• Ik twijfelde nogal waar ik dit neer moest zetten, dus heb ik het uiteindelijk maar hier gedaan. In het geval dat dit nog steeds niet het juiste subforum is, sorry mod die dit moet verplaatsen. ^^'

    Zoals iedereen weet zit Q vol schrijvers, dichters en andere creatieve mensen. Nou is het natuurlijk heel leuk om dingen die je hebt geschreven te delen en te horen te krijgen dat iemand anders het goed vindt, maar soms ben je zelf ook gewoon eens heel erg trots op iets wat je zelf hebt gemaakt. Over het algemeen word je echter raar aangekeken als je uitgebreid vertelt hoe goed je je eigen schrijfsels vindt, dus vraag ik het nu maar eens heel direct: op welk stukje tekst (dat kan één zin uit een verhaal zijn, of een hele paragraaf, of een gedicht, weet ik veel) ben jij heimelijk best wel trots? Bij het schrijven van welke woorden had jij echt een goed gevoel en staarde je met ontzag over je eigen schrijfkunsten vervuld naar je computerscherm? Gooi je bescheidenheid even overboord terwijl je antwoord geeft, want daar schieten we hier niets mee op. :Y)

    Zelf heb ik wel meer stukjes uit verhalen die ik nog steeds goed vind klinken, maar het meest recente heb ik twee dagen geleden geschreven en komt uit een Engelse In The Flesh fanfic (x). Ik weet dat het niet heel logisch zal klinken zonder context, maar goed. :'D
    “I love this,” Simon said, gesturing at the drawing of his own face, “but your self-portraits have something special to them.”
          It sounded like a very bad pick-up line (your self-portraits have something special - it’s you, baby) and Kieren felt a hysterical bubble of laughter well up in his chest. It didn’t get very far, though, because Simon was looking at him again, intense and earnest and maybe more than a little vulnerable.

    Het past gewoon mooi op zijn plaats in het verhaal en het is relatief luchtig zonder (naar mijn mening) out of character te zijn voor deze twee personages, wat iets is waar ik best wel wat moeite mee had, omdat ITF zich een stuk minder goed leent voor het soort plotloze fluff dat mijn specialiteit lijkt te zijn. Ik ben dus heel blij met wat het uiteindelijk is geworden.


    "Just words." "But good words. That's where ideas begin." - Star Trek, The Wrath of Khan

    Ik wilde ook graag nog even een stukje delen wat ik nog nooit eerder heb gedeeld. Het is iets persoonlijks wat ik moest verwerken en daarom heb ik het toen uitgetypt. Het is een heel klein stukje en ik kan niet echt benoemen dat ik er echt trots op ben, maar het was het gevoel dat ik erbij had waarom ik het graag wil delen.

    En daar zat hij. Opgekruld in het hoekje van de bank, nauwelijks hoorbaar snikkend. Ik ging naast hem zitten kroop tegen hem aan. Hij had me nog nooit zo stevig vastgepakt. Mijn broer, een 16-jarige jongen van bijna 2 meter, die me aanklampte alsof hij een klein kind was.


    If you want the rainbow, you gotta put up with the rain

    Wat een leuk topic! Dit is een stukje uit mijn Lirry-fanfic. Ik weet niet zeker of het echt mijn favoriete stukje is, maar het was wel het eerste dat me te binnen schoot. Dat zegt ook wel iets, denk ik.

    Maar het meest mis ik mezelf. Ik ben mezelf kwijtgeraakt toen die agenten voor de deur stonden om te vertellen wat er met jullie was gebeurd. Ik voel me niet meer Alice. Ik ben een actrice die de rol van Alice zo overtuigend mogelijk probeert neer te zetten. En ik ben geen goede actrice, Anne. Ik vergeet mijn zorgvuldig ingestudeerde tekst keer op keer. Het script zit in mijn hoofd, maar het komt er niet uit. En het budget van het armzalige toneelstuk over mijn leven is niet groot genoeg voor souffleurs.

    En op dit stukje uit mijn SOTM-inzending met het thema 'lente' ben ik ook best trots:
    Weet je wat het is? Je komt zo onverwachts. De ene week is de wereld nog bevroren, bedekt onder een dik pak witte sneeuw, terwijl de week daarop de krokussen alweer uit de grond kunnen oprijzen. Vogels gaan zingen, de grauwe winterkleurplaat wordt langzaam geel door de narcissen, groen door de eerste grassprietjes, blauw door de hemel die zo nu en dan weer tussen de wolken door te zien is. En dat allemaal door jouw kleurpotloden, lente. Maar terwijl jij de wereld tot leven laat komen, ben ik meestal nog bevroren. Een vergeten ijspegel, een verdwaalde sneeuwvlok, een afgekoelde kop chocolademelk. Vast in de vorst terwijl iedereen om me heen ontdooit.


    "Remember, Red, hope is a good thing, maybe the best of things, and no good thing ever dies."

    Of ik echt trots ben op dit stukje, dat weet ik niet zeker, maar ik weet wel dat ik het leuk vind om te schrijven.

    “Catherine? It’s you?” The disbelief was clear in Dean’s voice, like he didn’t even attempt to keep it out.
    “Well, not to complain about technicalities,” Catherine replied, a stupid grin permanently etched on her face as her blue eyes seemed to click into blackness. “But dear Cathy isn’t home right now, I could take a message if you’d like?” She smirked at the duo, taking out a knife, twirling it in her hands. “Hope you will forgive my companion over here, but I am sure he will wake up soon. He’s been unconscious for an hour or two, which is generally the maximum. Then again, he is a bit thin, so who knows? Will he even come to?” The smirk grew a little bigger at the look the Winchesters threw at each other. “Oh, don’t you worry boys, he is very much alive. Want to check? There’s no guarantee that I won’t hurt you, but hey, I ain’t stopping you.” Dean shook his head, holding the knife just a little tighter. “Do you really think that you can hurt me with that little knife of yours, all you will hurt is my fine packaging, boys.”

    [ bericht aangepast op 4 aug 2014 - 12:58 ]


    Ex astris, sciencia

    Het is bij mij lastig aangezien ik niet de beste stukken heb on het verhaal.

    Deze steekt er behoorlijk bovenuit.

    We speelde vaak bij een enorm speeltoestel. Het was een soort houten kasteel en ik had als we hier waren, twee keer meegedaan met spelen. Jasmijn rende naar de trap bij een van de torens en ging bij de rand staan en riep:'Romeo oh Romeo, waar bent gij o, Romeo.' Ik begon te lachen en ging voor de toren op een knie zitten en stak mijn hand uit. 'Ik ben het Romeo de persoon die van je houd oh, Juliet,' sprak ik en het publiek schaterde het uit van het lachen. Zelfs Jasmijn kon haar lach niet inhouden. We deden dit vaak, de tekst uit de film herhalen.Ik had ooit toen mijn ouders niet thuis waren de film uit hun kamer gejat. Ik was in huilen uitgebarsten toen de film was afgelopen en ik had een half afbebrande kussen. Ze waren eerst woest geweest, maar toen ze zagen om welke film het ging, waren ze een stuk minder streng. Ik pakte de ijzeren stang aan de voorkant van de toren en klom ermee omhoog.'Kijk uit voordat vader je ziet, hij doet je wat,' zei Jasmijn en ik schudde mijn hoofd. 'Ik versla hem om jou te kunnen zien, mijn Juliet.' Ik klom over de rand van de houten toren en kus dan Jasmijn op de wang. We schoten in de lach samen en liepen naar beneden. 'Nog een keer?' vroeg ze en ik dacht even na.'Oke, nog een keer,' zei ik vrolijk en we herhaalde de scene opnieuw. 

    [ bericht aangepast op 4 aug 2014 - 13:05 ]


    Vampire + Servant = Servamp

    Ik ben nog altijd heel trots op deze SA, omdat ik vind dat hij heel goed en omschrijvend is :Y) En dan heb ik nog wel wat losse stukken tekst uit verscheidene SA's.

    Mij bestrijden is als een strijd tegen geesten, onmogelijk en frustrerend. Medicatie is daar om mij zogezegd weg te drijven, terwijl er niks meer gebeurd dan een afstand creëren. Een dun membraan tussen jouw geest en mijn aanraking, niet dik genoeg om de strelingen van mijn vingers tegen te kunnen houden.


    Na alles wat ze voor hem had gedaan, kwam het allemaal hier op aan. Een minderwaardigheidscomplex, onmogelijke verlangens en lusteloosheid in het leven. Ze had hem verzorgd, haar eigen jeugd weggegooid en er was niets goeds uit voort gekomen. Hij was er niet meer en had haar achter gelaten. Zijn erfenis was niet wat ze zich had gewenst. Een nalatenschap van woede, onzekerheid en angst. Angst voor al wat juist zo belangrijk is in het leven.


    Dat is precies was ik van plan ben, vergeten. Hoe mij dat gaat lukken, dat weet ik nog niet. Ik zal verder gaan, of juist niet, dat moet in de toekomst nog blijken. Ooit zal ik een keuze moeten maken. Ooit zal er een uitweg zijn. Wat die uitweg is, dat weet ik nu nog niet, daar zal ik zelf over moeten beslissen, maar het pad is alles behalve duidelijk. Lang zal die beslissing echter niet meer op zich laten wachten. Leven en dood, warmte en kou, God heeft mij in de steek gelaten. Dood ben ik al.


    Marteling is mogelijk op vele verschillende niveaus en manieren. Je hebt oorlogsslachtoffers, soldaten die vastgehouden worden tegen hun wil en de meest gruwelijke dingen meemaken. De ijzeren stier, waterboarding, de befaamde druppel techniek. Stuk voor stuk doordachte manieren om iemand in een levende hel te plaatsen, die ze vaak afsluiten met de daadwerkelijke dood.
    Dan bestaat de meest verraderlijke vorm van marteling. De marteling die je zelf toe laat, waar je gedachtes zich haast expres mee vullen en die je tot de diepste, duisterste poelen van je wezen voelt. Herinneringen zijn de voedingsbron. Specifieke en verscheurende herinneringen, die je langzaam in je bewustzijn uitnodigt. Woede, verdriet en pijn, de enige gevoelens die dan echt lijken te zijn. Soms lijkt het alsof dat de enige manier is om nog te weten of je leeft.


    Zelfs nu de geuren lang vervlogen zijn en de herinneringen vervagen, blijft het tastbaar. Ze zijn groot en warm, omhullen me met meters stof die als ik loop mijn lichaam niet eens lijken te raken. Maar als ze dat wel doen, dan zijn ze zacht, troostend. Ze wiegen me in slaap en laten me denken aan betere tijden. Herinneren me aan de man die mijn vader ooit was, de man die hij weer had kunnen zijn. Hoeveel pijn die gedachte ook kan doen, de helende gave er achter is wat het bijtrekt. Ik heb niet veel goede herinneringen, maar deze simpele kledingstukken hangen samen met de glimlach van mijn vader.


    Okay, eigenlijk ben ik op best veel stukken van mijn schrijven trots. Ik ben ook altijd trots als ik iets heel persoonlijks heb geschreven en dat vind ik persoonlijk ook mijn mooiste werken. Deels omdat het nu tastbare herinneringen zijn geworden.

    [ bericht aangepast op 4 aug 2014 - 13:33 ]


    If you don't stand for something, you'll fall for anything.

    Mmmh. Het is een hele poos dat ik überhaupt iets heb geschreven en daarnaast niet erg veel, maar toe... Hier dan een paar fragmenten waar ik wel trots op ben.

    De warmte legt zijn hand over de mijne, terwijl de koude mij ijzig probeert te behagen. Waar eens mijn tranen vloeiden, groeien nu pegels als parels. Terwijl ik dralend met witte voeten mijn graf ontmoet op een pad van glas.


    Twee handen steunen op een witte vensterbank, wier verf al scheuren begint te vertonen die lijken over te lopen in de rimpels. Zorgvuldig strijken de handen in een vast patroon over het kille hout, waardoor de verf uiteindelijk loslaat en vervolgens in schilfers naar beneden dwarrelt. De zon verwarmt stilaan haar gezicht en verlicht de kamer die haar volstrekt vreemd is. Het enige herkenbare aan deze kamer is de gele kleur die de zon op de muren schildert. Behoedzaam draait ze zich om en volgt haar dwalende voeten die evenmin, als zij weet waar ze naartoe gaan. Haar handen omklemmen krampachtig alles wat ze ook maar kunnen grijpen, alsof ze hun grip verloren hebben en deze wanhopig weer terug proberen te krijgen. Voorbij de drempel verzamelen verscheidende geluiden zich die wachten, totdat zij hen tegemoet stapt, zodat ze zich met hun volste gewicht op haar kunnen storten.


    Zwart en wit vielen samen op een doek en bedekten alle kleuren. Haar pupillen verwijdden zich en lieten zich bevangen door het donker, totdat het wit haar armen uiteen sloeg en het daglicht naar zich toe lokte, waarbij een spectrum van kleuren ontstond. Woorden schoten haar tekort. De deur wenkte haar naar zich toe, en toen ze haar eerste voet op de grond plaatste, kwam de wereld op haar af. Het gras wuifde haar vriendelijk toe en de bomen probeerden haar te verleiden met hun smakelijke vruchten. De wind deed een diepe sprong en klom haastig via haar benen omhoog om vervolgens al haar haren te doen deinen. Zo wonderlijk als zij de wereld zag, zo mistroostig zag de wereld eruit voor de mensen om haar heen.


    Een indringend wit licht verschijnt voor haar ogen en lijkt zo haar ziel binnen te dringen. Gedwee laat ze het toe en laat zich vullen met een behaaglijke warmte. Haar lichaam heeft het allang opgegeven, maar haar geest is nog die persoon die zij eerst was. Die persoon die nog vol levenslust zat en zich volhardend verzette tegen die verstikkende dreigingen. Gestaag lijkt haar lichaam de overhand te krijgen en haar geest te bedwelmen met aangename toekomstbeelden. Het licht dat binnengedrongen is in haar ziel, fluistert haar zoete klanken toe. Klanken die haar doen relativeren en alle cellen in haar lichaam doen oproepen om zich te verzetten, want er zou nog zo’n mooi leven voor haar kunnen wachten. Een nieuw leven, voorbij die witte deur die het klinische karakter van de kamer afmaakt.


    "I shut my eyes in order to see.'

    De wereld om me heen heeft al zijn kleur verloren. De bomen, de wolken, het normaliter zo groene gras, alles is gekleurd met grijstinten. De wereld is donker; de zon werpt donker licht af en hult de dag in een inktzwarte nacht. En toch is het vredig. Ik voel me veilig en warm, alsof er binnen in mijn lichaam een vuurtje brand op een laag pitje. Net hoog genoeg om mij te verwarmen, hoog genoeg om naast dat beetje warmte ook geluk door mijn aderen te laten stromen.
    Een meisje fietst langs. Haar witte haren wapperen in de wind en stuiteren op haar zwarte jas. Ze steekt haar grijze hand naar me op. Ze lacht niet, maar ik voel de warmte van een glimlach door mijn lijf stromen. Het beetje geluk dat zij mij toewenst met die niet-glimlach wakkert het vuur in mij wat meer aan. Het meisje fietst verder en verdwijnt uiteindelijk weer in het donkere licht van de zwarte zon. Ik kijk haar na. Ik kijk, terwijl het witte stipje steeds kleiner wordt en uiteindelijk in de mist van grijstinten verdwijnt. Voor het eerst kijk ik nu naar mezelf. Ik zit, ik zit op de donkergrijze stoep. De stoep voelt klam aan onder mijn grijze kleren en ik glimlach. Ik heb er geen reden voor, maar ik ben gelukkig.
    De zon staat hoger nu. De witte en lichte schaduwen verdwijnen langzaam en maken plaats voor het zwarte licht van de zon. Een auto rijdt langs. Een vrouw met haar twee zoontjes fietst langs, in haar handen tassen vol met boodschappen. Ik voel niet de drang om op te staan. Om ook te gaan fietsen. Om een bestemming te hebben in deze grijze wereld. Ik weet dat ik wacht. Ik weet niet waarop ik wacht, maar ik wacht geduldig.
    De zon staat lager. De wereld wordt lichter en de donkere zon raakt langzaam uit het zicht. Nog even en deze koude vuurbal zal de horizon kussen, nog even en deze vuurbal vol met donker licht zal verdwijnen. Nog even en ik heb de ruimte om alles weer te kunnen zien zoals ik het wil zien.
    Een hand rust op mijn schouder. Ik merk hem nu pas op. Hij lag hier al, de hele tijd, maar nu, nu de zon bijna uit zicht is, valt mij die hand pas op. Ik draai me om en omhels degene aan wie de hand toebehoort.
    De zon gaat onder. Mijn wereld baadt in het licht. Mijn innerlijke vuur brandt heviger dan ooit tevoren.


    Toen ik dit geschreven had was ik tevreden met wat er op papier stond, omdat ik normaal nooit op deze manier schrijf. Het voelde meer als een mengeling tussen mijn dichtstijl en schrijfstijl. Ook ben ik blij met deze SA die ik ooit voor SOTM heb geschreven.


    :)