• Omdat under the dome straks weer begint wil ik gewoon een RPG maken

    Alles is normaal in Westerfield, Maine Amerika. Iedereen leid zijn dagelijkse leven, werkt in de winkel, in het ziekenhuis, bij het tankstation, in het café etc. De dag begon normaal, maar ineens gebeurde er iets vreemds; Alles begon te trillen en even was alles stil, tot er een onzichtbare koepel over Westerfield neerstreek. Alleen Westerfield en alles wat erbij hoort is ingesloten. Er is geen weg in of uit. Hoe komt deze koepel daar? Wie heeft het gedaan en waarom? Mobieltjes, laptops en alle andere technologische dingen werken niet meer. De waterdruk is weggevallen, stroomdraden zijn doorgebroken en mensen met een generator hebben alleen nog stroom. Zal dit het einde betekenen voor Westerfield, of is er altijd nog hoop?

    HOUD MANNEN EN VROUWEN GELIJK. LEEFTIJDEN VERSCHILLEND
    Praattopic
    Rollentopic

    Binnen de koepel;

    Mannen;
    - Brody Easton | 17 | Café | Aia
    - "Hunter" Cameron Hunter McCarter | 25 | Aia
    - "Vladimir" Dimitry Mikhail Stanislav | 25 | | Tankstation | Diancie
    - Owen Carter | 7 | Auryon
    - Wyatt Morello | 28 | Klusjesman | Handles
    - John Morgers | 41 | Politie | Nuevo
    Please_Charon
    - Ian Lucas Gray | 22 | Daggers
    - Raven Dakotah Valentine | 24 | Docent | Vandinha

    Vrouwen;
    - Elizabeth Quinn Hillsborough | 24 | Ziekenhuis | Kit
    - Lucy Vanessa Gray | 20 | Café | Daggers
    - Kaelena Blackburn | 22 | Bakker | Nuevo
    - Beth Harper | 21 | Ziekenhuis | Auryon
    - Abbigail Morgers | 18 | Winkel | Please_Charon
    - Nathalie Easton | 29 | Politie | Handles

    Buiten de koepel;
    Mannen;


    Vrouwen;


    Buursteden;
    Aan het Westen van Westerfield ligt Old Mill, een klein stadje gebouwd om een molen. Deze ie heilig voor het stadje
    Aan het Oosten ligt Griffinlake. Dit stadje ligt aan een groot meer. Dit stadje is opgericht door Johan Griffin
    Aan het Noorden ligt Norfield. Omringd door grote stukken weiland en is bekend door de vele boerderijen.

    Regels;
    Minimaal 200 woorden, dit is heel makkelijk
    Geen perfecte personages
    Neem zoveel als je wilt, als je maar niemand verwaarloosd
    Alleen je eigen personage besturen
    Lol hebben. Ik heb niet veel regels omdat ik eens makkelijk wilde zijn, maar houd je alsjeblieft aan de regels oké

    Tien uur in de morgen op een Woensdag. Alles loopt normaal. Iedereen is werken, aan het klussen, slaapt nog etc.
    Plots begint alles te trillen en niemand weet wat hen overkomt. Een stilte van welgeteld drie seconde, daarna een luide bonk en een felle flits. Westerfield is gevangen. Gevangen in een koepel.

    [ bericht aangepast op 1 aug 2014 - 13:59 ]


    Egal was kommt, es wird gut, sowieso. Immer geht 'ne neue Tür auf, irgendwo.

    Mijn topics!


    Your make-up is terrible

    Hello!


    The monsters running wild inside of me. I'm faded

    Tien uur in de morgen op een Woensdag. Alles loopt normaal. Iedereen is werken, aan het klussen, slaapt nog etc.
    Plots begint alles te trillen en niemand weet wat hen overkomt. Een stilte van welgeteld drie seconde, daarna een luide bonk en een felle flits. Westerfield is gevangen. Gevangen in een koepel.


    Egal was kommt, es wird gut, sowieso. Immer geht 'ne neue Tür auf, irgendwo.

    Brody Easton - Het café


    Ik haalde de laatste lading broodjes uit de oven en legde ze neer op de afkoelplaat. Ik begon de lading die ik ervoor eruit had gehaald open de snijden en belegde ze met allerlei soorten vleeswaar, kaas en noem maar op. Ik loop richting de vitrine en leg de broodjes er in. Ik werp een blik op de klok, tien uur, over twee uurtjes ben ik klaar en kan ik even naar Griffinlake gaan. Ik kijk er wel naar uit, lekker rustig aan het meer gaan zitten, genieten van de frisse lucht.
    Ik rek mezelf even uit en ga dan verder met de laatste broodjes. Ik laat mijn hand opzoek gaan naar het snijmes en frons even wanneer deze niet ligt op de plek waar ik hem altijd leg. Ik zucht en loop naar het mes toe als ineens alles begint te trillen. Even dacht ik dat het mijn verbeelding was, maar toen er glazen naar beneden vielen was het toch echt de reality. Een aardbeving, in Westerfield?
    Een paar mensen die binnen waren keken verward om zich heen. Ik ging via de achterdeur naar buiten. Ik heb geleerd dat je bij een aardbeving het best naar buiten kunt gaan, of om een plek waar geen vallende dingen zijn. Achter het café is dan nog de veiligste plek. Plots werd alles om me heen stil en even dacht ik dat ik doof was, maar wanneer er een luide dreun te horen is en de grond nog even harder trilt moet ik mezelf vastgrijpen aan de deur. Ik kijk om me heen. Wat gebeurde er zojuist? Ik rende naar de weg en zag dat er iets niet klopte (het café staat aan de rand van Westerfield), een boom was perfect doormidden gesneden. Ik zie een auto naderen, eentje die niet van hier komt, dat zie ik aan het nummerbord. Met een snelle vaart rijd hij langs. Maar ineens, alsof een onzichtbare muur hem stopt, vouwt de auto helemaal in elkaar, als een accordeon. Een korte schreeuw verlaat mijn mond en ik sla mijn handen ervoor.
    "Iemand help!" roep ik terwijl ik richting de auto ren. Ik probeer de deur te vinden, maar je kunt niet eens meer herkennen dat het een auto is.



    Ik loop de winkel uit. Ik ben blij als ik uit Westerfield ben, ik had een hekel aan dit stadje. Ik weet niet waarom, maar de zweer hier is zo... ugh. Ik open het pak melk en neem een paar flinke slokken. Ik veeg mijn lippen af langs mijn mouw en loop naar mijn zwarte Mercedes. Ik ontgrendel hem en stap in, het pak melk gooi ik op de bijrijdersstoel. Ik start Freddie (zoals ik mijn wagen noem) en rijd de parkeerplaats af. Ik ga voor een auto die van rechts komt en de bestuurder drukt hard op de claxon. Ik lach sarcastisch en steek mijn hand even op naar de bestuurder terwijl ik even in mijn achteruitkijkspiegel kijk. Ik zet de radio hard en beweeg mijn hoofd met het nummer mee terwijl ik niet echt op de weg let. Ik geeuw even en sla een straatje in. Bijna uit Westerfield. Ineens begint de radio te storen en ik draai aan de knop.
    "Waarom doe je het niet, kolere ding," vloek ik en ik sla even tegen de radio aan. Ik grom gefrustreerd als hij helemaal niets meer doet. Even word ik verblind door een fel licht en ik zie even niet meer waar ik rijd, maar wanneer ik iets zie trap ik hard op mijn rem. Er reed zojuist een motorrijder die mij tegemoet kwam tegen een onzichtbare muur aan. De bestuurder verloor zijn helm en leek zijn nek te breken. Ik opende de deur en rende naar de man toe, maar voor ik überhaupt bij de man kon komen, rende ik tegen hetzelfde als waar de motorrijder tegen aankwam, het gaf een schok. Ik voelde mijn wenkbrauw scheuren en wrijf eroverheen. Het warme bloed ligt in mijn hand en ik strek mijn handen voor mij uit. Mijn hand komt tegen het onzichtbare ding voor mij aan en laat een kleine afdruk achter. Wanneer ik op de grond kijk zie ik duidelijk een diepe lijn staan. Ik kijk naar links, naar het bos en zie dat de bomen doorgesneden zijn en dat het kleine stootje overstroomt omdat de stroming niet verder kan.
    "The hell," brom ik en ik pak mijn mobiel, maar deze heeft geen bereik wanneer ik probeer te bellen. Wat is hier aan de hand? Dit is niet leuk, ik wil verdomme terug naar huis, uit dit kutstadje.

    [ bericht aangepast op 31 juli 2014 - 14:54 ]


    Egal was kommt, es wird gut, sowieso. Immer geht 'ne neue Tür auf, irgendwo.

    Nathalie Easton - politieagente

    Ik ben al eventjes aan het werk, maar het is rustig vandaag. Ik leun lui achteruit in mijn stoel met mijn voeten, die in zware boots gestoken zijn, op het bureau. Mijn blauwe ogen kijken omhoog naar de plafondtegels, die al best oud zijn ondertussen. Verveeld tel ik de gelige vlekken die erop zitten. Mijn mond staat een stukje open en mijn tong likt af en toe over mijn onderlip heen als ik tel. Ik zit ondertussen al op 42 verdeeld over vier platen, met kleine en grotere vlekken. Als de grond ineens onder mij begint te trillen, waarbij de gele vlekken beginnen te bewegen, zwaai ik verschrikt mijn benen van het bureau af en kijk ik om me heen, maar er lijkt niks aan de hand te zijn, nog niet.
    Totale stilte, een onwerkelijke stilte, drukt op mijn oren, voordat ik een luide bonk hoor en er een geflits door de ramen komt, tegelijk met het licht dat uitvalt. Ik spring overeind en ren naar de ramen toe, wat is dit nou weer? Een vreemde aanval op het bureau? Maar als ik door het raam gluur, zie ik niks vreemds. Ik schrik op van de telefoon die rinkelt, waarna ik ernaar toe loop en opneem, maar ik hoor enkel een dode toon aan de andere kant. Shit, dit kan nooit iets goeds zijn.
    De telefoon leg ik weer neer en ik ga op zoek naar John Morgers, een wat oudere agent. "John?" roep ik door het stille gebouw heen. De ochtend was net zo lekker rustig, ik had me al verslapen en daardoor een paar bakken koffie naar binnen gegoten op het werk. Gelukkig was ik nog net op tijd aangekomen, hoewel dat te zien was aan mijn ietwat warrige haar en make-up die vluchtig aangebracht was. Ik vond het fijn dat ik nu uit kon rusten op het bureau, aangezien ik veel te laat naar bed was gegaan, de vorige avond.


    Your make-up is terrible

    – Mijn topics.


    " icarus had loved the sun, and so daedalus lost his. "

    Wyatt Morello - Klusjesman

    Voor mij was het gewoon een vroeg dagje. Zeven uur opstaan, acht uur beginnen met werken in het café. Er moesten wat reparaties gedaan worden, vooral aan de buitenkant. Op het moment was ik bezig om de dakgoot te vervangen. Sommige delen waren enorm verroest en zaten muurvast. Het kostte heel wat moeite om ze los te wrikken, maar ik ben nu al zeker op de helft. Zwetend sta ik op de ladder en hang ik mijn gewicht aan de goot, die begint te kraken. De schroeven wilde er niet uit, dan maar zo proberen. Hij kraakt luider en uiteindelijk laat hij los, waardoor er een goot van twee meter lang naast me naar beneden valt. Ik grijns ernaar, eindelijk!
    Ik heb het er warm van gekregen, ik trek de onderkant van mijn shirt een stuk omhoog zodat ik het zweet van mijn voorhoofd af kan vegen en laat hem dan weer zakken. De ladder verplaats ik een eindje en ik pak mijn boormachine, die op de terugdraai stand schroeven eruit haalt. Ik stap de ladder weer op, waar ik op mijn tenen balanceer als ik de boor tegen een schroef aandruk. Ineens voelt ik hoe de ladder onder me begint te trillen, waardoor ik bijna mijn evenwicht verlies op het ding. Mijn boor laat ik zakken en ik kijk waar het getril vandaan komt, maar even plotseling als het gekomen is, is het ook weer opgehouden.
    De stilte om me heen voelt vreemd aan, ik hoor ineens niks meer. Geen volgens, niet het ruisen van de bladeren. Dan wordt mijn zich verblind door een lichtflits, gevolgd door een luide bonk. Mijn ladder begint zo hard te trillen dat ik me eraan vast moet grijpen en zodra het voorbij is, laat ik me eraf zakken. Straks wordt het nog erger en lig ik op de grond, een val van twee meter of meer naar beneden is niet erg fijn. Verbaasd kijk ik om me heen er lijkt iets heel erg mis te zijn, maar ik kom er niet goed op wat het nou is.
    Dan hoor ik iemand roepen om hulp. De stem klinkt bekend, het is Brody. Maar het komt niet uit het café. Ik laat mijn boormachine gelijk vallen en ren op de stem af, waar ik een verwarde Brody vind. Hij staat bij een autowrak dat behoorlijk vers moet zijn, aangezien het nog staat te roken. "Holy shit, wat is hier gebeurd?" mompel ik in mezelf. Hij staat midden op de weg, alsof hij ergens tegenaan is gereden en dat verdwenen is. Maar ik let al niet meer op de auto, enkel op Brody.
    "Wat is er gebeurd?" vraag ik aan hem en ik leg mijn hand op zijn schouder, hopelijk kalmeert het hem. "Alles goed met jou?" Ik laat mijn ogen over hem heen glijden, scannend op verwondingen. Maar er lijkt helemaal niks met hem aan de hand te zijn, lichamelijk tenminste.


    Your make-up is terrible

    MT.


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    Elizabeth Quinn Hillsborough.



    Mijn blik gleed naar de zenuwachtige patiënt. “Het gaat toch geen pijn doen, hé?” Vroeg de vrouw. “Er wordt een verdoving aangebracht – u zal alleen wat voelen van de prik.”
    Gerustgesteld richtte ze zich op haar arm. Ze was gevallen en er was een diepe snee te zien die moest worden gehecht. De arts kwam binnen na een vijftal minuten en begon alles gereed te maken. Ik had haar net al alles uitgelegd dus de arts kon meteen beginnen. Na nog een paar minuten waren we alweer klaar. Ik legde de vrouw nog wat uit over de hechtingen voordat ze weg ging. “Het is erg rustig, Elizabeth. Je mag alvast je pauze houden als je dat wilt?”
    Ik knikte dankbaar en liep de kamer uit. In de wachtkamer waren een aantal patiënten aan het wachten. “Goedemiddag,” begroette ik er een aantal. Ik liep het kleine ziekenhuisje uit en ging bij het muurtje staan. Ik stak een sigaret op en keek om me heen. Plotseling begon alles te trillen. Mijn sigaret viel uit mijn hand en ik wist me nog net staande te houden. Net zo plotseling als het was gekomen stopte het ook weer. Ik zuchtte opgelucht totdat een felle flits me verblindde en er een luide knal was te horen. “Wat the,” begon ik maar verder kwam er niet veel uit. Ik stond er een aantal minuten doodstil na te denken over wat er net was gebeurt. Uit het niets kwamen er een aantal mensen aanrennen. De meesten werden gedragen of gebracht met een auto. Al snel viel me op dat ze allemaal wat gemeen hadden – er waren lichaamsdelen afgesneden. Een man droeg zijn twee kinderen die beiden nog maar één arm hadden en het bloed druipte eraf. Andere mensen hadden dezelfde verwondingen – de een erger dan de ander. “Het is een kom!” Gilde iemand. Ik had geen idee waar zij het over had en besloot om zoveel mensen te helpen. “Mijn pauze is over.”

    [ bericht aangepast op 31 juli 2014 - 17:46 ]


    " icarus had loved the sun, and so daedalus lost his. "



    Mijn hand tikt zachtjes op de tafel. Eén voor één raken mijn vingers het bureau aan. Ik moet bekennen dat ik een beetje gestressd ben, waardoor ik het gevoel heb dat ik iets met mijn hand moet doen. Urenlang heb ik al een gesprek met een bepaalde man van een ander politiebureau, in Old Mill. Ze zouden daar een man hebben aangehouden, die oorspronkelijk uit Westerfield komt. Dat is in elk geval wat de man in kwestie beweerde. Ik kan in elk geval geen bewijs vinden van het verhaal van de man en langzamerhand wordt ik er een beetje moe van. Hij komt niet uit Westerfield. Dat is onmogelijk, maar wel gunstig voor de man zelf. Hij heeft blijkbaar een heel verhaal bedacht waarmee hij wel weg kan komen. Een goede verklaring voor de misdaad die hij zelf had gepleegd en een urenlang telefoongesprek voor mij.
    "Luister Frank..." Zeg ik zo vriendelijk mogelijk tegen de persoon aan de andere kant van de lijn. "Ik weet niet waarom je er zo'n drama van maakt, maar... Frank.... Ben je daar nog?" Geen antwoord. "Frank?!" Zeg ik, nu wat harder dan eerst. Verbaast haal ik de hoorn van mijn oor af. Fronsend kijk ik erna totdat ik merk dat de grond een beetje begint te trillen. Snel leg ik de telefoon aan de kant en grijp ik me vast aan de stoel voor me. Niet dat dat helpt, maar ik moet toch iets doen? Ook het licht valt uit. Vanaf dat moment weet ik dat dit niet goed is. Was dat een aardbeving? Het gebouw staat in elk geval nog en voor zover ik zie is er niets mis mee.
    "John?" Hoor ik dan ineens. Dat is Nathalie en ze klinkt een beetje bezorgder dan anders. Ik voel me ook bezorgder dan anders.
    "Ja." Roep ik snel terug. Met grote passen loop ik in haar richting en dan zie ik haar staan. "Weet jij wat er net is gebeurd?" Tuurlijk wist ze dat niet. Hoe kon ze dat weten? "Nee zeker. Het zal in elk geval niet veel goeds zijn."


    Met de nodige zorg pak ik twee taartjes uit de vitrine.
    "Een appelgebakje en een chocoladetaartje, alstublieft." Zeg ik tegen het bejaarde stel aan de andere kant van de toonbank. Beiden glimlachen als bedankje. Het voelt goed om mensen tevreden te stellen, bedenk ik me terwijl ik het koppel weg zie lopen. Het geld stop ik in de kassa. Dan ben ik weer alleen. Mijn vader was vandaag even de stad uit, hij moest naar een bijeenkoms die veel te saai was voor mij, als ik hem moest geloven. Vaak vindt ik het wel fijn om even alleen te zijn, maar dan lijkt de bakkerij gelijk een stuk groter en saaier. Gelukkig is het voor mij vandaag een redelijk drukke dag, dus dan blijf ik bezig. Op het terras voor de bakkerij zitten een heleboel mensen. Daar ben ik wel blij mee. Net als ik de gebakjes recht zet, gebeurd het. De grond lijkt wel te schudden en even blijf ik met grote ogen versteend staan. Mijn ogen zijn gericht op de bruine tegels op de vloer. Ik heb bijna het gevoel dat ik iets beet moet pakken om te blijven staan, maar uiteindelijk red ik het ook wel zonder iets vast te hoeven grijpen. Fel licht komt tussen de ramen door, waardoor ik mijn ogen dicht moet knijpen. Als ik ze weer open doe is alles over. Alleen de lamp is uit. Verder is er niets veranderd aan hoe het eerst was. Als eerst besluit ik te controleren of het wel goed is met mijn gasten. Haastig loop ik de winkel uit en kijk ik naar de gezichten van de mensen.
    "We hebben geen wifi meer!" Roept iemand verbaast. Snel pak ik mijn eigen telefoon. Inderdaad, geen verbinding. Ik kan er niets meer mee.
    "Ik controleer even of er nog stroom is." Zeg ik tegen niemand in het bijzonder, met de lamp in mijn achterhoofd. Met een paar mensen achter me aan loop ik weer terug naar binnen.
    "Weet iemand hoe je dat weet?" Vraag ik aan degenen achter me. Al gelijk loopt er iemand naar voren en na een paar minuten krijgen we het antwoord. Geen internet, geen stroom. Mijn handen trillen helemaal. Wat is er aan de hand?

    [ bericht aangepast op 31 juli 2014 - 18:43 ]

    [Mijn topics]


    26 - 02 - '16

    "Vladimir" Dimitry Mikhail Stanislav
    Pompbediende


    Ik zuchtte diep toen ik mijn bed uitstapte. Weer een dag werken bij dat stomme tankstation. Het is dat ik geld in het laatje moest zien te brengen, anders had ik allang een andere baan gekozen. Ik graaide een shirt en een broek van de stoel en haastte me erin, terwijl ik bijna de trap af tuimelde omdat ik koffie wilde zetten beneden. Haastig en met grote gulzige slokken werkte ik de koffie naar binnen, bijna mijn keel verbrandend, ondanks dat ik gewend was aan het feit dat ik mijn koffie altijd in een rap tempo opdronk. Ik trok snel wat sokken aan, die aan het waslijntje in de bijkeuken hingen en had binnen een minuut of vijf mijn schoenen gevonden. Ze lagen afgetrapt ergens in een hoekje van de gang. Ik trok ze aan en liep vervolgens weer naar de keuken. Deze keer om haastig een boterham te smeren die ik vervolgens binnen ongeveer zes minuten op had gegeten. Ik stapte chagrijnig in de auto en terwijl ik reed, kamde ik mijn haar. Slingerend over de weg, waardoor mensen nog wel eens het vermoeden zouden kunnen krijgen dat ik dronken was, haastte ik me naar het tankstation. Ik parkeerde de auto op de parkeerplaats en draaide de deur op slot toen ik uitgestapt was. Daarna liep ik in een sloom tempo naar een van de bankjes die bij de parkeerplaats stonden. Ik haastte me altijd zodat ik nog snel even een sigaretje kon doen voordat ik moest beginnen. Toen ik mijn sigaretje gedaan had, trapte ik het ding uit en liet ik het achter op de grond. Ik had geen zin om de uitgetrapte sigaret op te rapen om hem weg te gooien in de vuilnisbak. Daar hadden we schoonmakers voor en ik was duidelijk geen schoonmaker. Ik sjokte vervolgens richting het winkeltje van het tankstation, waar ik werkte.
    'Hè hè? Zijn we daar eindelijk' klonk de honende stem van mijn collega.
    'Moet jij zo nodig zeggen' spuwde ik hem toe.
    'Zijn we met het verkeerde been uit bed gestapt?'
    'Ik was liever helemaal niet uit bed gestapt, want dan had ik nog even kunnen slapen' mopperde ik.
    Ik ging achter de kassa staan en daar kwam de eerste klant al aan. Een typische klant die regelmatig kwam. De ongeveer 30-jarige vrouw met irritant krijsend kind naast zich, dat ze de hele tijd moest sussen omdat ze anders haar gesprek aan de telefoon niet kon volgen. Ik had een hekel aan dat soort mensen. Zo donders asociaal. Jezus zeg. Ze duwde me het geld in de handen, prevelde tussen haar gesprek aan de telefoon door het nummer van de pomp die ze had gebruikt en nog voordat ik het wisselgeld had gepakt, was ze al weer verdwenen. Vreemde vogel. Wat ik nog vreemder vond was dat alles om me heen begon te trillen. Ik pakte het pakje sigaretten dat ik bij me had uit mijn broekzak. Zou ik een verkeerde sigaret hebben gehad, het me allemaal hebben verbeeld, of gebeurde dit echt? Ineens hoorde ik mijn collega vloeken. Ik keek naar de kassa die ineens geen licht meer gaf, de lampen die het niet meer deden en het aller ergste nog; het signaal op mijn telefoon was weg. Ik had geen wi-fi en telefoonsignaal meer. 'GODVERDOMME!' riep ik uit en ik beende naar buiten. Tijd om een sigaret op te steken.


    26 - 02 - '16

    Abbigail Morgers
    Het was, zoals elke woensdag ochtend, rustig in de winkel. Verveeld wierp ik een blik op de klok. Het was vijf voor tien. We waren bijna twee uur open en ik had al geen zin meer. Woensdag ochtenden zijn het ergste van allemaal. Er waren heel weinig klanten waardoor ik het meeste van mijn tijd alleen in de winkel stond. Daarnaast was er ook altijd weinig vracht dus veel dingen bij vullen ging ook niet. Gapend keek ik rond. De winkel was niet heel groot, in tegendeel de plaatselijke supermarkt van Westerfield was treurig klein. Vanaf de kassa kon je heel de winkel overzien. Alleen het noodzakelijke verkochten we hier.Voor de grotere boodschappen gingen de mensen naar de supermarkten buiten het dorpje. Zo deed mijn moeder dat ook elke woensdag ochtend.
    Uiteindelijk besloot ik de kleine hoeveelheid medicijnen die we verkochten toch maar bij te vullen. Terwijl ik de glazen potjes met pilletjes in het schap zette dacht ik na over het verhaal dat ik aan het schrijven was en hoe ik het verder moest laten gaan. Ik zat in een dilemma om het hoofdpersoon wel of niet gelukkig te laten worden. Mee dat ik daar over twijfelde begon de grond te trillen. Van schrik liet ik een glazen potje uit mijn handen vallen, die met veel lawaai kapot op de grond viel. Ik viel er bijna in en moest mezelf aan het medicijnen rek omhoog houden om niet om te vallen. Opeens stopte het schudden. Geschrokken keek ik om mij heen. Wat was er zojuist gebeurd?
    Opeens hoorde ik geschreeuw van buiten. Zonder te twijfelen liep ik naar de deur van de winkel en keek door het raam naar buiten. Iemand zat helemaal onder het bloed, een man voor zover ik kon zien. Ik rende naar buiten.
    'Meneer, wat is er gebeurd?' vroeg ik geschrokken. Hij tilde zijn arm op als antwoord. Zijn rechter arm eindigde in een stompje. Ik slikte en onderdrukte een braak neiging.
    'U moet naar het ziekenhuis,' zei ik. De man knikte.
    'Ik... Ik kan zo niet rijden,' kreeg de man er met moeite uit. Ik haalde zonder iets te zeggen mijn telefoon uit mijn broekzak. Tot mijn grote wanhoop had ik geen bereik. Ik keek wanhopig naar de man.
    'Ik breng U wel,' zei ik. Ik had misschien dan nog geen rijbewijs (ik zou over een week voor de tweede keer opgaan) maar ik moest iets doen. De man wees, met zijn goede arm, aan welke auto van hem was en samen stapten we in. Zo snel maar wel zo veilig mogelijk, mijn vader zou me vermoorden als ik onveilig reed, reed ik hem naar het ziekenhuis toe aan de andere kant van de stad.Daar rende ik naar binnen.
    'Ik heb een dokter nodig! Ik heb een man in een auto zitten die een hand mist!'


    "Ignite, my love. Ignite."

    Raven Dakotah Valentine
    •–––•–––•–––•–––•


    'De mythen rondom de oude Maya's zijn hoogstwaarschijnlijk een van de meest interessante van de gehele wereld rondom ons. . .'
          Halverwege mijn woorden word ik onderbroken doordat ik vanuit mijn ooghoeken meerdere vingers de lucht in zie schieten – waardoor er geheel automatisch een lichte grijns rondom mijn mondhoeken omhoog schiet. Alle studenten welke zojuist hun vinger op hebben gestoken hebben me bewezen dat ze daadwerkelijk op zaten te letten in plaats van te spelen met hun telefoon. Het gegeven dat vrijwel alle studenten hun vinger op dit moment in de lucht hebben – is het teken dat ik de aandacht er vandaag bij heb.
          'Meneer Dallas – wat is uw vraag, opmerking of enige vorm van feedback van vandaag?'
          "Eh. Meneer Val. . . Meneer Raven? U heeft zojuist gehad over de mythen rondom de oude Maya's – maar volgens het boek gaan we vandaag beginnen aan de periode van de Middeleeuwen. Natuurlijk weet u dat vast wel. . . Maar. . . Ik weet niet welke bladzijde ik voor me moet nemen?"
          Met een simpele klap van mijn handen maak ik het dat alle studenten me stomverbaasd aankijken. Ze wisten al dat ik af en toe ontzettend vreemd gedrag kon vertonen voor de klas – maar dit was hoogstwaarschijnlijk het toppunt.
          'Meneer Dalls – u zou minder aandacht aan uw boek moeten besteden en meer moeten genieten van de les. Die Middeleeuwen zijn er de volgende les ook nog. Nu! De oude Maya's.'

    Enkele minuten verder sta ik haast op mijn eigen bureau terwijl ik uit probeer te beelden hoe de Maya's mensenoffers aan de Goden brachten door hun keel door te snijden en ze dusdanig dood te laten bloeden – totdat de grond ongecontroleerd begint te trillen.
          Met een enthousiaste gezichtsuitdrukking hef ik mijn handen in de lucht en probeer de studenten duidelijk te maken dat dit hoogstwaarschijnlijk een kleine aardbeving is – niets om je druk over te maken – totdat er een plotselinge stilte volgt, waarna er een luide klap door de gehele omgeving schijnt te schieten.
          Mijn wenkbrauwen fronzen wanneer ik mezelf bewust wordt van het gegeven dat ik absoluut geen enkel idee heb wat er zojuist aan de gang is geweest. Het was overduidelijk geen aardbeving – maar wat dan? Een militaire aanval? Een zonneknal welke tot de aarde is gekomen?
          Plotseling worden mijn gedachten doorbroken door het gerinkel van de schoolbel – welke hoogstwaarschijnlijk is af gegaan door het trillen van de gehele aarde. De studenten lachen en springen overeind ; ze zijn vrij en mogen naar huis – ook al weten ze dondersgoed dat het nog lang geen tijd is om de bel te laten klinken.
          Verdwaasd laat ik de leerlingen hun gang gaan – gris mijn jas van mijn stoel en sprint daarna langs wat leerlingen de school uit ; om bij het grote hek tot stilstand te komen en zo een overzicht te hebben op Main Street. Chaos heerst bij enkele personen ; terwijl anderen rustig verder gaan met waar ze zojuist al mee bezig zijn geweest.
          'Wat is dit nou weer. . .' mompel ik zacht – terwijl ik een hand door mijn haren haal en mijn jas over mijn schouder sla.


    •