Thomas Betoto Bjelland
Een hard gespin naast mijn hoofd maakt me wakker. Kreunend sla ik mijn dikke dekens om mijn lichaam, wat gevolgd wordt door een harde mauw. Toch weet de kat niet van ophouden en springt de nogmaals op het bed en wordt ik beloond met vele nieuwe kopje.
“Paka,” kreun ik zacht. “Niet nu.” Maar toch kan ik het niet over mijn hart verkrijgen om de kat nogmaals een zet van mijn bed af te geven, dus hef ik mijn hand op. Zodra Paka doorkrijgt dat ik hem wil gaan aaien, duwt ze haar kopje onder mijn hand en zijn gespin klinkt oorverdovend door de kamer. Lachend ga ik rechtop zitten en aai ik hem ook met mijn tweede hand. Uit genot gaat hij uitgebreid op mijn schoot liggen en maakt hij kleine genietende geluidjes. Zijn gespin klinkt zo hard dat ik mijn kleine broertje niet eens hoor aankomen lopen.
“Pakaaa!” roept de kleine en hij klapt in zijn handjes. “Oman wilt ook aaien.” Voordat ik ook maar iets kan zeggen, klimt Oman mijn bed op en begint de kat te slaan. Voorzichtig pak ik Omans handje vast en haal hem zachtjes over Paka’s lange vacht.
“Dit vindt Paka veel leuker,” zeg ik zachtjes tegen de peuter, die vol interesse naar de genietende poes kijkt.
“Paka leuk,” herhaalt hij mijn woorden deels. Zachtjes knik ik om hem te bevestigen en laat ik zijn handje los. Met grote ogen blijft Oman zijn kleine handje over de poes halen en het allemaal rustig toelaat. Een kleine glimlach groeit op mijn gezicht als ik het tafereel bekijk. Nog niet zolang geleden moesten Paka en Oman niets van elkaar hebben. Oman was bang voor het beestje met de kleine klauwtjes en door Omans heftige reactie op de poes, werd Paka ook bang voor hem. Toch, in de afgelopen vakantie, heeft Paka steeds meer goedgevonden van de peuter en durfde Oman ook steeds meer dichterbij te komen. Van de andere poezen in ons huis moet hij niets weten, maar met Paka is het helemaal goed gekomen.
Even slik ik als ik bedenk dat dit de laatste ochtend is waarop ik zo zal wakker worden. De volgende keer zal Oman vier zijn en verheugd om het feit dat hij bijna naar de dreuzelschool gaat. Waarschijnlijk zou hij eindelijk hele zinnen kunnen praten en minder angstig zijn. Het moet me toch pijn om de grote stappen in het leven van mijn broertjes en zusjes niet mee te kunnen maken. Net als de bevalling van mijn moeder in oktober. Opnieuw zal de baby een half jaar zijn voordat ik hem of haar kan zien en vasthouden. Even zucht ik, maar het gevoel waarmee ik nu in bed lig, is toch vele malen sterker dan het gemis van zo meteen.
Het teken dat ik uit mijn bed moet komen klinkt als baby Dafina heel hard begint te huilen in de kamer naast ons. Meestal, als de baby begint te huilen, waakt het leven op in huize Bjelland en deze keer is geen uitzondering. In de kamer, die ik deel met Oman, Omari en Pandu, klinkt gekreund van die laatste. Omari is net als Oman een echt ochtend dier, maar van Pandu kan je dat allerminst zeggen. De net niet puber draait zich nogmaals op, in tegenstelling tot zijn kleine broertje die ook afstormt op het bed met Paka en Oman. Lachend wring ik me onder de dekens vandaan en laat ik me uit het bed glijden. Wanneer mijn voeten de grond raken, ril ik heel even. De kou trekt al snel via mijn tenen mijn lichaam door en weet me dan ook even niet los te laten. Zo snel het mogelijk schiet ik in mijn kleding: een spijkerbroek, een shirt en een dikke zwarte sweater eroverheen. De sportsokken, die mijn moeder gister nog speciaal heeft gewassen, trek ik aan en geven mijn voeten een heerlijk zacht en warm gevoel. Een glimlach groeit op mijn gezicht als ik mijn sneakers aantrek en even werp ik een blik op mijn bed waar de kleintjes nog steeds met de kat zitten te kroelen. Beiden lijken ze geen idee te hebben wat er om hen heen gebeurd.
Onderweg naar de badkamer kom ik ook de andere twee katten tegen: Poundi en Sanura. Ik geef hen beide ook een aai over hun bolletjes en vervolg mijn weg naar onze ienimini badkamer. Naast een overvol huis aan mensen, heeft mijn moeder ook een grote liefde voor dieren. Niet alleen de drie katten bevolken ons huis, maar ook de husky’s Tembo en Yzimba zijn van de partij. Daarnaast hebben we een ezel, twee kleine geitjes, wat kippen en een koe in de weide staan. Als het aan mijn moeder lag kochten we er elk jaar een nieuw familielid bij, maar mijn vader heeft daar tot onze grote spijt, maar ook wel begrijpelijk, de knip opgezet.
In de spiegel werp ik even een blik op mijn haar, maar alles is nog zo sinds ik het gisteravond hem geschoren, tevens mijn ‘baardje’ – of meer het gebrek aan baardgroei – is het zelfde. Tevreden stop ik mijn tandenborstel in mijn mond terwijl ik tandenpoetsend naar beneden loop.
In de keuken is mijn moeder al druk in de weer met de baby en het eten terwijl ik mijn vader boven hoor bezig zijn met Oman en Omari. Met een knipoog zet mijn moeder een bord pap voor me neer op tafel.
“Je moet goed eten,” zegt ze op haar o zo moederlijke toontje. “Vandaag is je grote dag.” Met een grote lach, zodat bijna mijn tandpasta uit mijn mond loopt, knik ik enthousiast en zet ik daarna een sprintje in naar de wasbak om mijn tandenpoetsen te beëindigen. De geur van de pap is sterk, een geur die je elke ochtend in ons huis zal ruiken, een geur die ik nu weer moet gaan missen. Ergens doet het pijn dat ik nu opnieuw al mijn familie en vrienden hier moet achterlaten, maar aan de andere kant is het avontuur op school te groots om te missen. Even werp ik een blik op de klok om te kijken hoe laat het is. Geschrokken verslik ik me in mijn pap als ik zie hoe laat het is. Zo snel als ik kan eet ik de lekkernij op en veeg ik mijn mond af. In de hoek van de kamer staat mijn grote hutkoffer waar de twee huskys al de hele week tegenaan liggen. Beiden druk ik een kus op hun koppen, waarna mijn moeder volgt.
“Hoor ik het als de baby er is?” vraag ik iets wat bezorgd, maar haar glimlach stelt me al snel gerust.
“Tuurlijk,” zegt ze. “Nog eerder dan Chaga en Bititi.” Een glimlach siert mijn gezicht en snel drukt ze een kus op mijn wang. “Geniet ervan.”
Met enkele tranen in mijn ogen knik ik. Afscheid, daar houd ik helemaal niet van en daar houdt mijn familie rekening mee. Gisteravond hadden we een afscheidsmaaltijd, zodat het allemaal vandaag niet hoefde.
Even haal ik de baby uit mijn moeders draagzak op haar rug en ik houd het kleine mensje tegen me aan. “Wees je een beetje lief voor mama?” vraag ik haar, maar de grote bruine ogen van het meisje kunnen me alleen maar aankijken. Voorzichtig overhandig ik haar weer aan mijn moeder en steek ik nog een keer mijn hand naar haar op.
“Ik schrijf jullie,” glimlach ik terwijl ik mijn koffer oppak.
Beide met tranen in onze ogen kijken we elkaar aan en ze legt haar hand op haar hart. “En wij jou,” klinken haar laatste woorden waarna ik het huis uitloop. Even knipper ik de enkele tranen weg en stap ik buiten in op de al wachtende arkenslee.
"The only way of finding a solution is to fight back, to move, to run, and to control that pressure."