• Een klein groepje tieners heeft een groot geheim, niemand mag hier achter komen want als dat gebeurd kunnen er erge dingen gebeuren.
    Ze moeten zo onopvallend mogelijk blijven voor hun medestudenten.
    Wat hun geheim is vraag je? Ze zijn wolven, die bij volle maan zichzelf niet kunnen beheersen. Ze veranderen in hun werkelijke vorm en moeten er voor zorgen dat ze niet gesnapt worden. Van de alfa krijgen ze allerlei opdrachten. Sommige zijn gevaarlijk, sommige beangstigend.

    Voor deze groep tienerwolven is ook een groot gevaar. De Hunters. Zij zijn tieners die undercover zijn om de tienerwolven te vangen en te onderzoeken. Ze voeren pijnlijke proeven uit om erachter te komen hoe het mogelijk is dat zij bij volle maan in wolven kunnen veranderen. En of ze er iets tegen kunnen doen. De Hunters zetten alles op alles om de tienerwolven tegen te houden, voordat ze uitzaaien en een groter gevaar voor de mens worden dan ze al zijn.



    De tienerwolven: (max. 7)
    Jongens:
    1. Tijdelijke Alfa: Cooper Henderson - Papaoutai
    2. Memphis Grimmaud - Theodora
    3. Cyril Nightingale - Eltham
    4.
    Roedelloos: Jack Willows - Papaoutai

    Meiden:
    1. Scarlet Morningstar - Jackxdaniels
    2. Ayla Hope Savage - Aislynn
    3. Luna Sianii Silver - Ninuturu

    Hunters: ( max. 12 ) NODIG!
    Jongens:
    1. Noah McKinney - Catesby
    2.

    Bounty Hunter: Xander dodge Outcast - Ninuturu

    Meiden:
    1. Marcy Jarvis - Catesby
    2. Aowynn Rune Savan - Aislynn
    3.

    We zijn dringend opzoek naar Hunters!


    Rules;
    ~Minimaal 8 regels schrijven, dat is niet heel erg moeilijk. Voeg dingen toe zoals; Omgeving, gebruik tekst van andere, gevoelens, waarnemingen etc.
    ~OOC graag met haakjes; [] {} () - -
    ~Er mag best liefde tussen tienerwolven en Hunters ontstaan, maar niet alleen maar die koppels.
    ~Reserveringen blijven twee dagen staan.
    ~Graag personages die verschillend zijn, qua karakter etc.
    ~Lol hebben, dat is de grootste regel hier!
    ~De tienerwolven kunnen veranderen in wolven wanneer ze willen, maar als het volle maan is zijn ze blijvend wolf tot de eerste zonnestralen de aarde verlichten.
    ~Houd rekening met andere, wacht tot vrijwel meer dan de helft gereageerd heeft voordat jij reageert. Het is zo voor mensen die minder vaak online zijn makkelijk om er weer in te geraken.

    [ bericht aangepast op 16 sep 2013 - 15:56 ]


    'Three words, large enough to tip the world; I remember you.'

    | Jaa natuurlijk (:, alleen ik kon het niet laten zelf te schrijven met Ro'tje cx. |


    •

    Infano schreef:
    Aurora Elizabeth Morningrose

    Allerliefste Memphis,
    – en natuurlijk de rest van alle lieve mensen daar zo

    Ten eerste,
    ik mis jullie zo vreselijk veel – al in de eerste paar dagen dat ik hier ben.
    Het lijkt wel alsof het nooit over zal gaan,
    maar Ares zegt dat ik me er over heen moet zetten en moet laten zien dat ik ‘ballen’ heb.
    Baalde hij even toen hij merkte dat ik zo bang als een muis ben!

    Ten tweede,
    je zou het hier allemaal eens moeten zien jongens,
    het is allemaal zo wonderbaarlijk mooi dat het lijkt alsof je rondloopt in een sprookje.
    De zee, het strand, het geluid van de golven en de geur van het zout uit de oceaan!
    Papa is druk aan het werk,
    dus ik heb mijn school moeten laten vallen om ook thuis te werken,
    alhoewel ik het grootste gedeelte van de tijd natuurlijk aan het strand lig – waar Ares niet zo blij mee is, maar dat moet hij dan maar weer leren accepteren op zijn tijd.

    Vooral de jongens hier in de roedel zijn anders dan thuis,
    veel strengen en serieuzer, veel harder – ze helpen niemand, zelfs geen meisjes!
    Daarom luisteren de meisjes hier allemaal precies,
    en lijken het ook net allemaal jongens – omdat ze zo sterk zijn,
    net Scarlet eigenlijk, alleen dan veel minder aardig – tegen mij in ieder geval.
    Ares heeft na een dag al gemerkt dat ik er een beetje buiten val, dus heb ik het ‘geluk’ dat ik privé training krijg – waardoor mijn vacht na afloop niet meer wit maar zwart en rood is…
    Woehoe, de geliefde neef slaat iedere nacht weer toe! :p

    Maar lieverds,
    ik moet er weer vandoor,
    een kleine e-mail is het enige wat ik jullie op dit moment kan geven,
    het spijt me heel erg daarvoor.
    De dagelijkse strandbezoeken zijn helaas ook voorbij,
    meer privé training aangezien Ares en ik de enige zijn die niet meer naar school gaan.

    Als ik ooit terug kom,
    ben ik minstens zo stoer als Scarlet, en minstens zo sterk ook,
    dat is tenminste het doel, als ik luister naar wat Ares allemaal zeg.
    Ik wens hem veel succes. :p

    Dag lieverds.
    Ik mis jullie, iedere dag.

    Duizend kusjes.
    Rho

    ps – Memphis, voor jou: ik denk aan je.


    [Was deze niet naar iedereen in het algemeen gestuurd? Ik herinner me dat er twee mails waren gestuurd en dacht dat de eerste naar iedereen was gestuurd, sorry.]

    [ bericht aangepast op 9 sep 2013 - 20:47 ]


    Listen, Smile, Agree And Then Do Whatever The Fuck You Were Gonna Do Anyway..

    | God, het is echt al lang geleden. Maar die was inderdaad voor iedereen, de kortere die daarna kwam was enkel en alleen voor Memphis, die was ook meer beschrijvend over hoe de situatie daadwerkelijk was. |


    •

    [Dacht ik al, omdat die ook naar 'zijn emailadress' was gestuurd.]


    Listen, Smile, Agree And Then Do Whatever The Fuck You Were Gonna Do Anyway..

    From: rho.morningsrose@hotmail.com
    To: memphis.grimmaud@hotmail.com
    Date: 08 - 07 - 2013 / 23.52
    Subject: Help

    Memph,

    Ik wil weg,
    weg hier.
    Ares is echt ...

    Ik moet terug komen Memph ...

    Ares wil dat ...

    - Message send while texting. -


    | Deze was voor Memph. <3 |


    •

    Memphis

    "Ik doe je het plezier niet om het voor te doen. Op kracht win ik niet van je, maar op tactiek misschien wel. Je moet je kopje gebruiken als je wilt kunnen vechten. Hoe gaat het trouwens met Bonnie? Was ze boos?"
    Ik schiet in de lach en kijk haar even aan aan, voor ik mijn ogen weer op de weg richt. Ik schud mijn hoofd even en grinnik.
    "Je weet toch dat niemand tegen een kopstoot van mij opkan," verdraai ik haar woorden, alsof ik ze letterlijk heb opgevat. "Harde schedel hier hoor," ga ik verder terwijl ik een keer op mijn hoofd klop met mijn vuist. Vervolgens leg ik mijn hand op haar knie en wrijf er zachtjes overheen.
    "Je kent Bonnie toch, ze is helemaal niet boos. Ze was alleen ongerust. Mijn lippen vertrekken tot een zachte grimas. Ik twijfel of ik het moet zeggen, maar het zou niet eerlijk zijn tegenover Bonnie en tegenover Scar om het te verzwijgen, hoe pijnlijk het waarschijnlijk ook voor de drie partijen is. "Je bent als een kleindochter voor haar, ze herkent zichzelf in je," zeg ik zo rustig mogelijk. God weet hoe hard Bonnie onder het verlies van Dakota geleden heeft, ze was zo trots op haar kleindochter. Ik weet dat ze ook heel erg veel van mij houdt maar na bijna haar hele leven met mannen gespendeerd te hebben vond ze het zo fijn weer eens een meisje in haar buurt te hebben. Ze leefde helemaal op in de buurt van mijn zus.
    Ik laat langzaam mijn hand van Scarlett's knie af glijden en leg hem terug op de versnellingspook. Wanneer ik goed weet waar we zijn, duw ik wat harder op het gaspedaal. Ik wil zo snel mogelijk naar huis, dan kan Scar eten en is Bonnie weer gerust.
    Een twintigtal minuten later staan we ook effectief op de oprit, en ik haast me om Scarlet's valies uit de koffer te halen voor ze het zelf kan doen. Laat haar maar even bekomen, ik durf wedden dat ze vannacht slaapt als een roosje. Tenminste, dat hoop ik. Ik denk dat we allemaal wel eens een goede nachtrust kunnen gebruiken, met alle commotie van de afgelopen dagen. Ik open het portier en neem Scarlett over mijn schouder, voor ik de wagen vergrendel. Vervolgens neem ik haar reistas ook weer op en loop naar de deur.
    "Grrr, ik man zijn. Ik vrouwmens dragen. Vrouwmens braaf zijn," zeg ik half grommend. Ik weet dat Scarlet er een hekel aan heeft betutteld te worden, maar op dit moment kan ze het me niet verwijten, en zeker niet als ik het zelf in het belachelijke trek. Technisch gezien ben ik geen Alfa meer, maar zelfs toen ik dat was luisterde ze niet naar me. Dat betekent echter niet dat ze geen respect voor me heeft en dat neemt niet weg dat ze als een van de weinigen soms in mijn ziel lijkt te kunnen kijken. Ze begrijpt vast wel dat ik haar liever wat dichter bij me hou nu, dat ik haar nodig heb en daarom zo aanhankelijk handel.
    Ik zet haar koffer neer voor de deur en haal mijn sleutels uit mijn broekzak. Nadat ik de deur open gemaakt heb, schop ik haar koffer zowat naar binnen, ruk mijn sleutels uit het slot en schop de deur achter me dicht.
    "Bonnie, grote man heeft vrouwmens voor je gekidnapt," roep ik lachend door het huis. Ik geef Scarlet nog een klapje op haar kont en grinnik als ik mijn grootmoeder uit de keuken hoor lachen. Niet iedereen houdt van mijn humor, maar op Bonnie kan ik altijd rekenen. Ik draag Scarlet de keuken in en zet haar op het aanrecht neer, terwijl ik de tafel verder dek en Bonnie de lasagne uit de oven haalt.
    "Oh nee, geen bord voor jou, jij eet een hele schaal zelf leeg, is het niet?" grinnik ik terwijl ik het derde bord naast Scarlet neer zet en plagerig voor haar ga staan. Ik steek een vork naar haar uit en wiebel een keer met mijn wenkbrauwen.
    "Laat dat arme jong aan tafel komen!" hoor ik Bonnie zeggen. Ik hoor aan haar intonatie dat ze zich serieus moet houden. "Ze kan vast een goede maaltijd gebruiken."
    Ik hou mijn handen omhoog en stap bij Scarlet weg, om zelf alvast aan tafel te gaan zitten. Ik schep eerst een bord uit voor Bonnie, daar voor Scarlet en vervolgens voor mezelf, terwijl Bonnie ieder een glas drinken inschenkt. Terwijl ik een slok neem, haal ik mijn mobiel uit mijn broekzak en zie tot mijn verbazing dat ik een ongelezen bericht heb. Ik open het, en besef dan pas dat ik Aowynn helemaal vergeten was.
    Vanaf half 7 ben je welkom, als dat voor jou ook uitkomt. Het zou ook fijn zijn als je inderdaad even naar mijn been kijkt, heb daar ook een vraag over. Aowynn.
    Ik leg mijn mobiel neer en krab even in mijn haren. Fuck. Wat moet ik hier nou mee? Ik breng geen Hunter in een huis vol wolven, maar ik wil ook niet liegen tegen Bonnie en Scarlet dat ik naar haar toe ga.
    "Dus eh. Je weet of weet niet dat ik nogal close-ig contact heb met Aowynn..." begin ik voorzichtig. "En dat ze een Hunter is. Laat me duidelijk maken dat ik daar redenen voor heb. Wolf-redenen. En dat dat alles is dat ik erover ga zeggen, om jullie te beschermen," deel ik mee. Tja, mijn Alfa houding is niet verdwenen met de positie. Daarbij hoor je geen Alfa te zijn om je roedel te willen beschermen, toch.
    "Ik ben dus vanavond een aantal uurtjes weg. Misschien kunnen jullie op bezoek bij Coop."
    Ik neem mijn mobiel terug en beantwoord het smsje van Aowynn.
    Ik ben er tegen half acht, gezien ik nu pas je sms lees. It's a date ;p. Tja... Ben ik Memphis of niet?
    Terwijl ik toch mijn mobiel in mijn handen heb, besluit ik mijn mail even te lezen. Wie weet heeft de ex-roedelleider van die koppige Cyril een mail gestuurd om te vragen naar zijn aankomst. Ik heb in elk geval mail gekregen dat hij overgeplaatst werd, dus ergens is het alleen maar logisch.
    Ik trek een wenkbrauw op als ik zie dat ik echter twee e-mails heb van Aurora. Ik krijg een krop in mijn keel en mijn hart gaat sneller slaan. Ongeduldig open ik de oudste mail. Hoewel ze het vast ergens bedoelde als geruststelling, doet het dat helemaal niet. De negatieve punten worden er als bij magie uitgelicht. Mijn popje is niet gelukkig, en er is niks dat ik kan doen om het beter te maken. Met bevende handen open ik de tweede mail.
    From: rho.morningsrose@hotmail.com
    To: memphis.grimmaud@hotmail.com
    Date: 08 - 07 - 2013 / 23.52
    Subject: Help

    Memph,

    Ik wil weg,
    weg hier.
    Ares is echt ...

    Ik moet terug komen Memph ...

    Ares wil dat ...

    - Message send while texting. -


    Ik voel mijn ademhaling versnellen en dwing mezelf erop te antwoorden. Ik weet nog net te typen dat ik wil weten waar ze is, dat ik haar kom halen al moet ik ervoor naar Griekenland, en op verzenden te drukken voor ik de controle verlies. Met een luide schreeuw veeg ik mijn bord van tafel, gooi ik mijn glas tegen muur en barst ik voor het eerst sinds lang ongecontroleerd uit mijn kleren. Als een gek ren ik in wolf-vorm door het huis en opdat ik niemand kwaad zo kunnen doen bijt ik alle meubels die ik tegen kom aan stukken.
    Ro. Hij moet met zijn poten van mijn- Ze moet- Ik moet haar- Een luid gehuil is het enige dat mijn gedachten nog af kan maken nu.


    I've no idea of the future, but I can see the past quite well. And the present, if the weather's clear.

          • Aurora Elizabeth Morningrose

          "Mevrouw, waarheen?"
    Mijn gedachten flitsen allerlei kanten op ; terug naar mijn periode in de roedel van Memphis, terug naar mijn periode in de roedel van Ares. Alhoewel de airco in de taxi redelijk hoog staat – begint er angstzweet langs mijn rug naar beneden te sijpelen ; terug denken aan een gelukkige periode of aan een verschrikkelijke periode hebben beiden geen aangename uitwerking op mijn gemoedstoestand.
    Geleidelijk laat ik mijn hand langs mijn nieuwe litteken naar beneden glijden – zodat ik het gebied van mijn wenkbrauwen tot mijn hals geheel aangeraakt heb. De pijnlijke flitsen van het moment dat Ares naar me uithaalde omdat ik niet snel genoeg aan het transformeren was schieten langs mijn litteken omlaag ; geschrokken knijp ik mijn ogen stijf dicht en verzeker mezelf er van dat ik hier veilig ben.
          "Mevrouw, ik heb niet de gehele dag – waarheen?"
    Alhoewel de taxi – chauffeur me met een halve glimlach aan zit te staren ; is de geïrriteerde ondertoon in haar stem onmogelijk te missen. Hoogstwaarschijnlijk ben ik de persoon die op dit moment al zijn inkomsten dwars boomt – en alhoewel ik iemand anders ook de depressie zou willen laten voelen die door mijn gedachten stroomt, zou het absoluut niet eerlijk zijn om dit door te zetten.
    Geoefend haal ik mijn hand door mijn haren, zodat de ene kant van mijn gezicht – met het litteken – achter een blond gordijn verborgen komt te liggen. Mompelend laat ik de taxi – chauffeur vervolgens weten waar hij heen mag rijden ; mijn oude, vertrouwde huis waar ik jarenlang alleen met mijn vader heb mogen wonen ; voordat we naar de Hel vertrokken.

    Alhoewel het minstens een half uur rijden geweest moet zijn, kijk ik verbaasd en ietwat gedesoriënteerd op wanneer de taxi – chauffeur haperend tot stilstand komt en een bedrag noemt. Gehaast druk ik een biljet van vijftig dollar in zijn forse hand, klauter de taxi uit en sjor met wilde bewegingen mijn grote koffer uit kofferbak.
          "Welkom thuis, Aurora," mompel ik zachtjes tegen mezelf wanneer de taxi met gierende banden uit de straat verdwijnt en de rust en de stilte lijken terug te keren alsof er nooit iets mis is geweest. Alleen al het kijken naar mijn oude, vertrouwde huis zorgt ervoor dat er een grote brok in mijn keel ontstaat – terug denkend aan mijn vader, die nog steeds voor zijn zaken in Griekenland zit. Alhoewel ik hem gesmeekt heb om mee terug te gaan weigerde hij – het ging veels te goed met zijn zaken, waardoor er niets anders op zat dan gewoonweg vertrekken zonder ook maar een keer terug te kijken.

          Zuchtend sleep ik mijn koffer over de oprijlaan, loop het kleine trapje op en baan me dan een weg door de voordeur naar binnen – de grote hal in, waardoor er een galmend geluid ontstaat door het gehele huis. Mijn vader en ik hebben inmiddels het hele huis leeg gehaald voordat we zijn vertrokken naar Griekenland, waardoor er enkel en alleen wat losse onderdelen te vinden waren ; zoals een aantal niet bij elkaar passende stoelen, een wankele tafel en in de hoek van de woonkamer een simpel matras.
    Mijn koffer belandt ergens in het midden van de woonkamer, terwijl ik mezelf op het matras laat neerzakken en haast weer omhoog spring door het geluid van mijn telefoon. "Stop met zo bang zijn, stom mens," mompel ik zachtjes tegen mezelf – woedend door het feit dat ik me tegenwoordig zo snel angstig en opgejaagd voel.
          Verstijf lees ik de e–mail die Memphis me zojuist had verstoord ; vragend waar ik was. Wazig typ ik een simpel antwoord terug ; "thuis" en laat mijn telefoon daarna langs het matras op de grond zakken. Vervolgens laat ik mezelf op mijn zij vallen, terug mijn benen op en druk mijn hand tegen mijn litteken – hopend dat de pijn snel zal wegtrekken.


    •

    Aowynn

    Het zoevende geluid van een pijl die, gevolgd door de doffe klap, zijn doel raakte. Hield me in een lichte trance. Richten, aanspannen, loslaten, wegschieten en een nieuwe pakken. Keer op keer hetzelfde tot de koker op mijn rug leeg was. Met een lichte hink liep ik naar het grote ronde bord toe, wat achter op het tuinhuis hing, en liet mijn blik vluchtig over de pijlen heen gaan. Een enkeling was verdwaald en hing aan de rand van het bord, de rest hing redelijk goed in de buurt van de rode stip.
    Een zucht verliet mijn lippen terwijl ik ze er voor een uit trok en terug in mijn koker stopte. Zelfs nu ik niet in mijn beste conditie was kon ik het niet laten te oefenen, of lichte trainingen te doen. Marcy’s stem klonk ergens ver achter in mijn hoofd, waarschuwde me dat ik best weleens wat rust mocht nemen. Haar stem werd echter overtroffen door het strenge en woeste gebrul van mijn Oom, rust was voor zwakkelingen.
    Met een lichte frons op mijn gezicht en mijn boog en koker met haar pijlen in de hand liep ik terug naar de achterdeur. Binnen was het stil, zoals gewend was mijn vader aan het werken. Het gele notitieblaadje hoefde ik niet eens te lezen om te weten wat er op stond. ”Ik ben niet thuis.” of Wordt laat.” was vast de melding. Een korte gloed van somberheid gleed door me heen. Ik was de woordenwisseling van een paar dagen geleden niet vergeten, sindsdien had hij nauwelijks iets tegen me gezegd. Ergens stak het me, we wisselde al weinig woorden uit doordat we geen van beide bijna thuis waren, maar nu al helemaal niet. Bedenkelijk staarde ik door het keukenraam naar buiten, tot ik mijn telefoon voelde trillen.
    Ik ben er tegen half acht, gezien ik nu pas je sms lees. It’s a date ;p. Luidde het zojuist ontvangen bericht van Memphis. Een date? Mocht ie willen. Met een opgetrokken wenkbrauw en een zwakke vorm van irritatie las ik het bericht opnieuw en schudde vervolgens licht mijn hoofd, waarna ik weer kort voor me uitstaarde. Ik had vele vormen van frustratie, of irritatie gekend. Maar nog nooit de vormen die hij omhoog haalde. Wederom verliet een zucht mijn lippen en liet ik mijn vingers snel over de toetsen van mijn gsm gaan.
    Half acht is prima. Zorg je dan ook voor de wijn en kaarsen? Een idioot zou de sarcasme nog wel van de laatste woorden af kunnen lezen, en Memphis was dat beslist niet. Ik date niet, nooit gedaan, geen behoefte naar gehad en ik was het ook niet van plan. Jongens waren een belemmering.. Toch? Dat waren Ray zijn woorden, vroeger en nu nog steeds. Licht schudde ik de gedachten van me af en draaide me om, om de trap naar boven op te lopen.
    Daar aangekomen legde ik mijn boog en koker op bed, en liet mezelf er langs zakken. Langzaam, en nog steeds een tikkel moeizaam, schoof ik mijn broek uit. Licht liet ik mijn vingers over het verband heen gaan die de wond eronder beschermde. Mijn eerste wolvenbeet, was ik er trots op? Allesbehalve. De bastaard had me flink te pakken gehad en nu was ik getekend voor het leven met zijn tandafdruk in mijn been. De littekens die ik had opgelopen tijdens het jagen waren voor mij geen troffeeen. Ik kende vele groepen hunters en inmiddels had ik het flauwe vermoeden dat de onze een van de weinige was die de wolven zelf niks aan deed, of in ieder geval niet doodde. We jaagde ze op, vingen ze en brachten ze naar mijn oom. Wat hij daar met ze deed was iets waar ik niet aan wilde denken, wetende dat de wolven niet alleen wolven waren.
    Met een plof viel mijn broek in de hoek van de kamer, waarna ik mezelf overeind duwde en richting mijn kleding kast liep. Daaruit pakte ik een strakke zwarte joggingsbroek gevolgd door een zwart hempje, en liep vervolgens richting de badkamer om mezelf maar eens te gaan op frissen.


    'Three words, large enough to tip the world; I remember you.'

    [Eavan -> Aislynn]


    'Three words, large enough to tip the world; I remember you.'

    Scarlet

    Memphis schiet in de lach en kijkt me even aan aan, voor hij zijn ogen weer op de weg richt. Ik snapte eigenlijk niet waarom hij begon te lachen dus ik keek even zuur voor ik mezelf herstelde en herinnerde dat ik hier was zodat hij zich goed voelde.
    "Je weet toch dat niemand tegen een kopstoot van mij opkan. Harde schedel hier hoor," ik draai met mijn ogen als ik zie dat hij op zijn hoofd klopt met zijn vuist. Daarna legde hij zijn hand op mijn knie en wrijft er zachtjes over.
    "Je kent Bonnie toch, ze is helemaal niet boos. Ze was alleen ongerust. Je bent als een kleindochter voor haar, ze herkent zichzelf in je," zegt hij opeens een rustige toon, maar ik kromp toch in een. Ergens brak er iets in mij. Hij had geweten dat ik dit fijn vond om te horen of beter gezegd niet wou aanhoren en daarom had hij zo rustig gesproken. Ik had wel geweten dat Bonnie gehecht aan me was, maar ik zag het gewoon zo dat ze nu eenmaal van een lastpost houdt en ook omdat ik toen bij hun roedel hoorde. Memphis had me al eerder gezegd dat Bonnie vroeger toen ze jong was wel op mij had geleken, maar ik had het nooit serieus gehouden. Ik voelde me slecht omdat ik haar aan haar gestorven kleindochter deed denken. Dakota was weggenomen door de Hunters toen ze haar jongere broer Memphis wou reden. Dat was tenminste wat ik ervan had begrepen, Memphis praatte er nu eenmaal niet graag over en dat kon ik begrijpen omdat ik hem snapte. We hadden alle twee wel veel verloren.
    Ik was zo hard in gedachten verzonken geweest dat ik niet eens door had dat we al thuis waren. Het was pas toen het portier langs mijn kant werd open gedaan dat het tot me doordrong. Voordat ik het wist lag ik over Memphis schouder en had hij mijn tas ook al gepakt. Ik ramde weer zachtjes met mijn vuisten op zijn rug en begon tegen te spartelen voor zover het ging. Ook lachte ik hard zonder echte reden. Ik was zo blij dat mijn bestaan toch iemand goed doet en wist dat ik zelf zeer gehecht was aan hem. Hij was de enigste die snapte hoe verneukt ik was en altijd bezorgt om me was ook al had ik er soms zo'n hekel aan. Hij wist dat ik me sneed om een kick te krijgen en om de mentale pijn te vergeten, maar toch had hij er nooit echt iets op gezegd omdat hij ergens ook wel wist dat ik dan kwaad zou worden en zou schreeuwen dat het hem niks aan ging. Ergens was ik er zeker van als hij me erop zou betrappen dat het niet mijn beste dag zou zijn, maar ik had er nu geen behoefte aan en zolang hij de nieuwe snijwondens op mij benen niet zag hoefde ik me er ook geen zorgen om te maken.
    "Grrr, ik man zijn. Ik vrouwmens dragen. Vrouwmens braaf zijn," zegt hij half grommend waardoor ik nog harder in de lach schiet. Zoals hij verwacht zou hebben hield ik me niet stil.
    'Probeer je me nu te imponeren door een holbewoner na te doen?' vraag ik naar adem happend van het lachen. Toen hij de deur open had gedaan schopte hij mijn koffer naar binnen. 'Kun je wat vriendelijker doen tegen mij spullen?' probeerde ik te snauwen maar het lukte niet echt omdat ik nog steeds aan het lachen was.
    "Bonnie, grote man heeft vrouwmens voor je gekidnapt," roept hij lachend door het huis voordat hij me een klap op mijn kont gaf en een gilletje mijn lippen verliet. Toen ik de vertrouwde gegrink van Bonnie hoorde verstijfde ik even, maar toen kroop er vanzelf een glimlach op mijn gezicht. Memphis zette me op het aanrecht en ik bleef lui zitten terwijl ik toekeek hoe hij de tafel verder dekte en zij de lasgne uit de oven haalde. Ondanks dat mijn neus nog altijd zeer deed als ik probeerde iets te ruiken deed ik het toch en verwelkomde de heerlijke geur van de lasgne. Dit was heel zeker door Memphis gemaakt en ik moest toegeven dat dat het lekkerste was wat ik ooit had gegeten.
    "Oh nee, geen bord voor jou, jij eet een hele schaal zelf leeg, is het niet?" grinnikt Memphis terwijl ik het derde bord naast me neer zet en plagerig voor me gaat staan. Hij steekt een vork naar me uit en wiebel een keer met zijn wenkbrauwen. Ik duwde tegen zijn schouder en probeerde treurig te kijken wat waarschijnlijk mislukte omdat ik moest lachen. Ik denk dat ik nog nooit zoveel op een dag had gelachen als ik nu had gedaan. Ik griste de vork uit zijn hand en prikte er plagelijk mee door de lucht alsof ik serieus zijn oog zou durven uit prikken.
    "Laat dat arme jong aan tafel komen!" hoor ik Bonnie zeggen. Ik wist gewoon toen ik naar haar keek dat ze moeite had om niet zoals ik in lachen uit te barsten. "Ze kan vast een goede maaltijd gebruiken."
    "Ik heb even veel honger als een wolf.' zei ik grappend terwijl ik van het aanrecht spring en mijn bord mee griste voor ik aan tafel ging zitten.
    Memphis schepte eerst Bonnie haar bord vol en daarna die van mij terwijl Bonnie onze glazen vulde. Echter was ik al alles naar binnen beginnen schrokken vanaf het moment dat het bord weer voor mijn neus werd geplaatst. Ik was zo iemand die je best niet kon storen als ze eten was en zeker niet aan haar eten kwam zonder dat ze het voorstelt, want dat zal je bezuren. Het kwam omdat ik ondanks ik soort van rijk was nog steeds een tijd als wolf heb geleefd. Toen heb ik moeten vechten om mijn prooi voor mezelf te houden tegen andere wolven en dat was niet een pretje omdat ik niet altijd won. Soms duurde het zelf een tijdje dat ik eten vond en daarom at ik ook zo onregelmatig. Je kon zeggen dat ik soms op één dag voor één week at terwijl ik andere dagen gewoon niet at. Mijn bord was al bijna leeg toen Memphis begon te praten en ik even halt hield met eten.
    "Dus eh. Je weet of weet niet dat ik nogal close-ig contact heb met Aowynn..." begint hij voorzichtig, maar toch gromde ik al toen hij haar naam zei. Hij wist dat hij zich op gevaarlijk terrein bevond nu. "En dat ze een Hunter is. Laat me duidelijk maken dat ik daar redenen voor heb. Wolf-redenen. En dat dat alles is dat ik erover ga zeggen, om jullie te beschermen." Het was heel gemeen wat ik toen op dat moment dacht, maar ik kon er niet aandoen. Ik dacht dat dit nog zo'n verdorven liefde gaat worden zoals Romeo en Julliet en ook dat hij even goed zijn pik ergens anders in kon steken. Iets minder gevaarlijk voor hem en de rest voor de roedel. Ik wil niet weten hoe hij was als hij in zijn matingtime was. Op dit moment zou ik zijn hoofd zo graag tegen de muur slaan, dus stampte ik hem in de plaats hard onder tafel. Ik hoopte tenminste dat ik hem had geraakt en niet een poot van de tafel of Bonnie.
    "Ik ben dus vanavond een aantal uurtjes weg. Misschien kunnen jullie op bezoek bij Coop." Vergeet het maar, ik blijf sowieso ergens in de buurt van haar huis staan zodat ik hoor wat er aan de hand was en wat ze deden. Mij kennende zou ik nog gewoon voor haar huis durven staan, maar dat vertelde ik hem niet. Mijn eetlust was plots over en ik duwde het bord hard weg terwijl ik de vork die in mijn handen had gehad terug probeerde recht te maken omdat ik hem onbewust geplooid had. Het zou makkelijker geweest zijn als mijn handen nu niet zo trilde. Ik wist dat Bonnie waarschijnlijk bezorgt naar ons twee keek nu, maar ik kon mijn houding nu niet veranderen, ik was te boos.
    Ik voelde plots de sfeer veranderen waardoor ik opkeek en even mijn eigen boosheid vergat. Het was Memphis. Ik wist niet wat er aan de hand was, maar Memphis was zijn controle verloren. Opeens voelde ik me schuldig. Misschien had dit wel met mijn gedrag te maken en zou ik nu de wind van voren krijgen, maar dat gebeurde echter niet. Hij had zijn bord van tafel geveegd en een glas tegen de muur kapot gegooid waarvan ik een paar scherven moest ontwijken. Dit had absoluut niets met mij te maken en dat maakte me ongerust en kreeg ik een raar gevoel dat ik hem moest troosten, moest beschermen voor zichzelf. Hij was recht voor mijn neus verandert en rende als wolf door het huis. Ik stond op en achtervolgde hem meteen, maar bleef even staan en draaide me om naar Bonnie.
    "Ik ruimde deze troep straks wel op,' zeg ik zachtjes. "Maar eerst moet ik hem troosten en te weten komen wat er aan de hand is." Toen draaide ik me om en volgde het gehuil.
    Ik bleef geen second staan om naar de troep te kijken die hij had gemaakt, maar liep meteen op hem af op een rustig en kalm tempo. Ik wou hem niet benaderen alsof ik hem iets aan zou doen, want dan zou alles nog erger uit de hand lopen. Ik probeerde ook oogcontact te maken, maar dat lukte niet echt. Toen ik hem eindelijk echt kon bereiken met wat moeite sloeg ik mijn armen rond zijn nek en mijn benen rond zijn lijf. Ik had opeens het gevoel dat ik een te kleine pony was aan het bereiden waardoor ik mijn benen uiteindelijk gewoon naast de zijkanten van zijn lichaam zetten. Vraag me niet hoe ik het voor elkaar had gekregen, want dat zou me absoluut niet kunnen schelen nu. Ik probeerde een troostelijke warmte uit te stralen terwijl ik mijn volle gewicht op hem drukte in de hoop dat hij zou gaan liggen. Natuurlijk kon hij wel meer hebben dan mijn gewicht, dus ik verwachte eigenlijk niet dat hij zou gaan liggen meteen. Ik drukte mijn gezicht in zijn vacht, ademde zijn vertrouwde geur in en hield me voor dat ik hem niet zou loslaten hoe moeilijk hij ook zou doen. Zelf als hij me perongeluk pijn zou doen zou ik hem niet loslaten, want dat was ik hem verschuldigd na al die keren dat ik hem wel niet pijn had gedaan.
    "Memphis," fluisterde ik zachtjes en troostend in zijn vacht. "Alles komt goed, ik ben er. Ik zal je helpen, beschermen tegen wat dan ook." Ik weet niet hoeveel keer ik zijn naam uiteindelijk had gefluisterd en gezegd dat alles goed kwam, dat ik er voor hem was en andere geruststellende dingen, maar dat maakte ook niet uit. Zolang hij niet kalm werd zou ik hem niet loslaten en niet stoppen met hem geruststellen met mijn nabijheid en woorden. Ik hoopte gewoon dat het zou werken.


    Listen, Smile, Agree And Then Do Whatever The Fuck You Were Gonna Do Anyway..

    [Joh. Ik droomde over Memphis.]

    Memphis

    Ik grom dreigend als ik plots een gewicht op me voel, tot ik besef dat het Scarlet is. Ik probeer te kalmeren omdat ik haar niet graag per ongeluk iets aan zou doen. Tenslotte is het niet haar schuld dat ik zo van streek ben nu. Het is die verdomde Ares! Als ik hem ooit in mijn handen krijg, dan scheur ik hem ledemaat per ledemaat aan stukjes!
    Met haal wat moeite weet ik deze gedachten te verbannen, aangezien het dit soort hersenspinsels zijn die me hinderen in het opnieuw rustig worden. Ik blijf zitten en probeer mijn ademhaling onder controle te krijgen. Ik concentreer me op Scarlet, op de manier waarop ze me vasthoudt, op de zachte energie die ze uitstraalt.
    "Memphis. Alles komt goed, ik ben er. Ik zal je helpen, beschermen tegen wat dan ook." Haar woorden doen iets met me, iets dat ik niet kan beschrijven. Haar stem klinkt zo zacht als die van Bonnie wanneer ze me probeert te troosten, en ik weet dat ze de woorden meent. Ze is terug gekomen omdat ik het moeilijk had, omdat ze snapte dat ik niet alles alleen kan dragen, in tegenstelling tot wat ik vaak laat uitschijnen. Soms lijkt het zelfs alsof ik niks hoef te zeggen om duidelijk te maken aan Scarlet hoe ik me voel, alsof ze me aanvoelt. Haar herhaaldelijke troostende uitspraken zijn bijna een mantra geworden, en de woede die zich eerst meester van me had gemaakt is bijna nihil nu. Op dit moment blijft alleen het zielverscheurende verdriet over, het gevoel van falen. Ares heeft Ro iets aangedaan, daar ben ik zeker van, en ik was er niet om haar te beschermen. Ik ben er niet om haar te troosten, zoals Scarlet nu bij mij doet. Ik kan haar niet in mijn armen nemen, niet vertellen dat ik er ben voor haar.
    Ik voel hoe mijn poten het onder me begeven, en tegen de tijd dat ik de grond raak schiet er van mijn vacht niks meer over. De tegels voelen koud aan tegen mijn naakte huid. Van mijn kleren blijft namelijk nog amper iets over. Compleet buiten adem blijf ik liggen, terwijl ik mijn best doe om niet als een klein kind in huilen uit te barsten. Tegenover mijn roedel mag ik dan wel een stuk opener zijn dan naar de buitenwereld toe, er zijn grenzen, ik heb ook mijn trots en me oprollen tot een bolletje en het uitschreeuwen van de pijn is iets dat ik niet gauw van plan ben, zelfs niet bij Scarlet. Wat ze in het huis van mijn ouders gezien heeft is al erg genoeg. Ik hoef mezelf niet nog meer te vernederen.
    "Hij heeft haar wat gedaan, Scar..." mompel ik. "Ro- ze- Ik weet het gewoon," breng ik uit.
    Ik duw me langzaam overeind op mijn handen en draai me om, zodat ik Scarlet in mijn armen kan nemen. Ik trek haar dicht tegen me aan en verberg mijn gezicht in haar hals. Wanneer ik mijn mobiel op tafel hoor, verstijf ik, om dan te beseffen dat het waarschijnlijk Aowynn is. Maar wat als het toch Aurora is? Ik kijk even naar Scarlet en ga dan recht staan, zonder haar los te laten. Pas als we bij de tafel zijn zet ik haar neer. Ik blijf een aantal minuten staan, starend naar mijn mobiel. Ik ben gewoon bang voor wat ik zal lezen, dat het me teleur zal stellen, dat het me verder de afgrond in zal duwen. Uiteindelijk heb ik toch al mijn moed samen geraapt en rits ik mijn mobiel van tafel. Met een diepe zucht kijk ik naar het scherm, om dan tot de conclusie te komen dat ik wél een mail heb gekregen. Wanneer ik het lees besef ik dat ik nooit gedacht had dat slechts één woordje me zo op zou luchten.
    Thuis.
    "Z-ze is t-thuis," stamel ik, alvorens een blik op de klok te werpen. Als ik nu vertrek kan ik nog even bij haar langs voor ik naar Aowynn ga. Als een haas stuif ik er vandoor. Ik ren mijn kamer in en trek snel een zwarte jeans met een simpel shirt aan, voor ik mijn combats aan trek. Vervolgens hol ik weer naar beneden, waarbij ik een trede mis en met een smak op de grond beland. Ondanks haar bezorgde blik moet Bonnie toch even lachen. Ik grom even en druk een kus op haar voorhoofd, waarna ik hetzelfde doe bij Scar. Snel stop ik mijn mobiel in mijn broekzak.
    "Ga alsjeblieft nog even bij Coop langs, hij zal vast blij zijn je te zien," zeg ik zachtjes. "Slaap alsjeblieft in mijn bed straks, ik wil niet alleen zijn vannacht. Ik beloof dat ik stil ben als ik terug kom." Ik druk nog een kus op haar wang en ren dan de gang in, waar ik mijn leren jack aan doe. Ik zet nog snel mijn helm op en ga dan naar buiten, waar ik zowat op Darla spring. Ik kan haar niet snel genoeg gestart hebben. Met een razend haar scheur ik de oprit af en rijd naar het huis waar ik Ro zo vaak ging ophalen. Dat het pijpenstelen regent deert me niet, er is wel meer nodig dan wat water om me nu tegen te houden. Ik wil weten wat die rotzak haar heeft aangedaan, ik wil weten wat er zo verschrikkelijk was dat ze terug hierheen gevlucht is.
    Ongedurig parkeer ik Darla op straat en ik weet nog net de sleutels er af te trekken voor ik afstap en naar Aurora's deur spurt.
    "Ro! Ro, doe open!" roep ik terwijl ik met mijn vuist op de deur klop.


    I've no idea of the future, but I can see the past quite well. And the present, if the weather's clear.

          • Aurora Elizabeth Morningrose

          "Je bent te langzaam, Aurora – de anderen zijn allemaal al getransformeerd, wanneer je het niet binnen tien seconden doet ... –"
    Alhoewel slechts enkele flarden van de verschrikkelijke gebeurtenis aan mijn gedachten voorbij schieten, ben ik mezelf er van bewust dat ik niet droom. Dit – het herhalen van de beelden – is slechts een manier voor mij om het een plek te geven, om over het gehele gebeuren na te denken en mezelf op ieder aspect te kunnen bekijken ; ik ben namelijk op een moment in de fout gegaan en ik wil niet dat dat nogmaals gaat gebeuren.
    Diep van binnen weet ik dat ik altijd al "sloom" ben geweest, of "langzaam" – vooral bij het transformeren van mijn mensengedaante naar mijn wolvengedaante. Naast het feit dat ik het niet snel kon volbrengen, had ik nog altijd het gevoel dat ik aan stukken word gescheurd op het moment dat mijn twee gedaantes in elkaar over vloeien. In de roedel van Memphis was ik altijd degene die een flink stuk moest rennen om ervoor te zorgen dat ik weer bij zou kunnen komen – omdat ik het simpelweg niet voor elkaar kreeg om binnen enkele seconden te transformeren.
          Daar had het punt van verschil in gezeten – Memphis had me altijd mijn gang laten gaan, hij wist dat ik het er moeilijk mee had en liet het daarom maar gebeuren ; Ares daarentegen was een heel ander verhaal. Ares' roedel bestond enkel uit mannelijke wolven die binnen enkele seconden op vier poten stonden in plaats van twee benen – met mij als uitzondering.
    Dagen achter elkaar had Ares me proberen te leren hoe ik snel en efficiënt kan transformeren, maar helemaal niets had geholpen – ik had me niet op mijn gemak gevoeld en mijn vertrouwen in mezelf was tot onder het nulpunt gedaald.
    Het moment dat het hem te lang duurde was dan ook het moment dat hij besloot me op een andere manier te "motiveren" – wanneer ik in gevaar zou zijn zou het vast sneller gaan, was zijn redenering ; niets bleek minder waar te zijn. Het resultaat waren de lange, gestrekte littekens die over mijn gezicht liepen ; het feit dat ik niemand meer kon vertrouwen en het feit dat ik zo voorzichtig was als de pest.

          "Ro! Ro, doe open!"
    Bonkende geluiden weer klinken door het lege, holle huis – de vuisten werden met grote kracht tegen de voordeur geslagen ; waardoor ik binnen enkele seconden overeind ben gesprongen en met grote, angstige ogen richting de voordeur staar. Het silhouet achter het wazige raam is groot, en breed – waardoor direct de naam "Ares" door mijn gedachten schiet.
    Mijn verstand springt op nul wanneer ik mijn beide handen om het uiteinde van een oude honkbalknuppel krul – niets of niemand zou mij hier weg halen ; in ieder geval niet wanneer ik nog terug kan vechten en mezelf kan verdedigen.
          "Je kan het," fluister ik mezelf haast onhoorbaar toe – waarna ik voetje voor voetje richting de voordeur schuifel en de honkbalknuppel ondertussen omhoog hef, klaar om toe te slaan wanneer het nodig is. Alhoewel het in Griekenland een grote ramp was geweest, had ik wel een aantal trucjes onder de knie gekregen om mezelf te verdedigen en flink van me af te bijten.
    Mijn rechterhand schiet snel en haastig richting de klink van de voordeur, waardoor ik hem met een wijd gebaar open zwaai en hem vervolgens weer direct rond het uiteinde van de honkbalknuppel krul. De wind snijdt tegen mijn gezicht en laat mijn litteken wat verkoelen – zachte regendruppels waaien mee en spatten kort uiteen op mijn wangen.
          "Niemand neemt mij hier mee, vuile klootzak –"
    Mijn woorden blijven steken op mijn lippen – direct na de ene, nutteloze seconde dat ik besef dat niet Ares, maar Memphis voor mijn voordeur staat ; doorweekt en met een zekere woede in zijn ogen.
    Geheel automatisch voel ik mijn onderbuik samen trekken, schud ik mijn hoofd op een manier dat er een gordijn van blonde haren over de helft met mijn litteken valt en hup vervolgens vier grote stappen naar achteren – inmiddels heb ik de honkbalknuppel niet weten te bewegen en hangt hij nog steeds dreigend boven mijn hoofd in de lucht.
          "Ik ga niet terug naar Griekenland, dus probeer me er niet eens van te overtuigen – alleen ik weet goed voor me is en niemand hoeft me te helpen bij wat ik moet doen en hoe ik dat moet doen ; ik kan het allemaal alleen wel af," roep ik dan haast woedend.
    De aanblik van Memphis doet me ontzettend terug denken aan Ares – beiden zijn ze ontzettend groot, breed en stralen ze een natuurlijke dominantie uit waar ik altijd een groot zwak voor had gehad. Maar, Ares had me verwond – en niet zo'n beetje ook ; hij had gedaan alsof hij om me gaf en had daarna naar me uitgehaald alsof ik niets was. Als ik ook maar iets had geleerd in Griekenland, wist ik dat mannen vanuit het niets konden veranderen, en ze uiteindelijk helemaal niets om je gaven.


    •

    Memphis

    Opeens gaat de deur open, ik wil glimlachen tot ik Aurora met een honkbalknuppel in haar handjes zie staan. Verbaasd frons ik een wenkbrauw terwijl ik een keer over mijn lippen lik. Ik doe mijn mond open om een grapje te maken, maar besluit dan dat ik dat beter niet zou doen. Mijn hart breekt als ik zie hoe ze achteruit deinst.
    "Ik ga niet terug naar Griekenland, dus probeer me er niet eens van te overtuigen – alleen ik weet goed voor me is en niemand hoeft me te helpen bij wat ik moet doen en hoe ik dat moet doen ; ik kan het allemaal alleen wel af," schreeuwt ze plots naar me.
    Ik weet alleen mijn hoofd te schudden. Waarom zou ik willen dat ze terug naar Griekenland gaat? Ik was er het hart van in toen ze vertrok. Liefst van al had ik haar in een klein doosje gestopt, en in mijn broekzak gedragen opdat ze niet had hoeven gaan. Na enkele seconden weet ik me te herpakken, en stap ik naar binnen, waarop ik de deur achter me sluit en mijn helm op de grond laat vallen.
    "Aurora..." zeg ik zacht. "J-je bent terug. H-hier," stamel ik. Ookal staat ze voor me, ik kan het nog steeds maar moeilijk geloven. Ergens was ik al afscheid beginnen nemen van haar, me neer beginnen leggen bij het feit dat ik haar waarschijnlijk hoogstens nog één keer jaar zou zien als ik geluk had. Maar ze is hier, klein, blond en een stuk vuriger dan voorheen.
    Rustig stap ik op haar af. Het kan me niks schelen als ze me een klap met die knuppel geeft. Ik wil haar aanraken. Wanneer ik voor haar sta, steek ik langzaam mijn hand naar haar uit en streel haar wang. Ik strijk haar haren achterover en zie het litteken op haar gezicht. Hoewel ik de woede weer voel opflakkeren, als een vuur waarop men zojuist olie heeft gegoten, doe ik alsof ik helemaal niks merk. Wanneer mijn hand in haar nek ligt, trek ik haar het laatste stukje naar me toe en hou haar stevig tegen me aan. Ik druk een kusje op haar voorhoofd en verberg mijn gezicht in haar haren. Ik inhaleer zo subtiel en tegelijk zo diep mogelijk, om die vertrouwde geur weer in me op te kunnen nemen
    "Regen, witte rozen en aardbeienijs. Je bent het echt," fluister ik. Een geluid ergens tussen een zacht lachje en gesnik verlaat mijn lippen. "Ik heb je zo gemist, Ro, popje. Niet meer weggaan, alsjeblieft niet meer weggaan, niet naar Griekenland, niet naar Timboektoe, niet naar de bakker. Blijf." Mijn stem is nog steeds enkel een gefluister, alsof ik bang ben dat ze een zeepbel is die uiteen zal spatten als ik te luid praat.
    Voorzichtig laat ik mijn handen naar haar kont glijden, en til ik haar op. Ik hou één hand onder haar billen en de andere laat ik weer om haar middel glijden. Langzaam, zodat ik haar zeker niet kan laten vallen wandel ik naar de bank met haar. Met een plofje laat ik me op de kussens vallen, zodat Aurora op mijn schoot komt te zitten. Ik kijk haar diep in de ogen en glimlach zachtjes naar haar terwijl ik onbewust haar onderrug streel.
    "Je bent nog steeds mooier dan ik me herinner," zeg ik stil. Het is niet eens een trukje om haar in bed te krijgen, dat zou ik namelijk nooit doen bij Ro. Het is niet eens een compliment opdat ze zich beter zou voelen, ik meen het. Het litteken had er even goed niet kunnen zijn want ik kijk er dwars doorheen. Het enige dat ik zie is Ro. Mijn Ro. Ik ga wat rechter zitten en breng mijn gezicht langzaam naar het hare toe. Heel licht geef ik kusjes over de gehele schram op haar gezicht.
    "Als die hondsdolle, mislukte bever zich ooit hier durft te laten zien, dan vinden ze hem nooit terug, Aurora, enkel stukjes hier en daar," beloof ik haar fluisterend. "Ik laat niemand jou nog pijn doen, popje. Ik zal er zijn als je me nodig hebt, samen met de anderen. Wij zijn je familie vanaf nu, en die bescherm ik met mijn leven."


    I've no idea of the future, but I can see the past quite well. And the present, if the weather's clear.

          • Aurora Elizabeth Morningrose

          "Aurora. J – Je bent terug. H – Hier."
    Alhoewel Memphis' zachte, stamelende woorden gedeeltelijk een weg naar mijn bewustzijn banen, lijken ze geen enkele waarde of betekenis te bevatten. Slechts een simpele blik op zijn vertrouwde gelaat was voldoende om me compleet dicht te laten klappen – alle vroegere gevoelens spelen als een razende op, waardoor ik mezelf er niet toe kan zetten te bewegen wanneer hij zijn lichaam richting het mijne verplaatst.
    Zijn lichaamsgeur – eveneens zo vertrouwd – weet zich direct een weg te banen naar mijn herinneringen ; waardoor deze ervoor zorgt dat ik het zonder tegen te vechten toe sta dat Memphis zijn handen over mijn gezicht laat glijden en me uiteindelijk naar zich toe trekt.
          "Regen, witte rozen en aardbeienijs. Je bent het echt. Ik heb je zo gemist, Ro, popje. Niet meer weggaan, alsjeblieft niet meer weggaan, niet naar Griekenland, niet naar Timboektoe, niet naar de bakker. Blijf."
    Mijn blik blijft strak op zijn gezicht gericht wanneer hij me zonder enige moeite in zijn armen neemt en ons als een geheel verplaatst richting de bank, waar ik uiteindelijk op zijn zachte schoot kom te zitten. Hier boort hij zijn blik vervolgens in de mijne, waar ik – ondanks mijn vroegere ik – weiger om de mijne zo maar van los te trekken ; iedereen zal weten dat ik ze in de gaten blijf houden.
    "Je bent nog steeds mooier dan ik me herinner. Als die hondsdolle, mislukte bever zich ooit hier durft te laten zien, dan vinden ze hem nooit terug, Aurora, enkel stukjes hier en daar. Ik laat niemand jou nog pijn doen, popje. Ik zal er zijn als je me nodig hebt, samen met de anderen. Wij zijn je familie vanaf nu, en die bescherm ik met mijn leven."

          Memphis' woorden schieten als bliksemschichten door mijn borstkast naar binnen, met als doel mijn bonkende hart – wat tot mijn grote verbazing niet hoorbaar is in de stille ruimte waarin we ons bevinden. Memphis' woorden hadden namelijk precies de inhoud gehad waar ik op dit moment een wankelend bestaan aan had overgehouden – familie. Alhoewel mijn vader, Ares en een groot gedeelte van de roedel uit Griekenland ; had ik me nooit meer thuis gevoeld dan in de roedel van Memphis. Ayla, Cooper en Scarlet zijn ieder moment dat ze in mijn leven zijn geweest mijn grote broer en zussen geweest – en Memphis, Memphis dobberde nog steeds ergens in mijn onderbewustzijn ; gezamenlijk met de nooit beantwoorde gevoelens, waarvan ik weigerde dat ze op dit moment van zwakte de kop op zouden steken.
    "Ik ben niet mooi, ik heb een jaap over m'n gezicht van hier tot Tokyo – en daarnaast, bescherm ik mezelf wel," mopper ik zachtjes, zonder ook maar voor een enkele seconde mijn blik af te wenden van Memphis' gezicht.
          Ondertussen is er opnieuw een harde, argwanende blik in mijn ogen terecht gekomen en zou ik het allerliefste van zijn schoot sprinten en mezelf in een hoek van de kamer drukken. Mijn handen zijn nog steeds strak rond het uiteinde van de honkbalknuppel geslagen, waardoor mijn knokkels wit zijn geworden van de inspanning en het stuk hout lichtelijk trilt in mijn te strakke greep.
    "Daarbij, wil ik dat niemand het aanraakt," sis ik er dan zachtjes achteraan, waarbij ik de nadruk leg op niemand – doelend op mijn litteken. Om mijn woorden kracht bij te zetten druk ik de honkbalknuppel tussen ons in, waardoor ik Memphis dwing om wat meer afstand van me te nemen, waarbij ik zelf ook nog eens achterover leun om mijn statement duidelijk te maken. Opnieuw schud ik mijn hoofd zodanig dat er een gordijn van blond over de ene helft van mijn gezicht rolt, waardoor ik me direct meer op mijn gemak voel dan voorheen.
          "Misschien wil ik zelfs wel dat niemand mij in het algemeen aanraakt," brom ik er dan zacht achteraan – waarbij de lichte twijfeling en onzekerheid toch in mijn stem hoorbaar zijn geworden. Inmiddels draaien mijn hersenen op volle toeren en flitsen er verschillende gedachten door mijn hoofd ; is Memphis te vertrouwen, zou hij niet zijn zoals Ares wanneer hij boos wordt en ik niet kan volbrengen wat hij graag wil, ben ik uberhaupt wel goed genoeg?
    Mijn lippen pers ik strak en haastig op elkaar, niet willend dat mijn onzekerheid opnieuw de kop op kan steken en alle gevoelens naar mijn ogen worden geprojecteerd – wat al zo vaak mijn valkuil is geweest. Om mijn gevoelens extra tegen de gaan druk ik het hout van de honkbalknuppel harder en strakker tegen Memphis' borstkast, om zo enigszins controle te krijgen over mezelf.


    •

    Memphis

    "Ik ben niet mooi, ik heb een jaap over m'n gezicht van hier tot Tokyo – en daarnaast, bescherm ik mezelf wel," antwoord Ro na een korte stilte. Ik blijf haar zwijgend aankijken. Denkt ze echt dat dat me kan schelen? Ik weet dat ik vaak oppervlakkig ben, maar ze zou goed moeten weten dat ik anders ben in haar buurt. Al stond ze vol met puisten en was haar boezem zo plat als een vijg, dan zou ik haar nog prachtig vinden. Ik kan heus wel veder kijken dan alleen het uiterlijk, en dan nog, dat litteken stoort me niet. Voor mij blijft ze dat beeldschone kleine blondje van me.
    "Daarbij, wil ik dat niemand het aanraakt." Ik slik even als ik de venijnige ondertoon in haar worden opmerk. Ik laat mijn blik naar honkbalknuppel glijden, die nu als een barricade tussen ons in dient. Sinds wanneer moet ik op afstand blijven? Verbaasd kijk ik weer omhoog naar Aurora. Elke vorm van communicatie ontgaat me even op dit moment. Het enige dat door me heen gaat is hoeveel pijn het doet dat ze zich zo afstandelijk opstelt naar mij toe. Voorheen was Ro altijd een constante, kon ik altijd op een beetje sympathie rekenen ondanks het feit dat we af en toe ruzie hadden. Op de een of andere manier konden we elkaar toch altijd begrijpen, ons verplaatsen in het standpunt van de ander. Is dat veranderd nu?
    "Misschien wil ik zelfs wel dat niemand mij in het algemeen aanraakt."
    Die opmerking voelt nog meer als een steek in mijn hart. Blijkbaar ben ik in haar ogen gezakt tot op hetzelfde niveau als een willekeurige vreemde op straat. Ik wend mijn blik af en klem mijn kaken op elkaar. Als ik voel hoe de knuppel steviger tegen me aangedrukt wordt, hou ik het niet meer. Ik grijp Aurora vast, ga recht staan en zet haar terug neer in de zetel. Met stevige pas wandel ik naar de deur.
    "Als dat is wat je wil, dan zal ik dat niet meer doen," zeg ik zacht. Ik schrik ervan hoe gebroken het klinkt. Ik neem mijn helm terug op van de grond, waar ik hem laten vallen had en pulk even aan een stukje van de verf dat losgekomen is. Ik hou er echter snel mee op omdat het ding koppig blijft hangen in plaats van volledig mee te komen, ik hoef irritatie niet erbij te hebben in de mengeling van gevoelens die nu door me heen gaan.
    "Weet je nog dat ik zei dat ik je nooit pijn zou doen? Dat meende ik. Ik weet dat ik een rotzak kan zijn, maar je hoeft me niet gelijk over dezelfde kam als die getikte neef van je te scheren."
    Ik open mijn mond om nog iets te zeggen, maar sluit hem dan weer en zet mijn helm op. In de volgende vijf seconden open ik de deur en ga naar buiten. Zo zacht mogelijk trek ik de deur weer achter me dicht. Vervolgens ren ik zowat naar Darla, om een heel andere reden dan eerst. Het zal vreemd zijn om Ro te missen terwijl ze zo dichtbij is. Ik kan je één ding vertellen, ik had me ons weerzien in elk geval geheel anders voorgesteld.
    Nogal bruut start ik mijn motor en rijd ik weg. Pas nu vloeien de tranen die ik eerder wist te bedwingen. Het is gebeurd, waar ik altijd zo voor vreesde, waar ik zo voor gevochten heb om het te voorkomen is werkelijkheid geworden. Ik ben Ro kwijt. En niet eens door mijn eigen toedoen. Na zo'n vijftal minuten maar wel heel wat kilometers verder moet ik halt houden, omdat de tranen me het zicht belemmeren. Ik doe mijn helm even af en besluit even naar mijn mobiel om te kijken hoe laat het is. Kwart na zeven. Ik zie ook dat ik nog een smsje heb gekregen. Aowynn. Normaal zou ik lachen om wat er staat, maar daar heb ik even geen zin in nu. Toch ben ik niet van plan haar dat te laten merken. Met een zucht zet ik mijn helm weer op en rijd ik naar de nachtwinkel in het dorp. Daar koop ik een fles Kidibul en vind ik nog een pakje met theelichtjes. Nadat ik ervoor betaald heb, stop ik ze in mijn leren jack en rits het dicht.
    Vervolgens zet ik mijn weg naar Aowynn verder, om dan tot de conclusie te komen dat ik mijn boeken helemaal niet mee heb. Ach, ik schrijf het wel over op een cursusblad en pen het thuis neer in mijn boek. Ik heb geen zin om nu naar huis te gaan om die verrekte papierbundels op te halen.
    Wanneer ik voor Aowynn's huis geparkeerd sta, doe ik mijn helm af en hang hem over mijn arm. Vervolgens haal ik mijn mobiel nog een laatste keer uit mijn broekzak en schakel hem uit. Ik wil gewoon even weg van alles. Gelukkig is Scarlet terug, en kan ik vanavond troost bij haar zoeken. Maar nu, nu wil ik even met niemand hoeven praten over wat er net gebeurde.
    Ik rits mijn jack open, neem de fles en de theelichtjes in mijn linkerhand, bel aan en leun nonchalant met mijn rechterschouder tegen de deurpost. Dat masker op en verder Memphis, voor je roedel.


    I've no idea of the future, but I can see the past quite well. And the present, if the weather's clear.