• [ bericht aangepast op 5 juni 2016 - 10:37 ]

    Klink interessant...
    Ik zou een meisje willen zijn..
    Moet ik dat meisje nu beschrijven of?
    Ik heb vaak veel ideeën voor stories.


    "Can a man still be brave if he's afraid?" -"That is the only time a man can be brave."

    Wat bedoel je met dat laatste? Een sci-fi OP? Ik vind Disney ook wel leuk. Zal na het eten wat bedenken. ^^


    Wie durft te verdwalen, zal nieuwe wegen vinden!

    Ik heb even geen ideeën, maar ik ben bereid hier nog voor te gaan brainstormen (:
    Ik schrijf het liefst vanuit jongens, meisjes vind ik daar in tegen ook geen probleem.
    En hier een stukje uit een oud verhaal van mij (Proloog van zowat 1000 woorden, hoef je niet helemaal te lezen hoor hahah)

    'Waarom Luke?..' Vroeg Annabeth. Haar grijze ogen keken me hoopvol aan, hopend op een antwoord dat alles zou verduidelijken. Maar dat was het punt, ik wist niet wát ik moest antwoorden. Wat zou ik eigenlijk moeten antwoorden? Ik had haar verraden, in de steek gelaten op het moment dat ze me nodig had, maar ik was gewoon naar Kronos overgelopen zonder duidelijk te maken wat ik van plan was. Ergens wist ik het antwoord wel, en Annabeth zou vast en zeker allang weten dat ik dat antwoord zou gaan geven, ik was kwaad op Hermes. Kwaad op de god die mijn vader moest zijn, die mij niet hielp op de momenten dat ik zijn hulp het meest nodig had. 'Je weet het antwoord best, Annabeth.' Ze zuchtte diep, duidelijk niet blij met het antwoord. Maar wat wilde ze anders? Dat ik nu, met alle kampers erbij, ging vertellen wat mij dwars zat? Dat ik nog liever van een brug af sprong dan mijn vader tegenkomen? Dat ik bij Kronos was gegaan vanwege die onsterfelijke egoïsten? Nee, dacht het niet. Zo'n dom blondje ben ik nou ook weer niet.
    Ze wist prima wat er gebeurd was. Jaren terug hadden we samen over straat gezworven, samen met de dochter van Zeus, Thalia. Beide wisten ze waarom ik een hekel had aan hun geliefde goden. Mijn moeder wilde jaren terug het nieuwe orakel van Delphi worden, maar het ging mis. Mijn moeder begon onzin uit te kramen en tijdens sommige aanvallen ademde ze groene rook uit. Als klein jongetje vond ik het doodeng, sloot me elke aanval weer ergens op om niet te hoeven kijken en durfde soms dagen mijn kamer niet meer uit. In tegenstelling tot de meeste halfgoden, heb ik nooit de kans gekregen naar school te gaan, gewoon even normaal kind te kunnen zijn. Ik haalde mijn wijze lessen niet uit boekjes, ik mocht alles in de praktijk leren. Op mijn negende liep ik weg van huis, met mijn oversized rugtas op mijn rug, de onbekende wereld in. Hier leerde ik Thalia kennen, een meisje van toen acht jaar oud, en de kleine Annabeth van toen vier, doodsbang en weggelopen bij iedereen waarvan ze hield. Tot mijn twaalfde was ik onafscheidelijk van de twee meiden. Ze waren mijn familie, en ik voelde me verantwoordelijk voor ze. Ik leerde omgaan met een zwaard en beschermde ze met heel mijn leven, beloofde dat het altijd zo zou blijven..
    Ik had het nooit moeten beloven. Als ik het zo bekijk, ben ik een verschrikkelijk, harteloos iemand. Het verbaasd me niks als ze denken dat ik één of andere emotieloze baksteen ben. En ik kan ze geen ongelijk geven, het leven van anderen heeft me een hele tijd niks meer uit gemaakt. Omdat ik kwaad was op de goden was ik automatisch ook kwaad op de halfgoden die aan hun kant stonden, maar nu weet ik wel beter. Ze hebben nooit anders geweten dan dit.
    Zo heb ik mezelf altijd aangeleerd goden te haten, ze te verafschuwen. Toen ik op mijn dertiende bij Kronos kwam, werd het er alleen maar meer in gestampt. Op mijn veertiende was ik eigenlijk gewoon letterlijk Kronos zijn rechterhand. Als er een probleem was werd ik al eerst geroepen, moest er belangrijk papierwerk gedaan worden, werd het mij in mijn handen gedrukt, en bij belangrijke opdrachten werd ik als leider aan gesteld. Er ontging mij niks, de handlangers van Kronos zagen mij als aanspreekpunt en Kronos werd een soort tweede vader voor me, eentje die er wel voor me was en me niet zag als één of ander object. Ik had honderden onschuldige halfgoden vermoord, alleen om mijn kant te beschermen. En nu, op mijn zestiende, was ik terug. Terug aan de kant van de goden die ik zo haatte, die ik nooit van mijn leven zou willen ontmoeten. Ik weet niet eens waarom, misschien omdat ik Annabeth zo miste, misschien omdat ik inzag dat het fout was wat ik deed? Ik had geen eens een geldige reden, niet een goede die zou verklaren waarom ik hier stond. Al zou ik het vertrouwen van het kamp terug krijgen, het zou nooit meer zo zijn als eerst. Altijd zou dat wantrouwen in de lucht blijven hangen, als een mist die nooit wegtrok. Nooit zou ik het volledige vertrouwen van kampers terug krijgen, laat staan dat van Annabeth.
    Ik was de bliksemdief, moordenaar van vele halfgoden. Wie wilt mij nou op zo'n kamp?..
    'En nu zonder te liegen, Castellan. Wat doe je hier?' Annabeth had me nooit bij mijn achternaam genoemd, ze noemde me nog eerder mini-Hermes dan Castellan. Ik haalde mijn schouders op, tot ik me realiseerde wat ik hier echt deed. 'Ik ben hier, omdat ik in zag dat ik dom bezig ben geweest. Ik was kwaad op jullie, omdat jullie de kant kozen van een stel onsterfelijke egoïsten..' Dionysos, die blijkbaar nog altijd de leiding had over het kamp, onderbrak me voordat ik nog iets kon zeggen. 'Je bent zelf een egoïst, Luka!' Schreeuwde hij. Nee, niks veranderd. Hij sprak mijn naam nog altijd verkeerd uit. Het liefst zou ik naar hem willen schreeuwen wat ik werkelijk over hem dacht, maar dat was nu niet belangrijk. Ik richtte me weer op Annabeth. 'Maar ik realiseerde me dat het niet jullie fout was. Dat Kronos alleen maar de macht wilde om de wereld te kunnen regeren zoals hij wilde, dat hij net zo verkeerd was als die egoïsten die ik haat.' Annabeth zweeg even, een stilte die minuten leek te duren. Vervolgens vloog ze me om mijn hals om me te knuffelen. Stomverbaasd bleef ik staan, maar haar wegduwen haalde ik niet in mijn hoofd. Kort keek ik naar haar arm, of ze niet toevallig van plan was een mes in mijn rug te steken. Toen ik er zeker van was dat alles veilig was legde ik ook mijn armen om haar heen op haar te knuffelen.
    'Stomme, achterlijke idioot! Hoe kom je überhaupt zo dom zijn over te lopen naar Kronos?' Zei ze enigszins kwaad. Ik vroeg me af waarom ze me dan omhelsde, alsof ze blij was me te zien.
    'Toch heb ik je gemist.
    '


    “If it’s one thing I’ve learned in 3,000 years, it’s you can’t give up on family.” ~ Hermes

    Flowering schreef:
    Klink interessant...
    Ik zou een meisje willen zijn..
    Moet ik dat meisje nu beschrijven of?
    Ik heb vaak veel ideeën voor stories.


    Het liefste wel ja, neem je tijd.

    Scribe schreef:
    Wat bedoel je met dat laatste? Een sci-fi OP? Ik vind Disney ook wel leuk. Zal na het eten wat bedenken. ^^


    Nee dat first-/second-gen pre-/post-war hoort allemaal bij Harry Potter.

    Ik zou graag een meisje willen zijn. Liefst Harry Potter, want voor Disney heb ik niet zoveel ideeën, en ik schrijf er liever geen fanfic over.
    (Raar, ik weet het, maar tast mijn jeugdherinneringen aan en dat voorkom ik liever)

    Mijn idee(ën):
    -beschrijving van relatie tussen Teddy en Victoire
    - iets over het huwelijk van Cho Chang en de dreuzel waarmee ze trouwt (misschien weet je dit niet, maar JK Rowling maakte dit ooit bekend in een interview, ik zuig het dus niet uit mijn duim xp)
    - iets over het leven van de Wemels na Fred's dood

    Allemaal ná De Relieken Van De Dood, maar als het ervoor of tijdens is maakt het mij ook niet zoveel uit.
    250 woorden is niet veel, als je dit wilt schrijf ik iets voor je


    Not all those who wander are lost.

    Lasseth schreef:
    Ik zou graag een meisje willen zijn. Liefst Harry Potter, want voor Disney heb ik niet zoveel ideeën, en ik schrijf er liever geen fanfic over.
    (Raar, ik weet het, maar tast mijn jeugdherinneringen aan en dat voorkom ik liever)

    Mijn idee(ën):
    -beschrijving van relatie tussen Teddy en Victoire
    - iets over het huwelijk van Cho Chang en de dreuzel waarmee ze trouwt (misschien weet je dit niet, maar JK Rowling maakte dit ooit bekend in een interview, ik zuig het dus niet uit mijn duim xp)
    - iets over het leven van de Wemels na Fred's dood

    Allemaal ná De Relieken Van De Dood, maar als het ervoor of tijdens is maakt het mij ook niet zoveel uit.
    250 woorden is niet veel, als je dit wilt schrijf ik iets voor je


    Mogen ook meer woorden zijn ;)

    Alioquin schreef:
    Ik heb even geen ideeën, maar ik ben bereid hier nog voor te gaan brainstormen (:
    Ik schrijf het liefst vanuit jongens, meisjes vind ik daar in tegen ook geen probleem.
    En hier een stukje uit een oud verhaal van mij (Proloog van zowat 1000 woorden, hoef je niet helemaal te lezen hoor hahah)


    Je schrijft geweldig! :)

    haha okay.

    Wil je dat ik nú iets schrijf, en zo ja, moet ik dat dan hier posten en versturen in een PB?


    Not all those who wander are lost.

    xPotterhead schreef:
    (...)

    Je schrijft geweldig! :)


    Thanx (:


    “If it’s one thing I’ve learned in 3,000 years, it’s you can’t give up on family.” ~ Hermes

    Lasseth schreef:
    haha okay.

    Wil je dat ik nú iets schrijf, en zo ja, moet ik dat dan hier posten en versturen in een PB?


    Je mag gewoon schrijven wat er in je op komt. Leef je uit en neem je tijd. en je mag het gewoon hier posten.

    Alioquin schreef:
    (...)

    Thanx (:


    Ik ga weer met je pb'en ik wil sws met jou schrijven!

    xPotterhead schreef:
    (...)

    Ik ga weer met je pb'en ik wil sws met jou schrijven!


    Isgooeeedd (:


    “If it’s one thing I’ve learned in 3,000 years, it’s you can’t give up on family.” ~ Hermes

    Hier is hij weer. Letterlijk hij.

    "Hey Beryl. Kun je naar het park komen?" zeg ik aan de telefoon. Ik hoor iemand zacht kreunen. "Natuurlijk." klinkt het afkeurend aan de andere kant van de lijn. "Oké, dan zie ik je zo? vraag ik als we met moeite een tijd hebben afgesproken. "Hm. Tot straks." mompelt Beryl. "Tot straks." zeg ik kil terug. Ik hang op en haal mijn handen door mijn donkerblonde haar. Ik slaak een diepe zucht, waarna ik op de bank plof. Ik pak een schrift en scheur er een blaadje uit. "Ben rond etenstijd weer terug. Bel me als je me nodig hebt." krabbel ik er wat onhandig op. Ik leg het blaadje op tafel, waarna ik mezelf in de spiegel bekijk. Donkerblond haar en blauwe ogen. Een lange, gespierde jongen die zijn dagen slijt door te trainen, dat is de jongen die ik zie in de spiegel. Ik wrijf over het enorme litteken dat over mijn gezicht loopt. De dunne lijn loopt over mijn rechter ooghoek, schuin naar beneden tot hij stopt op de helft van mijn kin. Een aandenken aan mijn vader. Het enige aandenken aan mijn vader. Het briefje dat ik geschreven had is niet voor een van mijn ouders. Hij is niet eens familie. Hij had me op een dag gevonden in de stromende regen, in mijn schooluniform. Hij had medelijden zei hij. Het litteken zat er toen net vers in. Sindsdien was ik steeds dichter naar de man -Eric heet hij- gegroeid. Nu heb ik afgesproken met mijn moeder -Beryl- die me in de steek had gelaten. Omdat ze me haat. Ze haat me, met heel haar hart.


    "At least I am much stronger than when I was unaware of my own weakness."

    Het zijn 531 woorden geworden (zonder titel) :$
    Het gaat over Molly na Fred's dood en is geschreven vanuit de ik-persoon. Het is erg lang geworden maar ik had hier veel inspiratie voor omdat kort geleden iemand in mijn naaste omgeving is overleden. Ik hoor wel wat je er van vindt.

    Ik mis je zo

    Ik ben niet meer compleet sinds twee mei 1998. Ik ben niet meer compleet, sinds Fred hier niet meer is. Ik heb al zo vaak gehoord: “Hij leeft door in herinneringen en in jullie harten. Hij heeft geen pijn en geen verdriet meer.”
    Het is waar, maar het troost me niet, wijze woorden kunnen me niet troosten. Want mijn kind is er niet meer. Ik kan hem niet meer uitfoeteren om zijn grappen, niet meer met hem lachen, door zijn haren strijken, me zorgen om hem maken.
    Vlak na zijn dood ging ik helemaal op in het regelen van zijn begrafenis, maar daarna was er niks meer om me op storten, en begon het gemis pas echt. Op regenachtige, eenzame middagen pakte ik een oude sweater van Fred en kroop weg in een hoekje van het huis.
    Ik stelde mezelf vragen over Fred’s dood. Vragen waar geen antwoord op was. Vragen zoals: waarom mocht mijn mooie, lieve, vrolijke zoon maar negentien jaar op deze aarde blijven? Dan begon ik te huilen en duwde mijn gezicht in Fred’s sweater. Zo zat ik dan, tot Arthur thuis kwam en me vond. Dan huilden we samen, tot we moe waren en onze tranen op.
    Het verdriet is niet minder groot geworden sinds toen, maar ik heb geleerd ermee te leven. Ik heb nu kleinkinderen waaraan ik mijn overgebleven liefde kwijt kan. Aan de kleine Fred, de zoon van George die als twee druppels water op Fred lijkt, ook qua karakter. Het zorgt er voor dat ik de grote Fred, mijn Fred, iets dichter bij me heb en dat troost me wel.

    Plotseling schrik ik wakker uit mijn overpeinsingen en verdriet als ik geschuifel op de overloop hoor. Het is de ochtend van eerste kerstdag! Ik sta snel op en trek mijn nieuwe donkerblauwe gewaad aan. Hij past perfect bij mijn hoed met sterren en gouden ketting, die ik jaren geleden van Fred en George heb gekregen. Ik kijk in de spiegel, en glimlach triest naar mezelf. Wéér een kerst zonder Fred… Een traan rolt over mijn wang.
    Ik draai me om en kijk in Arthurs ogen. Hij kust me op mijn mond. ‘Fijn kerstfeest, schat.’
    ‘Fijn kerstmis, Arthur.’
    ‘Ik help je wel in de keuken,’ bood hij aan, en hij veegt de traan van mijn wang.
    Ik glimlach, wetend dat hij toch alleen maar in de weg zal lopen. ‘Graag.’
    Samen lopen we naar beneden.
    Als we in de keuken komen zit de hele familie daar, met ontbijt en al. We nemen plaats aan de tafel, en de cadeaus worden uitgedeeld. Ik krijg tekeningen van de kleinkinderen, en ook een gebreide trui van Hermelien, met een ingebreide pollepel erop. Er wordt gelachen, maar daarna valt er een stilte. Dan zegt George opeens: ‘Ik zou het bijna vergeten te zeggen, maar Fred wenst ons een fijn kerstmis.’
    ‘Hoe zou jij kunnen weten dat Fred ons een fijn kerstmis wenst?’ vraag ik hem ongelovig.
    ‘Hij heeft het me verteld, mijn oor is daarboven met hem,’ antwoordt George. ‘En hij wilde je bedanken voor de gebreide trui die je op zijn graf hebt gelegd.’
    Ik glimlach. ‘Het donkergroen past zo goed bij het bruin van zijn ogen.’


    Not all those who wander are lost.