• Supernatural.


    “We're all going to hell. Might as well enjoy the ride.”
    Bang voor de boeman onder je bed? Of heb je misschien een monster in je kast? Dan zijn ze echt. Wat je ouders je ook verteld hebben als klein kind, they're alive. Overal zijn ze te vinden, maar dit verhaal loopt zich af in de Verenigde Staten.
          Demonen, heksen, weerwolven, vampiers, noem ze maar op. De wereld is niet zo veilig als je dacht. Het bovennatuurlijke zit overal verscholen. Misschien is je buurman wel een demon. Of is de oppasser van je kind een heks? Ze bevinden zich in/rond plekken waarvan je het nooit verwacht had.
          Dan zijn er ook nog de jagers. Deze verzetten zich tegen het kwaad en roeien ze uit. Ze kunnen hierdoor moeilijk een normaal leven leiden en zullen dit leven moeten accepteren. De dood in de ogen kunnen kijken is één van de dingen waar ze rekening mee moeten houden.

    Vragen? Stel ze maar.

    Rollen:
    Vrouwen:
    Mhyresa • Daesys Tartaris • 1,6
    Alate • Caden Meredith Garrison • 1,3
    Cissy • Skinwalker
    Deathly_Hallows • Hunter
    Takamasa • Demon • 1,8
    Melitta • Aurelia • 1,6
    Undine • Maelys Mortis • 1,9

    Mannen:
    Alate • Valentine 'Val' Jaceward Veilliers • 1,4
    Halsey • Hunter
    Takamasa • Dean • 1,5
    Wrestler • Wallace Locke • 1,3
    Cashby • Cimeries • 1,9
    Mhyresa • Sebastian Tadeas Vinter • 1,8
    Melitta • Azraël • 1,6
    Stelmaria • Andreas Harry Henstridge • 1,9
    Assassin • Nathaniel Hughes • 1,10

    Regels:
    • Je mag meerdere personages aanmaken, mits je deze niet verwaarloost.
    • Niemand buitensluiten. Houdt 't gewoon leuk!
    • Geen ruzies, behalve in de rpg zelf.
    • Geen perfecte rollen! Iedereen heeft minpunten.
    • Bestuur elkaars personages niet. Alleen die van jezelf.
    • Vermoord geen andere personage zonder toestemming.
    • 16/18+ is toegestaan, maar zet er een waarschuwing boven.
    • In deze RPG moeten de posts 300 woorden bevatten.
    • Let op je spelling en grammatica.

    [ bericht aangepast op 18 april 2015 - 0:28 ]


    † Love? I want to sleep.

    MT. ;3


    Your make-up is terrible

    • Mijn topics.


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    ~ mt


    The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.

    — MT.


    " icarus had loved the sun, and so daedalus lost his. "

    Undine schreef:
    • Mijn topics.


    "Satan's friendship reaches to the prison door."

    Dionysia schreef:
    — MT.


    -Hi, I'm Andy, also freaking out- Andy Gallagher

    [Ik zal tegen de avond pas iets kunnen posten ^^]


    "Her heart was a secret garden, and the walls were very high."



    Daelyn Orsay Willow
    “I will take what is mine with fire and blood.”



          De maan stond laag aan de hemel bij het intreden van de avond. Het zou bijna nacht worden. Daelyn’s lichtermondhoek krulde iets omhoog. Vier eeuwen later en de nacht was nog steeds van haar. Ze wachtte geduldig af totdat de laatste man het pand zou verlaten. Ze zat al een uur op dezelfde plek te wachten maar als je de rest van je leven had, leek dit maar een seconde. De deur van de bloedkliniek ging piepend open en binnen een fractie van een seconde schoot Daelyn het gebouw in. De man voelde enkel een kleine windvlaag en mede doordat het donker werd merkte hij haar niet op. Hij liet de deur achter zich in het slot vallen en verliet het gebouw.
          Daelyn hoefde enkel haar reukzintuig te gebruiken om te weten waar al het bloed lag. Ze voelde hoe haar honger versterkte en zo snel als ze kon stond ze in de kamer met het bloed. De lage temperatuur, die ervoor diende om het bloed goed te houden, deed haar niks. Ze verbleef al een paar maanden in dit dorpje en ze was niet van plan om weg te gaan. Hierom had ze besloten om zich op dieren te voeden — enkel was ze velen malen sterker wanneer ze vers mensenbloed dronk. En de enige manier om dit te doen zonder mensen te vermoorden was om in te breken in de bloedkliniek waar mensen elke dag hun bloed doneerden. Er verscheen een grimas op Daelyn’s gezicht bij het zien van de bloedzakken. In het kleine rugzakje dat ze laatst had gekocht paste er precies zes in. Misschien net genoeg voor anderhalve week — als ze zuinig was. Stilletjes verliet ze het gebouw.
          Zelfs toen ze buiten stond vulde de geur van bloed haar neusgaten. Ze hield zichzelf echter perfect onder controle en stapte de weg op. De weg telde ongeveer twaalf kilometer naar het stadje. Toen ze hier voor het eerst aan kwam had ze drie lifters vermoord en ze had zich gevoed op hun bloed. Nu deed ze dat niet meer. Ze leefde in de schaduwen en zorgde ervoor dat haar verblijf niet op kon vallen voor Hunters. In het normaal zo stille stadje was het verdwijnen van de bloedzakken nog een hele opschudding geweest. De eerste keer viel het mee — ze hadden het afgetekend aan slordig invulwerk. De tweede keer was het wel opgevallen. De andere vampieren uit het Nest hadden telkens uit een andere stad bloedzakken gestolen zodat het niet té erg op zou vallen. Ze waren in totaal maar met vier vampieren dus ze konden er zuinig op zijn.
          De weg was erg verlaten en met een bonkend hoofd stapte zij ervan af. Rechts van de weg lag een bos, het favoriete landschap van Daelyn. Met een onmenselijke snelheid liet zij zich leiden door haar zintuigen en binnen de kortste keren had zij een hert gespot. Nu ze zoveel honger had kon ze zich niet meer inhouden. Ze opende haar gebit waar nu een prachtig stel giftanden te zien waren. Het dier maakte gruwelijke geluiden toen ze zich erop stortte. Daelyn was er echter in de loop der tijd doof voor geworden. Ze kreunde zachtjes toen het bloed haar lippen raakte. Hoe meer bloed ze op dronk — hoe sterker ze zich voelde. Ze zag hoe het leven uit het dier verdween en na een paar minuten was het dier leeg. Daelyn legde haar hand op de ogen van het hert en sloot deze. Met haar andere hand gleed ze over de wond waar nog wat bloed zat. Haar vingers stak ze genietend in haar mond.
          Eenmaal terug op de weg rende ze met bovenmenselijke snelheid naar het stadje. Toen deze opdoemde ging ze langzamer lopen. Ze moest immers geheim blijven. Ze nam een omweg naar haar Nest. Tegelijkertijd wisselde ze steeds van snelheid, zodat als er mensen waren die haar volgde, haar nu kwijt waren. Toen ze het oude krot opmerkte nam ze een laatste sprint. De houten deur ging krakend open. Het zou niet lang meer duren voordat die eruit zou vallen, dacht Daelyn. De bloedzakken die ze had gestolen verdwenen in een oude koelkast. Bij het zien van de buit van de andere vampieren liep het water bij haar in de mond. Haar giftanden trachtte weer tevoorschijn te komen maar na vier eeuwen had ze wel geleerd hoe ze deze moest voorkomen.

    [ bericht aangepast op 18 april 2015 - 19:44 ]


    " icarus had loved the sun, and so daedalus lost his. "

    Azraël • Engel

    Het vredige maanlicht zorgde voor een serene sfeer in het dorp. De stralen deden de straten oplichten, en voor enkele seconden leek Azraël zich geborgen te voelen. Luna, ofwel de maan zelf, leek haar armen altijd voor hem te spreiden - om ze vervolgens te sluiten en hem te beschermen tegen het kwaad.
          Azraël's lippen krulden onwillekeurig omhoog toen hij besefte welke gedachtekronkels zijn geest te verduren kregen, en hij schudde langzaam zijn hoofd terwijl hij zich voortbewoog. Soms dwaalden zijn gedachten veel te ver af om nog realistisch te lijken, maar Azraël was wel de laatste persoon die nog geloofde in het realisme. Het bovennatuurlijke was immers vele malen interessanter - en waarachtig.
          Hij betrad het stevige, maar smalle pad dat naar het bos leidde. Het was vrij gebruikelijk dat hij zijn avonduren benutte met het maken van wandelingen. Azraël trachtte immers naar een geest die vrij was van onrust, en de verkoelende bries die de nacht hem aanbood, schonk hem genoeg mogelijkheden om zijn bedenksels opzij te zetten.
          Hoe dieper hij het bos intrad, hoe sterker de aanwezigheid van het bovenzinnelijke leek te worden. Azraël had het altijd als iets vermakelijks beschouwd dat de bovennatuurlijke wezens zich veiliger leken te voelen wanneer de nacht zijn intrede maakte. Af en toe leek het er zelfs op dat hun denkwijze van de mens afstamde - of andersom, natuurlijk.
          Zodra hij het hart van het geboomte had bereikt, durfde hij zijn donkere kijkers weer op te richten. Alhoewel hij was uitgerust met een stel sensitieve zintuigen, was Azraël altijd en overal op zijn hoede. Hij zou zichzelf niet meer onder ogen durven komen wanneer een sterfelijk schepsel tot de ontdekking zou komen dat hij in het bezit was van een stel donkere, gigantische vleugels en metafysische krachten. Sterker nog, het zou betekenen dat hij diegene moest doden om zijn grootste geheim verborgen te houden. En ook al was Azraël vernoemd naar de Engel des doods - hij vertikte het om zijn naam ook maar enige vorm van eer aan te doen. Hij was geen moordenaar, en dat zou hij ook nooit worden. Hij was een beschermer, een dienaar en een vluchteling. Een beschermer zonder gevoelens, een dienaar zonder meester en een vluchteling zonder doel. Want om heel eerlijk te zijn, wist Azraël zelf niet eens wat hij ooit had willen bereiken toen hij de Hemel ontvluchtte. Hij had gehoopt op iets vernieuwends, en misschien wel wat spanning in zijn leven. Het enige wat hij in al die tijd had verworven, was de blaam van zijn heerser - zijn God. En toch hoopte Azraël nog altijd op iets dat zijn wereld op zijn kop wist te zetten, op een positieve manier.

    [ bericht aangepast op 20 april 2015 - 22:59 ]


    "Her heart was a secret garden, and the walls were very high."


    Nathaniel Hughes


    De avond valt en Nathaniel staat bewegingloos voor het raam, tot het duister hem overvalt. Melancholisch is hij niet, eerder laconiek. Het gordijn trekt hij dicht, maar met zijn goed ontwikkelde zintuigen weet hij zijn weg moeiteloos door het donkere huis te vinden. Op de begane grond zijn de lichten al aan, alles staat klaar voor het feestje dat hij zal geven. Een klein glimlachje verschijnt op zijn lippen, zijn feesten zijn meestal erg goed, ook al zijn de herinneringen van anderen vaak vaag.
          Op een rustige, maar zelfverzekerde tred begeeft Nathaniel zich naar zijn kledingkast. Vandaag besluit hij het simpel te houden, en niet al te kleurig. Hij kiest voor een donker zilveren blouse van een of ander zijde, met daarover een jasje met een krijtstreep. Zijn broek is mat zwart en hij draagt nette schoenen. Om zijn pols doet hij een enkele armband, met wat ringen om zijn vingers om zich toch een beetje versierd te voelen. Nathaniel doet graag aan overdadigheid, op de één of andere manier. Hij zorgt ervoor dat het bovenste knoopje van zijn blouse open blijft. Aan het einde van de avond zal hij hem toch niet meer aan hebben, als hij al op zijn eigen feest blijft. Als het saai wordt, zoekt hij het plezier vaak ergens anders.
          Als hij naar beneden loopt, staat de muziek al aan. Het is geen luide, bonkende muziek, maar een zachte, hypnotiserende. Er zijn al mensen, Nathaniel doet de deur niet op slot omdat iedereen welkom is. Toch weet lang niet iedereen dat hij feestjes geeft, het is vooral onder de wat jongere mensen bekend. Met zijn typische, tevreden glimlach loopt hij de enorme marmeren trap af. Zijn hand glijd langs de goudkleurige reling. Zijn stappen worden op de ritmisch op de melodieuze muziek gezet.
          Nathaniel beschouwt zichzelf als in de bloei van zijn leven, hoewel die bloei waarschijnlijk nog wel eventjes zal duren. Hij geniet met volle teugen van alles wat hij doet, maar zorgt er dan ook voor dat alles wat hij doet, leuk is. De laatste tijd verveelt hij zich echter steeds sneller, hij wilt iets nieuws vinden waarmee hij zich kan vermaken, maar heeft dit nog niet gevonden. Zijn feestjes zijn niet meer obsessief leuk voor hem, hij verlangt ernaar om iets te vinden dat zijn zintuigen zal prikkelen en zijn nieuwsgierigheid langer zal wekken dan even.

    [ bericht aangepast op 18 april 2015 - 23:44 ]


    Your make-up is terrible

    Aurelia • Vampier

    Het gebons van een kloppend hart, een gejaagde ademhaling en de verhoogde dosis adrenaline die voor een versnelde bloedvoorziening zorgde, wist Aurelia direct op te merken zodra ze haar vlijmscherpe hoektanden in de huid van haar slachtoffer boorde. De zoetige smaak van mensenbloed streelden haar smaakpapillen, en de lust naar de warme vloeistof zorgde ervoor dat ze haar ogen voor een kort moment genietend sloot. Vers mensenbloed werd door Aurelia als een delicatesse beschouwd - het was niet makkelijk te krijgen, maar de smaak was overweldigend. Het kostte haar dan ook enige moeite om zich terug te trekken, voordat ze haar slachtoffer volledig zou hebben beroofd van hetgeen dat haar in leven zou moeten houden. De donkerharige vrouw was nog jong; Aurelia zou haar niet ouder dan twintig hebben geschat.
          Zodra ze zich met zorg had teruggetrokken, likte ze met haar tong over haar inmiddels bloedrode lippen, waarna ze een zachte zucht van opluchting slaakte. Ze had zich al in tijden niet meer gevoed, en het voelde prettig om eindelijk weer op krachten te kunnen komen.
          Ze liet het lichaam van de bewusteloze vrouw langzaam op de grond zakken en hief haar hoofd vervolgens op. Haar blauwgroene kijkers leken nog donkerder te kleuren toen haar pupillen zich verwijdden, en Aurelia's hoektanden doemden weer op toen haar blik kruiste met het obscure gestalte. De confrontatie tussen het tweetal duurde echter maar een luttele seconde, want voordat Aurelia in staat was geweest om een stap te verzetten, was de vreemdeling plotsklaps verdwenen.
          Aurelia's adem stokte in haar keel, en een gevoel van paniek overspoelde haar. Ze zou nooit en te nimmer iemands voetstappen niet gehoord kunnen hebben. Dat was haar in haar hele leven nog nooit overkomen, en ze kon gerust stellen dat ze al enkele eeuwen actief was op deze aardbol. En toch had iemand haar nu misschien gezien, terwijl ze zichzelf aan het voeden was met het bloed van een onschuldige vrouw. Als er ook maar één iemand was die haar geheim zou verspreiden, zou dat haar dood nog wel eens kunnen betekenen.
          In een waas van blinde paniek begon ze te rennen. Haar voeten verplaatsten zich nog sneller dan gewoonlijk, en dankzij haar sensitieve zintuigen wist Aurelia al snel te vinden waar ze naar op zoek was - het nest en tevens de verblijfplaats van haar soortgenote, Orsay.
    "Orsay," prevelde Aurelia zachtjes, terwijl een lichte trilling haar stem doorbrak. Hoewel haar stem gedempt was, wist de donkerharige dame dat Orsay haar met gemak zou kunnen horen. Ze durfde het nest echter niet met zekerheid te betreden - de anderen zouden haar immers als een bedreiging kunnen zien. "Er is iets mis."

    [ bericht aangepast op 26 april 2015 - 15:30 ]


    "Her heart was a secret garden, and the walls were very high."


    CADEN 'CASS' MEREDITH GARRISON


    Een zucht rolde over de rood gestifte lippen van de brunette. Caden was de hele dag al bezig met totaal niets, en slenderde door haar huis. Afgezien van het gegeven om voedsel te kopen — deed Cass dagen door al hetzelfde.
          Het duurde ook niet lang voor ze zich onelegant op de bank liet zakken, en de TV aanzette. Sinds dat Caden het slechte nieuws had te horen gekregen over Harry, was ze al een beetje van de kaart geveegd — en nu had ze het nieuws van haar moeder erbij: overleden. Het maakte haar alleen, gezien het toch enigzins mensen waren waar Caden vertrouwen aan hechtte.
          Uiteindelijk schakelde ze de TV weer uit en ze slofte naar de kleine keuken. Even liet ze een blik door het raam glijden, om de mooie nachthemel en de volle maan te zien — het was prachtig. Cass besloot eens weer wat leven in haar lichaam te brengen, en tolde de kleine krakige trappen op. Het huis was zo klein dat zich boven alleen een slaapkamer en een oude badkamer bevond.
          Ze liep naar de badkamer om haar rode lippen af te vegen, zodat haar lichtroze lippen tevoorschijn traden. Cass bond evenals een hoge staart in haar haren, en speurde haar kleding kast door. - die ja, in de badkamer stond - Ze vond een strakke loopbroek en een capuchon sweater, waar ze zoals gewoonlijk twee messen in de zakken liet verdwijen. Je wist maar nooit ..
          Na luttele minuten had ze de deur achter zich gesloten en stapte in de donkere nacht. Haar blik gleed naar de stad, maar werd als een magneet naar het donkere bos getrokken — misschien had Caden de laatste tijd te weinig spannende dingen gedaan, want ze wist dat er zowel wezens waren in het bos als in de stad. Echter besloot ze het donkere bos in te lopen, wat haar geschikter en rustiger leek.
          De jonge vrouw startte met lopen en voelde zich weer goed haar ledematen te kunnen bewegen. Het duurde niet lang voor ze verder en verder het donkere bos in geraakte — snel, en de bomen die op elkaar stonden ontwijkend. Caden was nooit een persoon die aangegeven paden volgde, alleen haar eigen weg — dus zo was het nu ook.
          Echter bleef ze middenin haar loop stokken, toen ze een silhouette van een man zag. Onwillekeurig had zich het mes al in haar hand bevestigd en met de andere hand trok ze haar capuchon over haar hoofd. "Op deze late avond nog uit?" In haar hoofd speelden al duizenden smoesjes om te zeggen waarom ze ook buiten was — gezien het mogelijk was dat hij het ook ging vragen. Ze hield het mes in haar grote mouw verstopt, en probeerde iets in de silhouette te zien.

    [ bericht aangepast op 19 april 2015 - 8:04 ]


    "Satan's friendship reaches to the prison door."

    Azraël • Engel

    Terwijl Azraël zich concentreerde op de geluiden die zich verderop in het geboomte afspeelden, graaide hij naar het Latijnse kruis dat aan de gouden ketting rondom zijn hals bungelde. De stilte die in het hart van het bos heerste, was evenzeer oorverdovend als geluidloos. Hij was zich maar al te bewust van het feit dat een doodse stilte, nooit veel goeds zouden kunnen voorspellen.
          Hij verstevigde zijn grip om het kostbare sieraad en prevelde enkele, Latijnse woorden die samen een gebed moesten vormen. Alhoewel hij zijn God was ontvlucht, geloofde Azraël nog wel degelijk in Hem en Zijn vermogen. Hij weigerde zijn meester weliswaar te dienen, maar hij bleef zich vastklampen aan zijn religie. Hij beschouwde het als een stukje hoop - de hoop dat er toch nog iets was waar hij zich aan kon binden.
          Het zachte, maar hoorbare geknisper van voetstappen die een stel bladeren vertrapten, zorgde ervoor dat hij zijn oren spitste en het gouden kruis langzaam uit zijn handpalm liet glijden. Zijn spieren spanden zich enigzins maar zeker aan, en hij focuste zijn doordringende blik op het gestalte dat hem klaarblijkelijk gadesloeg.
          "Op deze late avond nog uit?" De stem behoorde toe aan een vrouw, maar Azraël was niet in staat om haar uiterlijk te kunnen plaatsen vanwege haar donkere kledij. Ze was in ieder geval kleiner dan hij, en dankzij de strakke kleding kon hij ook zien dat ze gezegend was met een vrouwelijk, maar sportief lichaam.
          Azraël zweeg voor enkele seconden in alle talen, maar hij waagde het er niet op om zijn gespannen houding te laten varen. Het mocht duidelijk zijn dat hij het niet zou dulden als de jongedame zijn persoonlijke ruimte zou betreden, vooral omdat hij niet in staat was om haar te kunnen peilen. Uiteindelijk scheidde hij zijn lippen van elkaar en besloot hij om een kort, maar bondig antwoord te geven: "Dat klopt, zoals je kunt zien."
          De donkerharige jongeman wist maar al te goed dat hij een vreemdeling geen verklaring schuldig was, en hij maakte maar al te graag gebruik van het voorrecht om over zijn redenen te kunnen zwijgen. Toch besloot hij om het gesprek niet direct af te kappen - de spanning was immers al om te snijden.
          "Een jongedame die zich rond middernacht alleen in het bos waagt, zal de betekenis van angst op een andere manier interpreteren." Azraël's stem klonk helder, maar bevatte een zachte ondertoon die hem een kalme uitstraling gaf. "Je moet wel erg dapper zijn."

    [ bericht aangepast op 20 april 2015 - 22:59 ]


    "Her heart was a secret garden, and the walls were very high."



    Daelyn Orsay Willow
    “I will take what is mine with fire and blood.”



    Inmiddels was Daelyn op een van de stoffige banken gaan zitten. In de kamer waren enkel twee anderen vampieren van het nest. Mikhail, een man met de uiterlijk van een vijfenveertig—jaar oude man. Echter had hij er al zes eeuwen op zitten — hiermee was hij de snelste en sterkste van het nest waardoor hij min of meer de leidersrol op zich nam. In de hoek zat de vampier die Daelyn het minst mocht — Caine. Hij had het gezicht van een dertig—jarige man en had er nog geeneens een eeuw opzitten.
          Nog voordat Daelyn iets hoorde — rook ze iets: bloed. De impuls werd algauw verstoort door een stemgeluid dat Daelyn maar al te bekend voor kwam. De stem klonk zwak en als mens had ze het misschien niet gehoord maar nu wel. Iemand noemde haar naam.
    “Er is iets mis.” Daelyn schoot met haar onmenselijke snelheid omhoog, naar de deur toe. Echter, toen ze tot stilstand kwam werd ze vergezeld door Caine. “Als dit meisje ons in de problemen brengt, vermoord ik je.”
    Daelyn fronste haar wenkbrauwen en haar mondhoeken krulden ietwat omhoog. “Caine, ik ben een paar eeuwen ouder dan jij. Ik denk niet dat je me met gemak zal vermoorden. Oh, en als je dit meisje wat aan doet zorg ik er persoonlijk voor dat je nog geen eeuw oud word.”
    Mikhail was de discussies tussen de twee vampieren inmiddels gewend en liet dit gaan. Met een rood aangelopen hoofd liep Caine weer terug naar het plekje waar hij eerst had gezeten.
          Nieuwsgierig opende Daelyn de deur, welke ze ook meteen achter haar sloot toen ze eenmaal buiten stond. Ze keek recht in het gezicht van een vampier welke ze inmiddels behoorlijk waardeerde en vertrouwde. Hoewel het nacht was kon Daelyn het bloed dat zich rond Aurelia’s mond bevond goed ruiken. Voor een seconde trachtten haar hoektanden weer tevoorschijn te komen maar ze kon zich nog net onder controle houden. Het bloed rook velen maten beter dan het dierenbloed waar zij zich eerder op de avond van had voorzien. Haar ranke vingers vonden hun weg naar Aurelia’s lippen waar ze teder het bloed van af haalden. Een zachte grom verliet haar mond toen ze daarna aan haar eigen vingers likte en het mensenbloed proefde.
          Nu de geur van bloed haar niet meer zoveel afleidde, kon ze haar aandacht richten op het meisje voor haar.
    “Aurelia,” bracht ze uit voordat ze haar in een knuffel sloot. Daelyn was nooit iemand geweest die van aanrakingen hield — hierdoor had ze geleerd ze meer te waarderen. Ze was altijd extreem voorzichtig rond nieuwe mensen en vertrouwde ze dan ook niet snel. Aurelia was echter een goede vriendin geworden in de loop der tijd. Aurelia had gezegd dat er iets mis was. Daelyn kon het zich bijna niet voorstellen, het meisje was normaliter ontzettend voorzichtig.
    “Wat is er gebeurd?” vroeg Daelyn. Haar toon klonk kalm en beheerst. Ze vond het belangrijk dat Aurelia zelf ook wat rustiger zou worden.


    " icarus had loved the sun, and so daedalus lost his. "


    CADEN 'CASS' MEREDITH GARRISON


    Caden liet haar wenkbrauwen in diepe frons zakken en wist voor even vlug te grijnzen, heel vlug zodat het nauwelijks zichtbaar was. De silhouette van de man was duidelijk: lang en hij leek niet makkelijk te verslaan. Het maakte het voor Cass moeilijk zich in te houden om op de man af te stappen en zijn gezicht te bestuderen — misschien was het een erg knappe man.
          "Dat klopt, zoals je kunt zien." Het klonk niet al te vriendelijk, maar wat verwachtte je als een vreemde je aansprak? Toch trok Caden verbouwereerd een wenkbrauw omhoog, door zijn stem. Het klonk niet al te rauw of koel — het klonk hemels en zelfs dat korte, bondige antwoord deed de brunette niet afschrikken.
          Haar tanden boorden zich in haar onderlip en ze zette vlug een klein stapje dichterbij, het mes verstopt houdend in haar mouw. Ze legde haar hoofd wat opzij in haar nek en bestudeerde de alsnog slecht zienbare man voor zich. Haar gevloek kwam er ook zachtjes uit — toen ze zichzelf een prik gaf met het mes. De punt had zich zachtjes in haar huid geboord, echter verhield ze zich gauw weer stil.
          "Een jongedame die zich rond middernacht alleen in het bos waagt, zal de betekenis van angst op een andere manier interpreteren." Cass kwam nog een stapje dichterbij, haast gehypnotiseerd door z'n stem — en zoiets gebeurde niet vaak bij het mannelijke geslacht, wat haar ietwat deed oppassen. Maar ze stapte niet terug.
          "Je moet wel erg dapper zijn." Een gauwe grijns trok over haar lippen, totdat ze vlak voor hem stond — het mes verborgen in haar mouw. "Niet alle vrouwen zijn zwakker als mannen, of bang." Ze fluisterde het met een licht hese stem, voordat ze duidelijk contouren van zijn gezicht kon herkennen. Het waren scherpe omtrekken, niet slecht.
          "Ik denk dat ik je maar .. Alleen laat. Bij je, nachtelijke wandelingen?" Caden glimlachte en zette dan een stap naar achter, voor ze zich twijfelend omdraaide en langzaan wegstapte — ze moest haar nieuwsgierigheid onderdrukken, zelfs voor de jongeman achter haar.


    "Satan's friendship reaches to the prison door."