• V E I L      O F      D A R K N E S S


    4995. Het Azmar Koninkrijk is in de loop van de jaren drastisch verandert — de velen oorlogen hebben hun tol geëist en immens veel mensen zijn zich gaan afvragen of magie daadwerkelijk positief is. De opkomst van de Rueri is hierdoor begonnen, een organisatie die al een tijd in het geheim kracht aan het winnen is over het Koninkrijk.
          Hoewel er nog zeker plaatsen zijn waar magie wordt geaccepteerd, hebben de meeste van de menselijke burgers — na de talloze oorlogen, draken aanvallen, invasies, en meer — de Rueri aanvaard. Ze zien immers in wat magie met de wereld heeft gedaan. Aelley is één van de plekken in Azmar waar het nog daadwerkelijk welkom is, alleen is het tot de nok toe gevuld met wezens die onderdak proberen te vinden. Het is niet zeker dat ze daar veilig zijn, gezien zelfs daar regelmatig enkele leden van de Rueri opduiken om hun afkeer tegen magie gebruikers als zowel wezens te laten bemerken. Hoewel de Rueri met goede intentie is gestart, zitten er rotte appels in de organisatie die de boel verpesten. Daarbij, niet iedereen vertrouwt de Rueri. Zelfs sommigen binnen hun eigen klasse niet.




    ROLLENTOPIC
    PRAATTOPIC
    INFORMATIE HOOFDSTUK

    Het is tegen 12 uur 's middags, en het belooft een aangename dag te worden met geen vuiltje aan de lucht. Echter, tegen de avond aan kan er een flinke bui vallen.
    Iedereen in Aelley, en omstreken, is uitgenodigd in de herberg van de familie N'avale om een evenement bij te wonen! Het logement bestaat namelijk al een aantal jaar, en wie houdt er nou niet van een goed feest?

    [ bericht aangepast op 2 dec 2018 - 22:03 ]


    Quiet the mind, and the soul will speak.


    ☮       J A Z I R A      A L ‘G H A M D I .
    25 — rebel, leider

    The wind       d i e s      in my wound.
    The night
          b e g s       my blood.

    Dit was als een boosaardige nachtmerrie. Dit was een nachtmerrie. Punt. De zandelf had nooit of te nimmer gehoopt hier terug te komen. Zij realiseerde zich immers als geen ander dat de woorden die de bewaarders hadden gesproken wellicht wreed en vuil waren, maar, triest genoeg, niets meer dan de meedogenloze waarheid.
    Het had het effect om ieder persoon en wezen terug te laten keren naar zijn vroegere jaren, om elke misstap, confrontatie en leed meerdere malen te herdenken en te overanalyseren tot je er letterlijk krankjorum van werd en je haren uit je hoofd wilde trekken. Zoals Jasmine, die tijdens haar eerdere verblijf op een gegeven moment niet meer de realiteit van een drogwaarneming kon onderscheiden. Het gevolg was een moeder die haar verliet, een rigide vader die haar lessen leerde wanneer ze iets verkeerd deed, het overlijden van hem, en het vele bloed die ze gezien had. Ofwel van zichzelf ofwel van iemand anders. Het begin van de Rueri kon ze nog als de dag van gisteren herinneren, aangezien de opkomst van de Rueri het einde van haar vader betekende. Ze hadden vele levens verwoest, direct ofwel indirect.

          Haar hoofd bonsde. De Azoskaadse gemeenschap kwam bijeen, door elkaar heen gonsden zacht de bijen. Ze stelden hem gerust door te vertellen dat het een beproeving was, anderen reciteren de geloofsbelijdenis op. Zelfs nu hij op sterven lag, had hij nog een onverbiddelijke uitstraling die eenieder deed rillen.
          Haar adem was haperend en schor, wachtend tot het uitbloedde. Zijn dood was als een confronterende klap welke ze niet wilde erkennen. De mannen in haar familie en de gemeenschap wasten hem op rituele wijze driemaal; Jazira rook de verfrissende componenten in de lucht, gemengd met het zoete van de rozenolie. Iedere vrouw werd geholpen 5 witte, katoenen doeken om te wikkelen, zij door haar moeder. Maar haar donkere ogen verrieden niets. Rouw was getoond door geduldig te zijn en te geloven dat de ziel van de overledene verrijst. Alles heeft een doel immers.
    Maar bidden om vergeving, voor vergeving, kon Jazira niet. Haar gedachten waren een chaos. Het schuldgevoel dat kwam opwellen, was niet met juiste reden. Genade hoort getoond en gegeven te worden wanneer het geplaatst was. Van alle mensen verdiende haar vader dat niet — dus bad ze voor andere overledenen, die het land eerst rijk waren. Toch kon ze het niet van zich afschudden dat de Almachtige teleurgesteld zijn hoofd afkeerde.

          Toch is het dit keer niet haar vader die als hallucinatie naar haar toekwam. Het is Elide Oryn, een vriendin waarmee ze lief en leed gedeeld had, en waarvan ze gedacht had dat de diepe bond die ze hadden oprecht was geweest.

    De mompelende woorden waren haar onbekend, zelfs wanneer ze het gehoord zou hebben, verkeerde ze niet in een staat terug te antwoorden. Zodra ze was neergeschoten, trok er een kwellende scheut door haar maag heen — en het enige wat ze zich nog kon herinneren was de rode waas voor haar ogen. Grommend keerde ze haar hoofd naar de wond; karmijnrood had haar vingers beklad, die de plek zo stevig had vastgegrepen dat ze dacht het niet te redden. De geur was eigenaardig, het rook bitter, naar roest.
    Haar tijdsbesef was naar de maan, maar ondanks alles had iemand in de tussentijd haar wonde behandeld. Er was een paars—blauwe plek gevormd en de verwonding was keurig dichtgenaaid. Ze zou er opgelucht over horen te voelen, blij, dankbaar zelfs, maar alles wat haar vulde was angst. Er was niet uit dankbaarheid gehandeld, realiseerde ze, alleen met de intentie om Jasmine zoveel mogelijk te martelen — en dat kon alleen als ze levend zou blijven. De Rueri was niet op haar dood uit en dat beangstigde haar des te meer.
    De stank van verrotting, uitwerpselen en zweet vulde de lucht — wat niet heel gek was gezien er in de hoek van de cel enkele ratten lagen te ontbinden. De Azodkaanse vrouw voelde de paniek door haar slaap heen dreunen, wetende dat deze tralies haar ditmaal binnen zouden houden. Afgelopen keer had ze in ieder geval hulp gehad, nu was ze moederziel alleen.

          “Tijd om op te staan, prinses. Schoonheidsslaapjes doe je maar in je eigen tijd,” werd er scherp gefluisterd. Dat is waar ook: ze was alleen met Elide’s hallucinatie. Van alle personen, waarom Elide?
    Haar hoofd schoot omhoog. Een pijnscheut rolde door haar lichaam, wat een grimas onttrok op haar gelaatsexpressie.
          Verdomme, schold ze, al dan niet hardop. Het had al haar kracht nodig om niet weer terug in de vergetelheid te keren. Jasmine’s karamelbruine poelen zochten haar bekende, slanke figuur, welke ze langzaam exploreerde. Voor een hallucinatie had ze wel alle originele kernmerken en karakteristieken gehouden, de kittige manier van doen en laten was zowaar foutloos nagebootst.
    Maar de onstuimigheid van de andere gevangenen overstemde alles. Ze scholden. Smeekten. Huilden. Als Jasmine zichzelf niet bij bewustzijn trachtte te houden, zou ze hetzelfde willen doen. Echter, in tegenstelling tot de anderen werd haar een uitweg geboden. Elide had haar handen door de tralies gestoken en gevraagd wat ze ervan wist. Op het begin had ze gedacht dat de cryptische spooksel in de vorm van een ex—vriendin was opgedaagd, nu leek het erop dat ze hier in levende lijve was. Wat haar vrijwel gelijk bittere emoties opleverde. Hoewel haar mond open ging om te schelden, klonk er niets.
          “Zoek het uit,” klonk er uiteindelijk, gebroken, hees en bijna onverstaanbaar, “je hebt enkel weet hoe je mensen kan verlaten.”
          Nu hoorde Jasmine het ook. De naderende voetstappen klonken als galmende voorbodes van onheil; ze zou uit haar cel getrokken worden om opnieuw gemarteld te worden tot ze niets meer was dan huid en beenderen. Een beklemmend gevoel maakte zich van haar meester, waardoor ze amper adem kon halen en snelle hartkloppingen haar borstkas zachtjes deed trillen. Gedachten aan het verleden doemden zich voor haar op als een boze wolf; zwarte spikkels dansten op het netvlies als treiterende demonen.

          Vrijheid. In ruil voor mijn vrijheid. Met moeite lukte het Jasmine om langzaam maar zeker overeind te krabbelen, na zeker drie keer gevallen te zijn. Uiteindelijk stond ze iets ineengedoken voor Elide, hand strak tegen de wond op haar buik geduwd en de andere rondom een tralie, voor steun. Haar tengere lichaam mocht wellicht gebroken voelen, maar verslagen was ze zeker niet. Zonder te praten greep ze de boeien vast, draaide ze enkele malen om en staarde vervolgens recht terug in kristalblauwe kijkers.
          “Bobby pin,” beval ze scherp, al dan toch duidelijk afgezwakt, “paperclip, iets van ijzerdraad.” Jasmine hield haar hand op. “Snel”, siste ze. “Voordat je me vergezeld in dezelfde cel.”
    Gejaagd keek ze toe hoe de dame tegenover haar een pin uit haar haren wist te toveren en deze aan de zandelf gaf, die op haar beurt het stukje ijzerdraad behendig transformeerde naar een lockpick. Het slot zelf losmaken was echter een ander verhaal; met alle verschillende factoren ging het stroever dan vorige keren. Eén keer liet ze door de gehaastheid het stukje draad zelfs vallen, met op de achtergrond nog altijd de naderende voetstappen van de bewaarder. Zijn zware gang van lopen liet haar beseffen dat de man wellicht één van die vieze bloedhonden was, eropuit om mensen te pijnigen.

          “Rhaich!”* De getransformeerde lockpick was uit haar trillende handen op de grond gevallen, waardoor ze in blinde paniek op de grond viel en op de tast moest zoeken, zo duister was het. De tranen sprongen haar zowat in de ogen omdat dit haar enige kans zou zijn. Alle emotie had haar overgenomen, en van haar giftige masker was niets meer te merken — vrijheid, vrijheid, niets was belangrijker dan hier weg te komen. Ze moest en zou hieruit ontsnappen, ze moest en zou uit deze helhol verdwijnen. Nu, nu, NU!
    Ademloos grepen haar tengere vingers het stukje ijzerdraad vast. Zonder op haar pijn te letten, probeerde ze met het slot te vorderen. De folteraar scheen tegelijkertijd opgehouden te zijn door wat andere gedetineerden, die luidkeels lieten weten hier niet te willen zijn. Scheldend gooide hij de celdeur open en maakte het wezen duidelijk zwijgzaam te blijven — anders zou hij in een dood beest veranderen. Dit was het moment dat het Jasmine was gelukt om de handboeien ten langen leste los te krijgen. Als de Azodkaanse ze niet net opgevangen had, waren ze met een gerinkel op de koude stenen terechtgekomen. Alleen al de gedachte daaraan deed haar hart figuurlijk stoppen.
          Echter, voor Elide haar handen terug kon nemen, greep ze haar pols stevig beet en drukte zich tegen de tralies aan. “Haal me hieruit”, smeekte ze, vermengd met een onderliggende toon dat ze haar niet genoeg vertrouwde als het op dit aankwam. Zodra ze echter doorhad hoe zwak en angstig ze klonk, trachtte ze wat van haar oude, zelfverzekerde zelf terug te halen. Zelfs al kon iedereen en het ongedierte nog merken dat ze alles behalve de oude Jasmine was. “Houd je aan je woord, Oryn,” spuwde ze.

    De enigmatische heks daarentegen scheen ongemoeid, en ook al kon het haar wat schelen, het was niet op haar gezicht te bespeuren. Ongestoord trok ze haar pols los met de woorden nog nooit haar woord gebroken te hebben. Het liefst had ze daar met een spottend lachje op willen antwoorden wat zij daarvan dacht — nu was ze te druk bezig met andere zaken. Jasmine wist niet hoelang het werkelijk had geduurd, gezien de spanning haar teveel was geworden, maar zodra de deur openging voelde ze haar adem stokken. Haar hersenspinsels waren enkel gevuld met vrijheid en nu het haar was gepresenteerd op een gouden bordje kon ze niet in beweging komen. Hoe ironisch was dat?
          Eens ze buiten stond, glimlachte ze opgelucht — voor zich naar Elide te draaien met een kille blik. Goed, de heks had speciaal haar opgezocht, maar ze wist eerlijk gezegd niet of het uit bezorgdheid of een geheime agenda kwam. En of ze het antwoord daarop wel aan kon.
          Met genoeg gif in haar stem dat een schorpioen om zou leggen, brieste ze, “Ik zou willen zeggen dat het fijn was je te zien, maar dan zou ik liegen.”
          De zandelf zou haar willen bedanken, maar haar trots weerhield haar ervan om zich te laten kennen. “Laten we een volgende ontmoeting vermijden,” gooide ze erachteraan voor zich snel om te draaien om de kwetsbare blik in haar karamelbruine poelen te beschermen.
    Haar gevoelens waren één keer voor de gek gehouden, dat zal ze niet nogmaals meemaken — want als het puntje bij paaltje kwam, wist ze niet op ze te vertrouwen. Desondanks ondervond ze zich voor een pijnlijk moment terug in de warmhartigheid die ze voor haar oude vriendin voelde. Jasmine miste de connectie die ze hadden, een persoon die de kleine deur in haar levensgrote muur had weten te vinden en vooral — de tijd en energie die Elide daarin had gestopt om haar te leren kennen. Haar écht te leren kennen. Niet alleen voor het gemak en stoerdoenerij om iemand weer bij een vriendengroep toe te voegen.

    [*Rhaich — Curses!]

    [ bericht aangepast op 17 maart 2020 - 23:17 ]


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    ——————————————————————————

    ——————————————————————————

    Elide Oryn

    ”You corrupted her soul and now you can’t handle the monster you’ve created.”

    • Heks • 27 • Jasmine •

    Elide had niet anders verwacht dan dat Jasmine niet direct mee zou werken. Nu de band tussen beide vrouwen in een andere weg op leek te zijn gegaan, was er geen reden meer om elkaar blindelings te helpen — zoals ze dat vroeger zonder aarzelen gedaan zouden hebben.
          ”Zoek het uit,” klonk het scherp doch enigszins verzwakt vanuit de donkere, met vuil besmeurde, cel. “je hebt enkel weet hoe je mensen kan verlaten.”
    Een ijskoud masker bleef perfect op de uitdrukking van de Heks staan, maar van binnen leek haar wezen miniem ineen te krimpen. Toch bleef deze van mening dat de schuld hierin niet volledig aan haar kant lag — zij had immers ook geen mogelijkheid gekregen om zichzelf uit te kunnen leggen, daar bleef ze bij.
          Elide was echter niet het type om in de rol van een slachtoffer te kruipen — zwak en hulpeloos — en de Elf voor haar was dat evenmin. Hierdoor had hun onderlinge relatie niet meer in dezelfde lijn voortgezet kunnen worden en was de band aan stukken geslagen.
    Het was daarom dat de Heks besloot haar woorden te negeren. In plaats daarvan rinkelde ze enkel een keer zacht met haar boeien ten teken van ongeduld, én haast. Want dat laatste was er zeker, ondanks dat de gevoelloze klootzak een eind verderop voorlopig een ander slachtoffer gevonden leek te hebben wilde Elide zo snel mogelijk uit deze donkere krochten verdwijnen — met zijn aandacht vooral niet op hen gericht.
          ”Bobbypin.”
    De straffe toon waarop Jasmine tegen haar sprak liet een van haar mondhoeken subtiel omhoog gaan, terwijl de brunette haar handen tussen de tralies door terug haalde en behendig een pin uit haar half opgestoken lokken tevoorschijn toverde. Het plezier waarvan ze gehoopt had dat ze het zo hebben, nu haar boeien verwijderd gingen worden, was nergens te bekennen. Ondertussen gleed haar blik over het slanke gestalte voor haar heen en dwong Elide het samenknijpen van haar hart af aan het feit dat het slechts wat verwaarloost oud zeer was.
          Er was geen spoor te zien op haar gezicht, maar telkens wanneer de Elf op haar weg naar de tralies toe ingezakt was, knarste Elide onhoorbaar met haar tanden en vlamde de woede in haar heldere kijkers laaiend op.
    Elide vond het vreselijk om haar eens zo beste vriendin er nu zo gehavend aan toe te zien, waardoor dreigende bezweringen haast startklaar op het puntje van haar tong lagen; een woeste zee met de gave veel van hen te overspoelen.
          ”Snel,” siste Jasmine. “Voordat je me vergezeld in dezelfde cel.”
    “Laten we dat maar niet doen.”
    Elide overhandigde vluchtig het stukje ijzer aan de brunette voor haar, waarbij ze nauwlettend trachtte te letten op de handelingen die er volgde, en de bewaker een eindje verderop. Terwijl Jasmine rommelde met het slot, groeide de onrust in het wezen voor haar. Nu haar macht weer terug binnen handbereik lag, roerde haar ongeduld met de seconden meer die er verstreek. Toch dwong ze de Elf niet tot sneller gaan, daar ze aan diens handelingen al kon zien dat ze vlugger poogde te gaan, dan haar slanke vingers in werkelijkheid aankonden.

          Klik.
    Bij het horen van het zachte doch zoveel zeggende geluid, vormde zich een onheilspellende glimlach op de lippen van de Heks. Een scherpe bries strook door haar donkere lokken heen, streelde de naakte stukken van haar huid die niet door kleding werd bedekt, en lieten een doffe bons in het diepste van haar wezen klinken. Ze was vrij. Magie pulserende bijna roekeloos om haar heen; woedend omdat deze afgesneden was geweest van haar beheerser.
    Elide werd terug op aarde getrokken door een koude hand die haar polsen strak omklemde.
          ”Haal me hieruit,” klonk het smekend. De Heks betreurde de wantrouwende ondertoon, welke subtiel in de woorden verweven waren en waarvan ze eveneens kon opmerken hoe slecht Jasmine er in werkelijkheid aan toe was. De elf mocht dan haar best doen een schone schijn op te houden — voor iemand die haar zo goed kende als Elide dat deed, was het bijna een onmogelijke opgave. “Houd je aan je woord, Oryn.”
    Sissend trok Elide haar polsen los.
          ”Ik heb nog nooit mijn woord gebroken.”
    Dubbelzinnig en een steek onder water die haar verwees naar de band tussen beide vrouwen in — welke ooit ijzersterk was geweest.
    Elide was in alle fronten een Heks, sluwheid en egoïsme meegerekend, en lust was een weg die ze gretig in durfde te slaan — vooral wanneer het haar eigenbelang betrof. Bedrog was haar dan ook totaal niet vreemd, maar voor diegene die tot de kern van Elide's innerlijke wezen wisten te komen, was het haar menselijke kant die opspeelde. Betrouwbaarheid speelde daarin voor hen alleen een grote rol.
          Achter haar klonken opnieuw voetstappen en in plaats van mee te gaan op de zee aan woede die haar magie vervulde, dwong ze zichzelf te focussen op het slot voor haar. Oude woorden klonken onder haar adem door, terwijl de Heks de bezweringen tegensprak — welke over het slot heen bezegeld waren. Het kostte Elide iets meer dan een normale spreuk gedaan zou hebben en ze moest tot tweemaal toe haar magie herpakken om de bezwering daadwerkelijk te breken, maar uiteindelijk bezweek ook deze onder haar kracht.
    Elides ego werd lichtelijk gestreeld door de blik op Jasmine’s gezicht nu de vrijheid terug aan haar voeten lag. “Geen dank,” prevelde de Heks zoetjes, waarna ze opzij stapte zodat de Elf naar buiten kon komen.
          ”Ik zou willen zeggen dat het fijn was je te zien, maar dan zou ik liegen.” Giftig spuwde Jasmine de woorden uit. Zonder schroom noch blikken of blozen. “Laten we een volgende ontmoeting vermijden.”
          Subtiel krulde haar mondhoeken iets op en poogde Elide een keer te klakken met haar tong ter verbloeming van haar daadwerkelijke reactie. Het stak Elide hoe de omgang nu was tussen haar en de brunette voor haar. Opnieuw raakte ze vervult met een vreemd gevoel van gemis en hoewel ze van plan was zichzelf om te draaien, net zoals Jasmine had gedaan, bleef de Heks dodelijk stil staan.
          ”Maak je geen zorgen,” sprak ze kalm. “In dat plan liggen we opnieuw geheel op één lijn.”
    Het was niet haar bedoeling geweest, maar Elide kon het niet helpen nog tenminste één tactvolle verwijzing te maken naar hetgeen er ooit tussen hen was. Meer dan eens hadden de twee hetzelfde voor ogen gehad, waren ze dusdanig op elkaar afgestemd geweest dat het haast eng te noemen was. Nu lagen ze dat voor geen enkel moment meer. ”Maar laten we die planning nog heel even uitstellen,” vervolgde ze bij het horen van de eerste, vloekende woorden achter haar. “Tot we hier buiten zijn, althans.”
          De bewaker had hen gespot en het was duidelijk te merken dat hij door had wie er voor hem ontsnapte. “In dit tempo ga je namelijk nooit het einde van de gang halen.”
    Met een blik die nog altijd op Jasmine gericht was liet ze opnieuw al spinnend enkele oude woorden over haar lippen rollen. Het was niet haar bedoeling geweest om te helpen, maar haar hart kon het niet aan de Elf verder aan haar lot over te laten. Niet in deze staat — althans, dat was hetgeen wat ze zichzelf later wijs zou maken.
          Opnieuw riep de Heks haar magie aan, terwijl dreunende voetstappen steeds sneller hun kant op kwamen. Een nijdige schreeuw klonk, waarbij Elide te laat de roffel om hulp wist te voorkomen. Ze vloekte kort. Met een donkere gloed door haar eens zo heldere kijkers, bond Elide de bezwering in en wrong haar magie zich als twee handen om de nek van de Beul. Een geschokt geluid weerklonk, gevolgd door gedempte kreten en raspende klanken waaruit zijn nood niet te misverstaan was. Een misselijkmakende knak vulde de ruimte en een doffe dreun volgde, alvorens het lichaam van de man uiteindelijk levenloos op de grond terecht kwam.
          ”Tijd om te rennen, prinses.”
    Heel kort haperde haar stem. Dit soort bezweringen namen net iets meer van haar energie dan wanneer het een volbloed Heks betrof. Ze was niet machteloos, sterk op haar eigen manier en goed gevormd door de jaren heen, maar daar waar een zuivere lijn onbegrensd leek was het haar menselijke bloed dat dit liet gebeuren. Het nemen van een leven was een zware spreuk, maar het was de prijs meer dan waard voor hetgeen hij Jasmine aan had willen doen als Elide haar hier achter gelaten zou hebben.
          Niemand deed haar dierbaren pijn, de enige die in haar wereld daartoe bevoegd was, was Elide zelf.

    [ bericht aangepast op 20 maart 2020 - 16:17 ]


    'Three words, large enough to tip the world; I remember you.'

    V A L I N


    Rebel ~ 28 ~ In de gevangenis



          Valin werd wakker met een knallende hoofdpijn. Voorzichtig opende hij zijn ogen, maar dit deed de pijn alleen maar toenemen, dus hij kneep ze gauw weer dicht. Wat had hij gedaan? Had hij te veel gedronken en was hij deze keer echt te ver gegaan? Hij draaide zich om, waarna hij begon te kreunen. Niet alleen zijn hoofd deed pijn, maar ook zijn lichaam. De grond waar hij op lag was hard. Was hij op straat in slaap gevallen? Dat zou wel echt een dieptepunt voor hem zijn.
          Voorzichtig probeerde hij weer zijn ogen te openen. Het beeld bleef vaag, zijn ogen hadden nog enkele seconden nodig om zich aan te passen aan al het geweld dat zijn brein was aangedaan. Het beeld werd langzaamaan scherper en in plaats van dat hij de lucht kon onderscheiden, keek hij tegen een plafond aan. Het viel hem toen ook pas op dat hij geen briesje voelde, niets. Hij lag ergens binnen. Dit begon hem steeds minder te bevallen, want er waren maar weinig plekken waar hij het vertrouwde om op de grond wakker te worden. Waar dan eigenlijk? Er schoot hem niets te binnen, dus hij moest wel concluderen dat er geen plekken waren waar hij het vertrouwde om op de grond wakker te worden. Fijn, dit betekende waarschijnlijk dat hij in de problemen zat.
          Zijn zicht werd beter en een muur verscheen in zijn blikveld. Hij draaide zich weer terug om en het beeld dat toen verscheen, beviel hem helemaal niet. Grijze stangen waren zichtbaar, samen een tralies vormend. Hij zat in de gevangenis. Valin vloekte hardop, alle scheldwoorden uitend die hij zich zo gauw kon verzinnen. Wat had hij nu weer gedaan, waardoor hij hier terecht was gekomen?
          'Mond houden!' blafte een langslopende bewaker naar hem. Elk moment verwachtte hij een por, maar deze bleef gelukkig uit. Wel kon hij zich beter gedeisd houden voor het geval ze wel agressief werden. Momenteel kon hij niets hebben en moest hij toch echt eerst herstellen van wat hem overkomen was.
          Oké, hoofdpijn, vervaagd zichtveld, gevangenis, nog meer hoofdpijn. Hij had zeker weten wat stoms gedaan en alcohol was zeker weten niet de enige schuldige. Hij ging langzaamaan rechtop zitten en liet zich tegen de muur aanleunen. Zijn gehele lichaam voelde koud aan van het slapen op de grond, maar zijn hoofd vond de verkoeling van de muur toch wel erg prettig. Voorzichtig voelde hij aan zijn hoofd, welk op bepaalde plekken toch wel erg pijn deed bij een aanraking. Toen hij weer naar zijn hand keek, zag hij wat bloed aan zijn vingers kleven. Hij had dus ook zijn hoofd gestoten, fijn. Flink ook zo te zien en voelen. Dit kon geen ongelukje zijn, dus moest hij wel in een vechtpartij terecht zijn gekomen.
          Langzaamaan begon zijn geheugen weer een beetje terug te komen. Hij was King tegen het lijf gelopen en te dronken geweest om hier fatsoenlijk mee om te kunnen gaan. Wat in het geval van King een grote fout was. Van alle Rueri was King de laatste die je moest aanvallen en blijkbaar was hij dat die avond volledig vergeten. Stom. Eigen stomme schuld dat hij hier nu zat.
          Wat tussen zijn ontmoeting met King en nu was gebeurd, was echter niet duidelijk voor Valin. Effectief ging zijn geheugen pas weer verder vanaf het moment dat hij wakker werd in een cel. De momenten daarvoor herinnerde hij zich wel, maar dit waren slechts flarden. De duisternis buiten en de hardhandigheid waarop hij meegesleept werd, hadden niet veel geholpen in het bewaren van zijn herinneringen. Hij wist niet eens meer of hij überhaupt zelf gelopen had, of dat ze hem hadden moeten dragen. Blijkbaar was hij wel bij bewustzijn geweest, anders had hij zich dit niet meer kunnen herinneren. Toch? Of was zijn fantasie met hem aan de haal gegaan en was hij tijdens de tocht naar hier wel buiten bewustzijn geweest? Dan had zijn brein het voor hem ingevuld en deed het alsof het echte herinneringen waren. Hij wist dat alcohol gekke dingen kon doen met je geheugen en hij vermoedde dat de toevoeging van door geweld knock-out gaan niet veel goeds zou doen.
          Uit de cel naast hem, hoorde Valin geluiden komen en hij luisterde aandachtig, benieuwd naar wat hij hieruit op kon maken. Zijn brein wilde nog geen woorden vormen uit de klanken, maar de stem die ze voortbracht klonk wel bekend in zijn oren. Het klonk verdacht veel als Ravi, één van de eigenaren van de herberg. Wat was er nou gebeurd waardoor ze hier beiden zaten? De avond moest wel een hele vreemde wending genomen hebben.
          'Ravi?' vroeg Valin toen er geen bewaker in de buurt leek te zijn. 'Ravi, ben jij dat? Wat is er gebeurd?' Hij hoopte dat Ravi antwoorden voor hem had, want hij kon zelf gewoon niets wijs meer worden uit zijn eigen herinneringen en er leek nu meer aan de hand te zijn dan dat hij zich slechts misdragen had.

    [ bericht aangepast op 31 maart 2020 - 21:33 ]


    Stenenlikker


    J A Z I R A      ☮      K I N G .

    The wind       d i e s      in my wound.
    The night
          b e g s       my blood.


          De kast. De put. Het gat. Met andere woorden: het gevang.
    Mensen over heel het land hadden er de meest afgrijzelijke verhalen over gehoord, en achterklap en laster maakte regelmatig deel uit van de gefluisterde gesprekken erover. Zowel wezens als mensen vreesden het, of ze vluchtende waren of niet. Daar ze realiseerden dat iemand met zijn gezonde verstand binnen een korte tijd zou rondkruipen als een krankzinnige gek. Het was de plaats waar als enige regel was dat er geen regels bestonden, waar het de dagelijkse gang van zaken was van de bewakers om je het leven zuur te maken, zodat je het idee had volledig je identiteit en bestaan kwijt te raken.
    In de duistere gangen van deze plek vol onheil marcheerde een commandant onrustig heen en weer; zijn hersenspinsels net zo dreigend als de figuren die hier gevangen zaten. Na de arrestatie van een specifieke zandelf was het wellicht fysiek rustig geweest voor hem, maar mentaal was het een ander verhaal; daar waar de duisternis in zijn hoofd scheen te groeien. De stille vraag waar de vrouwelijke heks was gebleven, gonsde als een kolonie bijen in zijn gedachten — tot hij er uiteindelijk genoeg van had gekregen, en besloten had Jasmine en Co op te zoeken. Beginnende met die puntorige freak die gisternacht een gevecht met hem gestart was. Om reden dat de man het zelf niet kon doen, had hij één van de surveillanten opgedragen aan de gevangenisdokter door te geven het zooitje ongeregeld te verzorgen. Iets wat, in zijn belevenis, binnen een aantal uren gelukt was. Niet omdat hij nou zo’n goed hart had, eerder omreden voor de mogelijkheid op een langer verblijf in de put. Dit hotel was gemaakt voor langdurige huisvesting, dat konden de beenderen van velen getuigen.
          Bruut bonsde hij enkele malen op de tralies eens aangekomen. “Bek dicht, uitschot,” grauwde hij, niet wetende dat op datzelfde moment de zandelf en haar voormalige vriendin bezig waren om uit te breken. “anders snijd ik je tong eruit en voer ik het aan de varkens.” King staarde in de cel om polshoogte te nemen van de situatie, om daarna bij z’n buur te kijken en hetzelfde te doen. “Probeer vooral niets te flikken; anders wachten er twee schokhalsbanden met jullie naam erop.”
          Kort veranderde zijn grauw in een vuile grijns, “In dat geval, flik vooral wat; dan heb ik een geldige reden om de boel flink te verbouwen. Samen met die grietjes van jullie.”
          Een plotse commotie trok zijn aandacht. Twee bewakers renden met zware voetstappen langs hem heen, welke enkele minuten door de tunnels van het gevang galmden. Met een laatste waarschuwing naar Ravi en Valin begaf hij zich achter de cipieren aan, niet in staat om zijn nieuwsgierigheid in te tomen.

    In het geval van Jasmine was de bewakers vermijden één van haar huidige doelen, net zoals het overleven met Elide en de andere gevangenen vrij te laten. Desalniettemin scheen er al snel een kink in de kabel te komen, aangezien de Beul van eerder hen gespot had. De getinte vrouw had een cynische opmerking naar het hoofd van haar ex—vriendin willen gooien wanneer deze beweerde dat ze in dit tempo nooit het einde van de gang zou kunnen halen, maar vanaf dat moment verliep alles sneller dan verwacht. In haar herinneringen had de zandelf regelmatig de enigmatische woorden uit vervlogen jaren mogen aanhoren, waarvan de beduidenis twijfelachtig en duister was — maar waar ze zich nooit of te nimmer onveilig bij gevoeld had. Echter, zodra ze de bekende tonen van Elide’s smeulende, melodieuze stem hoorde, bulderde een waarschuwingspijl door haar lichaam heen. Met een geschokt geluid en een fatale bons was hij op de grond gevallen. Treuren om de ontzielde man deed Jasmine enkel niet, waar ze zonder op of omkeren over de Beul heenstapte en zich naar de gesloten cellen begaf. De gewonde vrouw negeerde hierbij de woorden van de heks, die haar maande mee te gaan, waarbij ze besloten had de kans ieder opgesloten wezen vrij te laten met beide handen aan te pakken. Ze was volledig onder de indruk geweest van het kunnen en de bekwaamheid van de prachtige brunette, en daarbij volkomen sprakeloos hoe dankbaar ze wel niet was voor de gehele mikmak die ze over had voor haar. Zelfs al had geen van de vrouwen dat uitgesproken of toegegeven.
          “Niet bang zijn,” lispelde ze tegen twee kinderen, volbloed elf, en onder het opgedroogde bloed, “ik haal jullie eruit.” Gehaast en buiten adem, terwijl haar slanke vingers werk maakten van het slot, trachtte ze de overige factoren buiten te sluiten. Het aandringen van Elide, de smeekbeden van de andere gearresteerden, en boven alles de aanhoudende spoed die vertelde dat er meerdere cipiers aan zouden kunnen komen. Onder druk gezet haastte ze van de ene cel naar de andere, maar geen van allen lukte haar te openen, waardoor ze ten slotte terugkwam bij het begin. Met tranen in haar ogen sprak ze de twee toe, motiveerden hen sterk te blijven, en maakte de belofte terug te komen om iedereen te bevrijden.

    Jammer genoeg zorgden het aanzetten van de Rueri—leden ervoor dat het tijd was ervandoor te gaan. Teleurgesteld in zichzelf beet ze op haar onderlip en volgde Elide de dreigende gang uit, om gelijk daarna de vrouw in een andere gang mee te trekken, zodat ze de voorbij stormende mannen niet tegen zouden komen. De uitstekende stenen van de muur waar ze tegenaankwamen, waren kaal en koud en Jasmine betrapte zichzelf erop dat ze wel erg dichtbij elkaar stonden. Ze probeerde haar bonzende hartslag en versnelde ademhaling te kalmeren, maar toen Elide ook nog eens zacht begon te mopperen over hoe ze al buiten hadden kunnen staan, was de maat vol. Kan ze niet voor één seconde stil blij—?
          Voor ze het wist, had Jasmine haar lippen al op die van de schone brunette gedrukt. Het was in een opwelling gebeurd, puur en alleen om ervoor te zorgen dat ze zou stoppen met mopperen. De gewonde zandelf was wanhopig wanneer het haar vrijheid betrof, ze ging niet terug, wat er ook gebeurde. Alleen. . . nu haar goudkleurige poelen geconfronteerd werden met de kristalblauwe kijkers van haar voormalige vriendin, kreeg ze langzamerhand de impressie wat ze zojuist uitgevoerd had. Dit zorgde niet enkel voor schaamte, tevens voor het vermogen zich razendsnel terug te trekken, een hand over Elide’s mond te leggen en te doen alsof haar neus bloedde. Het feit dat de kleur van haar wangen een lichtrode tint hadden gekregen en haar ogen overal behalve rechtstreeks naar haar keken, negeerde ze eveneens. Hoewel de lucht door de tunnels van de gevangenis koud en meedogenloos waren, ontfermde de schaamte zich over haar heen als een warme deken. King, die kort was blijven staan vlakbij de dames, wilde net hun kant op lopen tot hij geroepen werd door de anderen. De zandelf zag haar kans schoon en glipte ervan tussen, en niet alleen zodat ze de confrontatie van de heks zo kon ontsnappen. Niettemin waren ze pas een paar doorgangen verder of er klonk een snerpend alarm door het gebouw heen, wat resulteerde in gevloek in haar elfentaal. Aangezien ze de dodelijke blik van de enigmatische heks al kon verwachten, keerde ze opnieuw naar haar om.
          “Je had de kans weggegaan en je koos ervoor om mij te helpen,” beet ze, “maar die wezens, zij hebben niemand. . . Wat goed is een rebellenleider als ik niets zou doen?” De laatste woorden klonken verslagen, vol schuld en verdriet. “En uiteindelijk zitten ze daar nog altijd opgesloten, en zullen ze waarschijnlijk gemarteld worden zodat ze vertellen waar we naartoe gaan. Net zoals Ravi en. . .” Jasmine’s ogen werden zo groot als twee schoteltjes. In volle paniek keek ze om zich heen, maar alle gangen leken op elkaar en de zware, beschuldigende stemmen van de bewaarders schenen wel overal vandaan te komen.

    [ bericht aangepast op 15 april 2020 - 0:38 ]


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    -> Slotje op aanvraag


    How lucky I am to have something that makes saying goodbye so hard.