ik. Ik bijt op mijn lip en knik een tikkeltje teleurgesteld. Mijn blik dwaalt af naar de grond. Het eerste slachtoffer van de ninja ligt nog altijd uitgestrekt aan onze voeten. "Nou, alsjeblieft voor het moorden van die dingen," hoor ik die grauwe stem weer zeggen. "Ik heb weinig aan jullie, dus ik zal jullie nu verlaten." Als ik op wil kijken, voel ik hoe de kerel me zonder pardon opzij duwt. Omdat ik het niet verwacht had, geef ik meteen mee en zet ik mijn rechtergymp naar achteren om mijn gewicht op te vangen. Normaal gesproken ben ik niet zo gemakkelijk om te duwen. "Arshlog," brom ik binnensmonds. Tegenover me rolt Marie haar ogen. Ik kijk toe hoe de Aziaat lakens uit een wasmachine haalt en met een zelfingenomen kop onze kant weer op komt lopen. Ik zorg ervoor dat ik stevig sta, maar dit keer blijft hij van me af. "Succes met overleven en eindig niet zoals de man die ik een tijdje terug zag, opgegeten," zegt hij op dezelfde arrogante toon. Die man die ik een tijdje geleden zag? Ik voel hoe het bloed uit mijn gezicht wegtrekt. Hij heeft het zonder twijfel over de kerel die ik een paar dagen geleden liet liggen terwijl zijn darmen uit zijn lichaam werden geslurpt, als de laatste druppels room uit een chocolademilkshake. Weer zie ik het gezicht van zijn doodsbange vrouw voor me. De vrouw die me smeekte haar man te redden. Maar wat had ik moeten doen? Die man was verdomme zo goed als dood! De heldere stem van Marie brengt me terug naar de realiteit.
    "Nou meneer de ninja heeft ons niet nodig, dan hebben wij hem niet nodig. Mag ik weer de plannen verzinnen," zegt ze met een grijns op haar gezicht. Ik glimlach zwakjes terug. "Of jij moet toevallig plannen hebben. Milan en ik hadden niet echt plannen en nu ben ik alleen hier, dat was dus niet zo'n geweldig idee."
    "Milan?" vraag ik. Direct daarna besef ik me dat dat waarschijnlijk iemand was die dichtbij haar stond maar het niet gered heeft. "Sorry, dat had ik niet moeten vragen," stamel ik. Jezus, wat maak ik weer een indruk. Ik weet niet zeker of het feit dat Marie een slanke, blonde meid is bijdraagt aan mijn gestamel in deze situatie, maar mij kennende zou dat goed kunnen ook. Het is me nog altijd een raadsel hoe ik Jessica destijds heb kunnen krijgen.
    "Maar.. wat was je idee toen dan? Met die Mi-.. toen je de vorige keer een idee bedacht?" verbeter ik mezelf. Manuel Rosenthal, wat ben je toch een held.

    [ bericht aangepast op 1 april 2013 - 1:13 ]


    ars moriendi

    Hunter Stone
    Het meisje aarzelde voordat ze mijn hand vast nam. Eindelijk, want ik ging ‘m niet voor eeuwig blijven uitsteken. Zeker niet nu dat stelletje zombies zo snel dichterbij kwam. Het duurde ook nog een tijdje eer dat ze in die boom geklommen was, alsof ze dit nog nooit gedaan had. Wat eigenlijk ook zo wel leek. Ze leek niet een meisje dat ooit in bomen zou klimmen. Ik leek nu ook niet bepaald een Tarzan, maar ik deed het altijd toen ik klein was. “Dankje.” De angstvallige blik van het meisje bleef op de tak hangen.
    “Geen probleem,” mompelde ik, terwijl ik wat hoger probeerde te klimmen. Ik hoopte dat ze niet in bomen konden klimmen, want ik had totaal geen idee wat deze monsters allemaal konden.
    De zombies hadden zich rond de boom verzameld en stonden met hun karige – al zat er wel een tussen met vette armen – armen te zwaaien. Hun gekreun en gebrabbel was om gek van te worden en ik wilde eigenlijk gewoon stenen naar hun kop zwieren om ze te laten zwijgen. Bij het zien van de hebberig graaiend handen vertrok het gezicht van het blondharige meisje en trok ze haar benen wat verder op. “Als je die wil houden zou ik toch wat hoger klimmen als ik van jou was,” mompelde ik, terwijl ik mijn geweer uitstak en rustig probeerde te richten. Haar blik bleef op een donkere vlek in de verte hangen. Ik kneep mijn ogen tot spleetjes om beter te kunnen kijken. Het was een gedaante, maar ik wist niet zeker of het zo’n zombie was of een echt persoon. In ieder geval had ik geen zin om erop te schieten want wie wist was het wel een man.
    “W-wat gaan we doen?” vroeg het meisje nogal angstvallig. Ik wierp een schuine blik op haar en richtte dan weer op een van de wezens.
    “Neerknallen die handel,” antwoordde ik simpel. “Ik heb geen zin om hier tot morgen te blijven zitten.” Mijn wijsvinger bleef nog een tijdje op de trekker hangen voordat ik overhaalde. Recht door het oog van een omhoogkijkende zombie. Het wezen stopte met murmelen en viel met een klap neer op de grond. Met een triomfantelijke grijns keek ik naar het meisje. Dit kon nog wel eens werken.


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Marisa Langdon

    "Milan?" vraagt hij en ik knik. Misschien kende hij hem wel, je weet maar nooit. "Sorry, dat had ik niet moeten vragen," gaat hij verder waardoor ik mijn wenkbrauw optrek. Ik snap niet helemaal wat hij bedoeld eigenlijk en pas als hij verder begint te praten weet ik het. Hij denkt waarschijnlijk dat ik hier samen met Milan was en hij familie was, of iets anders. Gelukkig niet zeg, ik kon het niet met die gast uithouden. Vooral niet toen hij bedacht dat de wereld opnieuw bevolkt zou moeten worden. De toespelingen werden steeds enger en ik blij dat ik daar niet meer zit. "Maar... wat was je idee toen dan? Met die Mi-... toen je de vorige keer een idee bedacht?" vraagt hij. Ik wrijf even met mijn wijsvinger over mijn lippen heen en probeer een manier te vinden om subtiel te vertellen dat ik hem niet eens kende en zijn dood me bar weinig deed, veel minder dan zou moeten in ieder geval.
    "Mijn plan was om weg te gaan uit die fucking stink hotelkamer omdat hij op mijn zenuwen begon te werken. Hij dacht namelijk dat achterlijke aliens een ziekte onder ons verspreid hadden en alleen de sterken zouden overleven. Uiteraard waren wij die sterken en was het onze taak om de wereld te herbevolken," antwoord ik en ik rol nog eens iets geïrriteerd met mijn ogen. "Uiteindelijk zei ik maar dat we eens moesten gaan kijken en toen renden we door hal, werd hij gepakt en vond ik jou. Tot nu toe een hele verbetering." knik ik. Dat weet ik eigenlijk wel zeker, heb ik besloten. Wereld herbevolken my ass, ik ben niet eens van plan om kinderen te krijgen of zelfs een poging te doen tot seks. Dat soort dingen laat ik wel over aan andere mensen, ik haal genoeg bevrediging uit andere dingen.
    "Maar anyway, ik denk dat ik mijn hotelkamer eens op ga zoeken. Ik voel me niet echt... veilig hier," vertel ik hem mijn volgende plannen, als je dat al plannen kunt noemen. "Je mag wel mee als je wilt, kunnen we daarna die van jou opzoeken." opper ik met een glimlachje. Ik wil niet alleen zijn met die rond lopende monsters eigenlijk en ik denk ook niet dat ik deze jongen alleen achter kan laten hier. Straks sterft hij aan een hartaanval voordat ze hem te pakken kunnen krijgen of schijt hij zijn eigen broek onder.


    Your make-up is terrible

    Manu Rosenthal

    Ze kijkt even bedenkelijk en wrijft over haar roze lippen. "Mijn plan was om weg te gaan uit die fucking stink hotelkamer omdat hij op mijn zenuwen begon te werken. Hij dacht namelijk dat achterlijke aliens een ziekte onder ons verspreid hadden en alleen de sterken zouden overleven. Uiteraard waren wij die sterken en was het onze taak om de wereld te herbevolken," vertelt ze walgend terwijl ze met haar ogen rolt. Ik trek mijn linker mondhoek op. Wat een creep.
    "Daar was hij vroeg bij dan, bij dat opnieuw bevolken. Hoe lang is dit nou aan de gang? Drie dagen?" vraag ik met een sarcastische ondertoon. Bah. Sommige mensen moeten ook altijd overal meteen maar misbruik van maken. Ik kijk naar het meisje tegenover me. Dan had die Milan toch de verkeerde aan haar gehad. Ze leek me niet iemand die zo over zich heen liet lopen, dat heb ik in de tien minuten die we elkaar nu kennen al gemerkt.
    "Uiteindelijk zei ik maar dat we eens moesten gaan kijken en toen renden we door hal, werd hij gepakt en vond ik jou. Tot nu toe een hele verbetering."
    Ik glimlach verlegen en kijk even neer mijn Nikes. "Ik geloof dat ik tot nu toe meer aan jou heb gehad dan jij aan mij," zeg ik met een kleine glimlach terwijl ik met de hak van mijn rechtervoet over mijn kuit wrijf. "Maar anyway, ik denk dat ik mijn hotelkamer eens op ga zoeken. Ik voel me niet echt... veilig hier. Je mag wel mee als je wilt, kunnen we daarna die van jou opzoeken." Verrast kijk ik op. Ik had niet verwacht dat ze me nog mee zou willen. Ik heb me nu niet echt gedragen als een held.
    "Graag," zeg ik beleefd met een stralende glimlach. Mijn ogen kijken snel weer naar beneden wanneer ik zie dat ze me aankijkt. "Ga uhm.. jij voorop?" vraag ik dan. "Ik bedoel eh.. jij hebt wapens enzo.."


    ars moriendi