• At night I hear it creeping
    At night I feel it move
    I'll never sleep here anymore

    I think there's something out there
    I think I heard it move
    I've never felt like this before

    I wish I never knew

    Three Days Grace (Scared)


    Uit het niets zijn de mannen en vrouwen, al voor jaren, opgesplitst in twee delen. Niemand heeft een idee hoe het komt en doen er ook geen moeite voor om het te veranderen.
    Doordat er nu moeilijk kinderen kunnen komen, zijn er nu niet zoveel mensen meer over. Liefde is dan ook niet veel te vinden in de wereld of ze zijn homoseksueel of gaan toch stiekem naar het andere deel toe waar de andere sekse woont – waarvoor ze wel eerst de enorme muur over moeten klimmen die de seksen scheidden van elkaar. Wat onmogelijk is, want er zijn bewakers die de muren beschermen. Men heeft een illegale manier gevonden om er onderdoor te gaan in een geheime tunnel, waar vrouw en man elkaar ontmoeten of zelfs naar de andere kant van de muur kunnen komen.
          Maar als de wereld word aangevallen door ontelbare zombies, dan moeten ze hun handen in elkaar slaan om de invasie tegen te houden en de zombies terug te dringen naar hun eigen wereld. Ze moeten de poort sluiten van de demonenwereld waar de zombies doorheen komen, maar dit kunnen ze pas doen als de bewaker van de poort dood is.
    Redden ze dit wel? En wilt iedereen wel samenwerken of zijn ze zo erg uit elkaar gegroeid dat ze toch liever bij hun eigen sekse willen blijven?


    The world is a dangerous place to live; not because of the people who are evil, but because of the people who don't do anything about it.
    – Albert Einstein


    Foto's:
    Demonenpoort



    Overzicht van de stad


    Klik.

    Kerkhof.

    Bar & Nachtclub


    Regels:
    - 16+ is toegestaan.
    - Als je iemand wilt vermoorden moet je eerst toestemming hebben van die user zelf.
    - Alleen je eigen personage besturen en niet die van een ander.
    - Ik wil dat je post minstens 7 zinnen lang is (meer is altijd beter natuurlijk).
    - Er bestaan geen perfecte mensen in het echte leven, dus ook niet in deze RPG. Let daar op.
    - Als er een nieuw topic aangemaakt moet worden, vraag dan eerst toestemming aan mij [Osaki of Don]. En als ik niet online ben wacht dan gewoon rustig af op mijn antwoord.
    - Naamveranderingen doorgeven aub.

    Vrouwen:
    - Montana Kenley Fonteyn; Astris - 11 juli tot 22 juli op vakantie.
    - Jacky Kendra Smith; Makaveli
    - Chrissie Annabeth Jenkins; Kassiopeia - 3 juli tot 13 juli op vakantie ben/16 juli tot 28 juli op kamp.
    - Valysa Vulturmir; Inanis - 16 tm 28 Juli op vakantie.

    Mannen:
    - Dimitri Ardakyi Ivashkov; Makaveli (Bewaker van de poort, demon)
    - Derrick Nathaniel Ryder; Murdock
    - Jared Ryder; Murdock
    - Matthew Blythe; Kassiopeia.
    - Dante Gunner; Makaveli.
    - Cameron Micah O'Connor; Sigil - 4 t/m 15 juli op vakantie.

    Weer in de ochtend (8 a 9 uur):
    Het is een heel stuk opgeklaard, droog, maar dauw bevindt zich op het gras en de planten. Langzaamaan wordt het weer wat warmer en wordt het zo'n 18 graden.


    Rollentopic. & Off-topic.

    [ bericht aangepast op 9 juli 2014 - 18:05 ]


    Don't walk. Run, you sheep, run.

    Matt James Underwood

    Met een zucht haalde ik mijn hoofd uit mijn handen en keek op naar mijn broertjes die met grote ogen voor me stonden. Ik stond op en keek ze aan met een geforceerde glimlach. Toen stak ik mijn handen naar hun uit die ze aannamen.
    "Kom, laten we kijken waar we zijn." Zei ik waarna ik met hun begon te lopen. Ik kwam tot de ontdekking dat ik in het ziekenhuis was. Geweldig. Not. Snel keek ik om me heen om te kijken of er zombies waren. Voor een moment dacht ik dat ik gehallucineerd had, tot ik opeens gesteun en gekreun hoorde en de zombies in zicht kwamen.
    Meteen begon ik samen met mijn broertjes te rennen. De gangen strekten zich voor me uit, en nadat we een hoek waren omgerend deed ik snel de deur open en glipte naar binnen toe. Snel deed ik de deur weer dicht en draaide aan het slot. Toen keek ik om me heen en zag twee jongens. Wantrouwend keek ik hun aan, op mijn hoede. Maar toen herkende ik de jongen. Ik had hem wel eens eerder gezien en wel eens gesproken. Met een zucht ging ik tegen de deur aanzitten en keek naar de jongens die ook in de kamer zaten. Mijn broertjes gingen naast me zitten en pakte elkaars handen vast.
    "Die griezels daar zijn echt hè?" Vroeg ik toen en verbrak de stilte die heerste.


    It's not that I don't love our little talks, it's just... I don't love them. ~ Loki

    Ashley Eirlys Marchels
    Toen ik de hal was doorgerend, arriveerde ik in een ruimte dat op een kantine leek. Het was een zooi, hier; overal lagen dozen, planken en nog meer troep. De ramen lieten zwakjes het licht van buiten naar binnen vallen, maar nergens zag ik iets dat op een uitgang leek.
    Toen pas viel mijn oog op het tweetal voor me; twee meisjes. Het meisje met het opvallende, rode haar had een sarcastische, spottende ondertoon en leek dus ook niet erg blij met mijn aanwezigheid.
    “O, fijn. Please forgive me father, for if I have sinned,” mompelde ze. Ik vernauwde mijn ogen even. Ze klemde haar hand rond mijn arm. ''Meekomen,'' siste ze. ''Nu, of we zijn gatenkaas.'' Ze sleurde een ander meisje met zich mee, maar ik verzette me.
    Hardhandig trok ik mijn arm rond haar greep. ''Ik kan zelf ook wel lopen, bedankt,'' gromde ik gedempt en nadat ik een felle blik op de jonge vrouw had geworpen, kroop ik uiteindelijk maar in een doos; er zat niks anders op, helaas. Ik trok mijn bovenlip een stukje op - ik voelde me net ongedierte, omhuld door het karton. De onregelmatige voetstappen van de zombies naderden en ik hield mijn adem in, terwijl ik mijn vingers steviger om het stuk hout in mijn handen klemde. Ondertussen speurde ik de ruimte af, hopend een wapen tegen te komen waarmee ik mezelf en mijn moeder kon verdedigen.
    Sommige geluiden, zoals de harde klappen van stoelen en tafels die om werden gegooid, lieten me ineen krimpen. We moesten met een plan komen, anders werd het onze dood - al ging ik nu liever zelf te werk. Voorzichtig keek ik om het randje van mijn doos en dook even weg toen een zombie net mijn kant op keek. Na een tiental seconden was het me duidelijk dat hij me gelukkig nog niet had gezien, dus voorzichtig ademde ik uit en waagde ik nog een poging. Deze keer hadden ze echter allemaal hun ruggen naar me gekeerd, dus gehurkt snelde ik naar de bar en ging ik daar achter schuilen. Ik bleef even stijfjes zitten en ontspande lichtjes toen ik wist dat ze niks door hadden. Ik sloot heel even mijn ogen van opluchting en keek toen rond. Tot mijn verbazing zag ik een heuze Pump action shotgun liggen. Mijn mondhoeken krulden lichtjes omhoog en ik sloop er heen, om hem vervolgens mijn stuk hout neer te leggen en het vuurwapen op te tillen. Geladen, maar met nog maar een paar kogels over. Ik keek naar de grond en zag er een paar liggen, die ik haastig in mijn zak stopte.


    "When all of your wishes are granted, many of your dreams will be destroyed.''

    Jacky Kendra Smith.
    De jonge vrouw die er pas net bijgekomen was, verzette zich. Fijn, ook dit nog. God must really not like me, dacht ik sarcastisch. Dit is dus mijn straf. 'Ik kan zelf ook wel lopen, bedankt,' gromde ze nadat ze een felle blik naar me had geworpen.
    “Wie zegt dat ik het over lopen had, vriendinnetje? Misschien dat jij gatenkaas wilt worden, maar daar heb ik niet veel zin in.” Toch had ze zich in de kartonnen doos gewrongen. En de andere jonge vrouw was ook zonder al te veel klagen zich in de doos gewrongen.
    Voordat ik zelf in een doos zou kruipen pakte ik een kapotte baksteen die tegen de muur aanlag en gooide toen een raam kapot. Hopelijk was mijn idee toch goed genoeg om te ontsnappen en zouden de zombies denken dat we vanaf daar waren ontsnapt. Mijn hart ging als een razende tekeer en ik voelde de druk dat ik het niet zou halen om in een kartonnen doos te kruipen, zodra ik ze eraan hoorde komen. “Shit.” Vloekte ik tegen mezelf.
    Ik keek naar de kartonnen dozen waar de anderen inzaten en zag dat de blonde vrouw over het randje van haar doos keek. Koppig kind. Ik had geen tijd meer, dus rende ik naar de bar toe om mij daar vervolgens achter te verstoppen. Ik probeerde zachtjes adem te halen en naar de zombies te luisteren voor het geval ze iets zouden zeggen, maar dat lukte niet. Het enigste wat ik kon horen was mijn hart die tekeer ging.
    Stoelen en tafels werden omgegooid. Ik wilde niet dat we gevonden zouden worden, dus was ik van plan om in de aanval te gaan met mijn geweer. Maar ik twijfelde, ik begon te stressen en ze waren met meer. Waarschijnlijk reageerden ze dan veel sneller. Toch wilde ik het proberen.
          Opeens kwam er iemand mijn kant op en zag ik het bekende, blonde haar van de jonge vrouw. Ik zuchtte zachtjes. Nee hé! Wat heb ik toch verkeerd gedaan dat God mij zo straft? Ik liet zachtjes mijn hoofd tegen de muur aan rusten. De blonde vrouw pakte de pump-action shotgun dat op de grond lag, op, waarna ze de kogels op de grond haastig in haar zak stopte.
    “Nou nog raak schieten,” had ik zachtjes met een sarcastische toon gezegd.
    Prompt kwam er in mijn hoofd op dat ik nog granaatwerpers in mijn rugtas had en snel opende ik mijn rugzak, proberend om geen geluid te maken, en ik zag ze inderdaad liggen. Een daarvan leek op een rookhandgranaat. Ik kon mezelf wel voor mijn hoofd slaan! Al die stress voor niks. De FN FNC legde ik aan de kant en ik ging hurken om te kijken waar ze nu precies stonden.
    Nog steeds stonden ze vlak bij elkaar, dus dat was goed nieuws. Ik wilde de blonde vrouw er iets over zeggen, maar er klonk een stem en die was zeer zeker niet van die vrouw die nog in de kartonnen doos verstopt was.
    'Zzz-e zijnn weg.' Sprak een zombie alsof hij een vlieg had doorgeslikt. Ik wilde lachen door zijn stem, maar ik hield het tegen door mijn hand tegen mijn mond te drukken.
    'Ze moeten er nog zijn, die vieze mensen.' Sprak een andere.
    'Dimitri zal pas blij zijn als alle nietige mensen dood zijn. Als we de wereld over willen nemen moeten we dat goed doen. Doorzoek alles!' Serieus? De wereld over nemen? How cliché! Ik keek de blonde, jonge vrouw aan met gefronste wenkbrauwen.


    Don't walk. Run, you sheep, run.

    Chrissie Annabeth Jenkins
    De doos was nogal krap voor me. Het was niet meteen de grootste en mijn neus zat tegen mijn knieën aan gedrukt. Ik trilde te hard om dan ook maar één blik over de rand te kunnen werpen. De houding waar ik in zat was alles behalve comfortabel en als ik mijn hoofd ook nog maar een beetje omhoog zou bewegen, zou het deksel van de doos bewegen en zouden ze me kunnen zien. Nee, ik bleef gewoon braaf zitten tot de kust veilig was en daarbij zou ik het houden. Ik was onbewapend en had geen idee hoe ik mezelf hoe dan ook zou kunnen beschermen. Het was zo oneerlijk. Waarom was ik niet zoals die twee vrouwen van net. Ze waren beiden slank en knap. Ze leken allebei het lef te hebben om zich te verzetten tegen wat dan ook en leken alles voor elkaar te hebben terwijl ik hier zat in mijn doos. Als een bange muis in een hoekje gedreven door de katten die ik in mijn hoofd zombies noemde. Ik haatte mezelf ervoor, maar het was alles wat ik kon. Bang zitten in een hoekje, hopend dat het gevaar vanzelf wel weg zou gaan.
    'Zzz-e zijnn weg.’ De stem kwam me niet bekend voor, maar hij klonk echt vreemd. Hij deed me aan een slag denken die een muis had vastzitten in zijn luchtpijp. Hoewel het lichtelijk lachwekkend was, durfde ik me toch niet te bewegen.
    'Ze moeten er nog zijn, die vieze mensen.' Deze stem klonk heel anders. Vastberadener. Alsof dit ding – een persoon viel het niet echt te noemen – ook alles voor elkaar had en zeker wist wat hij aan het doen was. Het was zo frustrerend dat iedereen om me heen zoveel zelfvertrouwen leek te hebben. Ik haatte het. 'Dimitri zal pas blij zijn als alle nietige mensen dood zijn. Als we de wereld over willen nemen moeten we dat goed doen. Doorzoek alles!'
    Het eerste deel van de zin ontging me volledig, maar het tweede deel daarentegen… Ik duwde mijn gezicht nog harder tegen mijn knieën aan en probeerde een angstige piep te onderdrukken. Als ze me vonden was ik er zo aan. Ik zou er sowieso wel aangaan. Ik kon niet snel rennen en al zeker niet lang. Misschien kon ik maar beter niet bij deze twee dames zijn. Ik zou ze toch enkel maar ophouden. Ik bleef wel hier in mijn doos. Ze hadden vast toch niets aan mij.


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    • Derrick Nathaniel Ryder |

    Mijn broer zat te raaskallen in zichzelf, zachtjes, terwijl hij zijn tic uitvoerden. Telkens opnieuw met zijn wijsvinger tegen zijn slaap aantikken, elke keer nogmaals. Of hij was tegen mij aan het praten, maar ik luisterde niet, dat kon ook nog eens. Op mijn mond lag er nog altijd een enorme grijns, die er wel opgeplakt leek te zijn omdat die niet voor een seconde verdwenen was.
          Abrupt liep Jared door het hok heen en weer, waarbij hij nu zijn beiden handen in zijn broekzakken deed en diep zuchtte. Ik besloot ergens in een hoekje te gaan zitten, voor het geval dat de ondoden lelijkerds de ruimte binnen zouden stormen. Heeft mijn broer, die o-zo geniaal zou moeten zijn, dan geen enkele zombiefilm gezien? Net op het moment dat ik hem wenkte en hem bij mij in de hoek trok, was dat geluid weer te horen. Rare, sloffende voetstappen die voorbij liepen, terwijl de dode geur onder de deur walmden en het te ruiken was. Het strompelende geluid kwam steeds dichterbij, maar toen het uiteindelijk zover was, werd de deur opengegooid. We schrokken beiden, dacht ik, bij Jared was dat zowat nooit te zien – en ik schrok vanzelfsprekend meer van het geluid dan aan het hersenspinsel dat het die verschrikkers konden zijn.
    Het waren een aantal knullen, waarvan ik er vaagjes één herkende, al wist ik niet precies van wat. Hij leek op zijn hoede, alsof wij één van de zombies waren. Met een zucht ging hij tegen de deur aanzitten en keek naar ons, terwijl ik hem negeerde, opstond en de deur op slot deed.
          ‘Die griezels daar zijn echt, hé?’ verbrak hij de stilte, waar ik wel sarcastisch op moest antwoorden.
          ‘Nee, dat zijn modellen op weg naar hun schoonheidswedstrijd, die missverkiezing een eindje verderop.’ Ik rolde mijn ogen grinnikend en zag toe hoe de broertjes elkaars handen vasthielden. Ik opende mijn mond om er nog wat achteraan te zeggen, maar mijn broer was me voor.
          ‘Tachtig procent van de mensen in de Verenigde Staten sterft in het ziekenhuis,’ vermeldde hij een feitje, waarna hij over zijn lippen likte en opstond. Moest hij nu werkelijk de aandacht weer stelen met die stomme feitjes van hem? Ik balde mijn handen tot vuisten.
          ‘Kon je de deur niet op slot doen toen we binnen stormden?’ Gromde ik, waarbij ik geërgerd naar hem keek. Jared keek me enkel ongeïnteresseerd aan en liep richting de deur om zijn oor er tegenaan te leggen.
          ‘Niets.’ Na wat een eeuwigheid leek, stopte hij om aan de deur te luisteren, pakte een bezem waar hij de onderkant vanaf trapte, zodat er een punt te zien was. Hierop keek hij ons aan en deed de deur van het slot.
          ‘Zijn jullie er klaar voor? We gaan naar andere levenden zoeken.’


    Ashley Eirlys Marchels
    Ik zag dat de roodharige vrouw ook achter de bar was gaan zitten en ik keek haar nijdig aan. Ik had het niet zo op volgertjes, of wat ze dan ook van plan mocht zijn. “Nou nog raak schieten,” siste de vrouw zacht en sarcastisch, nadat ik de shotgun had opgepakt. Ik keek haar geïrriteerd aan en haalde de trekker over, om vervolgens de shotgun dreigend van een afstandje op haar hoofd te richten. ''Watch your words, als die zombies je niet afmaken zal er vast iets anders zijn dat je leven neemt,'' fluisterde ik grommend. ''Moet vast wel, met dat oneindige geklaag van je.'' Ik snoof even en richtte me weer op de zombies.
    ''Zzz-e zijnn weg,'' zei er eentje. De stem was ontzettend vreemd en ik grijnsde lichtjes.
    ''Ze moeten er nog zijn, die vieze mensen,'' antwoordde een andere. Hij klonk al heel anders. ''Dimitri zal pas blij zijn als alle nietige mensen dood zijn. Als we de wereld over willen nemen moeten we dat goed doen. Doorzoek alles!''
    Ik voelde de fronsende blik van de jonge vrouw branden en ik haalde als antwoord mijn schouders op. Vreemd- zoiets hoorde je alleen in sprookjes? Ik vroeg me ondertussen af waar de andere vrouw zal zitten, maar die zal zich waarschijnlijk nog steeds in de dozen bevinden. Ik haalde even diep adem en terwijl ik de shotgun voor me uit had gericht, keek ik het hoekje om. Één zombie stond voor de uitgang. Als ik die nou kon afleiden... Mijn blik gleed naar een leeg bierflesje voor me. Instinctief krulde ik mijn vingers er omheen en gooide ik deze naar de andere kant van de ruimte, zodat ze geen erg meer in de dozen en bar hadden. ''Wat was dat?'' gromde er ééntje. Langzaam sjokten ze naar het kapotte flesje toe. Gehurkt snelde ik weg van de bar, om vervolgens te schuilen achter een omgeklapte tafel.

    [Meh, meer komt er niet uit voor vandaag.]


    "When all of your wishes are granted, many of your dreams will be destroyed.''

    Jacky Kendra Smith.
    De woorden die de vrouw had gemompeld gingen langs mij heen, omdat ik bezig was de rookgranaten te pakken en er een plan te verzinnen. Ik had alleen de woorden vaag gehoord, waarna ik mijn ogen had gerold.
    “Ja, ja, bla, bla. Loze woorden, bla bla.” Had ik vermoeid van de geestdodende woorden terug gemompeld. Ze begonnen nogal oud te worden. “Vooroordelen en moordende gedachtes brengen je niet ver.” Dit had ik niet op een aanvallende manier gezegd en op een manier dat het me niets zou doen of deren wat ze zou zeggen. Ik was niet snel geraakt, uiteindelijk was ik wie ik was en daar kon niemand wat aan veranderen.
    De rookgranaten had ik op het moment eruit gehaald dat de blonde vrouw aanstalten maakte om een bierflesje weg te gooien, vast als afleidingsmanoeuvre, en ik wilde haar waarschuwen met dat ze niet zo moeilijk moest doen, maar ze was al weg. Ze was nu vervolgens ergens anders gaan schuilen en ik zuchtte vermoeid.
    Ik werd hier dan ook zo moe van. Het waren maar drie zombies en wij waren ook met z'n drieën, we konden ze gemakkelijk aan. Of zag ik dit verkeerd?
    En we moesten wel snel handelen, want een leven op het spel van dat vriendinnetje (Chrissie) kon ik er niet bij hebben en dat wilde ik ook niet. Er gingen hier geen mensenlevens aan, hoe erg de egoïstische gehalte van dat blonde wijffie ook was. En daar ging nu een stop aan.
    Ik kroop over de grond en keek voorzichtig de hoek van de muur om waar dat blonde vrouwtje nu zat. Een om geklapte tafel. En die andere zat vast en zeker nog in die kartonnen doos. God, wat leek het mij zo kut zitten daarin! Kreeg ze eigenlijk wel genoeg lucht of dacht ik nou verkeerd?
    Goed. Actie ondernemen. En wel nu.
    Ik gooide een rookbom richting de zombies die nu ergens aan de andere kant van de ruimte stond. Ik hoorde gehoest en gescheld van de zombies vandaan komen en ik grinnikte zachtjes. Zo snel als ik kon kroop ik over de vloer, onder de rook door en kwam bij de kartonnen dozen uit. Ik ging op mijn knieën en opende snel de doos als ik kon.
    “Kom er snel uit. Snel.” Had ik gehaast gezegd tegen haar, terwijl ik om keek.
    Ik zag dat een zombie naar zijn geweer reikte en ik begon rond mij te kijken of ik munitie had om te gooien. Het dichtstbijzijnde was een gebroken baksteen en die gooide ik richting hem, die op zijn bovenarm terecht kwam. Hij vloekte en ik gooide de andere helft op zijn mislukt, lelijke hoofd. “Ha!” Kwam er uit mijn mond, waardoor het, net voor het helemaal blank stond van de rook, de zombie mij in de gaten kreeg.
    “Kut.”


    Don't walk. Run, you sheep, run.

    Chrissie Annabeth Jenkins
    Volgens mij hoorde ik een eindje verderop wat stemmen, maar ik was er niet echt zeker van. Misschien was het wel gewoon mijn verbeelding, ik wist het niet, maar ik leek een zacht gefluister te hoorde wat me lichtelijk frustreerde. Straks begon ik ook al stemmetjes in mijn hoofd te horen.
    Het werd best benauwd hierbinnen. Volgens mij was ik helemaal rood aangelopen en alsof dat nog niet genoeg was, was die doos ook niet echt gemaakt voor mensen op mijn formaat. Het liefst wilde ik mezelf er gewoon uitduwen en het een of andere op die dingen gooien. Maar dat was ik een te grote schijtlijster voor.
    Opeens klonk er een ontploffing, waarvan ik niet eens wist waar die vandaan kwam. Hoe kwam iedereen opeens aan al die wapens? Ik begreep er helemaal niets van. Tenzij de bom van die zombies kwam.
    Maar aangezien er luid gescheld klonk en die niet bepaald vrouwelijk klonk, nam ik aan dat die bom van onze kant kwam. Moest ik er blij mee zijn? Volgens mij was ik dat niet.
    Op het moment dat ik dacht dat ik in ademnood ging komen, werd de doos geopend. “Kom er snel uit. Snel,” werd me toegefluisterd, wat ik me natuurlijk geen tweede keer liet zeggen. Zo goed ik kon probeerde ik mezelf eruit te wurmen. Als ik nu vast zat, waren we zo dood. Gelukkig zat het me vandaag toch nog wel net een beetje mee.
    Hoe die rooie aan de baksteen kwam was me een raadsel, maar ik was heel erg blij dat ze ook nog een beetje kon mikken en ze één van die dingen raakte. “Ha!” riep ze triomfantelijk, maar opeens verdween haar blik. “Kut.”
    “Wat?” Veel meer zei ik niet, of ik nam haar bij haar arm en trok haar net mee aan de kant. Er weerklonk een knal en ik wist niet eens hoe ik het gedaan had, maar om de een of andere manier had ik helemaal impulsief gehandeld en had ik volgens mij net mezelf of haar gered. Hoe dan ook, veel tijd om trots op mezelf te zijn had ik niet, want achter deze bar blijven zitten leek me volgens mij ook geen optie.
    “Waarheen?” fluister de ik zachtjes terwijl ik rond begon te kijken. “Daar is een deur, maar volgens mij is dat niet de nooduitgang.” Ik waas kort naar een deur een eindje verderop, net langs de bar.


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov


    Jacky Kendra Smith.
    De vrouw zag er wat rood uit in het gezicht, wat waarschijnlijk kwam doordat het zo benauwd was in die kartonnen doos. Maar gelukkig kwam ze er wel, zo snel als ze kon, eruit. Ik had haar ook mee geprobeerd eruit te helpen, maar ze deed het vooral zelf, want ik lette grotendeels op de zombies zelf.
    'Wat?' Hoorde ik uit de vrouw komen, maar ik had geen tijd om er op te reageren.
    De vrouw trok mij mee naar achter de bar en ik moest blij zijn, maar aan de andere kant had ik die rookbom niet voor niets gegooid richting hun. Zodat wij konden ontsnappen. En dan wist ik de namen niet van hen, maar we moesten elkaar helpen voor zover dat kon.
    'Waarheen?' Hoorde ik dat de vrouw zachtjes fluisterde en ze keek rond. 'Daar is een deur, maar volgens mij is dat niet de nooduitgang.' Ze had kort naar een deur een einde verderop gewezen en ik had haar vinger gevolgd, waarnaar ze wees, maar hief toen snel mijn hand op.
    “Ho, wacht 's even.” Had ik meteen een stop op haar plan gezegd.
    “Ik ga niet weg zonder dat verwende wijf.” Ik had dan slechte en negatieve gedachten over haar, maar ik liet niemand achter. Zo'n iemand was ik niet en dat wilde ik ook niet worden.
    Ik liet een vermoeide zucht en ging toen op mijn knieën zitten, klaar voor te rennen. “Jij mag best daar naartoe rennen, maar ik laat niemand achter.” Mijn vastberaden blik stond op mijn gezicht en ik keek het hoekje om, waarnaar ik haar voor het laatst achter een om geklapte tafel zag verdwijnen – wat eigenlijk totaal niet mogelijk was, want het stond blank van de rook.
    Ik knikte richting de vrouw die bij mij zat en fluisterde naar haar toe. “Ga jij alvast. Ik zie je daar vanzelf.”
    Ik had haar antwoord niet opgewacht en rende meteen pijlsnel richting de om geklapte tafel – ik zag mezelf nog wel ergens over vallen, omdat ik niets voor ogen kon zien en soms mijn onhandige momenten had, maar ik kwam er heel aan en het verwaande meisje keek op. 'Wat doe jij hier?' Ze had het op een hooghartige toon gezegd en ik had mijn wenkbrauwen gefronst, terwijl mijn geweten tegen mij begon te fluisteren of ik wel zeker wist dat ik haar hier niet achter wilde laten. Het klonk verleidelijk, maar ik wuifde mijn gedachten weg en nam het zekere voor het onzekere.
    “Jou redden.” Had ik teruggekaatst.
    De vorige keer dat ik haar bij haar arm had gepakt, had ze zich losgerukt, maar dit keer had ze daar de kans niet voor. Zelfverzekerd als ik was, en vol met de zenuwen door de zombies en of ik überhaupt nog wel vlekkeloos door de ruimte kon rennen zonder op de grond te vallen, pakte ik haar arm stevig beet. Ze wilde zich losrukken en siste dat ik haar los moest laten, maar ik reageerde hier enkel op met een trek aan haar arm – waardoor ze wel mee moest rennen.


    Don't walk. Run, you sheep, run.

    Chrissie Annabeth Jenkins
    Hoewel haar poging tot me uit de doos helpen helemaal een flop was, had ik mezelf er toch uit weten te werken. Toen ik vroeg wat er was, leek haar aandacht niet meer naar mij te gaan maar naar iets achterom, waarop ik haar geschrokken mee trok bij het zien van nog zo’n ding. “Waarheen? Daar is een deur, maar volgens mij is dat niet de nooduitgang.”
    Het meisje volgde kort mijn vinger, maar hief toen haar hand op. “Ho, wacht 's even. Ik ga niet weg zonder dat verwende wijf.” I
    Hoewel de manier waarop ze het zei me normaal gezien had laten lachen, deed het dat nu niet. “Dat bedoelde ik ook niet, waar is ze?”
    Ze zuchtte wat vermoeid om de situatie en herzette zich op haar knieën. “Jij mag best daar naartoe rennen, maar ik laat niemand achter.”
    Ik sloeg met mijn hand tegen mijn hoofd en mijn blik gleed van de roodharige terug naar de deur en toen schudde ik geïrriteerd mijn hoofd. Ik ging hier ook niet alleen weg. Dan zou ik mezelf toch weer in de nesten werken, daarbij zou het me een ongelooflijk schuldgevoel geven en daar had ik geen zin in. “Ik laat ook niemand achter,” zei ik toen.
    Ze knikte in mijn richting en zei: “Ga jij alvast. Ik zie je daar vanzelf.” En weg was ze.
    Ik zuchtte voor de tweede keer en wierp nog even een blik op haar, voor ik me omdraaide en ongezien achter de bar doorkroop richting de deur. Ik rekte me uit naar de klink, zodat ik ook gelijk even recht kon staan en naar binnen kon sluipen. Ik liet hem op een kier staan, maar een hele kleine, zodat ze hem gemakkelijk zouden opentrekken – wat het ook makkelijker voor monsters maakte, maar dat risico nam ik wel. Het kon misschien wel mensenlevens redden, wist ik veel.
    Blijkbaar kwam de deur uit op een opslagruimte met allemaal bakken drinken waar enkel een raampje was waar ik net wel of net niet door zou passen. Hoe dan ook, ik zou wel moeten want er was nu even geen andere optie. Ongecontroleerd begon ik bakken opeen te stapelen en ging ik erop staan om te zien of ze het wel zouden houden. Ze waren een beetje wankel en ik had er een klein trapje van gemaakt zodat je makkelijker door het raam heen kon, en toen wachtte ik. Ik zou er alleen vast niet doorraken en ik ging zoals ik al eerder zei zonder niemand weg. Maar toen bedacht ik me dat ik geen wapens had en nu wel een heel makkelijke prooi vormde…


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Wolfheart >> Azazels


    It's not that I don't love our little talks, it's just... I don't love them. ~ Loki

    [Hatsumomo -> Michonne]

    Christian Hyde

    We rennen, maar het meisje houd me ineens stil. "Wacht!" zegt ze zacht, maar dwingend. "Ik kan niet zomaar weggaan. Ik moet iemand zoeken." Ik geef haar een bedenkelijke blik voor ik iets zeg. "Goed, ik ga mee." antwoord ik resoluut. "Ze is alleen wel ergens bij de supermarkt als het goed is, en dat is bij het grote plein. Maar ik weet wel een route hoe je er ongezien kunt komen." Ik knik dat ik haar vertrouw. Ze lijkt te aarzelen, maar trekt ineens een pistool tevoorschijn. Ik heb gelijk de neiging om weg te duiken, maar onderdruk die nog net. Verbaasd neem ik hem aan, maar stop hem gelijk achter in mijn broekband. "Ik denk dat jij er beter mee om kan gaan dan ik dat kan," meld ze me en daar heeft ze gelijk in.
    We komen al snel weer in beweging en ik volg haar. We komen bij het plein aan en het meisje kijkt om het hoekje heen. Ze is volgens mij wel slim genoeg om lang te overleven. Ze wenkt me dat ik mee moet komen en ik knik, waarna we het plein oversteken naar de supermarkt. Die is helemaal gemolesteerd en kapot. Het meisje stormt de winkel binnen en ik ren verschikt achter haar aan. Oké, lang overleeft ze het dus niet zo. "Amy," roept ze en dat is voor mij de druppel. "Doe eens zachter!" sis ik haar gedempt toe. Ze werpt een blik naar me toe en loopt dan weer door, nu zachter. Ze loopt het gangpad in en stapt gelijk naar achteren om tegen mij op te botsen.
    "Eén van die wezens zit daar," fluistert ze. Ik knik, maar weet even niet wat we moeten doen. Ik kan niet schieten, dan trekken we nog veel meer aandacht naar ons toe. Hierdoor pak ik haar hand vast en loop ik door het vorige gangpad heen, terwijl ik iets buk. Zo kan hij ons niet zien, maar ik heb iets nodig waarmee we ons zonder geluid kunnen verdedigen. Als we verder lopen komen we langs een rek met lange scharen erin. Ik pak er twee en geef er één aan haar. "Ik ga er straks op af, ik houd hem vast en jij moet deze in zijn hoofd steken, hier," Ik wijs op mijn voorhoofd, in het midden en net boven mijn ogen. Dat lijkt me de veiligste plek, hersens moet je altijd raken. Dat werkt voor alles. "Begrepen?" vraag ik voor de zekerheid.
    Ik ga haar opnieuw voor en houd de schaar voor de zekerheid toch vast. Ik gluur om het hoekje, het ding staat met zijn rug naar ons toe en ik sprint erop af, gebarend dat ze achter me aan moet komen. Ik grijp zijn armen vast, maar hij is sterker dan hij eruit ziet en ik heb veel moeite om hem zo vast te houden omdat hij enorm aan het tegen spartelen is. Ik draai hem zo goed mogelijk om naar het meisje zodat zij haar schaar in zijn hoofd kan steken, maar ze moet wel opschieten of ik laat hem los.


    Your make-up is terrible

    Montana Kenley Fonteyn
    Zachtjes fluister ik tegen de jongeman dat een van die rare wezens in het gangpad staat. Hij knikt en ik schrik even als hij mijn hand vast pakt en mij naar het vorige gangpad trekt. We lopen verder het pad in en stoppen bij een rek met lange scharen. Hij pakt er twee uit, waarvan hij er eentje aan mij geeft. 'Ik ga er straks op af, ik houd hem vast en jij moet deze in zijn hoofd steken, hier.' Hij wijst de plek aan, in het midden van het voorhoofd en net boven de ogen. Mijn mond valt een stukje open. Dit ding moet ik serieus in het hoofd van het wezen steken? Ik ben redelijk sterk, maar vast niet sterk genoeg om een schaar in iemands hoofd te kunnen rammen. Hopelijk is zijn schedel net zo verrot als de rest van zijn lichaam. 'Begrepen?' Ik knik lichtjes. 'Ik hoop dat het lukt,' mompel ik.
    Hij gaat opnieuw voorop, houdt de schaar voor zich uit en nadat hij om het hoekje heeft gekeken stormt hij op het wezen af. Snel haast ik me achter hem aan. De jongeman heeft zijn armen al vastgegrepen, maar zo te zien heeft hij moeite het wezen vast te blijven houden. Toch lukt het hem het wezen naar mij toe te draaien. 'Dit gaat zo smerig worden,' mompel ik, waarna ik de schaar hef en het zo hard als ik kan in het hoofd van het wezen ram. Zijn schedel is niet helemaal verrot, maar gelukkig is het ook niet keihard. De schaar zit er nog niet helemaal in en met een vies gezicht probeer ik hem er nog wat verder in te duwen. Gelukkig komt er geen vieze pus uit zijn hoofd. Het wezen stribbelt niet meer tegen, dus waarschijnlijk is het dood. Ik werp een korte blik op de jongeman. 'Ik moet verder zoeken naar Amy,' zeg ik tegen hem, waarna ik me omdraai en het gangpad uit loop.
    Gangpad na gangpad controleer ik, maar ik zie haar niet, ook niet tussen de dode lichamen. Een frons verschijnt op mijn gezicht en ik loop nog een keer alles langs, maar ik zie haar nog steeds niet. 'Ze is hier niet,' zucht ik zachtjes. 'Laten we verder gaan.' Ik wil via de kassa's naar buiten lopen, maar dan zie ik haar ineens liggen. Amy. Ik haast me naar haar toe en schudt aan haar schouders. Misschien is het bloed op haar lichaam wel van iemand anders. 'Amy?' Er komt geen reactie. Ik schud harder aan haar schouders nog steeds niks. Een traan loopt over mijn wang en ik krijg een naar gevoel in mijn onderbuik. Ik houd mijn adem in terwijl ik haar oogleden voorzichtig omhoog schuif. Haar ogen zijn glazig, ze staren in het niets vooruit. Dat zegt genoeg. Ik krijg een brok in mijn keel en schuif haar oogleden weer dicht. Ik weet dat we moeten gaan, maar ik kan haar hier toch niet zo laten liggen?

    [ bericht aangepast op 25 okt 2013 - 0:23 ]


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    Chrissie Annabeth Jenkins
    Verscheurd door mijn knagende twijfels over mijn veiligheid hier, klom ik op de onstabiele bierbakkentoren en duwde ik voorzichtig het klapraampje open. Een ferme koude wind kwam me meteen tegemoet en zorgde ervoor dat mijn ogen begonnen te tranen toen ik de verlaten omgevingen van een dun steegje aan een inspectie onderwierp. Dit deel van de stad leek opeens uitgestorven te zijn. Helemaal ontzielt. Er hing een bedompte pijnlijke stilte. Alle schreeuwen van eerder leken uitgestorven te zijn. We zaten dan ook maar in een achterbuurt, maar zelfs de schreeuwen vanuit het centrum zouden hier hoorbaar moeten zijn. Toch bleef het muisstel. Op zo’n enge manier dat ik het gevoel kreeg dat er iets niet juist zat. Of dat er iets aan zat te komen.
    Toen ik eenmaal de kust als veilig had verklaard, draaide ik me weer om naar binnen. Als ik nu als een gek weer naar binnen zou stormen, zou die actie me mijn leven me wel eens kunnen kosten. Al wilde ik nog zo graag weten of Rooie en Blondie het zouden redden.
    Gepaard met een diepe zucht die grondde uit het gevoel van reinste onveiligheid, draaide ik me weer richting het opengeklapte raam. Als ze hierheen kwamen mochten we geen tijd verliezen. Ik kon er nu al net zo goed doorklimmen en buiten blijven wachten, om ze op een of andere manier duidelijk te maken dat ik daar stond en niet binnen.
    Ik stak eerste mijn hoofd door het smalle, maar brede raam heen. Het voelde nogal benauwend en een gevoel vertelde me dat ik binnen de kortste keren zou vallen, met mijn gezicht dat als eerste de grond zou raken. Al snel volgde mijn rechterbeen, die me in zo’n ongemakkelijke positie liet hangen dat zelfs mijn borsten er pijn van deden. Mijn beiden armen omklemden de muur toen ik mijn ene been nog meer naar buiten liet glijden en ik helemaal schuin kwam te hangen. Toch leek het alsof ik niet verder kon. Elke keer als ik mijn gewicht nog meer probeerde te verplaatsen, drong er een stekende pijn door mijn schouder. Ik had kunnen weten dat mijn borsten hier niet geschikt voor zouden zijn. Daardoor zat ik nu vast en hing ik hier helemaal voor het rapen. Het zou me niet eens verbazen moest er nu ergens een zombie tevoorschijn springen.


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Jacky Kendra Smith.
    Op het punt dat ik haar ongezien probeer mee te trekken richting de deur waar ik net vandaan kwam en waar die andere vrouw nog was, hopelijk, trok de blonde opeens hard aan mijn arm. Hopelijk had de vrouw zelf een goede plan om daar weg te komen, want ik had niet goed kunnen zien of daar wel een uitgang was. En ik had al eerder gezegd dat ik niemand achter wilde laten, maar zo te merken had dit blonde wijffie daar maling aan, want ze trok me nog steeds mee.
    Waarom wist ik niet, maar ik keek chagrijnig op. “Zeg, mijn arm hoeft niet uit de kom hoor!” Ik zei het iets te hard en alhoewel het nog een beetje te rokerig was, vanwege de rookbom, hoorde ik de zombies onze kant opkomen – ten minste voor zover ze dat probeerden en konden.
    “Ugh, ik word echt he-le-maal gek van die lijken!” Word er zelfs gekker van dan jou en dat wil wat zeggen, wilde ik er bijna aan toevoegen richting de jonge vrouw. Hoestend en kuchend liep ik de ruimte uit waar we net de hele tijd uit probeerden te komen en hoe blij ik ook was dat ik daarvandaan was, knaagde er toch een onbehaaglijk gevoel aan me.
          Hoe zeer ik geen van beiden van de jonge vrouwen erg aardig vond, voelde ik mij toch medelevend tegenover de brunette. Van hoelang ik haar heb kunnen zien, kwam ze bij mij over als een wat hulpeloze vrouw die bescherming nodig had – of tenminste iemand nodig had die haar hielp te overleven.
    Maar er werd stevig doorgelopen en alle ruimtes waren nog steeds kaal en leeg.
    Ik keek nog eenmaal terug en zuchtte. Hoezeer ik raar vond dat ik het dacht, hoopte ik toch dat ik haar weer tegen zou komen – gewoon om te zien hoe ze in staat is en of ze het wel overleefd heeft.
    “Wat wil je nou met me? Komt er nog een antwoord of wat?” Had ik wat chagrijnig gezegd. Al die tijd had ze namelijk geen enkele antwoord gegeven, maar was ze stevig doorgelopen, waarna we uitkwamen bij een of ander uitgestorven huis. Was dit wel veilig?


    Don't walk. Run, you sheep, run.