• Supernatural.


    We're all going to hell. Might as well enjoy the ride.
    Bang voor de boeman onder je bed? Of heb je misschien een monster in je kast? Dan zijn ze echt. Wat je ouders je ook verteld hebben als klein kind, they're alive. Overal zijn ze te vinden, maar dit verhaal loopt zich af in de Verenigde Staten.
          Demonen, heksen, weerwolven, vampiers, noem ze maar op. De wereld is niet zo veilig als je dacht. Het bovennatuurlijke zit overal verscholen. Misschien is je buurman wel een demon. Of is de oppasser van je kind een heks? Ze bevinden zich in/rond plekken waarvan je het nooit verwacht had.
          Dan zijn er ook nog de jagers. Deze verzetten zich tegen het kwaad en roeien ze uit. Ze kunnen hierdoor moeilijk een normaal leven leiden en zullen dit leven moeten accepteren. De dood in de ogen kunnen kijken is één van de dingen waar ze rekening mee moeten houden.

    Vragen? Stel ze maar.

    Rollen:
    Vrouwen:
    Mhyresa • Daesys Tartaris • 1,6
    AlateCaden Meredith Garrison • 1,3
    Cissy • Skinwalker
    Deathly_Hallows • Hunter
    Takamasa Demon • 1,8
    Melitta • Aurelia • 1,6
    Undine • Maelys Mortis • 1,9

    Mannen:
    AlateValentine 'Val' Jaceward Veilliers • 1,4
    Halsey • Hunter
    TakamasaDean • 1,5
    Wrestler • Wallace Locke • 1,3
    CashbyCimeries • 1,9
    Mhyresa • Sebastian Tadeas Vinter • 1,8
    Melitta • Azraël • 1,6
    StelmariaAndreas Harry Henstridge • 1,9
    Assassin • Nathaniel Hughes • 1,10

    Regels:
    • Je mag meerdere personages aanmaken, mits je deze niet verwaarloost.
    • Niemand buitensluiten. Houdt 't gewoon leuk!
    • Geen ruzies, behalve in de rpg zelf.
    • Geen perfecte rollen! Iedereen heeft minpunten.
    • Bestuur elkaars personages niet. Alleen die van jezelf.
    • Vermoord geen andere personage zonder toestemming.
    • 16/18+ is toegestaan, maar zet er een waarschuwing boven.
    • In deze RPG moeten de posts 300 woorden bevatten.
    • Let op je spelling en grammatica.

    [ bericht aangepast op 18 april 2015 - 0:28 ]


    † Love? I want to sleep.

    Aurelia • Vampier

    Aurelia had het nooit prettig gevonden om zich in de buurt van een vampiersnest te begeven. De meeste soortgenoten voelden zich bedreigd wannneer een onbekend wezen zich in hun buurt waagde, en wanneer het nest groot genoeg was, werd een confrontatie niet snel vermeden. Ze kon uit ervaring spreken dat zulke confrontaties niet vaak goed afliepen, en het was dan ook geen verrassing dat Aurelia zulke conflicten het liefste uit de weg ging.
          Terwijl ze voor de ingang van het nest wachtte, spitste ze haar oren zodat ze in staat was om te horen welk gesprek in de verblijfplaats van de vampiers plaatsvond. Het bleek een kort, maar bondig gesprek tussen Orsay en één van haar metgezellen te zijn.
          "Als dit meisje ons in de problemen brengt, vermoord ik je." Het was de stem van een man, en Aurelia's intimiderende gesis was het enige dat de donkerharige jongedame als respons liet horen. Haar vlijmscherpe hoektanden dreigden zich te openbaren, maar het antwoord van Orsay zorgde ervoor dat Aurelia zich wist te beheersen.
          “Caine, ik ben een paar eeuwen ouder dan jij. Ik denk niet dat je me met gemak zal vermoorden. Oh, en als je dit meisje wat aan doet, zorg ik er persoonlijk voor dat je nog geen eeuw oud wordt." De geamuseerde ondertoon in Orsay's stem was niet over het hoofd te zien.
          Er was nog niet eens één seconde verstreken, of de jongedame waar Aurelia om wenste, staarde haar geruisloos aan nadat ze de deur achter zich had gesloten. Toen ze haar sierlijke vingers uitstak en haar vingertoppen op een lieftallige manier over Aurelia's bloeddoorlopen lippen streken, verroerde de jonge vrouw zich niet. Ze sloot enkel haar ogen en deed een poging om zich door de tedere aanraking te laten kalmeren, maar het was tevergeefs. Zelfs de omhelzing die Orsay haar schonk, kon er niet voor zorgen dat ze in staat was om enigzins te ontspannen.
          "Wat is er gebeurd?" vroeg Orsay uiteindelijk, en haar stem bevatte een kalmerende ondertoon die toch een vorm van steun wist te bieden. Ze had de juiste keuze gemaakt om naar haar enige vriendin te gaan - zij was immers de enige die het vermogen had om haar te sussen.
          "Iemand heeft me gezien," prevelde Aurelia, nadat er enkele geluidloze seconden waren verstreken. Ze wierp een vluchtige blik op de gesloten deur. "Iemand zag me, toen ik mezelf voedde. Ik heb hem niet gehoord, maar toen hij besefte dat ik hem zag, vluchtte hij weg."
          Aurelia kon zich niet voorstellen dat het vreemde gestalte een mens was geweest, want dat zou ze hoe dan ook gehoord moeten hebben. Het was iets anders geweest, iets dat zich net zo geruisloos voort kon bewegen als zij. "Zou het een andere vampier geweest kunnen zijn?"

    [ bericht aangepast op 20 april 2015 - 23:00 ]


    "Her heart was a secret garden, and the walls were very high."

    Azraël • Engel

    Nadat Azraël zijn woorden zorgvuldig had uitgesproken, wachtte hij geduldig af en slaagde hij er in om zijn ademhaling onder controle te houden. Hij worstelde doorgaans niet met zijn zelfbeheersing, en het was dan ook geen verrassing dat hij het hoofd koel wist te houden in deze geladen situatie. Hij trok zijn wenkbrauwen op toen de jongedame zachtjes vloekte, maar Azraël besteedde er verder geen enkele aandacht aan. Hij was al lang niet meer zo nieuwsgierig als voorheen - zijn wilde haren was hij inmiddels verloren.
          Toen het vrouwelijke gestalte langzaam maar zeker op hem afstapte, verroerde hij zich nauwelijks. Zijn donkerbruine kijkers waren nog steeds op haar gefocust, maar zijn spieren vertoonde een teken van onrust toen ze in de buurt kwam van zijn persoonlijke ruimte. Azraël was echter niet bang voor de jonge vrouw die hem enigzins wist te fascineren, maar achterdochtigheid wist zijn geest telkens te domineren.
          "Niet alle vrouwen zijn zwakker als mannen, of bang." Ze stond inmiddels vlak voor hem, en haar melodieuze fluistering weerklonk in de verkoelende avondlucht. Toch verscheen er een zweem van een geamuseerde glimlach rondom Azraël's lippen. Ze leek zijn woorden immers niet op de juiste manier op te vatten. Het was dan ook niet makkelijk om zijn uitspraken te doorgronden wanneer je hem niet kende, en dit beschouwde hij vaak als iets vermakelijks.
          Uiteindelijk nam de in het volledig zwart gehulde jongedame een stap naar achteren. "Ik denk dat ik je maar... Alleen laat. Bij je, nachtelijke wandelingen?" Hij dacht een spoor van twijfel in haar ogen te herkennen, voordat ze zich omdraaide en langzaam weg begon te lopen. Azraël moest eerlijk bekennen dat -dat hem lichtelijk verbaasde - zij was immers degene geweest die het gesprek was aangegaan.
          "Gezegend zijn de nieuwsgierigen, want zij zullen avonturen beleven." Hij zette enkele stappen in haar richting, maar bewaarde toch nog enkele meters afstand. Het kostte hem geen enkele moeite om zijn gezicht in de plooi te houden, alhoewel hij moest opbiechten dat hij deze confrontatie tamelijk geestig begon te vinden. Het gebeurde immers niet vaak dat hij werd aangesproken, en al helemaal niet wanneer de klok tegen twaalven tikte.
          "Hoeveel avonturen heeft de jongedame al beleefd?"

    [ bericht aangepast op 20 april 2015 - 23:00 ]


    "Her heart was a secret garden, and the walls were very high."


    CADEN 'CASS' MEREDITH GARRISON


    Caden beet op haar onderlip, en ze deed haar best niet over haar schouder te kijken naar de donkerharige man - die zich niet lelijk kon noemen. Ze stapte ietwat fiers door en trok de capuchon verder naar beneden, zodat enkel de ogen van de brunette fonkelden in het heldere maanlicht.
          "Gezegend zijn de nieuwsgierigen, want zij zullen avonturen beleven." Met een ruk draaide zich Cass om, echter wist ze door haar iets te plotselinge beweging naar voren te struikelen - waardoor haar handen op zijn borst belandden, en Caden moest toegeven dat het niet verkeerd voelde. Echter stapte ze naar enkele seconden weer terug, en keek hem met een uitdagende grijns aan voor ze zich omdraaide en weer begon te lopen zodat ze de takjes onder haar hoorde kraken. Een geluid waarvan ze hield.
          "Hoeveel avonturen heeft de jongedame al beleefd?" Er trok een glimlach over het gezicht van Caden. "Wat interesseert het een jongeman die misschien erop springt vrouwen te verkrachten?" De brunette beet op haar onderlip en keek hem even aan, gezien hij er niet als een 'verkrachter' uitzag en Caden kon zich goed verdedigen, zou het toch moeten. "Is dezelfde vraag niet meteen iets voor de knappe man achter me?" Cass was niet bang haar mening te uiten en precies nu een spelletje te spelen, ze genoot er van - iets wat er de laatste dagen niet gebeurd is.
          "Ik heb veel beleefd.." mompelde ze uiteindelijk terwijl ze over haar schouder keek en per gelijk een snerpende pijn over haar huid voelde, van haar hoofd tot haar wang. Ze vloekte hardop en zag een tak met lichte doorntjes eraan, waarbij ze haar vingers over wang liet glijden en een vloeierig spul voelde: bloed. "Fuck it." Ze haalde haar capuchon van haar hoofd en keek verontschuldigend naar de jongeman waarvan de naam onbekend was. Ze waren inmiddels bij de bosrand aangekomen en ook het zicht op het gezicht van Caden werd beter. "Ik denk .. hier scheiden nu onze wegen? Ik denk niet dat iemand als jij staat te wachten op iemand als ik .. " ze grijnsde onverstolen en hield haar hand over de bloedende wond.

    [ bericht aangepast op 24 april 2015 - 12:15 ]


    "Satan's friendship reaches to the prison door."


    Daesys Tartaris


          Avond. De beste tijd van de dag. Dae rolde zichzelf om in het heerlijke bed waar ze in lag. De satijnen lakens geleden daarbij van haar lichaam. Hoe ze hier was gekomen? Ze wist het zelf ook niet meer goed. Alles was één grote waas.
    Het deerde haar ook vrij weinig. Ze had goed geslapen en gegeten. Een nacht niet op de straat was altijd goed, ongeacht hoe ze aan haar slaapplaats was gekomen.
          Voor menig mens klonk het vreemd wanneer ze het zo stelde. Voor haar was het normale kost geworden. Ze trok van stad naar stad. Een vaste woonplaats kende ze niet. Met een beetje geluk kon ze onderweg iemand opvissen die haar een nacht onderdak bood. Daar stond meestal iets tegenover. Ofwel geld, ofwel lichamelijke praktijken. Bij dat laatste dacht ze altijd tweemaal na voor ze erop inging. Ze was geen hoer en dat zou ze ook nooit worden. Enkel wanneer ze er zelf waarde aan had, was het goedgekeurd. Blijkbaar was dat vannacht ook gebeurd. Anders lag ze niet tussen al deze luxe.
          Als een tevreden katje maakte ze een goedkeurend geluid. Nog nooit had ze zo'n zacht matras gevoeld. Vanuit de badkamer hoorde ze geluid komen. Was daar iemand? Het moest haast wel. Het was onmogelijk dat ze op haar eigen kracht deze geweldige suite binnen was gekomen. Zoiets gebeurde zelden. Haar overredingskracht was groot, maar ze moest wel van erg goede huizen komen wanneer ze zonder geld een nacht in deze kamer had geregeld. Het idee was leuk, de uitvoering kwam meestal wat minder.
          Dae rekte zich uit. Een paar botten kraakten mismakend. Ze was behoorlijk stijf. Misschien moest ze zich toch maar eens gaan afvragen wat ze zoal had uitgespookt – al was dat antwoord overduidelijk.
          Op de grond naast het bed lagen verschillende kledingstukken. Waarschijnlijk had ze zoveel alcohol naar binnen geloodst dat ze derhalve niet meer wist wat zich hieraan vooraf had gespeeld. Stoute meid!
          Voorzichtig wikkelde ze zichzelf in het laken, waarna ze het bed uit kwam. Vandaag bevond ze zich in een hotelkamer in haar nieuwe stad. Deze stad zou ze slechts enkele dagen bezoeken voor ze verder zou trekken. Het was immers uit den boze om langer dan een week ergens te blijven. Nergens vertrouwde ze het. Er lagen overal jagers op de loer.
    Zouden ze haar kunnen herkennen? Was het overduidelijk wat ze was? Daesys had nooit begrepen hoe men wist dat uitgerekend zíj een mythisch wezen was. En daar was ze niet trots op.
    Nog altijd had ze het moeilijk met haar ware aard. Helemaal wanneer het naar boven kwam. Het was altijd op een moment dat ze het niet kon gebruiken.
          Negen van de tien keer was het in de nacht. Wanneer ze zwetend wakker werd en haar keel zo luid openzette, dat ramen ervan knapten.
          Ze trok het gordijn open en keek naar buiten toe. Ze werd aangestaard door haar eigen reflectie tegen het donker van de nacht. In de verte zag ze nog verscheidene lichten. Wie weet hoeveel tijd ze nog had.
    Bij die gedachte liet ze het laken vallen en greep haar kledij bijeen. Ze schoot erin en fatsoeneerde haar haren enigszins. De roodblonde plukken werkten mee zoals dat zou moeten. Voor het eerst in lange tijd.
          Met haar schoenen in haar hand liep ze op haar tenen naar de deur toe. Ze opende deze op een kier, niet doorhebbend dat de geluiden in de badkamer waren gestopt. Haar focus lag nu eerst op hier wegkomen, zonder contact te hebben met iemand.


    Sebastian Tadeas Vinter


          Nooit, maar dan ook nooit had hij verwacht dat hij dit zou doen. Vanaf het begin had hij geprobeerd zich te onttrekken aan de drang. Het was mogelijk. Seb had het immers twee maand volgehouden voor het de overhand begon te nemen.
    Hij begreep nog steeds niet waarom hem dit was overkomen – zo’n slecht persoon was hij niet. Hij moest leven met de gevolgen en dat probeerde hij zo goed en kwaad als mogelijk was, om te doen.
    En vandaag was het een kwade dag.
          Hij was een mengelmoes van verschillende mythische wezens. Vampier, weerwolf, demon. Bestond het in de mythologie? Dan was het waarschijnlijk ineen gestopt in zijn lichaam. Overleven als een hybrid was geen pretje. Probeer het maar eens te doen.
          Onwennig keek hij voor zich uit. Nacht na nacht gebeurde het. Hij kon het niet stoppen. En Seb realiseerde zich dat hij het ook niet wilde stoppen. Het voelde immers zo goed.
          Hij sloeg af. Seb ook. De man zette een hardere pas in. Seb ook. Het leek op automatische piloot te gaan. Hij hoefde er niet eens meer over na te denken. Wanneer hij een doel voor ogen had, behaalde hij dat zonder slag of stoot.
          Dit was het moment waarop hij had gewacht. De man sloeg een steegje in. Seb wist precies waarom en wat hij daar ging doen. De redenen maakten eigenlijk niet uit. Hij had een lust die vervuld moest worden.
          De man wist niet wat hem overkwam. De kracht waarmee Seb hem tegen de muur drukte, was zo overweldigend dat hij een paar botten voelde breken. Zonder waarschuwingen liet hij zijn tanden in de huid van de oudere man zakken. Deze gaf geen krimp. Daar gaf Seb hem de kans ook niet toe.
    Bij het proeven van het bloed, ging het helemaal de verkeerde kant op. En dit was niet de eerste keer dat dat gebeurde.

          Een kreun rolde over zijn lippen. Waar was hij? Seb spitste zijn oren. Geluid. Auto’s, mensen. Hij was ergens buiten.
    Met wat moeite duwde hij zichzelf overeind. Door zijn razernij moest hij knock-out zijn gegaan. Alweer.
    Zacht vloekte hij. Hij wilde niet weten hoe hij eruit zag. Omgaan met dit beest in zich was vreselijk. Hij kon het niet, en soms wilde hij het niet. Maar hij móést. Hoe meer moorden, hoe meer men iets ging vermoeden.
          In een gebroken spiegel, welke in het steegje stond waar hij was, ving hij een glimp van zichzelf op. wazig, er was maar net genoeg licht. Zijn witte shirt zat onder het bloed en zijn haren zo door elkaar gerommeld dat hij op een zwerver leek.
    Wat in de vredesnaam had hij gedaan vannacht? Seb ritste gehaast zijn jack dicht, waarna hij zijn haar goed probeerde te doen.
    Het was een hopeloze poging.
    Tot zijn grote opluchting was hij niet in hetzelfde steegje als de persoon waarvan hij het leven had genomen. Het stemde hem chagrijnig. Het ging niet zoals hij dat wilde en daardoor werd hij kribbig.
          Seb wierp een korte, observerende blik rondom zich – zeker wetend dat niemand hem had opgemerkt. Dat kon hij er niet ook nog eens bij gebruiken.

    [ bericht aangepast op 20 april 2015 - 23:56 ]


    The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.

    Azraël • Engel

    Zodra de jonge vrouw zich met een fikse ruk omdraaide en dankzij haar plotselinge beweging struikelde, stond Azraël voor een fractie van een seconde voor de keuze om haar op te vangen, of om zijn lichaam één kwartslag te draaien zodat ze hem niet kon aanraken. Uiteindelijk besloot hij om voor geen van beide opties te kiezen, aangezien hij het nogal laaghartig zou vinden om een jongedame op de grond te laten vallen. Toch raakte hij haar niet aan - hij voelde haar handen tegen zijn borstkas drukken, en de warmte van haar vingertoppen drong door het dunne materiaal van zijn shirt heen. Toen hij naar haar opkeek, zag hij hoe uitdagend ze grijnsde en hoe een stel pretlichtjes in haar speelse, blauwe kijkers dansten.
          Uiteindelijk draaide ze zich van hem weg en begon ze verder te lopen, waardoor Azraël zich gedwongen voelde om achter haar aan te benen. Hij verwachtte immers dat ze zijn vraag nog zou beantwoorden. Het antwoord was echter niet bepaald wenselijk: "Wat interesseert het een jongeman die misschien erop springt vrouwen te verkrachten?"
          Azraël's kaak verstrakte, maar hij zweeg. Ondertussen praatte de vrouw verder.
          "Is dezelfde vraag niet meteen iets voor de knappe man achter me?" Vervolgens mompelde ze dat ze al veel had beleefd, maar haar zoete stem verloor het van haar luide gevloek toen ze haar huid openhaalde aan een stel doorns. Hierdoor trok ze met een verontschuldigende blik in haar lichtkleurige ogen de capuchon van haar hoofd. Het viel Azraël op dat haar donkere haar afstak tegen haar bleke huid. Ze was mooi.
          "Ik denk... Hier scheiden nu onze wegen? Ik denk niet dat iemand als jij staat te wachten op iemand als ik..." zei ze uiteindelijk, terwijl ze de bloedende inkeping met haar hand bedekte. Hij zou de wond met gemak kunnen genezen, maar Azraël zou zijn krachten voor geen goud prijs kunnen geven.
          "Mijn leven bestaat uit één avontuur. Het avontuur om de ziel niet te verspillen, en om mijn lot te ontsluieren," antwoordde hij na enkele, luttele seconden, doelende op haar eerste vraag. Vervolgens krulden zijn mondhoeken omhoog, waardoor er een delicate glimlach verscheen. "Men ontmoet elkaar uit moedwil. Enkel tijd kan uitwijzen waarom wij elkaar moesten treffen."
          Azraël begon zich inmiddels af te vragen of de vrouw dacht dat hij wartaal sprak. Het zou immers niet de eerste keer zijn dat iemand zijn manier van spreken als merkwaardig beschouwde. Het was een gewoonte waar hij maar niet vanaf leek te kunnen komen, en hij had de verantwoordelijkheid daarvan al lang bij zijn afkomst gelegd. Toch kon hij het aanwensel wel degelijk appreciëren, want als iemand in staat zou zijn om zijn woordgebruik te ontcijferen, beschouwde hij dat als een teken - of een bron van wijsheid.
          Uiteindelijk zette Azraël enkele stappen naar achteren, terwijl hij zijn blik nog steeds op die van de vrouw vestigde. "Dit is niet de laatste keer dat je me zult ontmoeten. Ik ben er zeker van, dat we elkanders paden nogmaals zullen kruisen." Nadat hij deze woorden had uitgesproken, keerde hij haar de rug toe en schreed hij terug naar het bospad dat hij in eerste instantie had gevolgd - het hart van het geboomte en de fascinerende jongedame achter zich latend.

    [ bericht aangepast op 21 april 2015 - 20:40 ]


    "Her heart was a secret garden, and the walls were very high."

    Zeer late MT.


    I'm your little ray of pitch black.


    CADEN 'CASS' MEREDITH GARRISON


    Een zucht rolde over de roze lippen van Cass, nadat ze probeerde de wond minder erg te maken door haar mouw er tegenaan te laten zakken - echter waren de hulpmiddelen bij haar thuis, waardoor ze gedwongen was binnen een aantal minuten te verdwijnen.
          Haar rondje om had sowieso al een andere wending genomen door de ontmoeting in het bos, wat de laatste dagen al compleet weer actie gaf, echter stond de brunette er niet op te springen de kras over haar gezicht te heilen - alhoewel het noodzakelijk was, gezien anders een ontsteking zou komen.
          "Mijn leven bestaat uit één avontuur. Het avontuur om de ziel niet te verspillen, en om mijn lot te ontsluieren," zei de jongeman. Caden was nu erg nieuwsgierig naar z'n naam, omdat hij in raadsels sprak - al begreep ze waar hij op doelde. Onwillekeurig verscheen er een grijns om haar lippen, toen hij glimlachte. Dit was zeker een vreemde ontmoeting te noemen. "Men ontmoet elkaar uit moedwil. Enkel tijd kan uitwijzen waarom wij elkaar moesten treffen." Caden liet haar wenkbrauwen in een diepe frons zakken, en begon zich langzaamaan af te vragen of deze jongeman wel een normaal mens was.
          "Een behoorlijke tekst voor zo een jongeman." Cass liet het bij deze opmerking, alhoewel ze erg verbaasd en tegelijk verwonderd over deze wijze en tevens mooie woorden was.
          Ze lachte haar witte tanden bloot, toen hij weer naar achter stapte - gezien het leek alsof hij weer op bostocht zou gaan. "Dit is niet de laatste keer dat je me zult ontmoeten. Ik ben er zeker van, dat we elkanders paden nogmaals zullen kruisen." Onbewust trok zich een glimlach om de mond van Caden, terwijl ze de woorden van de mysterieuze jongeman herhaalde. "Enkel tijd kan uitwijzen waarom wij elkaar moesten treffen."
          Ze draaide zich om en joggte het laatste stukje nog naar haar kleine, rommelige huis. Caden begaf zich naar de keuken en vervloekte de doornen nog een keer, toen ze een blik in de spiegel wierp die zich op de koelkast bevond. De kras was lang, wat haar aanspoorde hem te behandelen.
          Na luttele minuten had ze zich met een glas whiskey op de bank begeven. Haar gedachtes gleden naar de jongeman die haar deed herinneren aan Harry, terwijl de twee zich duidelijk onderscheden. Harry of Andreas, verdwenen en dood. Caden herhaalde zijn naam in haar hoofd, terwijl ze een slok van de sterke drank nam en de televisie aanschakelde.
          Tevens spookte de nog naamloze jongeman door haar hoofd met zijn wijze woorden, dat ze elkaar nog een keer zouden ontmoeten maakte Cass nog bedenkelijker. Kon hij de toekomst voorspellen?
          Nadenkend beet ze op het vlees in haar wang, nadat ze de televisie toch had uitgeschakeld en het glas op de tafel had gezet. De twee messen die zich in haar trui bevonden, lagen inmiddels ook op de tafel - waarbij ze voor zich uitstaarde.

    [ bericht aangepast op 24 april 2015 - 12:35 ]


    "Satan's friendship reaches to the prison door."

    MT.


    [ heaven knows ]



    Daelyn Orsay Willow
    “I will take what is mine with fire and blood.”



          Het enige geluid naast de ademhaling van de twee jongedames was het gehuil van wolven in de verte. De kinderen van de nacht die huilden naar hun Meester. Na vier eeuwen was de maan het enigste wat hetzelfde was gebleven in Daelyn’s leven — een soort houvast. Inmiddels was het een ritueel geworden voor Daelyn om elke avond in het bijzijn van de maan door te brengen. ‘s Nachts leek alles intenser — meer puur.
          Voor een miniscule seconde was ze afgeleid maar even snel als het was gekomen, liet ze het weer gaan.
    “Iemand heeft me gezien,” prevelde Aurelia, nadat ze snel had geblikt op de gesloten deur. “Iemand zag me, toen ik mezelf voedde. Ik heb hem niet gehoord, maar toen hij besefte dat ik hem zag, vluchtte hij weg.”
          Het verbaasde Daelyn dat Aurelia haar bezoeker niet had gehoord. Normaal was het meisje enorm voorzichtig. Haar gedachten werden bevestigd toen Aurelia haar mond opende om verder te praten.
    “Zou het een andere vampier geweest kunnen zijn?”
          Voor een paar seconden dacht Daelyn na. Het was waarschijnlijk geen mens geweest — zoals Aurelia zelf al had aangegeven. Anders had ze deze immers moeten horen en dat was niet gebeurd. Als het een andere vampier was dan hadden ze misschien niets te vrezen. Misschien wilde de gedaante Aurelia enkel om hulp vragen of misschien wilde hij zich toevoegen bij een nest. Toch kon er een kans bestaan dat iemand Aurelia met opzet was gevolgd. Het duurde niet lang voordat Daelyn wist wat ze moest doen. “We gaan terug,” sprak ze langzaam en zacht. Als het wel een mens was geweest dan hing er misschien nog een geur. En als er echt een mens was geweest —dan kon dat mogelijk een hunter zijn. Een mogelijkheid die Daelyn niet zo aanstond. Ze keek even terug naar het nest, ze kon misschien wat bloedzakken meenemen voor als de reis eventueel wat langer zou duren. Binnen een fractie van een seconde was ze naar binnen gegaan, had ze haar tas gevuld met drie bloedzakken en stond ze weer buiten. Haar nieuwsgierigheid was gewekt en ze wilde zo snel mogelijk uitvinden wat voor een wezen Aurelia een paar minuten daarvoor had lastig gevallen. Twee zachtroze blosjes verschenen op haar wangen. Ze had al tijden niets anders gedaan dan zich verstoppen in de schaduwen —dit was wat anders.
          “Leid jij de weg?” Haar stem was doordrongen met kalmte. In een poging om Aurelia ietwat gerust te stellen liet Daelyn een mes uit haar mouw zakken. Het was een erg lang en uniek mes dat al een paar honderd jaar in haar bezit was. Het was gemaakt door een heks die er verschillende spreuken over had uitgesproken.

    [ bericht aangepast op 24 april 2015 - 23:00 ]


    " icarus had loved the sun, and so daedalus lost his. "


    MAELYS MORTIS


    “The devil's voice is sweet to hear.”


    Zojuist ben ik met een verbazingwekkend onverklaarbare hoofdpijn wakker geworden. Well—— het is niet geheel raadselachtig, aangezien ik vannacht gedronken heb in een bar waar ik de naam niet meer van weet. Bier, wijn, zelfs drankjes die na verloop van tijd steeds beter smaken. Zijn dit niet de goede tijden die je absoluut niet hoeft te herinneren?
    Wacht. . . wie the heck ligt er in hemelsnaam bovenop mij? Ik slaag mezelf erin om een oog open te krijgen, zonder het direct dicht te knijpen. Een vreemde waas laat me net bevatten dat ik me op een indigo bank uitrust, dat is zeker. Is dit. . . is dit een motelkamer? Zandbruine haarlokken kietelen mijn blanke gezicht, en een hese geeuw klinkt — afkomstig van de desbetreffende persoon.
          “Time to wake up, Cinderella,” prevel ik grimmig. Desalniettemin blijft de figuur verder snurken, terwijl hij het zo duidelijk maakt niets van de woorden meegekregen te hebben. Het moment dat de hand van de persoon echter moeiteloos richting mijn borst dwaalt, om deze hier neer te leggen alsof het een kussen is, laat mijn wenkbrauw omhoog gaan. Mijn mond valt open, waarop ik al snel overeind schiet van de bank.
          “Goddamnit, ga van me af.” De persoon in kwestie valt met een dreun op het versleten kleed neer. Net goed voor je. Tegelijkertijd dat ik recht besluit te zitten, merk ik op dat de individueel opstaat. Het is nog maar een kind ; in ieder geval is zijn verschijning vele malen jonger dan ik verwacht had. Wanneer ik een gokje waag, waar ik altijd al slecht in ben geweest, zou ik hem rond een jaar of achttien schatten. Misschien zelfs twintig, maar zeker niet ouder.
          “Mijn hemel, hoe oud ben je, jochie? Ga naar huis,” sneer ik. Hij geeft echter geen krimp. Het enige wat hij doet, is me aanstaren met grote ogen. Grommend open ik mijn mond om mijn woorden te vervolgen, alleen om gestopt te worden door de puinhoop die ik in de ruimte bespeur. Er liggen overal flessen, lege en halfvolle, spuitbussen voor graffiti en kledingstukken. Meer van hem dan van mij, sommigen zijn afgedragen en kapot.
          “Jezus christus. Wat heb je gedaan in de tijd dat ik knock – out lag?” Ik controleer mijn lichaam op verscheidene punten. Ze zijn intact. Ik zou niet. . . toch? Mijn ogen dolen terug naar de stille jongeman voor me. Nee, althans niet met een kind. Ditmaal, alsof hij mijn gedachten kan lezen, opent hij zijn mond. Plots schijnt hij beledigd.
          “Ik ben geen kind,” Nadat ik mijn mondhoeken heb omgekruld tot een enigszins hooghartige glimlach, rolt er een honend geluid over mijn lippen. “en je bent te oud voor me.”
          “Ha, natuurlijk,” grijns ik, “blijf jezelf dat maar wijsmaken.” Mijn ogen krijgen een duistere kleur, ik realiseer me echter dat hij niets van waarde voor mij heeft en laat hem voor wat het is. Zonder verder aandacht aan hem te besteden, loop ik rechtstreeks naar mijn spullen en pak het boeltje bijeen. Zodra ik dit gedaan heb echter, klinkt er een vreemd geluid achter me. Ik herken het helaas al te goed en draai me tergend langzaam om.
          “Maelys,” spot de jongeman opeens, die nu een oudere demon in zijn lichaam bezit, “ben je nu zo laag gezonken dat je op zoek gaat naar tienerjongens?”
          “Verdoe mijn tijd niet, Milos. Vertel me je onzin en vertrek.” Rustig trek ik mijn leren jas aan, terwijl ik mijn blik op hem gericht houdt. Nochtans blijf ik hopen dat hij het snel maakt, zodat ik me uit de voeten kan maken wanneer hier iemand op de stoep staat straks. Mocht er iets gebeurd zijn, wat vast het geval is, dan kon dit joch de val nemen. Ik kon nu al drie straten verderop zijn als deze idioot niet was opgedaagd.
          “HM,” hij wrijft over zijn kin terwijl hij zijn woorden vervolgt, “ik kom hier met informatie die je waarschijnlijk niet wilt weten. . .” Ongeduldig kijk ik hem aan. “Je jagervriend komt dichterbij de waarheid van het verleden dat je zo graag probeert te verbergen.”
          “Wat heeft dat te betekenen?” Ik zoek in mijn zakken naar sigaretten, en stop deze in mijn mond als ik er een heb gevonden.
          “Vraag hem dat maar,” grijnst hij smalend. “Volgens bronnen heeft hij zojuist ingecheckt bij Spot, een motel hier –“
          “Ik weet waar dat crappy motel is, knuppel.” Grimmig draai ik me om, beweeg me rechtstreeks naar de deur en wanneer ik de deurknop wil omdraaien, lik ik over mijn lippen. “Veel plezier met deze zwijnenboel, en met het opruimen –– tenzij je ervoor op wilt draaien.” Binnen enkele seconden ben ik al uit de ruimte verdwenen, regelrecht naar het gebouw waar de Hunter zijn kont heeft geparkeerd. Ik steek de peuk op, neem er een haal van en blaas het in cirkels uit. Het duurt niet lang of ik sta voor zijn deur, want aan een beetje informatie heb ik vanzelfsprekend genoeg. De demon zal vast zijn eigen voordeel hieruit halen, anders zou hij het me niet verteld hebben, ik waag het er maar op.

    [ bericht aangepast op 26 april 2015 - 22:08 ]


    [ heaven knows ]



    Dean Ackles, hunter. •
    Wat een beleving. Vaak had hij zulke spannende belevingen mee mogen maken met mooie vrouwen, maar deze was hem er eentje, dacht hij wanneer hij de kraan uitdraaide van de douche. Het water stopte met het spetteren op zijn naakte, doch beschadigde huid.
          Voor zowaar hij Dean heette, wist hij de vrouw te strikken – enkel was de enigste manier om indruk op haar te maken, om te zeggen dat hij een machtig man was en haar al zijn luxe te laten zien. Wat tevens een totale leugen was geweest, had hij haar meegebracht naar een groot huis – bijna een villa – om vervolgens direct de slaapkamer op te zoeken. Het was bijna verdacht geworden dat het een leugen was, want voor even verdwaalden ze.
          Nu stond hij zichzelf af te drogen en met enkel een onderbroek en broek aan, liep hij de badkamer uit – zo de slaapkamer in. Zelf wist hij niet wanneer de originele bewoners terug zouden komen, maar daar deed hij het allemaal voor. De kick. Misschien dat hij haar ergens anders naartoe kon nemen?
          Dit plan werd echter door de wc gespoeld toen hij haar bij de deur zag staan. Hij bleef stilstaan en sloeg zijn armen simpeltjes over elkaar.
          “Plannen?” Vroeg hij, wanneer hij haar op het wegsluipen betrapte. Een schuine glimlach kwam op zijn gezicht tevoorschijn. Snel had hij een blik over haar lichaam geworpen en liet zijn blik hangen op haar prachtige, bijna onschuldige, gezicht.
          “Je laat me nu toch niet slecht voelen hé?” Grapte hij.
          Op de een of andere manier voelde hij zich een pimp, nu ze vlak na de daad de benen nam. Met enkele stappen stond hij bij haar en kuste haar nek – zijn armen omstrengelden haar dunne torso.
          “Blijf nog even voor wat gezelschap,” fluisterde hij in haar oor, terwijl hij een plukje haar aan de kant streek.

    [ bericht aangepast op 25 april 2015 - 17:37 ]


    Don't walk. Run, you sheep, run.

    Aurelia • Vampier

    De kalmte die Orsay uitstraalde, leek bijna een hypnotiserende werking te hebben op de donkerharige jongedame. Haar gejaagde ademhaling begon langzaamaan weer te bedaren, en haar verwijde pupillen keerden weer terug naar hun oorspronkelijke, gebruikelijke staat. Uiteindelijk slaakte ze een zucht en kruiste ze haar armen voor haar borstkas, waarna een standvastige blik haar ogen vulde en ze erin slaagde om haar blauwgroene ogen in de donkerblauwe kijkers van Orsay te boren.
          "We gaan terug," zei de oudere, maar desondanks bloedmooie vampier, terwijl haar stem een zachte ondertoon bevatte. Toch leek er ook een spoor van vastberadenheid door te schemeren, en Aurelia kreeg enkel de kans om met haar hoofd te knikken, voordat Orsay alweer haar vampiersnest betrad.
          Aurelia wachtte geduldig af, maar ze bleek niet in staat te zijn om haar bezorgdheid te verbergen. Alhoewel ze vastbesloten was om degene die haar had gezien terwijl ze het bloed van een jonge vrouw dronk te vinden, vreesde ze er tevens voor dat ze het vreemde gestalte niet meer zouden kunnen detecteren. Ze hoopte dat ze verder zouden geraken met de beter ontwikkelde zintuigen van Orsay - aangezien zij de oudere en dus ook de meest ervaren vampier was.       Uiteindelijk keerde Orsay terug met een tas, en een donkerroze blos die haar bleke wangen sierde. Aurelia dacht dat deze blos te wijden viel aan de adrenaline, aangezien de tengere, maar felle vampier vrij meedogenloos was. De jacht op de obscure vreemdeling zou haar waarschijnlijk een kick geven, in tegenstelling tot Aurelia, die vermoedelijk niet kon wachten totdat het raadsel opgelost zou zijn.
    "Leid jij de weg?" vroeg Orsay, terwijl haar stem nog serener dan anders leek te klinken. Het duurde enkele seconden voordat Aurelia's blik zich vestigde op het blinkende mes dat zich onder haar mouw verborgen hield. Het lemmet was vlijmscherp, en het zou waarschijnlijk door de meest taaie spieren kunnen snijden. Een onwillekeurige rilling sidderde over de rug van de jongedame.
          "Ik vond haar aan de grens van het bos," antwoordde Aurelia, waarna ze zich op de hakken van haar voeten omdraaide. De geur van het mensenbloed van de jonge vrouw, was nog vers in haar geheugen gegrift. Het duurde daarom ook niet lang, voordat ze haar geur weer wist op te sporen en ze koers zette in de richting van de zoetige aroma. Ze hoopte maar dat ze een andere vampier zouden aantreffen - een hunter zou namelijk enkel en alleen voor slecht nieuws kunnen zorgen.


    "Her heart was a secret garden, and the walls were very high."

    Azraël • Engel

    Terwijl Azraël terugkeerde naar het pad dat hem weer in de richting van zijn woonplaats zou leiden, viel het hem op dat hij weer aan het piekeren was. De jongedame die hij in het bos had ontmoet, bleef hem in zijn gedachten op de één of andere manier achtervolgen. Er had een uitdagende, maar terughoudende sfeer om haar heen gehangen die hij niet met zekerheid had kunnen plaatsen, en het verwarde Azraël dat hij zijn gedachten niet op iets anders kon focussen. Waarschijnlijk fascineerde het hem dat een wezen dat hij altijd al als zwak had beschouwd, toch een bron van intelligentie en opvallende karaktertrekken kon bevatten. Mensen waren misschien toch minder eentonig dan ze in eerste instantie leken te zijn.
          Zodra hij het pad kon inruilen voor het troittoir, betrad hij de stoep en begon hij weer in de richting van zijn onderkomen te lopen. Het kwam niet vaak voor dat Azraël gebruikmaakte van de nachtelijke uren om te gaan slapen. Slaap was immers een verspilling van tijd, en deze tijd kon altijd in iets nuttigs worden gestoken.
          Desalniettemin kwam de donkerharige man tot stilstand toen een bekend geluid zijn gehoorgang binnendrong. De maatslag van zachte, maar hypnotiserende muziek leek hem op de één of andere manier naar zich toe te willen lokken, en een onwillekeurig gegrinnik rolde over zijn lippen toen hij besefte dat er maar één iemand was die hier achter zou kunnen zitten - Nathaniel Hughes.
          Azraël begaf zich niet vaak op andermans feestjes, maar de feesten die Nathaniel organiseerde, waren niet als alledaags te bestempelen. Er hing altijd een bepaalde sfeer in het huis van de man, waardoor het voelde alsof je bedwelmd werd door genot. Het was erg moeilijk om je niet te kunnen ontspannen op zijn feesten, en uiteindelijk besloot Azraël om een gokje te wagen en rechtsomkeert te maken. Hij schreed in de richting van de muziek en stond het toe dat de tonen zijn gedachten verdreven, waarna hij zijn spieren langzaamaan ontspande en uiteindelijk het huis van Nathaniel betrad. Zijn bruine ogen scanden de ruimte, die op dit moment redelijk vol was. Het bovennatuurlijke leek de mensheid in dit huis wel te overstemmen.
          "Nathaniel." Azraël kende de man niet zo goed, maar dankzij zijn bovennatuurlijke krachten was hij in staat geweest om te kunnen achterhalen dat Nathaniel ook aan het paranormale toebehoorde. Hij deed dan ook niet zijn best om de muziek te overtreffen met zijn stem. De donkerharige man zou hem wel kunnen vinden, en anders zou Azraël zelf dat wel kunnen doen.


    "Her heart was a secret garden, and the walls were very high."

    L O C K E .


    Gisteravond was ik aangekomen in mijn vaste motel, Spot, al had ik géén idee waarom dat precies was. Het hele motel was één grote vlek geweest, en ik kon het me eigenlijk ook niet anders herinneren. Het was vuil en ook totaal niet aantrekkelijk. Volgens mij kwamen mensen hier enkel voor hun pleziertjes, het verbaasde me daarom nog waarom het motelletje er niet aan begonnen was hun klanten per uur te laten betalen.
          Gisteren had ik weer wat informatie verkregen over een Coven die hier eens geopereerd had. Veel nuttigs had ik niet te horen gekregen, maar ik kon weer één stap verder komen. De Coven was altijd mijn vaste missie geweest, maar ik kwam er vreselijk vaak bij vast te zitten. Het was niet zozeer dat ik iets tegen heksen had, maar heksen die mijn eigen soort doodde, of aanvielen, hadden het bij me gedaan. Deze familie, of groep, heeft enkele regels verbroken.
          Ik stapte onder de douche vandaan, waarna ik een handdoek rondom mijn middel bond. Vandaag zou ik gaan verder rijden, of ik kon eventueel Maelys nog even opzoeken. Misschien dat zij wat wist over de betreffende Coven, maar aan de andere kant kon zij het uiteraard ook vijandig opvangen – en dat was niet aan welke kant ik bij de jongedame wilde staan. Ze had nog geen mens kwaad gedaan – tenminste, voor zover ik wist – en ik wilde zeker niet de eerste zijn.
          Om mezelf even de tijd te gunnen om na te denken stop ik een peuk in mijn mond, waarna ik deze aansteek. Vervolgens neem ik plaats op het bed en kijk ik even naar mijn telefoon, en of er nog enige nieuwtjes zijn. Geen vrienden, mooi. Rust.
          Voordat ik de gedachte echter ook maar voor de volle honderd procent kon laten bezinken hoor ik voetstappen voor de deur. Langzaam sta ik op, grijp ik mijn pistool en loop ik met stille passen richting de deur, terwijl ik door het kijkgaatje kijk. Maelys? Blijkbaar was de keuze alweer uit mijn handen genomen.
          Even keek ik waar ik in de vinden was en besefte ik me dat de jonge heks helemaal niets uit zou maken, dus opende ik de deur. ‘Schoonheid.’ Grijnzend hing ik tegen de deur aan terwijl ik de sigaret tussen mijn vingers hield. ‘Waar heb ik dit bezoek aan te verdienen?’ Ik was allang gestopt met vragen hoe mensen me konden vinden, in deze wereld had iedereen wel een mannetje – en bovendien was dit ook nog eens een heks.
          Ik besloot opzij te stappen en uitnodigend de deur te openen zodra ik haar serieuze gezicht zag. ‘Komt u maar.’ Ik neem nog een hijs en blaas de rook uit, terwijl ik de deur achter haar sluit.


    I'm your little ray of pitch black.


    MAELYS MORTIS


    “The devil's voice is sweet to hear.”


    Tijdens mijn wandeling naar de Spot, want zo ver is het immers niet, ben ik mezelf gaan realiseren dat Locke wellicht meer weet dan hij daadwerkelijk laat merken. Het is een gegeven dat ik al bij voorbaat aan mezelf heb geleerd, om geen enkel persoon in vertrouwen te nemen. Echter, Milos heeft me behoedt voor een afschuwelijke fout die ik niet nogmaals zal maken ; mijn ogen van het doel af laten. Voor even heb ik het idee gekregen zacht te zijn geworden, waardoor ik onbewust de neiging krijg mijn maaginhoud leeg te kotsen op de grijze straatstenen, totdat ik besef dat het tevens van mijn kater zou kunnen zijn. Bovendien ben ik in al deze jaren niet één enkele keer goedaardig geweest, en ik zou eveneens niet als een “zacht eitje” omschreven kunnen worden.
    Met een opgeluchte zucht neem ik net een laatste haal van de sigaret, die ik vervolgens met een boogje wegschiet, als de desbetreffende deur waar ik net stil blijf staan open zwaait. De frisse avondlucht, wat een vreemde betekenis heeft in deze buurt, laat me al direct neigen naar een andere sigaret.
          “Schoonheid.” De wijze waarop hij in de deuropening staat, is niet geheel ongewoon naar mijn mening. Op dit moment staan mijn gedachten er echter niet naar en dat laat ik hem tevens merken door mijn serieuze gelaatsexpressie. Desalniettemin kan ik het niet laten om een licht – uitdagende grijns mijn mondhoeken te laten omkrullen, die binnen luttele seconden weer verdwenen is. “Waar heb ik dit bezoek aan te verdienen?”
          “Ik merk dat ik gewild ben momenteel,” vertel ik hem op een nog nonchalante toon, “je bent voorbereidt.” Mijn lichtgekleurde kijkers dwalen richting het pistool, die hij tot nog toe in zijn hand vast heeft. Locke houdt de deur verder open, zodat ik mezelf naar binnen kan begeven en terwijl ik dat doe, rollen de volgende woorden over mijn lippen:
          “Schat, ik ben ditmaal niet hier voor een gezelschapsspel, dus tenzij je over uiterst goede whiskey bezit, hou dat pakket vooral onder je handdoek, oké.” Kort daarop neem ik plaats op het bed, sla mijn been op een vrouwelijke manier over de ander heen en bekijk hem kort. Verscheidene waterdruppels glijden over zijn gespierde lichaam heen, waardoor ik mijn blik van hem af moet houden. Dat gaat gemakkelijk als ik de puinhoop zie, een lichte frons is er daardoor voor kort op mijn gezicht te bemerken.
          “Laat me je eerst vragen waarom je in hemelsnaam telkens terugkomt naar dit bouwval, het ziet eruit alsof het elk moment in kan storten. Ik weet betere plaatsen, die hebben geen vieze lakens of versleten meubilair. Om maar niet te spreken over die verschrikkelijke geur.” Ondertussen zoek ik in mijn leren jack naar een sigaret die wellicht verdwaalt is, wat ik na enkele malen proberen inderdaad vind. Vervolgens probeer ik het aan te steken, wat nogal lastig is met een aansteker die bijna leeg is, waardoor ik tot de conclusie ben gekomen dat Locke er wel over eentje bezit. Bij het binnenkomen had ik het ergens op zijn bed gespot, dus reik ik naar achteren om deze te pakken en uiteindelijk van mijn sigaret te genieten.
          “Waar was ik? O ja. . .” Een diepe haal van de peuk. “Heb je vandaag nog vrouwen lastig gevallen?” Er glinstert een gevaarlijke fonkeling in mijn ogen, die als een stoutmoedige uitdaging gezien kan worden.


    [Kleding die ze aanheeft, het komt er het best bij in de buurt.]

    [ bericht aangepast op 26 april 2015 - 22:08 ]


    [ heaven knows ]