• Een prachtig eiland, ergens midden in de oceaan. Sinds een aantal jaar is dit een toeristische plek geworden, met een prachtig hotel erop. Het gehele jaar door is het hier tussen de twintig en de veertig graden, alleen tijdens de regenseizoenen is het toerisme iets minder, voor de rest is het druk bezocht. Tijdens het drukste seizoen gebeurd het onmogelijke, een virus uitbraak. Zodra het gesignaleerd is, wordt het eiland afgesloten van de buitenwereld. Er wordt een stel wetenschappers op af gestuurd, maar verder komt niemand het eiland meer af. Er breekt paniek uit, er vallen doden, maar het ergste is als de doden terug komen, the living dead. Maar een handjevol mensen weet het te overleven en zijn op zichzelf aangewezen. Zullen ze samenwerken, of wordt het ieder voor zich?


    Dit is het hotel en het staat op dit eiland. Zoals je kan zien is het redelijk groot, maar vooral bebost gebied. Er zijn simpele zandwegen die over het eiland leiden tussen de bomen door, maar dat is niet meer veilig. Het hotel heeft meerdere gebouwen en elders op het eiland woonden ook nog mensen. Het dichtstbijzijnde vasteland is honderden kilometers verderop, boten zijn allemaal meegenomen door wanhopige toeristen die probeerden weg te komen, hoewel de boten niet geschikt waren voor de open zee. De enige mogelijkheid om er te komen bestond uit een vliegtuig, maar het vliegveld is ondertussen een verlaten gebied.

    De regels:
    - Minimaal 250 woorden per post, hier wordt ook op gelet.
    - Je schrijft de naam van je personage boven je post.
    - Geen onnodig gequote! Daarvan rekken de pagina’s uit en je hoeft echt niet een reactie te quoten als hij op de vorige pagina staat of als je een reactie op iemand schrijft, al is het al even geleden.
    - Niet off-topic gaan! Je bespreekt dingen maar in iemands gastenboek of via een privé bericht. Kleine dingetjes mogen uiteraard wel. Als er behoefte aan is open ik een praattopic.
    - Geen Mary Sues, niemand houd ervan om met perfecte personages te spelen of mensen die zich overal uit weten te redden.
    - 16+ en al het bijbehorende is toegestaan.
    - Maximaal 2 rollen per persoon.
    - Iedereen mag mee doen en je sluit niemand buiten!


    Overlevende wetenschappers:
    - Dana Estelle Nixon ~ Tyrion
    - Kathalena Ann Petrova ~ Ophilia
    - Nick Lincoln ~ Chiron

    Overlevenden:
    - Marisa Langdon ~ Assassin
    - Rhiannon Ivy Murray ~ Maniae
    - Valentina Alamo ~ Lupone
    - William James Lawrence ~ Tyrion
    - Hunter Stone ~ Chiron
    - Manuel Rosenthal ~ Ribery
    - Bei Ming Tian ~ DarkSavior

    Doden:
    - Gwendolyn Verselli ~ Lexus - wetenschapper
    - Yenthe Maïté Kear ~ Aestas - wetenschapper
    - Sarah Kate Vasquez ~ Anguish - overlevende
    - Cain Noah Philips ~ Anguish - wetenschapper

    Rollentopic

    [ bericht aangepast op 23 juni 2013 - 14:17 ]


    Your make-up is terrible

    Dana Estelle Nixon - Wetenschapper

    Het was nu al even geleden dat ik de deur van de hotelkamer volledig had gebarricadeerd in de hoop dat niemand hier binnen zou komen. De loodzware dressoir had ik na een kleine worsteling samen met het bed voor de deur weten te schuiven, maar of het ook daadwerkelijk stand zou houden, wist ik niet zo zeker. Ondanks het buiten licht was, had ik de kamer verduisterd om er zeker van te zijn dat niemand me hier zou opmerken. Misschien werd ik wel paranoïde, maar ik nam graag het zekere voor het onzekere.
    Het bureau werd in beslag genomen door vele papieren en boeken die ik er had op verspreid om me beter te kunnen verdiepen in mijn studie, maar tot nu was ik nog niets wijzer geworden uit alles wat ik had. Alles klonk zo onlogisch en onsamenhangend dat ik er echt gek van werd. Wat zou er nu in hemelsnaam voor kunnen zorgen dat dode mensen weer tot leven komen en zo andere mensen aan kunnen steken.
    Twijfelend stak ik de achterkant van mijn balpen in mijn mond en beet er nerveus op. Een slechte gewoonte, maar het was iets dat ik wel vaker deed als ik me suf piekerde over iets. Mijn ogen flitsten snel over het papier dat ik in het licht van de zwakke bureaulamp hield. Het ging zelfs zo snel dat de lettertjes bijna over het papier zouden dansen.
    Geïrriteerd gooide ik het boek, dat ik al enkele uurtjes vasthield, door de kamer dat met een harde klap op de grond viel. Ik bleef er een tijdje naar staren maar schoof uiteindelijk mijn stoel wat achteruit om te ijsberen. Onbewust mompelde ik wat in mezelf, theorieën over wat de oorzaak kon zijn, maar het leek wel alsof ik er alleen maar geïrriteerder door raakte. Onbewust was ik harder op de balpen gaan bijten, waardoor de inktbuis in mijn mond sprong en ik een zuur gezicht trok door de erg vieze smaak die zich in mijn mond verspreidde. Half kokhalzend liep ik naar de badkamer om mijn mond uit te spoelen toen ik iets op de gang hoorde. "'is daar iemand?"
    Meteen stopte ik met wandelen en keek met een ruk om naar de deur. De stem kwam me erg bekend voor, maar ergens twijfelde ik een beetje of ik wel de moeite zou nemen om de kamer te verlaten. Maar het was toch de nieuwsgierigheid die won.
    "Ja," Riep ik in de richting van de deur, maar hield vrijwel meteen mijn mond toen ik hoorde hoe vreemd en vervormd het er uit kwam door de inkt in mijn mond. Ik wilde namelijk dat mijn tong zo min mogelijk in contact kwam met de diepblauwe inkt, waardoor mijn uitspraak erg vreemd klonk.
    Snel spuugde ik een deeltje van de inkt uit en veegde met de rug van mijn hand over mijn volle lippen, maar de vieze smaak bleef. Ik wierp een snelle blik in de weerspiegeling van een raam en zag hoe de blauwe inkt rond en in mijn mond bleef plakken. Zelfs mijn tanden zagen blauw.
    "Verdorie," Mompelde ik met een vies gezicht en probeerde het nog eens uit te vegen met mijn hand, zonder resultaat. Alles werd juist erger, ik veegde het steeds meer uit.
    "Wie ich daa?" Vroeg ik weer op diezelfde vreemde toon als net, en probeerde mijn mond wat te spoelen om de overtollige inkt kwijt te raken. Het was niet bepaald een fraai zicht, maar het was wel mijn eigen domme fout. Wanneer de meeste inkt uit mijn mond was verwijderd, begaf ik me aarzelend naar de deur en bleef op een veilige afstand staan.
    "Ben jij dat, Kathalena?" Gelukkig kon ik al wat normaler praten nu de vieze smaak zo goed als weg was. Maar nu was het wachten op antwoord van de andere persoon op de gang. Ergens had ik een vermoeden aangezien de stem me bekend voorkwam, maar ik wilde echt zeker zijn voordat ik de deur zou openen. Want als ze besmet zou zijn, zou ik waarschijnlijk wel gevaar lopen.


    [Nu nog iemand voor William? Mijn gastenboek staat open voor mensen die wel willen (: ]


    Forget the risk and take the fall...If it's what you want, it's worth it all.

    Marisa Langdon

    Ik vind het wel grappig hoe Manuel elke keer kijkt of ik er nog wel ben. Ik kan alleen niet beslissen of hij dat doet omdat hij bang is dat ik verdwijn en hij niet alleen verder durft of gewoon om te controleren of ik er nog wel ben voor mijn veiligheid in plaats van die van hem. In beide gevallen is het eigenlijk wel schattig. Als we uiteindelijk die... dingen tegenkomen besluit ik toch uit mijn comfortzone te stappen en hem naar achteren te trekken. Iets zegt me dat ik mijn comfortzone heel vaak op zal moeten geven in deze tijden, zeker bij deze jongeman. Zijn blik zegt dan ook genoeg als hij eindelijk niet meer naar die wandelende doden kijkt maar naar mij terwijl ik hem een stuk naar achteren trek. Hij lijkt enigszins verbaasd te zijn. Ik vind het knap dat hij blijkbaar heel snel doorheeft hoe het in elkaar zit.
    Als ik zeg dat we een andere weg moeten vinden knikt hij snel, wat ik al verwacht had van hem. Op dit moment, ik denk toch alle, vermijd ik toch liever alle contacten met ze, maar ik weet ook dat als het niet anders kan ik wel in staat ben om een mes te trekken. "Nee, die krijgen we nooit allemaal neer. Misschien kunnen we de trap naar boven aan het andere eind van de gang proberen? Die... die..." Hij lijkt naar het juiste woord te zoeken, misschien omdat hij geen Amerikaan is? "Die dingen lopen een paar meter voor mijn kamerdeur. Boven lopen we de hele gang door en gaan we weer naar beneden zodat we aan hun andere kant kunnen komen. Ik denk dat we dan wel bij mijn kamer geraken." zegt hij op een iets onzekere toon. Ik bedenk me dat hij vast redelijk internationaal geweest zou zijn met zijn voetbal, aangezien zijn Engels behoorlijk goed, ondanks het duidelijke Europese accent.
    Als hij de tassen iets steviger vast pakt en zich omdraait, reikt hij daarbij ook zijn hand naar me uit en gebaart hij iets naar me. Ik zucht even, moet toch even een momentje nemen om mijn moed weer bij elkaar te schrapen om verder te gaan en knik dan. Ik ga naast hem lopen, eigenlijk heb ik er geen zin om voorop te gaan, en begin te lopen. "Goed, naar boven dan," herhaal ik zacht, meer om alles voor mezelf op een rijtje te zetten dan tegen Manu. "Ik hoop maar dat het daar beter is en ze niet zo goed trap kunnen lopen, wat het dan ook moge zijn." mompel ik. Ik heb eigenlijk wel weer genoeg van deze dingen en wil gewoon op een normale toon kunnen praten tegen hem, alsof er niets aan de hand is en ik gewoon zoals altijd bezig ben sociaal te zijn en nieuwe vrienden maak, zoals ik gewend ben van mezelf. Ik ben dan ook blij als de trap verderop in zicht komt. Op een hotelkamer voelt het veiliger en normaler aan, dus hoop ik dat we er snel kunnen komen.
    Als we bij de trap zijn, gebaar ik Manuel om te stoppen met lopen. Ik durf nu nog amper te praten eigenlijk. Als hij stilstaat, gluur ik om de hoek heen om te zien of de trap wel veilig is, anders is ons plan gedoemd te mislukken. Als ik zie dat het ogenschijnlijk veilig lijkt te zijn, gebaar ik opnieuw dat hij achter me aan moet komen. God, het voelt net alsof we in een vreemde film zitten en alsof iemand elk moment 'cut' kan roepen en alle lichten fel aangaan. Met tegenzin begin ik de trap op te lopen naar de volgende verdieping. Als we nou ook de wapens uit een film hadden gehad was het wel een stuk beter geweest. Al snel bereiken we de volgende verdieping van het hotel. Opnieuw kijk ik om de hoek heen, maar de enige zombies lopen ver voor ons uit, voorbij de trap die we straks weer af moeten. Wat me wel opvalt en vooral misselijk maakt is het lijk dat verderop ligt. Het is amper herkenbaar als mens, aangezien het zover aangevreten is dat er amper iets over is. Het lijkt me wel een beter lot te zijn dan opstaan en verder gaan als dode.


    Your make-up is terrible

    Kathalena Ann Petrova.
    Alles was onzeker, het enige wat steeds door mijn hoofd maalde was het feit dat ik dood ging. Het virus - als dat het hetgeen was wat hier was uitgebroken - nam toch langzamerhand wel het eiland over. Jammer genoeg zou er geen redding komen.
    Het vliegveld was verlaten, de boten waren 'op' en er was niemand van het vasteland die ook maar enige moeite deed om die arme zielen van het eiland te komen redden.
    Waarom zouden ze ook? Het was te gevaarlijk, misschien zat het virus immers ook al wel onder hun eigen huid ! Mijn huid !?
    'Rustig blijven..' ik had mezelf waarschijnlijk te lang opgesloten in de kamer want ik voelde me panisch. Van het ene op het andere moment kwamen de vreemdste gedachten mijn hoofd binnen stromen.
    Voetje voor voetje schuifelde ik richting de kamer toe, het was bijna aan het eind van de gang dus ik kon niet worden verrast door iets uit een zij gangetje. Maar van achter was het altijd kans dat er een zombie - de benaming bleef gek - je aanviel. Daarom spiekte ik zo nu en dan over mijn schouder.
    Mijn vingers gleden over de muur heen, het was een soort onbewust veilig gevoel wat het me bezorgde. Het aanraken van iets.
    Wat gealarmeerd keek ik op toen ik een stem hoorde. Even raakte ik in paniek bij het gegorgel. Dat ging je niet menen! Mijn hart klopte in mijn keel, was.. was ze een zombie geworden? Want wie het ook was, het was overduidelijk een 'zij'
    'ik..' stamelde ik zacht. Ik was er bijna, maar nu was er zeker iets wat me tegenhield ondanks het feit dat er nog een deur zat tussen mij en de persoon zelf.
    Het was even stil, maar de stem klonk daarna opnieuw. Ditmaal een stuk meer helder.
    'Ooh lieve hemel, Dana ben jij dat?' lichtelijk in paniek nam ik het risico en overbrugde de laatste meters naar de houten deur. Het was eigenlijk een riskant iets om open en bloot over de gang heen te lopen zonder dat je wist wat je tegenkomen kon. Maar soms moest je een risico nemen was het niet ?
    Ik had immers niets meer behalve een paar stomme boeken en mijn wijsheid. Bij de deur drukte ik mijn oor tegen het hout. 'Niet om het een en ander.. maar.. maar hoe weet ik echt dat jij het bent?' vroeg ik rustig. Ik moest het zeker weten. Als er iets was wat ik niet wou, dan was het de kamer instappen bij zo'n ondood wezen..


    The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.



    De man naast me probeerde zijn lach in te houden, iets wat ik alleen maar amusanter vond. Het meisje wierp mij na mijn uitspraak een geïrriteerde blik toe, waardoor de man naast me ook uitbarstte in lachen. Een grijns verspreide zich over mijn lippen.
    “Geef me even de tijd,” mompelde ze bijna onhoorbaar. Haar koevoet gooide ze een stuk naar beneden en de man naast me moest aan de kant springen zodat hij niet geraakt zou worden. "Nou, als je hem dood wilt hebben had je hem beter uit de boom kunnen gooien toen de zombies er waren." zei ik nonchalant.

    Na een tijdje was ze uiteindelijk begonnen aan de klim naar beneden. Het zag er ongelofelijk klungelig uit en ik had moeite om haar niet nogmaals uit te lachen. Wat deed ik überhaupt hier? Hij zou nog van pas kunnen komen, maar dat wijf hielp alles behalve. Ik had nog beter bij die andere twee konden blijven. Dat wijf had dan wel een grote bek, maar was tenminste pittiger dan dit scharminkel.

    Na iets wat leek op een eeuwigheid liet ze zich uit de boom vallen. Ze zette een paar stappen naar achteren, waarna ze struikelde over haar koevoet en tegen ons aanviel. De man naast me kon haar nog net opvangen, voordat ze op de grond viel. “Hoe doe je het toch?” zuchtte hij en ik schudde mijn hoofd in afkeuring. Hoe kon iemand zo onhandig zijn en toch nog leven? "Ik weet niet hoe je het overleefd hebt, maar als het zo doorgaat is dat geluk snel voorbij." zei ik bot en keek om ons heen. Het leek er niet op dat iets of iemand onze kant op kwam. "Laten we terug gaan naar het hotel." zei ik bevelend en draaide me alvast om, zodat we konden weglopen, "Daar zijn we veiliger dan hier buiten."

    [ bericht aangepast op 15 april 2013 - 12:32 ]


    I hope you drown in all the cum you fucking swallow, to get yourself to the top.

    Nick Lincoln
    Mijn blik bleef nog een tijdje schattend op Valentina hangen nadat ik mezelf had verontschuldigd. Ze leek niet echt boos te zijn, integendeel. Ze had eerst even een verwarde blik op haar kastanjebruine ogen. Daarna begon ze me uit te lachen, waardoor ik ergens wel opgelucht was. Ze was in ieder geval niet beginnen te schreeuwen, dat was al een begin. “Dat geeft helemaal niet,” giechelde het licht getinte meisje. “Er zijn wel ergere dingen dan een bad hair day.”
    Ik knikte, omdat ik het er volledig mee eens. Dingen zoals deze ziekte, waar we nu een soort van patiënt of proefkonijn voor probeerden te vangen. Dingen zoals zorgen dat zij en ik het ook niet kregen - ik had eigenlijk geen idee hoe het doorgegeven werd, misschien konden we beter mondmaskertjes dragen, maar iedereen leek hier gewoon rond te lopen. Als het zo doorgegeven werd, was het nu toch waarschijnlijk al te laat en had het voor ons beiden geen zin meer. Toch probeerde ik de moed erin te houden en hoopte ik dat ik na een paar weken of maanden terug naar huis kon. Valentina’s lange vingers streken door haar donkerbruine, bijna tegen het zwarte aan, haren en begonnen weer ingewikkelde bewegingen te maken, zodat er al snel weer een vlecht ontstond. Ik begreep er echt niets van, dat vlechten. Maar ik hoefde ze dan ook niet in mijn haar te maken. “Zie? Het is al opgelost.” Ze lachte en stompte tegen mijn arm, die nog steeds pijn deed van daarnet, toen ze me niet bepaald zachtaardig tegen de grond had gegooid met die deur. Ik wreef er zachtjes over met mijn vingers en keek haar aan. “Gelukkig maar.”
    Ik draaide me luchtig om richting het bos en liet mijn blik even op het zo goed als verlaten landschap glijden, dat zo goed als geblokkeerd werd door een reusachtig bos. Het zag er nogal statig uit, ergens zelfs beangstigend. Want wie wist hoe groot het was en hoe makkelijk je er verloren kon lopen? Maar volgens mij moest er wel interessante fauna en flora te vinden zijn die ik misschien, ooit, eens van dichterbij zou willen zien. Na een tijdje kijken en inschatten draaide ik me terug naar het meisje. “Daar,” vroeg ik terwijl ik met mijn vinger naar het bos wees. “Zijn er daar veel te vinden?” Zij was hier al langer, zij zou het misschien beter weten dan ik.


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Dana Estelle Nixon - Wetenschapper

    "Ooh lieve hemel, Dana ben jij dat?" Een kleine grijns verscheen op mijn lippen wanneer mijn vermoedens werden bevestigd. Het was wel degelijk Kathalena die ik eerder had gehoord. "Niet om het een en ander.. maar.. maar hoe weet ik echt dat jij het bent?" Haar stem klonk plots veel dichter dan eerst, waardoor ik twijfelend door het kleine gaatje door de deur gluurde om er zeker van te zijn dat ze niet besmet zou zijn.
    "Omdat ik mezelf hier niet zomaar op zou sluiten, tenzij ik mezelf wil beschermen." Mompelde ik droogjes en schoof uiteindelijk de loodzware dressoir met enige moeite weg voor de deur. "Ben je geïnfecteerd?" Vroeg ik op de man af en begon zonder aarzeling de sloten te openen. "Want ik laat mezelf niet zomaar aanvallen door een halve dode."
    Hoewel ik er toch vrij zeker van was dat het niet het geval was, greep ik nog snel een spuit vol verdoving van het bureau voordat ik het slot helemaal opende. Of de verdoving lang genoeg zou werken, wist ik niet maar het zou me in ieder geval wel genoeg tijd geven om te vluchten. Of toch tenminste als ze nog voor een deeltje mens was. Ik nam een risico om mezelf zo bloot te stellen, maar ik kende Kathalena al langer dan vandaag en wist namelijk wat ik juist aan haar had.
    Met een zachte klik, schoot het slot open en opende ik langzaam de deur en wierp een schichtige blik naar de gang terwijl ik de spuit stevig omklemde. Ik kon dan wel niet vechten of ik had geen degelijke wapens, maar ik wist wel hoe ik met verdovingen en giffen moest werken en dat kon misschien nog mijn enige redding zijn in tijden van nood.
    "Alles in orde?" Vroeg ik redelijk afstandelijk en alert, hoewel ik eigenlijk echt wel nieuwsgierig was naar haar toestand. Het waren al wel wat vragen die ik op haar had afgevuurd, maar zo zou ze tenminste weten dat ik niet geïnfecteerd was aangezien ik altijd directe vragen stelde zodat niemand rond te pot moest draaien, daar hield ik namelijk niet zo van.
    Onhandig haalde ik een krul uit mijn gezicht terwijl ik wachtte op antwoord. Doordat ik hier nu toch al een tijdje vastzat, had ik de moeite niet eens genomen om mijn haren vast te maken zoals ik eigenlijk wel vaker deed. De gewoonlijke, strakke staart had plaatsgemaakt voor een grote bos bruine krullen die speels om mijn gezicht hing. Dit kapsel zorgde ervoor dat ik er niet zo oud uitzag als gewoonlijk, maar gaf me de juiste leeftijd die ik hoorde te hebben. Anders zag ik er altijd meteen tien jaar ouder uit, maar zo'n strakke staart was altijd handig om te werken.


    Forget the risk and take the fall...If it's what you want, it's worth it all.

    Kathalena Ann Petrova.
    Wellicht was mijn vraag aan de ene kant wat dom, maar je kon nooit iets zeker weten. Gek genoeg konden die slome dingen nog wel een gek plan bedenken, en als Dana zich al had opgesloten toen ze het virus te pakken kreeg was de kans groot dat ze ook in de kamer bleef. Deuren openen was nu niet bepaald het sterkste punt van de levende doden had ik al wel opgemerkt.
    'Misschien zat je daar ook al voor je,. wel besmet werd.' kwam er nog zacht protesterend uit mijn mond, maar ik wist nu zeker dat ze geen besmetting had. 'Ik ben zelf ook niet geïnfecteerd ! Ik neem aan dat zombies alleen maar geluiden maken als 'graahhh' of 'braainss' of zoiets dus laat me er alsjeblieft in,' het klonk zowaar smekend, maar zo open en bloot op de gang, dan wou je echt niets tegenkomen.
    Misschien was het wel zo slim geweest om mijn eigen spullen in een tas te stoppen zodat ik niet naar mijn eigen kamer terug hoefde mocht het zover moeten komen. Het is wat vreemd, maar de afgelopen dagen is het aardig rustig gebleven op deze gang, geen enkel spoor van een ondood persoon. Misschien zijn ze dan al wel weg? Ik durfde het in elk geval niet te hopen.
    Mijn hart klopte drie keer zo snel toen ik hoorde dat het slot van de deur werd gehaald. Het kon twee dingen betekenen, of ik zou nu oog in oog komen te staan met een rottend lijk of het was daadwerkelijk Dana..
    Dana kende ik al een tijdje van het lab, over de tijd hadden we wel eens samen gewerkt en ik moest toegeven dat het een goeie samenwerking was,
    Het eerste wat me opviel zodra de deur goed open was, was dat ze Dana een soort spuitbus in haar handen had. 'Wil ik weten wat daar in zit?' vroeg ik zelf nu ook een beetje alert, ik had er namelijk niets aan als ze me plat spoot met een of ander goedje en ik als rauw vlees voor de leeuwen achter bleef op de gang.
    'Alles is wel in orde.. hoe zit dat met jou? Je ziet eruit alsof je dagen niet hebt geslapen..' zei ik zacht. Aarzelend doch met een glimlach op mijn lippen zette ik een stap naar haar toe.
    Ik wist dat Dana slecht met mensen kon omgaan, maar naar mijn idee konden wij toch wel redelijk overweg met elkaar, waardoor ik hoopte dat ze me nu ook vertrouwde op het feit dat ik geen, maar dan ook geen zombie was.
    Plukjes haar vielen langs mijn gezicht, zol altijd had ik wel een staart in zodat mijn goudblonde haren me niet in de weg zaten tijdens mijn onderzoek maar hij zat lang zo strak niet als anders, want door alle stress vergeet je op den duur gewoon dat er ook nog zoiets is als om je uiterlijk denken.
    "Kan je me alsjeblieft binnen laten?' vroeg ik nu iets haastiger. Als mijn oren het goed hadden opgevangen, dan klonk er uit de gang aan de linkerkant een onmenselijk gegrom, en ik wou heus niet afwachten tot het wezen zichzelf liet zien.


    The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.

    Valentina Alamo

    “Gelukkig maar.”
    Ik zie hoe hij even over zijn arm wrijft en bijt op mijn lip. Waarschijnlijk iets te hardhandig aangepakt, daarnet. Het was dan ook een zware deur, maar het was niet mijn schuld. Hij was degene die erachter stond.
    Nick draait zich om en ik volg zijn blik naar het gigantische bos dat achter hem ligt. Ik voel een rilling over me heen lopen, en besef dat het komt door de indruk van de grote bomen die dreigend naar me lijken te kijken.
    “Daar,” hij wijst naar de bomen, “zijn er daar veel te vinden?”
    Ik haal mijn schouders op.
    “Geen idee, ik heb nog geen voet in dat bos gezet.” Fronsend richt ik mijn blik weer op het stuk natuur en schud steevast mijn hoofd.
    “En ik denk dat ik dat ook niet echt van plan ben. Het ziet er nogal eng en verlaten uit.”
    Langs de andere kant, misschien zitten ginds nog wel andere overlevenden. Met al die takken en gevallen bladeren zou het een goede schuilplaats tegen zombies zijn. Ik weet niet of die wezens het intellect hebben om te bukken bij een laaghangende tak, en dan nog. Zelfs het geluid van een huppelend konijn valt meteen op tussen de bladeren, wat een prima waarschuwingssysteem is. Als het er niet zo eng uitzag, zou ik het in overweging nemen. En misschien als ik ander gezelschap had. Nick is aardig, maar ik betwijfel of hij een echte held is, als het erop aan komt.
    “Durf jij erheen dan?” vraag ik zacht, na een tijdje.


    But I still have this faith in the truth of my dreams.

    Manu Rosenthal

    Ze haalt even diep adem voor ze naast me komt lopen om door te gaan. Dit keer ben ik degene die het voortouw neemt om vooruit te gaan zoals zij dat eventjes geleden was. We vormen een goed team, vind ik. Ze neemt mijn woorden even in zich op voordat ze knikt. "Goed, naar boven dan." Op onze hoede lopen we de gang door op weg naar de trap. "Ik hoop maar dat het daar beter is en ze niet zo goed trap kunnen lopen, wat het dan ook moge zijn," mompelt ze zachtjes. Ik knik.
    "Lopen gaat ze sowieso niet heel goed af, volgens mij," denk ik hardop. Hoewel ze weerzinwekkend en dood eng zijn, staan die dingen niet echt stabiel op hun benen. Ze dralen rond en ik heb nog geen van hen zien rennen. Al is het niet onverstandig om dat even af te kloppen.. Waar heb je een houten tafel wanneer je er een nodig hebt? Als we bij de trap aankomen houd ze me plots tegen met haar slanke hand. Ik kijk haar vragend aan, maar haar blik is gericht op de ruimte achter de trap. Natuurlijk. Als zich daar monsters achter schuilhouden, zouden ze ons sowieso grijpen wanneer we de trap op gaan. Sheiße, ik moet echt beter zien te worden in dit hele overlevingsspelletje. Het zien van die enge samurai-aziaat heeft me zeker doen beseffen dat mijn kansen ondanks mijn kracht nihil zijn naast die vent. Ik heb dan wel kracht en inzicht maar de dingen die er echt toe doen, zoals stil zijn, goede verstopplekken vinden en een sterke maag heb ik absoluut niet. En dan heb ik het nog niet eens gehad over het kunnen neer maaien van die dingen.. Fysiek gezien ben ik daar meer dan prima toe in staat, mentaal kan ik het gewoon niet. Iets zegt me dat ik niet veel keus zal krijgen in de toekomst..
    Als Marisa geen direct gevaar ziet, begint ze met tegenzin de trap op te lopen. Ik loop naast haar met de tassen over mijn schouders.
    Als we bijna bij het trappengat zijn, houd ik haar op mijn beurt tegen. Mijn blonde hoofd steek ik voorzichtig boven de vloer van de verdieping waar we heen willen. Op die manier kan ik zien of alles oké is en val ik niet meteen op. De kust lijkt veilig te zijn.. op een klein meisje na. Ze staat verloren met haar rug naar me toe. Het kind draagt een wit pyjamaatje met patroontjes van roosjes erop.
    "Hé, een meisje," sis ik naar Marisa. Ik wacht tot ze ook een paar treden hoger staat en naast me vanuit het trappengat kan komen kijken. Als ik zeker weet dat er niemand staat behalve het achtergelaten kind, klim is verder naar boven en benader ik het jonge mensje. Het kindje heeft twee blonde staartjes boven op haar hoofd staan en merkt me niet op wanneer ik naar haar toe kom lopen.
    "Hé daar. Waar is je moeder?" vraag ik vriendelijk in het Duits. Het ruikt een beetje raar, alsof ze het in haar broek heeft gedaan. Waarschijnlijk is ze bang en alleen, in het ergste geval is ze haar ouders verloren. Ik reik mijn hand naar haar uit en leg hem op haar schouder.
    "Zullen we ze samen zoeken?" Op dat moment draait ze zich om en voel ik letterlijk hoe mijn hart drie slagen overslaat. Haar gezicht is zwaar verminkt. Een van haar ogen hangt tien centimeter lager dan zou moeten. Haar huid is grijzig uitgeslagen en haar neus is totaal verdwenen. Maar het ergste is nog wel het gorgelende geluid dat ze maakt.
    In mijn haast weg te komen, loop ik achteruit en struikel ik over mijn eigen lange benen en val ik op de grond. Het meisje stapt op me af. Haar vingertjes, waar er nog maar acht van over zijn, graaien door de lucht.


    ars moriendi

    Rhiannon Ivy Benton
    Ze beginnen beide te lachen wanneer ik de Aziaat een geïrriteerde blik toewerp. Eikels. Zonder een waarschuwing te geven gooi ik de koevoet naar beneden, die bijna de andere man raakt. 'Nou, als je hem dood wilt hebben had je hem beter uit de boom kunnen gooien toen de zombies er waren,' zegt de Aziaat nonchalant. 'Ik had dat ding gewoon tegen jouw hoofd moeten gooien,' mompel in binnensmonds, zodat ze het niet kunnen horen.
    Vervolgens begin ik naar beneden te klimmen en wanneer ik bij de onderste tak aankom, ga ik daar aan hangen laat ik mezelf vallen. Helaas gaat dat niet zoals ik had gehoopt, maar dat was wel te verwachten. In plaats van netjes op mijn voeten te landen, land ik onstabiel en zet ik een paar stappen naar achteren waarbij ik over de koevoet struikel en tegen de twee mannen aanval. Gelukkig kan de niet-Aziaat me opvangen voordat ik op de grond beland. 'Hoe doe je het toch,' zucht hij. De Aziaat schudt afkeurend zijn hoofd. 'Nou, het spijt me dat ik niet zo perfect kan zijn als jullie mannen,' brom ik terwijl ik alweer een paar stappen bij hun vandaan zet.
    'Ik weet niet hoe je het overleefd hebt, maar als het zo doorgaat is dat geluk snel voorbij,' zegt de Aziaat bot. Hoewel ik het niet wil laten merken, kwetsen de woorden me wel lichtjes en richt mijn blik op de grond. 'Laten we terug gaan naar het hotel,' bevelt Aziaat dan en hij draait zich al om. 'Daar zijn we veiliger dan hier buiten.' Zonder een woord te zeggen, draai ik me ook om, maar in tegengestelde richting en loop ik weg. Aziaat mag dan wel net al die zombies “vermoord” hebben en mijn leven mag dan misschien wel zekerder zijn in de buurt van die twee, maar ik heb geen zin om de buurt te blijven iemand die zichzelf ontzettend geweldig vindt en toch alleen maar kleinerend doet. Bovendien zaten er net nog zombies in het hotel en ik betwijfel of die al weg zullen zijn. Ik zucht zacht en blijf met tegenzin staan. 'Net zaten er nog zombies in het hotel,' meld ik Aziaat en niet-Aziaat, zonder om te kijken, waarna ik verder loop.


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    Marisa Langdon

    "Lopen gaat ze sowieso niet heel goed af, volgens mij," zegt Manu zegt als ik mezelf moed probeer in te spreken. Ik kan het niet laten om zacht te grinniken, hoewel het er misschien iets nerveus uitkomt. In mijn ogen is het toch wel iets komisch, zeker in deze vreemde situatie aangezien hij wel gelijk heeft. Net een stel moordzuchtige autisten zonder motoriek, maar dat zeg ik niet hardop. Wie weet heeft hij wel autisme of zo en dan heb ik het weer gedaan. Zulke situaties heb ik vaker gehad omdat ik niet vaak nadenk als ik zoiets zeg of het kwade ervan inzie. Het is toch als een grapje bedoeld en niet om iemand te beledigen, maar anderen zien dat niet zoals ik blijkbaar. Daardoor lijken sommige het ook lastig te vinden om voor langer met mij bevriend te blijven, ik ben vaak te grof.
    We beginnen de trap op te lopen, Manuel naast me. Zijn armspieren bollen iets op als hij de tassen over zijn schouder hangt. Gelukkig voor mij heb ik nooit moeite gehad om dat soort dingen te negeren. Ik ben niet snel fysiek tot mensen aangetrokken. Uiterlijk valt bij mij dan ook niet zo snel op als hun lichaamstaal en houding. Als we boven komen, houd Manuel mij tegen dit keer. Ik glimlach iets, het is blijkbaar tijd voor hem om zijn mannelijkheid en zijn moed te tonen. Ik laat hem zijn gang gaan en wacht geduldig een paar treden lager, maar mijn hand rust wel op het mes aan mijn riem, gewoon voor de zekerheid. Zolang hij niet flauw valt zal het wel goed zijn denk ik. Mijn blik gaat naar achteren, langs de traptreden naar beneden om te kijken of we nog altijd alleen zijn op de trap, wat ook het geval lijkt te zien.
    "Hé, een meisje," hoor ik van boven komen. Ik draai verbaasd mijn hoofd om en trek mijn wenkbrauwen op als ik ook naar boven kom. Manuel is degen die het blonde meisje in haar pyjama benaderd. Hij zegt iets in een taal die voor mij volkomen onbekend is, ik kan het niet eens plaatsen. Het kan Russisch zijn, of Zweeds of weet ik het allemaal. Ik heb niet bepaald een talenknobbel. Ongemakkelijk blijf ik staan toekijken, het voelt niet helemaal goed. Waarom huilt het kind niet, ze is helemaal alleen! Manu legt zijn hand op haar schouder om haar gerust te stellen terwijl ik enkel onrustiger word ervan. Het plaatje klopt gewoon niet. Ik hou niet van kinderen omdat ze zo actief zijn, omdat ze gillen en krijsen en kwijlen. Dit kind doet dat niet. Aan de geur zal je het niet merken, elk kind stink toch een uur in de wind.
    "Zullen we ze samen zoeken?" vraagt hij, maar op dat moment draait het meisje zich om en trekt Manu helemaal wit weg. Voor enkele seconden blijf ik geschokt staan vanwege het bebloede, uit vorm gerukte gezichtje. Shit, ik had nooit verwacht dat het dubbel zo hard zou inslaan als het een kind zou zijn. Met die volwassenen had ik amper een probleem, om ze te zien tenminste. "Manuel!" roep ik, wat nutteloos. Manuel begint achteruit te lopen maar beland in plaats daarvan op de grond, samen met mijn tassen. "Shit, shit, shit, shit," vloek ik zacht als het monstertje op hem af komt. Dit zal waarschijnlijk één van die dingen worden die je van je leven lang niet meer zal vergeten, hoeveel gruwelijke dingen je ook zal zien. Het meisje is al bij Manuel als ik in beweging kom.
    Binnen enkele passen ben ik er gelukkig ook, te danken aan mijn redelijk lange benen, hoewel ik er licht op sta te trillen. Ik wil haar eigenlijk wegduwen van hem, maar ik durf haar niet eens aan te raken. Er zitten enkele blonde haren vastgeplakt in een bloederige wond op haar hoofd wat me laat rillen en naar mijn mes laat grijpen. Echt niet dat ik dat aan ga raken. Ik ben niet bepaald snel vies van dingen, maar dit slaat toch wel alles. Het mes steek ik haastig in haar hoofd en doe daarmee ook gelijk een poging om haar achteruit te duwen, aangezien ze al door haar knieën aan het gaan was. Ik maak enkele geluiden van walging als het achterover valt. Het gaat niet dood zoals een mens, hoewel ik het wel hoor gorgelen. Het blijft gewoon liggen en ik staar er in afschuw naar.
    "Kom op, we moeten gaan," murmel ik naar Manu zonder mijn blik van het meisje af te scheuren. Uiteindelijk lukt het me en kijk ik vluchtig naar hem. "Ben je in orde?" vraag ik. Een normaal mens zou hem waarschijnlijk overeind geholpen hebben, maar ik zet enkele stappen naar voren zodat ik het mes uit de rotte kop kan trekken, wat een vaag zuigend geluid veroorzaakt alsof hij vacuüm zat. Dit is echt gewoon te vreemd voor woorden, alsof het niet echt kan gebeuren. Het hoort niet, dit zit alleen in films! Het mes is opnieuw besmeurd met een donkerrode, dikke substantie. Het lijkt niet eens op het bloed dat door mijn aderen stroomt. Zodra Manuel ook weer overeind is, begin ik snel door te lopen. Ik wil dit gewoon zo snel mogelijk weer achter de rug hebben en even een veilig gevoel hebben.

    [ bericht aangepast op 18 april 2013 - 23:45 ]


    Your make-up is terrible

    Hunter Stone
    “Nou, het spijt me dat ik niet zo perfect kan zijn als jullie mannen,” gromde het meisje gepikeerd. Ik snapte wel dat iemand onhandig kon doen, maar drie keer achter elkaar... En dan mochten we nog niet lachen of zuchten. Ach ja, sommige mensen hadden nou eenmaal lange tenen. Het meisje zette een paar stappen bij ons vandaan.
    “Ik weet niet hoe je het overleefd hebt, maar als het zo doorgaat is dat geluk snel voorbij,” klonk het dan van Jackie Chan. Ik keek hem vanuit mijn ooghoeken aan. Die vond ik eerlijk gezegd ergens ook wel bot. Ze leek nu eenmaal een onhandig ding te zijn. Toch besloot ik me er niet meer mee te bemoeien aan hield wijselijk mijn mond. Als ik iets zou zeggen, zou dat het waarschijnlijk toch alleen maar slechter maken. Het meisje, dat ook niet echt blij leek te zijn met de opmerking, richtte haar blik op de grond.
    “Laten we terug gaan naar het hotel.” De Aziaat had zich al omgedraaid om terug te lopen. “Daar zijn we veiliger dan hier buiten.”
    Het meisje, dat geen woord zei, draaide zich koppig om en begon de andere richting uit te wandelen. En ik bleef gewoon staan. Hier ging ik echt niet tussen kiezen. Als de ene naar het hotel zou gaan en zij de andere kant uit, zou ik waarschijnlijk gewoon een andere kant uitgaan. Ik was geen volger, dus ik was ook niet echt van plan tussen de twee te kiezen. “Net zaten er nog zombies in het hotel.” Ze was gestopt met lopen toen ze dat zei, maar ze was al even snel terug vertrokken. Mijn blik schoot tussen beiden en uiteindelijk zuchtte ik. “Kom op, ik ga echt niet kiezen wie ik ga volgen, hoor.”

    [ bericht aangepast op 20 april 2013 - 17:44 ]


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Nick Lincoln
    Valentina haalde nonchalant haar schouders op toen ik vroeg of er in het bos iets te vinden was. “Geen idee, ik heb nog geen voet in dat bos gezet.”
    Mijn wenkbrauwen trokken zichzelf in een lichte frons. Ze was hier toch een toerist geweest? Waarom zou je dan niet in dat bos gaan? Misschien was ze wel zo’n strandmeisje dat niets liever deed dan op het strand liggen. Dat zou het in ieder geval wel verklaren voor mij. “En ik denk dat ik dat ook niet echt van plan ben. Het ziet er nogal eng en verlaten uit.”
    Ik vond het nog wel meevallen. Oké, het had wel iets intimiderend, maar daar bleef het dan ook wel mee. Wie weet wat voor interessante planten daar wel niet groeiden, of welke diersoorten er zaten die nog niet ontdekt waren. Maar ik moest gefocust blijven op waarom ik hier was en niet op de fauna en flora van deze plaats.
    “Durf jij erheen dan?” klonk het na een tijdje. Ik trok een wenkbrauw en knikte toen vastberaden.
    “Het is niet alsof we terug naar binnen kunnen,” antwoordde ik droogjes. Ik was in ieder geval toch niet van plan terug naar binnen te gaan, zelfs niet als zij dat wilde. Wat ik hooguit betwijfelde. “Maar eerst nog een ander touw zoeken, niet?” Ik wierp een bezorgde blik op de deur, die heen en weer rammelde van de zombies die ertegenaan bonkten. “Ik ben in ieder geval toch niet van plan dit los te gaan maken. Ik heb nog geen doodswens.”


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Manu Rosenthal

    Ergens ver weg hoor ik Marisa mijn naam nog roepen. Verlamd van angst proberen ik vanuit een zittende positie achteruit te deinzen, maar het meisje is sneller. Als de angst me niet gaat nekken, is het die scherpe, afschuwelijke lucht van verrotting, ontlasting en bloed wel. Mijn maag keert zich om en ik voel hoe de inhoud al op de helft van mijn nek naar boven gekropen zit.
    In mijn ooghoek zie ik Mari's lange benen voorbij rennen en een moment lang denk ik dat ze me werkelijk achterlaat om door te rennen. Dit doet ze niet. Ze blijft bij me staan en ik zie de twijfel in haar ogen. Ik ben te verstijfd om zelfs maar om hulp te piepen. Het zombie meisje heeft zich al tussen mijn knieeen gepositioneerd wat er in resulteert dat ik haar niet met mijn benen kan wegtrappen. Ze buigt zich voorover en grijpt mijn jack. Al Marisa nog steeds geen actie onderneemt, weet ik dat het voorbij is. Felix, Mutti, Pappa.. Ik zal ze nooit meer zien. Ik denk zelfs even aan Jessica en vraag me af of ik niet beter voor haar heb moeten zorgen.
    Met een verschrikkelijk geluid doorboort Marisa het meisje met haar mes. Ze blijft een moment lang bevroren voor me zitten, alsof de tijd stilstaat. Ik weet niets uit te brengen en blijf als versteend zitten. Marisa staart lijkbleek naar het kinderlijkje op de grond. De messteken doordrenken haar hagelwitte pyjamaatje langzaam met scharlaken rode vlekken.
    "Kom op, we moeten gaan," weet ze met een onnatuurlijke stem uit te brengen. Mijn adem stokt in mijn keel als ik zie hoe ze het mes weer uit het meisje trekt. "Ben je in orde?" Ik weet door de shock nog altijd niets uit te brengen en staar met grote ogen naar haar mes. De donkerrode, koperachtige substantie glinstert aan het lemmet. Het ziet er stroperig uit, alsof het bloed al een tijdje gestold in haar lichaam heeft gezeten. Wanneer de doordringende geur van het bloed nog erger begint te overheersen, draai ik me snel op mijn handen en klotst mijn maaginhoud, die toch al halverwege mijn keel zat, over het luxe tapijt. Gadverdamme, ik zie de stukjes mueslireep nog drijven.
    De gang tolt op me heen wanneer ik voorzichtig weer opsta. Ik weet niet eens meer waar we precies naar onderweg waren. Mijn hoofd bonkt alsof ik er een flinke trap tegenaan heb gekregen en ik probeer mijn evenwicht te bewaren. In een soort trance volg ik Marisa naar het andere eind van de gang. Er is maar een vraag die zich door mijn hoofd rondspookt. Wat is er met de wereld gebeurd?

    [ bericht aangepast op 21 april 2013 - 12:30 ]


    ars moriendi

    Marisa Langdon

    Manu antwoord niet eens, hij blijft gechoqueerd op de grond zitten zonder op te staan als ik vraag of hij in orde is. Als hij zich omdraait en lichtelijk groen begint te zien draai ik me ook om omdat ik wel een gevoel heb van wat er komt. Als ik dan ook daadwerkelijk de geluiden hoor als hij aan het overgeven is doe ik alsof er niets aan de hand is en er niets gebeurd. Ik blijf weggedraaid staan van het lijkje en van Manu terwijl ik aan andere dingen probeer te denken. Misschien het zwembad, baantjes trekken in de zon terwijl je om je heen mensen hoort. Mensen, ja, levende mensen. De geur van een barbecue met vlees, niet de rottende lucht die het lijkje verspreid.
    Zodra ik hoor hoe Manuel overeind krabbelt draai ik me wel weer om. Ik kan niet in een niet bestaand wereld blijven leven als ik het zelf wil overleven, als ik het samen met hem wil overleven. Ik heb geen idee wat ik moet zeggen of hoe ik hem iets beter kan laten voelen want hij ziet er nogal beduusd uit. Aangezien ik er zelf nogal misselijk van ben besluit ik gewoon om niets te zeggen en gewoon door te lopen. Aan de voetstappen achter me hoor ik dat hij me nog volgt. Zodra we weer bij een trap komen draai ik me om naar hem. Ik maak me zorgen omdat hij er nog steeds uitziet alsof hij helemaal van de wereld is en dat kunnen we nu niet gebruiken.
    "Manuel, als we straks van de trap af komen moeten we snel en stil zijn. Ze zijn daar in de gang en mogen ons niet opmerken," begin ik hem op een gedempte toon, maar zo duidelijk mogelijk toe te spreken om tot hem door te dringen. "Je moet straks voorop omdat jij weet welke kamer het is en je hebt de sleutel. Denk je dat je dat kan?" vraag ik aan hem. Mijn lichte ogen dringen zich in die van hem, het liefst had ik zijn schouders vast gegrepen om hem duidelijk te maken hoe serieus het is, maar ik laat het toch maar. Als dit mislukt kunnen we niet eens naar zijn kamer en moeten we gelijk door naar de kust, naar het strand. Gelukkig is dat niet ver van het hotel af, maar ik weet niet hoe het buiten is. Ik ben niet buiten geweest en de kamer waar ik met Milan inzat had uitzicht op het zwembad, niet op het strand.
    Uit het raam daar wilde ik eigenlijk niet eens kijken. Het was verschrikkelijk wat je daar zag. Er lagen lijken in het water te verrotten en ik begon me af te vragen waarom er niemand kwam om het op te ruimen, maar het begon me steeds meer te dagen dat ze ons hier gewoon aan ons lot over gelaten hebben, zeker nu we hier lopen. Ik neem aan dat ze geen ninja's gestuurd hebben om ons te redden. Na een tijdje wilde ik daar niet eens meer uit het raam kijken om wat ik zag en niet veranderde. Als ik het wel gedaan had was ik misschien wel beter voorbereid op wat ik vandaag zou zien, maar ik geloof dat niets me voor had kunnen bereiden op dat meisje en hoezeer ik het ook uit mijn hoofd wilde bannen en het in wilde zien als een film of zo, hoe meer ik op mijn benen stond te trillen.


    Your make-up is terrible