• (Gebaseerd op; the last of us)


    Het was een koude mistige nacht in Texas. Dit was op zich niets bijzonders. De regendruppels tikte zacht tegen het raam aan en een stevige wind liet de takken van de bomen kraken. Een meisje werd wakker van het geluid die de telefoon naast haar bed maakte. De stem die tegen haar sprak herkende ze ondanks dat ze net wakker was goed, het was haar oom Tommy. "Luister goed Sarah, ik wil dat j-" Verder dan dat kwam hij echter niet. Een bijna oorverdovende schreeuw onderbrak hem waarna de verbinding weg viel.
    Na nog een aantal keer zijn naam geroepen te hebben wist ze dat de verbinding niet meer terug zou komen. Voorzichtig kwam ze uit haar bed en stapte ze op de krakende houten vloer. "Pap!?" riep het meisje hulpeloos. Toen ze geen gehoor kreeg liep ze haar kamer uit. De tv in haar vaders kamer stond nog aan maar hij zelf was nergens te bekennen. Op het scherm was een vrouw te zien met op de achtergrond een grote ravage.
    "Iedereen probeert uit volle macht de stad uit te komen, maar de regering houdt de stad afgesloten waardoor de chaos steeds meer toeneemt. We kunnen niets anders meer doen dan wachten tot ze decwegen weer vrij geven. Helaas gaat dit volgens mij nie-" Een grote ontploffing was op het scherm te zien waarna er wezens in het beeld kwamen die er verre van menselijk uitzagen.
    Een harde gil verliet de lippen van het meisje waarna ze op een rap tempo naar beneden rende. "Pap!?" gilde ze nog een keer terwijl ze trillend van angst op haar benen stond.
    Tot haar aller grootste opluchting zag ze haar vader in de keuken staan, zijn blik gericht op de glazen deur en zijn pistool getrokken. Het jonge meisje rende naar hem toe, maar hij drukte haar naar achtere. "Sarah, ga alsjeblieft naar boven toe." zijn stem klonk beschermend.
    Voordat ze ook maar de kans kreeg om weg te gaan, brak iemand door het glas heen. Bijna direct doorboorde een kogel zijn borst. Pas toen hij op de grond lag zag ze wie het was, of eigenlijk ooit geweest was, haar oom Tommy die er nu compleet gemuteerd uit zag.


    Op 25 januari 2980 in het gebied waar nu Texas ligt brak een groot virus uit wat een groot deel van de mensheid veranderde in hondsdolle wezens. Dit was een bijna een half jaar geleden. Dit virus is echter nog niet verdwenen en de bevolking is bijna met 85% afgenomen. De mensen die nog over zijn proberen te overleven in deze barre en vooral dodelijke omstandigheden. Zullen ze een tegengif weten te vinden, of vluchten ze de stad uit omdat ze denken daar veilig te zijn? Maar 1 ding is zeker, niets in deze wereld is makkelijk

    -†-†-†-



    -†-†-†-

    Rollen:
    Vrouwen:
    - Adaline Avery Phoenix || Mashtonx || 1.1
    - Marcella Imogen Archester || Commoner || 1.1
    - Gereserveerd door Verityy
    - Gereserveerd door Verityy
    - Ava Grayson || DecemberRain || 1.4
    Mannen:
    - Caspar Dan Sugg || Mashtonx || 1.4
    - Luciano Havel || Bostick || 1.1
    - Tom Writer || Ganna || 1.1
    - Ylias Namir Sayed || Princesas || 1.2
    - Delvin Mills || Malevolent
    || 1.3

    -†-†-†-



    -†-†-†-

    We starten op een 'normale' dag. De zon komt net op maar het is al redelijk warm buiten. Het is de bedoeling dat iedereen elkaar tussen de start van het rpg en 1 a 2 dagen (binnen het RPG) ontmoet. Iedereen heeft onderhand genoeg van het virus en willen het liefst iets veranderen, maar wat? Dat laat ik aan jullie over.

    Extra info over de geïnfecteerde:
    Er zijn 4 (eigenlijk 5) stadia van de infectie;
    1. Runners
    De aller eerst fase van de infectie. De geïnfecteerde zien er nog redelijk menselijk uit. Ze lopen even snel als normale mensen en kunnen ook nog normaal zien. Binnen 1 dag ben je besmet.
    2. Stalkers
    Na ongeveer 1 week kom je in het tweede stadium. Stalkers bezitten nog maar 1 oog en hun gezicht is al voor de helft misvormd, ze zien dus nog maar voor de helft en zonder diepte. Ze zijn nog wel even snel als de Runners en dus ook als de normale mens.
    3. Clickers
    Clickers hebben een geheel misvormd gezicht waardoor ze niets kunnen zien. Eigenlijk zie je alleen nog dat ze mensen zijn door de vorm van hun lichaam. Doordat ze niets kunnen zien reageren ze op geluid, hun oren zijn dus verder ontwikkeld. Ze vallen dus zeer makkelijk af te leiden. Ook bewegen ze wat houteriger met schokken en langzamer. Je beland in deze fase na 1 maand geïnfecteerd te zijn.
    4. Bloaters
    De geïnfecteerde doen er een half jaar over om in deze staat te komen. Bloaters zijn geheel van top tot teen misvormd. Hun oren zijn echter ook aangetast dus ze horen minder goed dan de Clickers. Ze hebben echter in een half jaar een heel panser op gebouwd die imuun is voor kogels. Ze bewegen alleen wel heel erg sloom
    5. De dood
    Mocht een geïnfecteerde dood gaan, dan blijft het virus nog een tijdje doorgroeien. Hierdoor ontstaan er dus een soort van paddestoelen om hem/haar heen (de dingen die ook op hun gezicht en lichaam groeien). Hierdoor zitten ze dan dus vast aan de muur of grond.

    Voor meer info klik hier

    [ bericht aangepast op 12 dec 2014 - 23:54 ]


    "I'm fine with internet communication, it's just the real life I have problems with!" ~ Dan Howell




    Ylias Namir Sayed
    ''Ik wil niet dat je naar buiten gaat.'' fluisterde mijn zusje met een angstige blik in haar ogen. Ze had haar hand op mijn arm gelegd en beet op haar onderlip. Ik wist dat ze bang was, maar ik had geen andere keus. Als ik mijn familie wilde beschermen moest ik wel naar buiten gaan. Deze situatie kon ik niet langer verdragen. Het werd tijd dat het opgelost werd, ook al riskeerde ik dan misschien mijn eigen leven. Zolang ik mijn familie beschermde was ik tevreden. Ik bukte me een stukje zodat ik mijn zusje in haar ogen aan kon kijken. ''Luister, Laila. Ik moet dit doen. Voor jou, voor mama, voor iedereen. Als dit virus niet wordt opgelost zal het alleen maar verder uit de hand lopen. Iemand moet maatregelen nemen, begrijp je dat? Dit moet stoppen.'' sprak ik haar in snelle, Afghaanse woorden toe. Mijn hand raakte haar wang even en ik toverde een kleine glimlach op mijn gezicht. Laila sloeg haar ogen neer en knikte. ''Ben je vanavond weer thuis?'' vroeg ze voorzichtig. Ik vond het vreselijk om haar zo te zien en daarom wilde ik dit snel gehad hebben. Ik knikte en plaatste een kus op haar voorhoofd. ''Dat beloof ik.'' zei ik en liet haar los. Als ik een belofte maakte, deed ik er dan ook alles aan om me daar aan te houden. Nog even keek ik het kleine meisje aan. Daarna opende ik de deur zonder mijn jas aan te trekken, want buiten was het warm. De laatste tijd leek het wel alsof de aarde opwarmde door het virus. Ik vervolgde mijn weg naar buiten en stopte mijn handen in mijn broekzakken. Op het eerste gezicht leek mijn buurt heel normaal: Het was een rustige wijk met oude huizen, maar als je beter keek zag je wat het in werkelijkheid was. Deze stad zou nooit meer hetzelfde zijn sinds het virus was uitgebroken. Ik liet mijn ogen over een kapotte lantaarnpaal glijden. Het licht ging aan en uit en er klonk een vreemd geluid. Een beetje wantrouwend liep ik door. Nergens was ik veilig en dat besefte ik goed, maar tegelijkertijd vond ik het spannend en was de drang om het gevaar op te zoeken erg groot. Ik was altijd een rebels type geweest die het liefst op avontuur ging, ook al liep ik dan een groot risico. Even keek ik achterom toen ik nog een vreemd geluid hoorde. Je moest hier altijd op je hoede zijn. Iedere stap die ik zette galmde na in mijn hoofd. In de verte hing een donkere wolk als teken dat het misschien kon gaan regenen. Ik versnelde mijn pas een beetje omdat ik niet van plan was om in een regenbui te gaan lopen. Ik moest het een paar uur buiten volhouden voordat ik terug naar huis keerde. Hoe ik dit moest aanpakken wist ik niet. Eigenlijk wist ik helemaal niets van het virus, behalve dat het dodelijk was en dat mensen in monsters veranderden. Misschien was het tijdverspilling en schoot ik niets op, maar iemand moest het proberen. De meeste mensen in de stad waren bang om actie te ondernemen en keken alleen maar toe. Zelf kon ik het niet aanzien dat de mensheid in een korte tijd naar de klote ging. Ik moést wat doen. Voor mezelf, voor mijn familie, maar ook voor de andere mensen die onder deze situatie leden.


    It's hard to stay mad when there's so much beauty in the world

    mt


    Egal was kommt, es wird gut, sowieso. Immer geht 'ne neue Tür auf, irgendwo.

    Adaline Avery Phoenix||18||Verlaten Pakhuis


    Na weer 50 minuten slaap schrik ik weer wakker. Het matras op de grond is oud en vies. Tijd om schoon te maken is er niet. Als er überhaupt al stroom is -is het zeer ongebruikelijk om daarmee je huis schoon te maken, als je het een huis kan noemen. Mocht je elektriciteit hebben gebruik je dat om je voorraad eten aan te vullen.
    De dunne rode deken die nu al meer aan de bruine kant is sla ik van me af waarna ik rechtop ga zitten. Soms zou ik willen dat er iemand bij me was, ook al was het alleen om me een goede morgen te wensen. Een groot gedeelte van de overgebleven mensen hebben hun vertrouwen in andere verloren, vooral doordat niet bij iedereen de besmetting binnen 1 dag begint. Sommige kunnen er wel weken mee rond lopen voordat ze echt geïnfecteerd raken. Dus er zijn er maar weinig met wie je echt kan praten. Met sommige heb ik wel eens gesprekken gevoerd, maar geen enkele weet echt van mijn situatie af, laat staan dat ze zouden zeggen "hey, laat ik je gezeldschap gaan houden." En al zouden ze weten wat ik uitspook, alle mensen die ik heb gesproken hebben nog familie, dus ze kúnnen me niet eens helpen, al zouden ze willen. Ik heb er eigenlijk ook niet veel behoefte aan, mijn problemen met andere delen. Het zou op sommige momenten gewoon fijn zijn om niet altijd alleen te zijn, dat is alles.
    Ik strijk mijn kleding een keer glad nadat ik ben opgestaan. Ik pak direct mijn uzi die naast het matras lag op en haal hem van de S stand (wat overgens voor Save, veilig staat) af en zet hem op de R stand, wat aangeeft dat hij 1 kogel per keer schiet. Het liefst zou ik hem op de stand zetten dat hij Automatisch schiet, maar magazijnen groeien nou eenmaal niet aan de bomen.
    Het is denk ik wel eens tijd om eten te verzamelen en een supermarkt te plunderen. Mijn uzi steek ik in mijn draagriem samen met mijn voorraad van wel 1 heel magazijn van 25 kogels en een mes. De deur van het pakhuis wat ik mijn thuis noem is niet moeilijk te vinden, er zit een gigantisch gat in de muur en een gedeelte van de grond, alsof er een vliegtuig in is gevlogen. Ik pak me vast aan een tak van de boom die praktisch in mijn kamer staat en slinger me naar buiten toe.
    Als ik op mijn voeten terecht ben gekomen loop ik de weg op. Gelukkig is er een supermarkt niet zo ver weg. Maar ook al is het maar een klein stukje mijn hand blijft vlakbij het handvat van mijn uzi, je weet maar nooit wanneer er een geïnfecteerde uit de bosjes komt springen en je in je arm bijt of je hoofd omdraait.

    [ bericht aangepast op 14 dec 2014 - 0:37 ]


    "I'm fine with internet communication, it's just the real life I have problems with!" ~ Dan Howell

    Mashtonx schreef:
    Adaline Avery Phoenix||18||Verlaten Pakhuis


    Na weer 50 minuten slaap schrik ik weer wakker. Het matras op de grond is oud en vies. Tijd om schoon te maken is er niet. Als er überhaupt al stroom is -is het zeer ongebruikelijk om daarmee je huis schoon te maken, als je het een huis kan noemen. Mocht je elektriciteit hebben gebruik je dat om je voorraad eten aan te vullen.
    De dunne rode deken die nu al meer aan de bruine kant is sla ik van me af waarna ik rechtop ga zitten. Soms zou ik willen dat er iemand bij me was, ook al was het alleen om me een goede morgen te wensen. Een groot gedeelte van de overgebleven mensen hebben hun vertrouwen in andere verloren, vooral doordat niet bij iedereen de besmetting binnen 1 dag begint. Sommige kunnen er wel weken mee rond lopen voordat ze echt geïnfecteerd raken. Dus er zijn er maar weinig met wie je echt kan praten. Met sommige heb ik wel eens gesprekken gevoerd, maar geen enkele weet echt van mijn situatie af, laat staan dat ze zouden zeggen "hey, laat ik je gezeldschap gaan houden." En al zouden ze weten wat ik uitspook, alle mensen die ik heb gesproken hebben nog familie, dus ze kúnnen me niet eens helpen, al zouden ze willen. Ik heb er eigenlijk ook niet veel behoefte aan, mijn problemen met andere delen. Het zou op sommige momenten gewoon fijn zijn om niet altijd alleen te zijn, dat is alles.
    Ik strijk mijn kleding een keer glad nadat ik ben opgestaan. Ik pak direct mijn uzi die naast het matras lag op en haal hem van de S stand (wat overgens voor Save, veilig staat) af en zet hem op de R stand, wat aangeeft dat hij 1 kogel per keer schiet. Het liefst zou ik hem op de stand zetten dat hij Automatisch schiet, maar magazijnen groeien nou eenmaal niet aan de bomen.
    Het is denk ik wel eens tijd om eten te verzamelen en een supermarkt te plunderen. Mijn uzi steek ik in mijn draagriem samen met mijn voorraad van wel 1 heel magazijn van 25 kogels en een mes. De deur van het pakhuis wat ik mijn thuis noem is niet moeilijk te vinden, er zit een gigantisch gat in de muur en een gedeelte van de grond, alsof er een vliegtuig in is gevlogen. Ik pak me vast aan een tak van de boom die praktisch in mijn kamer staat en slinger me naar buiten toe.
    Als ik op mijn voeten terecht ben gekomen loop ik de weg op. Gelukkig is er een supermarkt niet zo ver weg. Maar ook al is het maar een klein stukje mijn hand blijft vlakbij het handvat van mijn uzi, je weet maar nooit wanneer er een geïnfecteerde uit de bosjes komt springen en je in je arm bijt of je hoofd omdraait.


    Heeft ze toevallig zin om Ylias tegen te komen?


    It's hard to stay mad when there's so much beauty in the world

    Delvin Mills
    Alles was gecontroleerd, elk hoekje en gaatje, van kelder tot zolder. Het gebouw was vrij van geïnfecteerden, zijn veilige plek voor die nacht. Alle deuren zaten op slot, ramen waren gesloten en bedekt met houten planken, waarschijnlijk gedaan door de oude bewoners. Met behulp van een ladder die tegen een muur stond was hij die vorige avond het huis ingeklommen en had hij alles onderzocht. Wanneer geïnfecteerden deze plek zouden binnendringen, zou hij ze horen, weg zijn voor ze hem ook maar konden bereiken. Hij had alle vluchtroutes al bedacht, kon ze gemakkelijk uitvoeren als hij dit wilde. Toen hij wakker werd, besefte hij zich echter dat vluchtplannen bedenken niet nodig was geweest. Hij had weer een nacht overleefd, had geen beten opgelopen. Licht scheen door de ramen op de eerste verdieping, verraadde dat het mooi weer zou zijn geweest als de wereld niet in een hel was veranderd. Hij was nooit echt iemand geweest voor vele positieve gedachten, maar hij kon in ieder geval tevreden zijn over twee dingen, hij leefde nog en had weer een goede nachtrust gehad, dat was ook voor het eerst in dagen. Dat waren in ieder geval een paar dingen die hij wel kon waarderen, wat een wonder was, hij waardeerde vrij weinig dingen.
    Een half jaar geleden zou hij zich misschien nog een paar keer omgedraaid hebben, zeurend dat ochtenden verboden zouden moesten worden en dat het wettelijk verplicht moest worden om mensen tot tenminste half elf uit te laten slapen. Deze gewoonte heeft hij echter afgeleerd, hij had toch niemand om tegen te klagen. Daarbij had hij geen verplichtingen, geen school, geen werk. Hij had slechts een belofte, een die hij aan zichzelf heeft gemaakt. Hij had zichzelf beloofd om in leven te blijven, op zoek te gaan naar een manier om aan deze hel te ontsnappen. Misschien zou er een medicijn komen, iets wat alles terug kon veranderen, een inenting om te voorkomen dat hij zelf in een van die monsters zou veranderen. Slechts een klein prikje zou alles kunnen veranderen. Als hij misschien vaker overlevenden tegen was gekomen, misschien had hij dan gehoord of het het waard was om elke dag weer op te staan en te vechten voor zijn leven, want op sommige momenten voelde het nutteloos. Soms voelde hij zich alsof zelfs opstaan te veel werk was. Hij dwong zich echter, dag in, dag uit, om op te staan, niet te klagen. De tijden van klagen waren voorbij, hij mocht blij zijn dat hij nog leefde.
    Hij stond op van de bank waar hij die nacht op had overnacht. Hij was niet heel erg sentimenteel en velen zouden hem misschien voor gek verklaren, maar hij ontweek het slapen in het bed van een ander. Hij overnachtte niet graag in een bed van iemand die er niet meer was, verdwaald was in deze wereld als overlevende of ronddoolde als geïnfecteerde. Het was een van de weinige principes die hij nog over had gehouden. Daarbij had hij geen problemen met banken, banken waren prima alternatieven voor bedden. Bedden nodigden hem te veel uit om diep te gaan slapen, verstrikt te raken in de dekens en niet meer te kunnen ontsnappen in tijden van nood. Banken waren veel praktischer, je lag, stond op en vertrok, zo simpel was het. Hij zou vast vreemde blikken toegeworpen kregen wanneer hij dit toegaf aan anderen, maar er waren geen anderen om mee te babbelen, dus daar hoefde hij zich geen zorgen over te maken. Hij was sowieso niet het type om over zijn gevoelens te praten, dus zelfs al was er iemand in de buurt om mee te praten, dan zou hij alsnog niet zijn hele hart uitstorten.
    Hij had de vorige avond alle kastjes en laatjes doorzocht, bruikbare voorwerpen en etenswaren meegenomen. Ook water werd niet verspild, dat nam hij ook mee. Hij stopte zo veel mogelijk in zijn rugzak, dingen zoals eten en drinken kon hij in de toekomst wel gebruiken. Ook vulde hij zijn voorraad aan met dingen die hij kon gebruiken voor wanneer hij gewond zou raken; snelverband, watten, steriele gaasjes, desinfectant, alleen de echt nodige dingen. Verband kon hij wel hergebruiken, mits hij het schoon kon krijgen. Hij had dus niks aan verbandscharen en dergelijke. Het kwam hem goed uit dat de meeste huizen beschikten over een degelijke EHBO koffer. Dat zou hij in de toekomst nog wel vaker tegenkomen, maar het was altijd fijn om voorbereid te zijn. Hij hoefde slechts zijn en kruisboog over zijn schouders te trekken en kon vertrekken. Voorzichtig schoof hij de ladder weer naar beneden. Hoewel een sprong van deze hoogte geen grote verwondingen zou moeten achterlaten, vond hij het niet fijn om te springen. Ook was het geen goed gevoel om de ladder 's nachts zomaar te laten staan, je wist maar nooit wanneer geïnfecteerden leerden hoe je een ladder moest beklimmen. Hij klom naar beneden, maar liet de ladder op dezelfde plek staan. Als iemand op de vlucht zou zijn, kon die het misschien nog gebruiken om het huis in te klimmen. Het huis was een redelijk veilige plek om in te overnachten, geïnfecteerden waren namelijk niet bepaald de slimsten, dat had hij al in een korte tijd al opgemerkt.
    Met zijn spullen bij zich en wapens bij de hand liet hij het huis achter, reisde hij weer verder.

    Princesas schreef:
    (...)

    Heeft ze toevallig zin om Ylias tegen te komen?


    Ik maak even een praattopic aan waar we dit soort dingen in kunnen gooien, maar om even antwoord te geven op je vraag; Ja, dat is goed (;
    Edit: Hier is het!

    [ bericht aangepast op 14 dec 2014 - 19:06 ]


    "I'm fine with internet communication, it's just the real life I have problems with!" ~ Dan Howell

    Ylias Namir Sayed

    In mijn broekzak bevond zich een scherp mes. Je zou denken dat een pistool me beter zou beschermen, maar toch weerhield ik mezelf ervan om die mee te nemen. Mijn zusje en mijn moeder moesten namelijk goed beschermd zijn nu ik er niet was, dus waren zij degene die een pistool in bezit moesten hebben. Dit mes zou me wel beschermen op weg naar de supermarkt. Misschien was ik veel te naïef en was dit een stom plan geweest, want ik was nou eenmaal geen jongen die goed nadacht over zijn beslissingen. Meestal nam ik ze zonder erbij na te denken en maakte ik mezelf wijs dat alles goed kwam. Zelfs in een situatie als deze sprak ik mezelf toe dat ik het aankon, met of zonder pistool. Ik moest dit doen voor mijn familie. Zij waren de enige die ik nog had in deze tijd, want de andere mensen die ik had gekend waren allang overleden. Mijn vrienden had ik al maanden niet meer gezien, dus ik nam aan dat ze geïnfecteerd waren door het virus. Het was moeilijk om dit alles te verwerken, maar ik mocht blij zijn dat ik mijn gezin nog had. Ik mocht hun dan ook nooit opgeven en deed er alles aan om ze te beschermen. Mijn familie was alles voor me. Behoedzaam keek ik om me heen. Mijn hand had ik op het mes in mijn broekzak geplaatst. Vannacht had ik amper geslapen, omdat ik diep van binnen angstig was om naar buiten te gaan. Dat gaf ik echter niet toe, want ik had nog altijd de houding als de jongen die nergens bang voor was. Angst was een zwakte en daar mocht ik niet aan toegeven in tijden als deze. Ik maakte mensen dan ook wijs dat ik alles voor elkaar had en dat ik mijn familie met gemak kon beschermen, maar dat was schijn. Ik was ook maar een jongen die zich staande probeerde te houden in deze situatie. Ik was helemaal niet zo dapper als het leek. Even stond ik stil om me te oriënteren. De supermarkt was hier nog maar een minuut vandaan. Ik moest wat eten zien te plunderen, want thuis hadden we op wat rijst na helemaal niets meer. We hadden met name water nodig om in leven te blijven, maar het water dat uit de kraan kwam kon geïnfecteerd zijn met het virus. ik moest dus opzoek gaan naar een alternatief. Iedere stap die ik zette voelde alsof ik kilometers vandaan was uit mijn comfort zone. Mijn huis was de plek waar ik nog een beetje veilig was, maar hier op straat was ik mijn leven niet meer zeker en moest ik uitkijken. De geïnfecteerden liepen hier nog altijd met bosjes rond, ook al zag je ze niet meteen. Vaak verschuilden ze zich op onopvallende plekken. In de verte zag ik een meisje lopen. Meteen was ik op mijn hoede en nam ik een omweg zodat ik haar beter kon bekijken. Vanuit mijn ooghoeken volgde ik haar bewegingen en zag ik dat ze een pistool in haar broekzak had. Ze zag er uit als een normaal mens, maar het kon nog steeds zo zijn dat ze geïnfecteerd was. Daarom bleef ik haar goed in de gaten houden. Haar lange, blonde haar en huid als sneeuw deden me aan iemand denken. Adaline. Ze was een goede vriendin van me, maar sinds het virus was uitgebroken had ik nooit meer iets van haar vernomen. Ik had dus eigenlijk verwacht dat ze dood was, maar ik wist het niet zeker. Dit meisje leek sprekend op haar. Ze had altijd al mijn aandacht getrokken met haar betoverend mooie uitstraling. Als dit de echte Adaline was moést ik haar spreken. Ik wilde weten hoe het met haar ging en wat ze hier deed. Een meisje zoals zij hoorde niet op straat rond te zwerven nu alles onveilig was. Ik versnelde mijn pas en liep zonder er verder bij na te denken op haar af. Misschien was dit de domste zet die ik ooit zou nemen in mijn leven, maar dat kon me niet schelen. Ik moest weten of dit het meisje was waar ik jarenlang mee had opgetrokken. Het idee dat ze nog steeds in leven was liet mijn hart sneller kloppen. Mijn koude hand legde ik op haar arm zodra ik bij haar was. Vervolgens draaide ik haar met een ruk om zodat ik in haar ogen kon kijken. Meteen stond ik stil toen ik in haar helderblauwe ogen keek en besefte dat zij het was. ''Adaline?'' mompelde ik zachtjes. Mijn stem klonk angstig, maar tegelijkertijd hoopvol. Ze leefde nog.


    It's hard to stay mad when there's so much beauty in the world

    Adaline Avery Phoenix || 18 || Binnenstad

    Ik jogg op een langzaam tempo richting de supermarkt. Het idee dat ik nergens, maar dan ook echt nergens, veilig ben laat een rilling over mijn rug lopen. Soms vraag ik me af of ik überhaupt nog familie in leven heb. Een half jaar lang heb ik ze niet gezien of gesproken en het huis was verlaten toen ik er aan kwam. Het enige wat ik daar aantrof waren een aantal Clickers samen met een handje vol Stalkers. Blijven kon ik daar dus niet.
    De rillingen die door me heen gingen maken plaats voor een verhit gevoel. Ik haal mijn handen een keer door mijn blonde lokken heen en baal er van dat ik ze niet in een staart heb gebonden voordat ik weg ging.
    Veel tijd om over de hoge temperaturen en mijn eigen uiterlijk na te denken krijg ik niet, want voor ik het weet voel ik een koude hand op mijn schouder. Direct trek ik mijn uzi, draai me om en steek hem recht voor me uit, klaar om de persoon die nu voor me staat met 1 enkele kogel van kant te maken, iets wat ik ook van plan ben. Mijn vinger staat klaar om de trekker over te halen als de stem van de jongen tot me door dringt. "Adaline?"
    De jongen die voor me staat herken ik nu pas echt, Ylias. Hij en ik waren al zo'n 3 jaar bevriend voordat het virus uitbrak. Maar sinds die tijd heb ik hem niet meer gesproken en ging er dan ook van uit dat hij al lang geïnfecteerd was. Dit kan natuurlijk als nog het geval zijn. Hij kan als nog het virus met zich mee dragen.
    Bij die gedachten zet ik direct drie stappen achteruit. Mijn machinepistool heb ik nog steeds voor me uit gericht. Hoewel ik eigenlijk niets liever wil dan direct vragen hoe het met hem gaat, weet ik dat -dat niet kan. Ik kan het niet riskeren om nu besmet te raken door mijn eigen domme fout terwijl ik het al een half jaar heb overleeft. Eigenlijk wil ik helemaal geen enkel risico lopen. Mocht ik vragen of hij geïnfecteerd is zou hij toch nee zeggen, bang om me af te schrikken. Dat weet ik zeker.
    Dan doe ik iets waar ik misschien nog wel mijn hele leven spijt van kan krijgen. Ik haal de trekker van mijn uzi over terwijl mijn lippen een zachte 'sorry' vormen. Ik sluit mijn ogen en bereidt me voor op een klap, een klap die echter nooit gaat komen.
    Na vijf seconden mijn ogen dicht te hebben geknepen, open ik ze langzaam weer. Er is niets aan mijn beeld veranderd. Blijkbaar is mijn magazijn leeg, zo iets heb ik altijd weer.
    Woorden zijn nooit mijn sterkste kant geweest en nu mag ik het goed gaan praten dat ik een vriend van me neer wou schieten. "Ehm..." begin ik iets wat twijfelend. "H-het spijt me. Ik was bang dat je besmet zou zijn en ik wou geen risico lopen want- Sorry." Ik kijk iets wat twijfelend op in de bruine ogen van Ylias die op dit moment lastig te lezen vallen. Ik ben gewoon compleet naïf geworden door dit virus. Zo erg dat ik onschuldige neer ga schieten.
    Mijn voeten blijken toch weer interessanter te zijn geworden en ik richt daar dan ook maar mijn blik weer op.

    [ bericht aangepast op 14 dec 2014 - 23:48 ]


    "I'm fine with internet communication, it's just the real life I have problems with!" ~ Dan Howell

    Ylias Namir Sayed

    Meteen zette ze een paar stappen achteruit toen ik haar arm had vastgepakt. Automatisch trok ik mijn vingers terug en keek ik haar een beetje geschrokken aan. Blijkbaar dacht ze dat ik geïnfecteerd was, maar ze kon ook niet beter weten. Mijn wenkbrauwen schoten omhoog toen ik zag dat ze een pistool pakte. Snel zette ik een paar stappen achteruit, maar verder verroerde ik me niet. Dit kwam nogal als een klap aan, want ik had niet verwacht dat ze haar pistool zou gebruiken. Ik was tenslotte een goede vriend van haar, was ze dat soms vergeten? Misschien was ze echt geïnfecteerd met het virus en deed ze daarom zo krankzinnig. Verstijfd staarde ik haar aan, meer door het feit dat ze een wapen op me gericht had dan de angst om dood te gaan. Ik was nooit echt bang geweest om te overlijden, want vroeg of laat gebeurde dat toch wel. Wat me eerder pijn deed was Adaline's gestoorde actie. Betekende ik dan niks voor haar? Mijn lichaam ontspande zich toen ik geen klap hoorde. Ik had verwacht dat dit het einde zou zijn, maar dat was het niet. Mijn lichaam was niet doorboord met een kogel en mijn hart klopte nog steeds. Even haalde ik diep adem en ontspande ik mezelf. Blijkbaar had ze haar pistool niet geladen voordat ze vertrok. Een donkere blik gleed over mijn ogen heen. Op zulke momenten leek het wel alsof ik een ander persoon was geworden. Adaline wist wel dat ik last kon hebben van woedeaanvallen, dus had ze dit niet moeten doen. Hier zou ze vroeg of laat spijt van krijgen. Haar woorden kwamen niet eens bij me aan. Een tijdje staarde ik haar aan met dezelfde, donkere en kille blik in mijn ogen. Daarna liep ik op haar af en greep ik haar keel vast. ''Geen risico lopen?'' siste ik en duwde haar hoofd een stukje naar achter. Vervolgens bracht ik mijn gezicht richting het hare. Het kon me niet schelen dat ik nu waarschijnlijk heel intimiderend overkwam. ''Misschien moet je de volgende keer je pistool laden voordat je besluit om me neer te schieten.'' beet ik haar toe. De toon in mijn stem klonk ingehouden, want ik wilde mijn zelfcontrole op dit moment niet verliezen. Dat mocht niet. Ik was niet van plan om deze trut nog meer aandacht te geven. Als ze me toch zo graag dood wilde hebben kon ik haar dan ook beter aan haar lot overlaten. Het werd dan ook duidelijk dat ik niemand buiten mijn gezin kon vertrouwen. Zelfs vrienden niet. Ik liet haar langzaam los en duwde haar opzij. Daarna liep ik door. Ik moest er zeker van zijn dat ik aan eten kon komen deze dag, want anders was ik voor niets naar buiten gegaan.


    It's hard to stay mad when there's so much beauty in the world