• Een klein groepje tieners heeft een groot geheim, niemand mag hier achter komen want als dat gebeurd kunnen er erge dingen gebeuren.
    Ze moeten zo onopvallend mogelijk blijven voor hun medestudenten.
    Wat hun geheim is vraag je? Ze zijn wolven, die bij volle maan zichzelf niet kunnen beheersen. Ze veranderen in hun werkelijke vorm en moeten er voor zorgen dat ze niet gesnapt worden. Van de alfa krijgen ze allerlei opdrachten. Sommige zijn gevaarlijk, sommige beangstigend.

    Voor deze groep tienerwolven is ook een groot gevaar. De Hunters. Zij zijn tieners die undercover zijn om de tienerwolven te vangen en te onderzoeken. Ze voeren pijnlijke proeven uit om erachter te komen hoe het mogelijk is dat zij bij volle maan in wolven kunnen veranderen. En of ze er iets tegen kunnen doen. De Hunters zetten alles op alles om de tienerwolven tegen te houden, voordat ze uitzaaien en een groter gevaar voor de mens worden dan ze al zijn.



    De tienerwolven: (max. 7)
    Jongens:
    1. Tijdelijke Alfa: Cooper Henderson - Papaoutai
    2. Memphis Grimmaud - Theodora
    3. Cyril Nightingale - Eltham
    4.
    Roedelloos: Jack Willows - Papaoutai

    Meiden:
    1. Scarlet Morningstar - Jackxdaniels
    2. Ayla Hope Savage - Aislynn
    3. Luna Sianii Silver - Ninuturu

    Hunters: ( max. 12 ) NODIG!
    Jongens:
    1. Noah McKinney - Catesby
    2.

    Bounty Hunter: Xander dodge Outcast - Ninuturu

    Meiden:
    1. Marcy Jarvis - Catesby
    2. Aowynn Rune Savan - Aislynn
    3.

    We zijn dringend opzoek naar Hunters!


    Rules;
    ~Minimaal 8 regels schrijven, dat is niet heel erg moeilijk. Voeg dingen toe zoals; Omgeving, gebruik tekst van andere, gevoelens, waarnemingen etc.
    ~OOC graag met haakjes; [] {} () - -
    ~Er mag best liefde tussen tienerwolven en Hunters ontstaan, maar niet alleen maar die koppels.
    ~Reserveringen blijven twee dagen staan.
    ~Graag personages die verschillend zijn, qua karakter etc.
    ~Lol hebben, dat is de grootste regel hier!
    ~De tienerwolven kunnen veranderen in wolven wanneer ze willen, maar als het volle maan is zijn ze blijvend wolf tot de eerste zonnestralen de aarde verlichten.
    ~Houd rekening met andere, wacht tot vrijwel meer dan de helft gereageerd heeft voordat jij reageert. Het is zo voor mensen die minder vaak online zijn makkelijk om er weer in te geraken.

    [ bericht aangepast op 16 sep 2013 - 15:56 ]


    'Three words, large enough to tip the world; I remember you.'

          • Aurora Elizabeth Morningrose

          "Niet zo, hoor. Oké, misschien wel een beetje, maar als jij je daar beter mee voelt moet je dat toch lekker doen? Niet aantrekken wat anderen ervan denken, als ze het niet willen zien moeten ze er maar niet naar kijken."
    Alhoewel Noah's woorden voor de volle, honderd procent waar zijn – kan ik niet anders dan nogmaals een schuine blik op het matras te werpen. Wat andere personen van me dachten was altijd mij allereerste prioriteit geweest, voornamelijk wat jongens van me dachten ; vandaar dat het zo'n moeilijk punt voor me was om zo maar van me af te zetten en er helemaal niets meer om te geven. Noah had echter wel gelijk, ik zou me van niets of niemand moeten aantrekken – ik had zo mijn eigen redenen om hier beneden te slapen, dat zou goed genoeg moeten zijn. Wanneer iemand daar een oordeel over zou willen vellen, wens ik ze daar heel veel plezier bij.
    "Als we trouwens morgen gaan ontbijten, kunnen we ook rechtstreeks naar de supermarkt gaan, aangezien we beiden wat te eten nodig hebben."
    Noah's gedachten leken op dit moment iets meer helder dan die van mij, waardoor ik direct knik met een lichte glimlach om mijn gezicht. Het was nog geen enkele seconde in me op gekomen dat ik eten en drinken zou moeten gaan halen – opnieuw was dat het vaste instinct dat er iemand was die voor me zorgde, dat ik dat niet alleen zou moeten doen – de werkelijkheid was nu toch even anders ...
          "Woondje je hier al eerder dan? Heb je trouwens geen kussen en dekens nodig?"
    Opnieuw worden mijn wangen vuurrood, waarop ik wenste dat ik dat matras ergens anders had neergelegd – zodat het voor niemand zichtbaar zou zijn. Streng spreek ik mezelf toe in mijn gedachten ; Noah had zojuist tegen me gezegd dat ik van niemand iets moest aantrekken, waaronder hijzelf dus. Daarnaast was het normaal dat hij deze vragen aan het stellen was, hoogstwaarschijnlijk probeerde hij gewoon een beter beeld van me te krijgen – misschien was er even kort in hem opgekomen dat ik dit huis had gekraakt.
          "Ik ben hier geboren, het is altijd het huis van mijn ouders geweest. Voordat mijn vader en ik naar Griekenland vertrokken, heeft hij alle meubels gekocht om de vliegtickets te betalen – waardoor we toen ook al een tijdje van deze prullen hebben moeten leven. Boven staat ook nog wat, maar daar kijk ik wel een keer tussen wanneer het licht is."
    Geen haar op mijn hoofd dacht er aan om op dit moment naar de zolder te gaan en heldhaftig naar bruikbare meubels te gaan zoeken – ook al zou daar misschien een deken of een kussen bij liggen. Het was er donker, en het was totaal onvoorspelbaar ; dan maar liever een nachtje of twee armoedig leven – ik zat er niet mee.
    "Daarnaast, heb ik een grote trui," grijns ik even licht, "dat is ook 'n soort van deken – en een nachtje zonder kussen is ook niet zo erg," laat ik er nonchalant achteraan volgen. Ik had er daadwerkelijk geen moeite mee om een nachtje zonder deken en kussen te slapen. Ik wist wat kou was, dus ik wist wat ik zou kunnen verwachten. Daarnaast straalde het huis een soort warmte uit – ook al was de verwarming nog niet aangesloten – het was gewoon, thuis ; dat was het. En het was goed genoeg voor mij.


    •

    Noah McKinney
    Aurora knikte meteen breed glimlachend op mijn vraag, waar ik opgelucht op grijnsde. Gelukkig maar. Ik hield er niet zo van om afgewezen te worden, al zeker niet om zulke dingen.
    Mijn blik viel uiteindelijk weer op de matras een eindje verderop in de woonkamer. Hij lag daar zo eenzaam in een hoekje, helemaal zonder deken of kussens en alsof hij was achtergelaten door een zwerver. Niet door een jong meisje.
    "Ik ben hier geboren, het is altijd het huis van mijn ouders geweest. Voordat mijn vader en ik naar Griekenland vertrokken, heeft hij alle meubels gekocht om de vliegtickets te betalen – waardoor we toen ook al een tijdje van deze prullen hebben moeten leven. Boven staat ook nog wat, maar daar kijk ik wel een keer tussen wanneer het licht is."
    Ze klonk niet echt als een held, maar ook ik had al teveel horrorfilms gekeken om niet ‘s nachts onder licht op zolder te gaan of wist ik veel waar. Ze waren dus blijkbaar echt niet rijk, al leek hun huis zo groot. Ik wilde alweer wat vragen, maar ze begon te praten. "Daarnaast, heb ik een grote trui dat is ook 'm soort van deken – en een nachtje zonder kussen is ook niet zo erg." Haar nonchalance op deze situatie was bewonderenswaardig. Ze leek een beetje op mijn zus van manier van doen en ik kon je wel zeggen dat die alvast helemaal aan het flippen zou gaan moesten we haar alleen achterlaten in een leeg huis. Dat was dan ook de reden waarom ik vroeg: “Waarom ben je teruggekomen?” De vraag leek een stuk botter over te komen dan ik hem eigenlijk bedoeld had, want ik had hem helemaal niet zo bedoeld. Ik bedoel, zonder haar zou ik nu thuis zitten of juist helemaal niet. Hoe dan ook, al snel herstelde ik me weer. “Sorry, hij klonk wat vriendelijker in mijn hoofd. Maar als je het niet wil vertellen snap ik het wel.”
    Ik stopte het laatste stukje van het koekje in mijn mond en knabbelde er wat geconcentreerd op, terwijl ik de weg naar mijn appartement toch nog kort even in mijn hoofd herhaalde, maar alweer begon te twijfelen. Voor ik zou vertrekken zou ik het vast nog een keer moeten vragen, gewoon voor de zekerheid. Mij kennende zou ik anders zo gaan twijfelen dat ik er een hele nacht over deed om juist te zitten, daarom reed ik ook het liefst gewoon met iemand mee.


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Aowynn

    Er verschijnt een halve glimlach op mijn gezicht als Memphis zachtjes begint te lachen, niet goed wetende hoe ik mezelf op dit moment anders, of het beste kan uitdrukken. Als hij zijn hoofd zo draait zodat deze nog dichter bij de mijne is, houd ik onbewust mijn adem in en voel hoe zijn warme adem tegen mijn gezicht aankomt. Als vanzelf bijt ik in mijn onderlip en trek een van mijn wenkbrauwen op, waarna hij zijn mond iets opent en mijn hart even een slag sneller lijkt te slaan.
    Terwijl hij mijn aankijkt, en ik niet goed weet waar mijn ogen op te richten, zijn lippen of ogen, likt hij over zijn lippen heen en bijt vervolgens ook op zijn onderlip gevolgd door een brede glimlach.
    "Hé Poehbeer, ik weet dat ik natuurlijk waanzinnig aantrekkelijk ben, maar wil je hier niet liever mee wachten tot na de date?" grinnikt hij en wiebelt met zijn wenkbrauw. Een korte hap naar adem wil ik hem iets toewerpen maar klap snel mijn tanden weer stevig op elkaar. Misschien was het voor mij nu in dit geval iets wijzer mijn mond dicht te houden. God mocht weten wat ik er nu zou uitfloepen.
    "Ik moet zeggen, normaal lig ik niet graag onder, maar als je het zo graag wil kan ik wel een keer een uitzondering maken hoor... Daarbij hoeft zo'n knap ding als jij me helemaal niet te smeken, wat dacht jij dan?" Voor twee hele secondes kijkt hij me serieus aan, en doe ik mijn best om een zo hard mogelijke bal terug te kaatsen. Mijn hoofd blijft echter gedurende enkele secondes blank. Tijd genoeg voor Memphis om in lachen uit te barsten en ik zodanig mijn concentratie kwijt te raken, dat ik binnen een mum van tijd langs hem lig.
    Ongegeneerd laat ik mijn blik over hem heen glijden en geef ze voor even alle tijd om hem compleet in me op te nemen. Ik begon hem te mogen, elke minuut meer. Mijn vingers waren nog steeds om een van zijn polsen geklemd, laten deze al snel los als ik merk dat hij hem voorzichtig probeert los te maken. Het idee van hem onder, of boven.. Kippenvel gleed met een vaart over me heen.
    “Ehm, sorry,” weet ik uit te brengen, glimlach kleintjes en ga tegelijk met hem rechtop zitten. Ik deed mijn best te zoeken naar woorden, probeerde het drukkende gevoel wat opkwam te negeren. Wat als hij me gekust had? Of andersom, als een idioot schudde ik inwendig mijn hoofd. Nooit. Dat echt niet, ik mocht hem en ja hij had me goed weten te raken, maar dat niet. Dat was teveel.. Maar misschien.. Resoluut hief ik mijn hoofd op en drukte die gedachten diep weg.
    "Ik ehm... Ik moest maar eens naar huis toe," zei Memphis zacht waarop ik kort, en een beetje verward door mezelf, knikte. “Ik loop met je mee naar beneden,” breng ik uit en duw mezelf van het bed af. “Zometeen stop ik de notities in mijn tas, dan kun je ze morgen op school van me overnemen,” ga ik verder en loop naar mijn bureau toe om snel de papieren bij elkaar te grijpen.
    “Memphis?” breng ik dan zacht en vragend uit waarop ik hem een twijfelende blik toe werp. “Dankjewel,” fluister ik er zacht achterna. Glimlach kleintjes, doelend op wat er gebeurd was daarstraks.


    'Three words, large enough to tip the world; I remember you.'

          • Aurora Elizabeth Morningrose

          "Waarom ben je terug gekomen?"
    Noah's vraag had vrijwel de gehele avond in de lucht gehangen – wat allemaal te maken had met mijn litteken. De aanleiding voor de vraag was het feit dat ik in een totaal leeg huis was terug gekomen, zonder dat er ook maar enige familie aanwezig was. Alhoewel, mijn oude Roedel zou je ook als een soort van familie kunnen zien – ondanks het feit dat ik enkel en alleen Memphis nog maar had gezien en dat hij boos was weg gegaan gedurende een gesprek. Misschien had ik op dit moment wel geen echte "familie" weer.
    "Sorry, hij klonk wat vriendelijker in mijn hoofd. Maar als je het niet wil vertellen snap ik dat wel."
          Mijn ademhaling werd voor een kort moment weggeslagen, waardoor ik haast in paniek in de rondte keek en mijn hand haast automatisch over het stukje litteken van mijn kin gaat. Het rafelige stukje huid laat een ontzettend groot schaamte gevoel binnen in me los barsten, waardoor ik niet eens een staat ben om een degelijke smoes te verzinnen voor Noah.
    "Mijn familie is niet bepaald echte familie – het gaat er alleen maar om, om elkaar pijn te doen. De enige personen die ik hier zag als mijn familie zijn ook meer bij me verwijderd, ik dacht dat dat neit het geval zou zijn – maar helaas. Dus ik ben een beetje eenzaam," zucht ik dan zachtjes.
          Mijn ogen tranen enigszins waardoor ik ze snel open dicht laat knipperen en mijn eigen emoties weer onder controle weet te krijgen. Dit was geen moment om mijn vernieuwing weer helemaal tot af te laten gaan door aan mijn oude roedelleden te denken – die tijd was voor een gedeelte voorbij, en daar kon ik niets meer aan veranderen.
    Het knagende gevoel dat ik een Alfa nodig had was de afgelopen dag echter steeds meer gegroeid – ik was geen wolf die alleen zou kunnen leven, niet zoals Scarlet ooit had gekund. Ik was iemand die aangestuurd moest worden.
          "Nou ja – het spijt me, wil het liever vergeten," brom ik dan zacht terwijl ik mijn blik op de zwarte avond achter het raam richt. Redding zou nu wel welkom zijn, het allerliefst zou ik het nooit meer over dat onderwerp hebben.


    •

    Noah McKinney
    Haar ogen schoten over de sjofele muren van de woonkamer en haar hand gleed ongecontroleerd naar het litteken op haar kin, waarvan ik me ook afvroeg waar het vandaan kwam, maar het niet durfde te vragen. Zelfs haar wangen kleurden weer rood, maar niet het schattige roze als anders. Diep, schaamrood. "Mijn familie is niet bepaald echte familie – het gaat er alleen maar om, om elkaar pijn te doen. De enige personen die ik hier zag als mijn familie zijn ook meer bij me verwijderd, ik dacht dat dat niet het geval zou zijn – maar helaas. Dus ik ben een beetje eenzaam.”
    Ze knipperde weer met haar ogen, alsof het wat moeilijk was voor haar om erover te praten, wat ik ook wel begreep. Maar toch bleven er enkel vragen opduiken in mijn hoofd. De ene na de andere, maar er was er toch wel één die eruit sprong. "Nou ja – het spijt me, wil het liever vergeten.” Ze richtte een stalen blik op het raam, waar het pikdonker geworden was.
    “Maarreh,” zei ik zachtjes terwijl ik wat naar voren leunde om haar goed aan te kunnen kijken. “Hebben zij…?” Ik wees kort met mijn vinger op het litteken dat haar vrouwelijke ronde wang tekende. Ik zou me niet voorstellen hoe een mens een ander mensen zoiets zou kunnen aandoen. Noch je familie slaan. Oké, ik haatte mijn stiefvader, maar hij mocht mij ook niet en we leefden en relatieve vrede langs elkaar tot we beiden een manier hadden gevonden om onze paden te scheiden. En dat werkte voor ons. Nu ze weg was bij haar familie, hoopte ik ook dat dat voor haar zou werken.
    Ik wist niet echt wie ze was, maar niemand verdiende zo’n familie, toch? Iedereen verdiende een thuis. Niet zo een die ik gehad heb, waar iedereen naast elkaar leefde in plaats van met elkaar en waar het af en toe meer op een kerkhof leek dan op een warme thuis. Nee, iedereen verdiende het om welkom te zijn in een mooi gezin waar cadeaus gegeven werden met kerst en Sinterklaas. Dat laatste leek me trouwens nog wel een idee voor een bijbaantje, sinterklaas spelen.
    “Goed,” vernaderde ik van onderwerp. “Rond welk uur zal ik je morgenvroeg komen halen voor een ontbijt? Ik betaal,” meldde ik er al meteen achtereen omdat zij voor de drankjes had gezorgd. Van dat trakteren ging ik trouwens maar geen gewoonte maken aangezien het geld niet op mijn rug groeide.


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

          • Aurora Elizabeth Morningrose

          "Maar eh – Hebben zij ... ?"
    Noah's vinger richt zich voor een minimaal moment op het litteken op mijn gezicht, waardoor ik opnieuw mijn ogen beschaamd neer sla. Wat zou ik Noah moeten vertellen? Dat het inderdaad mijn neef was die in een gigantische wolf was veranderd en zijn klauwen over mijn gezicht had gehaald omdat het mij niet gelukt was binnen enkele seconden te veranderen in eveneens een wolf? Wanneer ik dat zou gaan vertellen, zou hij me hard op uitlachen en hoogstwaarschijnlijk direct vertrekken.
    Daarnaast, was het mijn eigen schuld – dat was we hard en duidelijk bij gebracht. Vanuit het niets flitsen opnieuw beelden van Griekenland door mijn gedachten. Het gevoel dat ik binnen enkele seconden zou moeten veranderen beet in mijn binnenste, waarna ik Ares enkele meters voor me in een gigantische wolf zie veranderen en op me af zie stormen. "Verdomme, Aurora – je kan echt niets. Het is je eigen schuld, kijk hoe je er uit ziet – Sean, breng haar naar dokter Papadopoulos, ik hoef haar niet meer te zien," buldert Ares' stem enkele seconden later door mijn gedachten.
          "Goed. Rond welk uur zal ik je morgenvroeg komen halen voor een ontbijt? Ik betaal."
    Noah had zojuist het onderwerp op een luchtige manier proberen te veranderen, maar zijn vraag maalt door mijn gedachten waardoor er haast niets anders lijkt binnen te komen. Beelden vanuit Griekenland flitsen door mijn gedachten, terwijl ook de woorden van Memphis van eerder deze dag voor de dag lijken te komen.
    Langzaam zet ik het blikje cola terug op het kleine bijzet tafeltje, waarna ik mijn benen op trek en mijn armen er omheen sla. De blije stemming die ik naarmate de avond weer had verworven was weer terug gedrongen naar het onveilige gevoel van vanmiddag. Mijn ogen flitsen kort naar Noah en vervolgens weer terug naar een punt op het vloerkleed. Het zou hoogstwaarschijnlijk ontzettend onbeleefd zijn dat ik op dit moment liever alleen zou zijn, dat ik hem eigenlijk helemaal niet kende.
          "Rond een uur of negen?"
    De enige woorden die ik er uit lichtelijk hees uit leek te krijgen hadden wonder boven wonder te maken met wat Noah zojuist had gezegd. Ik dwong mezelf haast om er voor te zorgen dat ik mijn emoties weer onder controle kreeg, zodat ik Noah niet onbewust zou kwetsen.
    "Ja, een uur of negen is wel goed," glimlach ik dan met moeite.


    •

    Noah McKinney
    Aurora sloeg beschaamd haar ogen dicht toen ik kort op het litteken wees, wat voor een heel erg ongemakkelijke sfeer zorgde. Ik vond hem verdacht veel op het werk van een klauw lijken. De juiste afstand ertussen, té groot om van een wolf of een hond te komen. Een echte wolf. Mensenvingers konden zoiets niet doen. Natuurlijk kon het ook altijd van iets anders zijn, maar ik vond het er nogal verdacht uitzien.
    Omdat ze niet antwoordde en ik er niet aan wilde denken dat zij misschien iets met wolven te maken had, veranderde ik al snel van onderwerp zonder er van te laten merken. Ik kon nog wel een beetje acteren. Ik wist niet eens of ik haar als verdacht moest beschouwen bij het jagen. Ik wilde niet eens dat ze verdacht was. Niet zij. Ze leek zo onschuldig. Toch kon ik mijn gedachten er niet af houden. Toch ging het in mijn hoofd van: ‘onschuldig tot bewezen.’ "Goed. Rond welk uur zal ik je morgenvroeg komen halen voor een ontbijt? Ik betaal."
    Ze keurde me een lange tijd geen blik meer waardig, wat alles nog stukken verdachter leek te maken in mijn ogen. Ik wilde serieus dat ik nu een keer gedachten kon lezen en wist wat ze dacht. Dat zou het leven van een hunter zoveel makkelijker maken. Veel aangenamer ook. Opeens flitste haar blik weer naar mij, alsof ze zo minder verdacht over wilde komen, en toen weer terug naar een punt op het vloerkleed dat opeens stukken interessanter leek te zijn dan ik.
    "Rond een uur of negen?" wist ze er hees en na een lange tijd toch uit te persen. "Ja, een uur of negen is wel goed.”
    Haar glimlachen leek allesbehalve overtuigend over te komen. Hij zag er wat geforceerd uit en ik begon me steeds meer af te vragen of ze toch niets te verbergen had. Geef haar de voordeel van de twijfel, Noah.
    “Negen klinkt goed,” zei ik, hoewel ik het nog steeds vroeg vond voor mijn doen. Dat werd wekker zetten, mij kennende kwam ik er anders toch niet uit. Het zou vast extra vroeg moeten, zodat ik een stuk of zeven keer kon snoozen voor ik er daadwerkelijk uit zou kruipen.
    Ik had niet echt het gevoel alsof ik nog verder moest gaan over het onderwerp ‘litteken.’ Als ik nog veel zou verder vragen, wilde ze vast helemaal niets meer vertellen.
    “Heb je trouwens nooit aan een appartement gedacht? Het hoeft niet zo heel duur te zijn, maar het is vast stukken kleiner en stukken gezelliger dan dit grote huis,” probeerde ik toch een beetje van het onderwerp te veranderen. “Al weet ik niet eens hoe dat van mij eruit ziet.”


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

          • Aurora Elizabeth Morningrose

          "Negen klinkt goed."
    Noah had mijn stilte opgemerkt, en het was als een dikke mist tussen ons in komen hangen – de onderzoekende blik op zijn gezicht was me zeker niet ontgaan, en het had me op de een of andere manier angst aangejaagd. Hij had mijn litteken nauwkeurig bekeken, alsof hij wist dat het door een wolf was geweest – niet door een geheel ander ding. Je hoorde de radars in zijn hersenen bijna automatisch aan het werk springen, maar ik dwong mezelf te denken dat niemand van ons als wolven af wist, op de Hunters na – en ik kon het niet in mijn gedachten krijgen dat Noah daadwerkelijk een Hunter was, dat zou niet kunnen ; daar was hij veel te aardig voor.
    Ik hield mijn benen op de bank, met mijn armen er omheen geslagen – ik was niet in staat op zelfstandig het gesprek naar een ander onderwerp te brengen, omdat er te veel beelden en woorden door mijn gedachten flitsten. Diep van binnen wenste ik vurig dat Noah een wolf zou zijn, dat ik alles zou kunnen vertellen zodat alles er in een keer uit zou zijn – maar het risico was te groot.
          "Heb je trouwens nooit aan een appartement gedacht? Het hoeft niet zo heel duur te zijn, maar het is vast stukken kleiner en stukken gezelliger dan dit grote huis. Al weet ik niet eens hoe dat van mij eruit ziet."
    Door zijn laatste constatering, over zijn eigen appartement, klimt er als vanzelf een kleine glimlach rond mijn mondhoeken omhoog – het leek me raar om een huis te hebben waarvan je niet wist hoe het eruit zag, waar je zelfs maar nooit was geweest. Maar, het was altijd beter dan op een plek blijven waar je niet gewenst was en waar je niets liever dan van weg zou willen.
    "Nou, ik heb hier mijn gehele leven al gewoond – het zou bijna verraad zijn wanneer ik het huis zou verkopen en ergens anders naartoe zou zijn. Ik ken het huis door en door en het is nooit of te nimmer in me opgekomen om ergens anders heen te gaan," zeg ik bedachtzaam. Het klonk me wat tegenstrijdig in de oren, het feit dat ik het huis door en door kende maar dat ik in het donker niet naar boven durfde te gaan – maar het was nu eenmaal zo. Ik was geen held, en dit huis was mijn huis geweest sinds mijn geboorte.
          "Daarnaast blijft die geld – kwestie spelen, en is dit even de goedkoopste oplossing ; met wat meubels is het binnen de kortste keren weer een gezellig huis, dat weet ik zeker," zeg ik er dan vastberaden achteraan.
    De drang om nooit of te nimmer weg te gaan uit dit huis was steeds groter, maar werd verdoezeld door het gevoel van slaap. Ik had thuis en bij Memphis slechts een half uurtje geslapen en in het vliegtuig was het me helemaal niet gelukt. Zuchtend leg ik mijn hoofd tegen de leuning van de bank en sluit mijn ogen, waardoor de gedachten in mijn hoofd wat minder worden en de woorden stil vallen.
    "Je bent aardig, Noah," zeg ik dan met een lichte glimlach rond mijn lippen.


    •

    Noah McKinney
    Haar mondhoeken krulden langzaam maar zeker omhoog. Hij zorgde ervoor dat de spanning meer en meer begon te verdwijnen.
    "Nou, ik heb hier mijn gehele leven al gewoond – het zou bijna verraad zijn wanneer ik het huis zou verkopen en ergens anders naartoe zou zijn. Ik ken het huis door en door en het is nooit of te nimmer in me opgekomen om ergens anders heen te gaan," zei ze, waarop mijn wenkbrauwen zich meteen samentrokken in een frons. Het klonk wel heel erg tegendraads met haar vorige woorden, maar ergens klonk het ook weer vanzelfsprekend. Het was nogal vreemd om over na te denken en ik liet het dan ook maar voor wat het was. "Daarnaast blijft die geld – kwestie spelen, en is dit even de goedkoopste oplossing ; met wat meubels is het binnen de kortste keren weer een gezellig huis, dat weet ik zeker.”
    Ik knikte erop. Meubels maakten altijd alles een stuk minder leeg. Misschien kon ze ook nog wat met een likje warmere verf op de muur, maar ik bedacht niet dat ze dat zelf zou doen. Ze zag er niet echt zo’n handige harry uit en het leek erop dat ze ook niet echt voldoende geld had om een schilder te betalen.
    Ik hoopte eigenlijk dat mijn stiefvader een beetje smaak had met zijn appartement, want zelf had ik ook niet zo’n zin om aan de slag te gaan. Niet voor mezelf, in ieder geval. Ik vond het leuker als ik ervoor betaald werd.
    Aurora zuchtte een keer diep en legde haar hoofd naar achteren op de bank, met haar ogen gesloten. Het leek een beetje aan te geven dat ze liever had dat ik weg zou gaan.
    "Je bent aardig, Noah," klonk het toen opeens, terwijl ze een glimlach op haar lippen had staan. Ze leek vandaag toch niet zo ongelukkig te zijn als ze eruit zag. Wat mooi was.
    “Dankje,” zei ik, lichtelijk verbaasd omdat ik nooit verwacht had die woorden uit de mond van een meisje te horen komen. Ik deed dan ook echt mijn best, omdat ik ze een keer te vriend wilde houden. Bij Aowynn had ik al een slechte indruk gemaakt. Het zou een goed plan zijn om me ook te gedragen bij haar en net zoals hier ook een keer na te denken voor ik mijn grote mond opentrok. Vanavond leek het wel goed te werken, maar volgens mij ging dit maar tijdelijk werken. Dus ik moest er maar van genieten voor zo lang het duurde. “Euh, jij ook.” Het kwam er niet erg overtuigend uit, ook al meende ik het wel. Ze was aardig.
    “Hé, als je me weg wil omdat je wil gaan slapen, moet je het gewoon zeggen. Zo niet, dan blijf ik graag nog wat,” zei ik erop, ook al had ik wel nood aan een goede sigaret en een scheut whisky. En daarna een lekker warm bed en mijn avond was weer compleet.


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    -

    [ bericht aangepast op 10 okt 2013 - 13:08 ]


    •

    Memphis Grimmaud

    “Ik loop met je mee naar beneden,” zegt Aowynn terwijl ze van het bed afkomt. “Zometeen stop ik de notities in mijn tas, dan kun je ze morgen op school van me overnemen." Ik knik zachtjes en voel in mijn broekzakken, op zoek naar mijn sleutels. Wanneer ik ook mijn helm opgeraapt heb, wil ik de deur open doen, tot Aowynn me doet pauzeren.
    “Memphis?” Nieuwsgierig kijk ik over mijn schouder. “Dankjewel." Ik frons en kijk haar vragend aan. Waarvoor bedankt ze me nou? Ik heb toch helemaal niks speciaals gedaan? Het lijkt me niet dat ze me bedankt voor het feit dat ik haar zaterdag mee uit gevraagd heb, en het klinkt al zeker niet sarcastisch. Ik haal een hand door mijn haren en haal met een kleine grimas mijn schouders een keer op.
    "Ik weet niet precies wat ik gedaan heb, dus... ehm - het was in elk geval geen moeite," deel ik mee, waarop ik een paar keer hevig knipper. Nerveus zijn is helemaal niks voor mij, en het idee dat ik het nu ben maakt me alleen nog maar nerveuzer. Beetje een vicieuze cirkel, dit. Ik ben het namelijk niet gewend dat mensen me complimenten geven of me bedanken. Meestal krijg ik alleen een kwade blik, of gelach. Dit... dit is vrij nieuw, kun je zeggen. Ik schraap mijn keel een keer en richt mijn blik op een vlek op de muur.
    "Blijf maar hier," flap ik er dan uit. Ik hoef er niet nog een keer ongemakkelijk moment van afscheid aan de deur bij hebben. "Al die trappen zijn niet goed voor je been," voeg ik er als verklaring aan toe. "Ik vind de weg wel, en dan zie ik je morgen," ga ik snel verder. Ik twijfel even maar zet dan toch een paar passen naar Aowynn toe en druk een kus op haar voorhoofd, om er vervolgens als de hazewind vandoor te gaan. Ik ren de trap af, de hal door en de deur uit. Ik trek ze nog voorzichtig dicht en rits ook mijn jack dicht terwijl ik naar Darla toe loop. Ik stap op, zet mijn helm op mijn hoofd, stop de sleutels in het contact en scheur weg. Pas wanneer ik zo'n vijf straten verder ben, voel ik me enigszins kalmer. Gezien de straten zo goed als verlaten zijn, besluit ik om de snelheidslimiet aan mijn laars te lappen en rijd zo snel ik kan naar huis om Bonnie gerust te stellen en te kijken hoe het met Scar is.
    Vanaf het moment dat ik op de oprit sta, tot ik binnen ben en een fles drank ik mijn handen heb passeert er nog geen minuut. Ik zucht even en twijfel terwijl ik de dop los schroef. Uiteindelijk is de drang toch te groot en neem ik een paar flinke teugen, waarop ik de fles weer in het vriesvak verberg.
    "Waar is Aurora?" hoor ik plots een stem achter me. Ik trek een wenkbrauw op en draai me om zodat ik Bonnie aan kan kijken.
    "Hoe bedoel je, waar is Aurora? Die is gewoon thuis, waar ik - waar ik haar achterliet," geef ik met enige moeite toe.
    "Oh goed, je hebt haar gevonden," antwoordt Bonnie opgelucht.
    "Gevonden? Natuurlijk heb ik haar gevonden, het zou wel heel erg zijn mocht ik nu al vergeten zijn waar ze woont." Om eerlijk te zijn jaagt de gezichtsverandering van mijn Bonnie me de stuipen op het lijf nu, alsof ik juist een vreselijk horrorverhaal verteld heb.
    "Memphis... Ze was hier, ze ging op zoek naar je..." zegt mijn grootmoeder stilletjes. Ik voel mijn hartslag opnieuw de hoogte in schieten en rits zo snel als ik kan mijn sleutels van het aanrecht, alvorens ik weer naar buiten storm en zowat op mijn motor spring. Als ik daarnet al te snel reed, dan zouden ze nu meteen mijn rijbewijs intrekken mocht ik gepakt worden. Ik laat mijn ogen over de straten speuren, op zoek naar enig teken van mijn popje. De enige keren dat ik stop is bij de plaatsen waarvan ik vermoed dat ze mij zou zoeken, maar helaas telkens zonder succes.
    Pas bij de laatste kroeg komt het in me op dat ze me misschien gebeld heeft. Ik haal mijn mobiel zo snel uit mijn zak dat ik hem laat vallen en de volgende twee minuten spendeer aan het terug ineensteken van dat ding. Wanneer het dan toch eindelijk gelukt is schakel ik hem aan, om tot mijn grote ontgoocheling te zien dat ze niet gebeld heeft, en geen smsje stuurde.
    In een vlaag van paniek besluit ik haar te zoeken op de laatste plaats waar ze waarschijnlijk zal zijn, thuis. Met een rotvaart rijd ik er heen, alleen maar om een oneindig pijnlijke steek in mijn hart te voelen als ik een andere motor voor haar deur zie staan. Ro heeft geen motor. En het licht brandt nog. Ik zet Darla uit, stap af, gooi mijn helm op de stoep en blijf staan als ik duizel van alle emoties die door me heen razen.
    "Rrrrrrrrrrrrrrrrro!" schreeuw ik naar de deur. Kan me niet schelen of haar buren wakker worden.


    I've no idea of the future, but I can see the past quite well. And the present, if the weather's clear.

          • Aurora Elizabeth Morningrose

          "Dank je."
    De lichtelijke verbazing is Noah's stem was met geen enkele mogelijkheid te missen – waardoor ik automatisch mijn wenkbrauwen frons, maar mijn ogen gesloten houd. Ik had me mijn gehele leven lopen afvragen waarom het voor sommige personen zo moeilijk was om een compliment aan te nemen, om gewoon even "ja" te knikken en er niet direct vol op in te gaan – dat het niet waar was, dat het leugens waren ; Memphis was er daar een van. Deze personen zagen niet dat iedereen iemand anders ook daadwerkelijk "anders" zag, wat vaak alleen maar goed was.
    "Euh, jij ook," hoor ik hem plotseling zeggen – wat totaal niet overtuigend klonk. Mijn frons wordt zo mogelijk nog dieper, waarna ik mijn ogen open en mijn hoofd op til van de leuning van de bank. Mijn blik glijdt ietwat verwijtend naar Noah's gezicht – ik gaf hem zojuist een compliment, maar hij besloot om maar even de gentleman uit te hangen en het gewoon terug te kaatsen, zonder dat zijn woorden daadwerkelijk een betekenis hadden ; wanneer hij echt een gentleman had willen spelen had hij het maar bij die "dank je" moeten houden – hier liet hij me niet beter door voelen.
          "Hé, als je me weg wil omdat je wil gaan slapen, moet je het gewoon zeggen. Zo niet, dan blijf ik graag nog wat."
    Zijn woorden leken in een fel contrast te staan met zijn "euh, jij ook," van hiervoor – op dit moment leek hij daadwerkelijk te willen blijven, ook al waren zijn woorden over het feit dat ik aardig was er niet echt gemeend uit gekomen. Het was deze reden dat ik hem achterdochtig begon aan te kijken, opnieuw kon ik Noah op geen enkele manier peilen en het beviel me voor geen centimeter.
    "Ik heb er geen problemen mee, wanneer je blijft – ik red me wel," zeg ik iets botter dan ik van te voren had bedoeld. Ik zou nooit of te nimmer iemand weg sturen omdat ik toevallig om viel van de slaap ; dat was gewoon tanden op elkaar bijten en doorgaan, ook al viel je bijna om. Het feit dat Noah de enige was die het op dit moment kon uitstaan om in mijn buurt te zijn had er ook mee te maken, hij leidde mijn gedachten af van andere zaken waar ik op dit moment liever niet over na wilde denken ; en daarnaast was Memphis de enige van de roedel geweest die ook maar had gewaagd zijn gezicht hier te laten zien – of hij was zo egoïstisch geweest om tegen niemand te vertellen dat ik terug was.
          "Het is sowieso al een wonder dat je hier nog zat. Vanmiddag hield ... een goede vriend van me, Memphis Grimmaud, het nog geen kwartier vol," brom ik dan zachtjes, terwijl ik kort terug denk aan de afgelopen middag. Ik had voor Memphis andere woorden op de plek van "een goede vriend" willen invullen, maar ik wist dat ik me daardoor enkel en alleen valse hoop zou gaan geven.

          "Rrrrrrrrrrrrrrrro!"
    Binnen de kortste keren ben ik overeind gesprongen van de bank – wanneer iemand mijn naam schreeuwde had dat nooit heel veel goeds te betekenen. Alhoewel de stem me slechts vaag bekend voor kwam, wist ik dat hij mannelijk was met een enorme lading woede erachter. Ares of Memphis, schiet het direct door mijn gedachten. "O – Ogenblikje," fluister ik licht trillend naar Noah, terwijl ik hevig trillend naar de voordeur loop en ondertussen mijn trui wat recht schuif en mijn haren voor mijn litteken sla.
    De gedachten dat het Ares zou zijn had ik vrij snel weg geslagen, hij zou me nooit of te nimmer achteraan komen – de kans was groter dat Memphis op dit moment voor de deur stond, wat zou betekenen dat hij thuis was geweest en Bonnie hem had geïnformeerd.
          "H – Hallo."
    Mijn stem is niets anders dan een hees, piepend geluidje – wanneer ik uiteindelijk de moed heb verzameld om de voordeur te openen en van een afstandje naar Memphis moet kijken, die naast zijn motor op de stoep staat. De motor van Noah staat er genadeloos naast, waardoor ik weet waarom hij zo hard staat te schreeuwen.
    Nerveus draai ik mijn handen in elkaar en buig ik mijn hoofd naar beneden – iets wat ik had geleerd te doen wanneer ik met een man sprak met veel aanzien en "macht". De koele wind slaat tegen mijn benen, maar het rillen van mijn lichaam heeft niets te maken met de kou ; ik was bang voor wat memphis zou gaan zeggen, wat Memphis zou gaan doen wanneer hij Noah opmerkte.
          "Memphis, zachtjes – de buren," fluister ik opnieuw hees. "K – Kom anders binnen, ik zocht je al," laat ik er dan trillend achteraan volgen.
    Met een aantal stappen voel ik de voordeur tegen mijn rug drukken, zodat ik uit de weg ben gestapt van het looppad zodat Memphis naar binnen zou kunnen lopen – áls hij uberhaupt naar binnen zou lopen. Nog steeds hield ik mijn hoofd gebogen, bang voor eventuele consequenties.

    [ bericht aangepast op 10 okt 2013 - 13:14 ]


    •

    Noah McKinney
    Er werd me meteen een verwijtende blik afgestuurd door mijn ietwat verwarde reactie op haar compliment. Het leek me niet meer dan normaal om dat terug te zeggen en ik meende het ook wel. Het was er alleen zo verward uitgekomen door de verbazing om haar compliment. "Hé, als je me weg wil omdat je wil gaan slapen, moet je het gewoon zeggen. Zo niet, dan blijf ik graag nog wat,” probeerde ik dan maar snel van onderwerp te veranderen.
    Haar blik bleef weer achterdochtig op me hangen, wat me best irriteerde. Het liet me weer onwennig voelen, maar deze keer keek ik gewoon serieus terug.
    "Ik heb er geen problemen mee, wanneer je blijft – ik red me wel," klonk het bot, wat er enkel maar voor zorgde dat ik het idee kreeg dat het beter was om naar huis te gaan. Zij was snel aangebrand omdat het er zo vreemd uitgekomen was. Terwijl het eigenlijk maar een gewone opmerking was. "Het is sowieso al een wonder dat je hier nog zat. Vanmiddag hield... een goede vriend van me, Memphis Grimmaud, het nog geen kwartier vol.” Het klonk haast verwijtend, terwijl ik geen idee had wie die Memphis Grimdinges was. Ik mijn hoofd koppelde ik die naam aan die pinguïn van happy feet, maar ik kon me ook niet voorstellen dat ze bevriend zou zijn met een pinguïn. Noch dat iemand zijn kind naar een pinguïn zou vernoemen.
    “Oh…” reageerde ik er nogal droog op, aangezien ik niet echt wist wat ik moest zeggen. “Ik bedoelde het niet zoals het eruit…”
    "Rrrrrrrrrrrrrrrro!” De stem klonk kwaad en ik kon hem niet plaatsen maar ik wist dat hij niet veel goeds betekende. Hij was geladen met woede.
    Aurora was wat angstig rechtgesprongen en leek wat te hebben van een trillend hertje. "O – Ogenblikje," fluisterde ze trillend, maar het werd nog erger toen ze wegliep. Op mijn hoede bleef ik op de bank zitten, voor het geval dat ik zou moeten ingrijpen. Misschien waren het mijn zaken niet, maar ik kon toch alles goed horen vanuit de gang en ik ging hier niet nutteloos blijven doen.
    "H – Hallo." Ik hoorde hoe Aurora bedeesd de deur geopend had, met piepende stem. Het klonk alsof ze echt bang was van deze persoon. Wat ze daarna zei kon ik niet zo heel goed horen omdat ze fluisterde, maar ik leek wat op te vangen over de buren. Mijn gehoor was niet slecht, maar het was niet bovenmenselijk. Ik kon niet alles horen.


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Memphis

    "H – Hallo."
    Zowel de manier waarop ze me aanspreekt, als de manier waarop Ro naar me kijkt snijden als een vlijmscherp mes tot in het diepst van mijn ziel. Je zou haast denken dat ik degene ben die haar zo toegetakeld heeft en dat ik terug gekomen ben om mijn werk af te maken.
    Hoewel ik dacht dat het niet mogelijk was, wordt de pijn alleen maar sterker als ze me opeens helemaal niet meer aankijkt en haar blik naar de grond richt. Nog nooit ben ik het soort Alpha geweest die zulke belachelijke eisen stelde, hoe kan ze zoiets van me denken? En op dit moment ben ik niet eens aan de leiding in onze roedel, waarom zou ze zo-
    "Memphis, zachtjes – de buren. K – Kom anders binnen, ik zocht je al."
    Ik doe een paar stappen naar haar toe maar stop mezelf voor ik dichterbij kan komen. Ik doe mijn mond open om iets te zeggen, maar er komt geen woord uit, geen lettergreep, geen enkele klank. De tranen springen in mijn ogen en ik draai me om, wandel naar de vreemde motor toe en laat mijn blik er overheen glijden. Compleet van mijn melk af keer ik enkele stappen terug naar Aurora toe. Met mijn gehele arm wijs ik naar het voertuig terwijl ik haar vragend aan kijk.
    "W-wie?" pers ik eruit. Het is niet exact wat ik wilde vragen maar het lijkt wel alsof mijn hersenen kortsluiting gemaakt hebben. Het enige waar ik op dit moment zeker van ben is dat al mijn gevoelens op mijn gezicht te lezen staan. Opnieuw probeer ik iets te zeggen, maar het enige geluid dat over mijn lippen rolt is een snik. Geschrokken van mezelf ga ik met mijn rug naar haar toe staan, in de hoop dat ze me niet zal vragen waarom ik aan het huilen ben. Ik denk namelijk niet dat ik het uit kan leggen. Ik begrijp zelf niet eens wat er allemaal door me heen gaat, hoe moet ik het dan duidelijk maken aan haar? Daarbij ben ik niet hierheen gekomen om het over mijn gevoelens te hebben, maar over die van haar. Omdat ik eerlijk tegenover haar wil zijn, haar het wil besparen dat ze via iemand anders mijn plannen met Aowynn te weten moet komen.
    Ik weet echter dat ik er verschrikkelijk in faal mijn tranen te verbergen als mijn lichaam begint te schokken door het verdriet dat ik probeer binnen te houden. Wat als ze het niet begrijpt? Wat als ik haar weer kwijt raak? Dit keer door mijn eigen toedoen in plaats van dat van een ander... Hoe zou ik mezelf dat ooit kunnen vergeven? Niet, dat staat vast. Ik weet dat Ro en ik nooit een koppel zullen zijn, maar het idee dat ik haar helemaal niet meer in mijn leven zou hebben is moordend, genoeg om me door mijn benen te doen zakken waardoor mijn kont met een klap op de stoeprand terecht komt. Is dat niet juist hetgene dat ik altijd probeerde voorkomen? Ik moet haar een beetje op afstand houden, wil ik haar in mijn leven blijven hebben want anders staat haar hetzelfde lot te wachten als mijn moeder en zuster. Het doet pijn, onmenselijk veel pijn, onweerwolfelijk veel pijn -of iets in die zin. Maar het is de enige manier waarop ik kan voorkomen dat ze gekwetst wordt voorbij het punt van heling.
    Ik verberg mijn gezicht in mijn handen als ik mijn eigen warme tranen over mijn wangen voel komen. Hoewel ik me stil probeer te houden, weet ik dat Ro me kan horen huilen. Bovenmenselijk gehoor heeft dus wel degelijk zijn nadelen.
    Excuses. Dat was één van de redenen waarom ik hierheen gekomen ben. Ik ben fout geweest door eerder zomaar weg te gaan, in plaats van begrip op te brengen voor haar wantrouwen.
    "H-het sp-spijt me," weet ik uit te brengen, al ben ik niet zeker hoe. Pure wilskracht, waarschijnlijk. Ik weet dat ze me gehoord heeft. "Ik had n-niet- I-ik-" Meer zal er helaas waarschijnlijk niet uit komen, dus besluit ik mijn mond te houden. Ik focus me enkele ogenblikken op mezelf, mijn ademhaling en probeer de brandende steken in mijn borstkas te onderdrukken. Ik doe geen moeite meer om de tranen zelf tegen te houden, wetend dat het volkomen nutteloos is.
    "W-we moeten p-praten," zeg ik zo rustig mogelijk, hoewel mijn ademhaling nog steeds eerder schokkerig is. Ik laat mijn hoofd in mijn handen rusten, terwijl ik de moed opbouw om haar aan te kijken.


    I've no idea of the future, but I can see the past quite well. And the present, if the weather's clear.

          • Aurora Elizabeth Morningrose

          "W – Wie?"
    Memphis' stem lijkt me omhoog kijken van de grond, waardoor ik automatisch enkele stappen zet en buiten de voordeur kom te staan – op de deurmat, om precies te zijn. Met een enkele blik wordt het me duidelijk dat Memphis met zijn gehele arm de motor van Noah aanwijst, waardoor mijn wenkbrauwen zicht automatisch fronsen – ik had net gezegd dat ik hem zocht, maar hij begint nu over een motor te praten die op de inrit van mijn huis staat? Ondanks dat hij er vast en zeker een reden voor zou hebben, dringt hij nog niet door in mijn gedachten.
    Mijn mond opent zich om Noah's naam te zeggen, duidelijk te maken dat hij binnen zit – dat ik een avond had met een vriend, die ik had leren kennen gedurende mijn zoektocht naar Memphis zelf. Mijn woorden worden echter abrupt afgebroken door de snik die over Memphis' lippen rolt en me totaal laat verstijven van verbazing. "Memphis die zijn gevoel uit, onmogelijk," schiet er kort door mijn gedachten.
          Memphis laat echter het tegenovergestelde zien wanneer hij in elkaar zakt en op de stoeprand gaat zitten, zijn hoofd licht gebogen – terwijl zijn schouder schokken en ik hem huilende geluiden hoor maken. Het zijn deze snikkende geluiden die mijn hart doen breken, waardoor ik wat wankele passen naar achteren plaats en opnieuw in de deuropening terecht kom.
    "H – Het sp – spijt me. Ik had n – niet – I – Ik ... W – We moeten p – praten."
    Schokkend komt mijn ademhaling weer op gang, mijn hand is inmiddels vast geklemd aan de deurpost – voorkomend dat ik niet om zou vallen wanneer ik mijn emoties vrij spel zou geven. In mijn hoofd speelt slechts één gedachte de hoofdrol, welke telkens maar weer het antwoord aan het herhalen is op de vraag die ik Memphis deze avond zou willen stellen. Ik zou nooit, geen enkel moment, een kans krijgen om te bewijzen dat het tussen ons wel wat zou kunnen gaan worden. Hoe boos en woedend ik op dit moment op hem ben, neem ik het besluit voor mezelf om mijn emoties deze avond niet te tonen – hij was zelf aan het instorten, dat kon hij mijn emoties er niet bij hebben. Ik zou niet boos worden, ik zou hem niet vragen waarom, ik zou niet gaan huilen – ik zou enkel en alleen van binnen stukje bij beetje in elkaar storten, totdat er uiteindelijk een klein hoopje over bleef.

          "Kom op, Aurora – lopen."
    Mijn gedachten sporen mijn lichaam aan om uiteindelijk te luisteren en mijn voeten te verplaatsen – tot mijn eigen, lichte verbazing loop ik niet op Memphis af, maar ik verdwijn ik terug de hal in, waarna ik de woonkamer binnen loop en mijn blik op Noah richt. Hoogstwaarschijnlijk zag ik er óf gebroken uit, óf totaal emotieloos ; ik had geen flauw idee hoe mijn "geen emoties tonen" naar buiten zou komen.
    "Noah, ik wil je niet weg hebben – echt niet. Maar, er zijn wat – complicaties, dus ; zie ik je morgen om negen uur?"
    Mijn lippen krullen zich licht op tot een glimlach, die haast direct weer lijkt te verdwijnen. In mijn gedachten wenste ik vurig dat Noah stilletjes zou vertrekken en geen enkele opmerking zou maken over de huilende Memphis die op dit moment op de stoep zat. Daarnaast hoopte ik dat hij er morgen om negen uur zou zijn, wat afleiding kon ik inmiddels wel gebruiken.
          "Noah, ik – het spijt me," fluister ik dan nog ; waarna ik mezelf weer om draai en via de voordeur naar buiten loop, richting Memhpis die nog steeds met zijn gezicht in zijn handen op de stoeprand zat. Mijn blik valt op een kort moment op de motor van Noah, maar ik besloot dat ik hem ook uit mijn gedachten zou moeten zetten wanneer ik mijn emoties totaal niet wilde laten zien.

          "Wil je binnen komen?"
    Mijn stem is – verrassend genoeg – vast, met een zorgzame ondertoon ; in gedachten zie ik Ayla voor me, die ik altijd had gezien als de moeder van de Roedel, waardoor ik ook direct besloot om haar gedragskenmerken over te nemen gedurende mijn gesprek met Memphis.
    Met zorgvuldige bewegingen plaats ik mijn handen op Memphis' schouders, terwijl ik de kou tegen mijn benen negeer. Ik zou het nooit voor elkaar krijgen om hem in mijn eentje omhoog te hijsen en mee naar binnen te nemen, waardoor ik hem zacht een bemoedigend kneepje geef.
    "Noah gaat naar huis, dan kunnen we praten," laat ik er dan fluisterend achteraan volgen, afwachtend op zijn reactie.


    •