• Er zijn goede mensen, maar ook slechte mensen.
    Het probleem is dat je goed en slecht zo moeilijk uit elkaar houd.
    De mensen die dat heel moeilijk vinden, worden slecht genoemd.
    Daar zijn heel veel groepen van.
    Één van de groepen wordt piraten genoemd.




    Ooit, lang geleden, is er een schip gezonken door een aanval van sirenes.
    Je weet wel, die bloedmooie meiden die je verdrinken. Nu zinken er wel vaker schepen.
    Maar in dit schip zat een heleboel goud en zilver.
    Daarom zijn er zoveel schepen naar opzoek, honderden jaren later.
    Helaas gaat dat niet héél makkelijk.
    Je hebt een aantal dingen nodig:
    Een zilveren kelk,
    Het kompas van de koning,
    De kaart in de schedel,
    En het vertrouwen van een meermin.

    De regels:
    - Niemand is perfect
    -Je mag nergens de beste in zijn. Dan bepaal je over karakters dat zij dat niet kunnen zijn.
    - Het is komisch bedoeld, jonge karakters en niet zo depressieve mensen zouden heel fijn zijn. (Piraten snijden andere, niet zichzelf (;)


    Het begint op een mooie morgen op zee. Iedereen wordt wakker, ze weten niet hoe dichtbij de andere twee vijandige schepen zijn. Al snel ontdekt iemand het...
    [Bij de Pearl ontdekt Pixie het]

    [ bericht aangepast op 12 aug 2015 - 21:23 ]


    obsessive rage

    Genevieve Dumaine II 23 II Queen Anne's Revenge

    De ochtend was aangebroken, iets wat ik eigenlijk maar langzaam gewaar werd doordat er slechts een straaltje licht de kleine ruimte binnen piepte, door de kier die zich tussen de twee donkere gordijnen bevond. Het was echter pas nadat ik op trachtte te staan en de grond onder mij leek te verplaatsen, dat mijn gedachten kriskras alle kanten uitschoten. Alsof een hamer m’n schedel binnensloeg, zo drongen nu de herinneringen van de vorige avond zich aan me op en kwam het besef dat ik niet langer in Saint Lucia was. Dat ik me niet in m’n eigen vertrekken bevond.
          Chaos, dat was hetgeen dat de boventoon droeg en het allereerste dat ik me herinnerde. Voornamelijk honend gelach en bulderende kreten, schreeuwende stemmen die daarop volgden, tot het uiteindelijk stil viel. Een doodse stilte, letterlijk, besefte ik nu.
          Ik liet me terug op het bed zakken en nam de ruimte in me op. Een redelijk simpel ingericht vertrek, hetzij met enige uitstraling en luxe dat m’n gevangenis voorstelde. Want ondanks dat er nog vele gaten waren in m’n geheugen en het vooral flarden waren die ik me herinnerde, wist ik één ding voor honderd procent zeker. Ik was een gevangene en zat vast op een piratenschip.

    Verbeten stapte ik op de gordijnen af en opende deze met een simpele ruk. Niks dan water, tot zover het oog reikte. Hoogstwaarschijnlijk hadden we de hele nacht doorgevaren en was het dus goed mogelijk dat de zee zelfs tot voorbij de horizon reikte. Opnieuw verliet een zucht mijn lippen, eentje die afkomstig was uit de radeloosheid die al mijn emoties omver walste en m’n binnenste in zijn greep nam. Wat moest ik nu doen? Wat kon ik überhaupt doen?
          Opnieuw blies ik uit, langzaam en doordacht dit keer. Het was eigenlijk heel simpel; Ik kon niks doen. Dus al wat er overbleef was gewoon doen wat er gezegd werd en voor de rest zwijgen, niet moeilijk doen en het spel meespelen. Hen in de waan latend dat zij alle controle hadden, tot er een kans zou voordoen op ontsnappen.
          ‘Goed, Gen,’ zei ik dan ook, waarop ik me omdraaide en opnieuw m’n blik de ruimte door liet gaan. ‘Houdt je hoofd erbij, en het komt allemaal goed.’ Het was waarschijnlijk een leugen, maar de woorden voelden vertrouwd en lieten de radeloosheid die zich in het diepste van m’n vezels had geworteld, nu volledig verdwijnen. Iets waar ik nood aan had, wilde ik niet in een ergere positie eindigen dan waarin ik me momenteel bevond. Ik had namelijk vele male slechter kunnen zitten, want doordat ik het vertrek nu voor een tweede keer in me opnam, besefte ik dat dit de kapiteinshut was en geen bemanningsruimte of kerker, of wat ze ook hadden op een piratenschip om mensen vast te houden. Als ze al überhaupt gevangenen namen…

    Bij die laatste gedachte slikte ik een keer, om vervolgens mijn hoofd te schudden. Nee, zo mocht ik niet denken. Ik liep dus op het bureau af en bestudeerde het gerief dat erop uitgestald lag. Mijn blik viel direct op een goudkleurig kompas, terwijl de toppen van mijn vingers voorzichtig over de diverse kaarten gleden alsof deze van duur brokaat waren. Een verrekijker trok vervolgens mijn aandacht, die ik dus ook oppakte, voor m’n oog plaatste en onschuldig de kamer rondkeek. Doordat alles echter zo dichtbij stond, en het glas alles vergrootte, was het beeld vooral wazig. Ik legde de verrekijker daarom maar terug en liet mijn nieuwsgierigheid verder over het bureau gaan tot deze stopte bij een zilverkleurige passer. Niet dat ik er veel verstand van had, alleen dat deze een hulpmiddel was bij het navigeren. Geen idee hoe dat in zijn werk ging, dus ik pakte het stukje metaal op, waarbij ik wat ‘speelde’ met de twee gelijke benen en er zo rondjes mee ‘tekende’ in de lucht.
          Op dat moment, echter, werd de deur open gedaan en uit schrikreactie liet ik de passer onhandig uit m’n handen vallen, wat een dof kletterend geluid maakte op het hout waaruit de vloer bestond.
          ‘Merde,’ fluisterde ik, de gedachte negerend dat dit al geen goed begin was van het ‘plan’ dat ik me had voorgenomen.

    [ bericht aangepast op 15 aug 2015 - 11:32 ]


    “If you can smile when things go wrong, you have someone in mind to blame.”


    Thaddeus Becerra 'Despiadado' - Captain of the Queen Anne's Revenge


    Ik ben zo goed als de hele nacht op geweest. Gisteravond, toen het donker werd, hebben we een klein plaatsje met de naam Saint Lucia aangevallen, mede om voorraden in te slaan voor de reis die we gaan ondernemen. Overvallen is gemakkelijker, het kost niks en levert ons veel op. Er gebeurde echter iets onverwachts, we kwamen bij het gouverneurshuis en daar vonden we de opvallende schoonheid en gouverneursdochter. Ik heb de orders gegeven om haar onverwachts mee te nemen, zodat we flink wat losgeld kunnen vragen, een leuk extraatje.
          Nu ligt ze in mijn hut te slapen. Het leek me een goed idee om haar straks heelhuids terug te brengen zodat we extra veel geld krijgen. Ik ben een paar keer wezen kijken, maar ze sliep elke keer ferm door. De hele nacht heb ik samen met Odo, mijn jonge stuurman, ervoor gezorgd dat de haven van Saint Lucia veilig hebben verlaten en een goed stuk de open zee op gevaren zijn.
          "Goed Odo, je weet waar we heen moeten, hé?" vraag ik hem, met mijn hand op zijn schouder.
          Odo is in de jaren aan boord een beetje gegroeid tot een zoon van me. Langzamerhand is hij de zoon geworden die ik zelf verloren ben. Normaal gesproken ben ik absoluut geen sentimentele man, maar deze jongen maakt bepaalde vaderlijke gevoelens in me los. Ik glimlach naar hem voordat ik me omdraai en naar mijn hut toe loop om te kijken of de schone dame al wakker geworden is. Het is ondertussen al licht en ze zal toch zeker niet de hele dag doorslapen.
          Zodra ik de deur van mijn hut van het slot afhaal, we willen immers niet dat ze zomaar het dek oploopt of zelfs overboord springt, hoor ik iets vallen. Met opgetrokken wenkbrauw kijk ik naar het zilveren instrument dat nu op de grond ligt, voordat ik me op de dame richt die er nu behoorlijk beschaamd bijstaat.
          "Ga je dat nog oprapen?" vraag ik, als ik de deur achter me weer dichtdoe en op slot draai. "Het is niet erg netjes om zomaar aan andermans spullen te komen."
          Dat klinkt vast heel raar uit de mond van een piraat waarvan de spullen waarschijnlijk een andere eigenaar hebben, of hadden. Ik trek me weinig aan van de hypocrisie van mezelf en loop verder de hut in, waarbij ik mijn bureaustoel naar achteren trek en erin neerplof. Ik mag best even zitten, na uren gestaan te hebben. Mijn handen leg ik op mijn bovenbenen neer. Mijn ogen laat ik niet onopvallend en schattend over de jonge vrouw glijden.
          "Ik ben kapitein Despiadado, maar je mag me best kapitein Des noemen als dat te moeilijk is. Je bevind je momenteel aan boord van de Queen Anne's Revenge. Ik denk dat je best slim genoeg bent om te weten waarom?"


    Your make-up is terrible

    Genevieve Dumaine II 23 II Queen Anne's Revenge

    Ik voelde hoe het zweet me uitbrak, terwijl de deur verder geopend werd. De zweetdruppels klampten zich echter pas echt aan m’n rug vast op het moment toen een niet onaantrekkelijke man het vertrek binnenstapte. Als aan de grond genageld staarde ik hem aan, tot zijn twee groenbruine kijkers van de gevallen passer op de grond - waar hij als eerste naar keek bij binnenkomst - afgleden naar mij. Een ongemakkelijk, beschaamd gevoel bekroop me direct en ik sloeg dan ook m’n ogen neer van het moment dat zijn donkere blik de mijne kruiste.
          “Ga je dat nog oprapen?" vroeg hij, toen hij de deur achter zich dicht deed en op slot draaide. "Het is niet erg netjes om zomaar aan andermans spullen te komen."
          “Sorry, ik wilde niet… het was niet m’n bedoeling om…’ Ik slikte, doordat verdere woorden me ontbraken. We wisten namelijk allebei goed genoeg dat het een grove leugen was als ik het excuus zou brengen dat ik niet aan zijn spullen had willen zitten of dat het niet m’n bedoeling was geweest om eraan te komen. Deze man leek me gewoonweg niet een dorpsidioot die je pietluttige blaasjes kon wijsmaken.
          Ik hield dan ook verder m’n mond, raapte zwijgzaam de passer op en legde deze terug op zijn plaats. Nu pas merkte ik dat mijn hand trilde door het nerveuze gevoel dat zich inmiddels rond m’n gehele lijf had gewrongen.
          "Ik ben kapitein Despiadado, maar je mag me best kapitein Des noemen als dat te moeilijk is. Je bevind je momenteel aan boord van de Queen Anne’s Revenge,’ zei hij, nadat hij me verder negeerde, het vertrek door was gelopen en zich op zijn bureaustoel had laten neerploffen. Merkbaar nam hij mijn gestalte schattend in zich op, zonder ook maar enige moeite om dit subtiel te doen. Een onbehaaglijk gevoel wrong zich daardoor rond mijn ingewanden en ondanks dat ik beter kon zwijgen, was het sterker dan mezelf.
          “Waarom ben ik hier?’ vroeg ik voorzichtig.
          “Ik denk dat je best slim genoeg bent om te weten waarom?" was louter zijn antwoord. Ik knikte slechts ter bevestiging, door het rusteloze dat zijn woorden in mij teweeg bracht. Geld, alles draaide om geld, altijd. Dat wist hij, dat wist ik en ik hoefde het dus ook niet verder onder woorden te brengen. Dat was voor ons beiden niet nodig.
          “Ik ben Genevieve,” stelde ik mezelf uiteindelijk maar voor. Ik had er geen idee van wat hij nu eigenlijk van me verwachtte, maar ik bedacht me dat ik hier nog wel enige tijd zou verblijven en dat het voor ons beiden gemakkelijker zou zijn als hij m’n naam wist. Ik kreeg maar weinig hoogte van deze Des, mede door zijn ogenschijnlijk vriendelijke houding, wat hoogstwaarschijnlijk niet meer dan een façade was. Zulke mannen kon ik maar al te goed. Saint Lucia corrumpeerde ervan en het probleem met zulken was dat je ze nooit te goed kon inschatten en dat je altijd op je hoede moest zijn. En ik vermoedde dat dat evenzo gold voor deze man.

    [ bericht aangepast op 15 aug 2015 - 18:54 ]


    “If you can smile when things go wrong, you have someone in mind to blame.”

    (Merkt nu pas dat er een speeltopic is. Ik weet, late reactie. Die heb ik nou eenmaal)

     Tamala Kaluwa Fersens

    Ik word wakker van de luide bel. Dat betekent meestal niks goeds. Maar ik negeer de bel niet, daar komen problemen van. Iedereen weet dat.
    Ergens ben ik boos. Ik droomde net, zoals altijd dezelfde droom. Net op het moment dat de droom zijn hoogtepunt bereikte en eindelijk wist wat dat glinsterde ding was. Helaas voor mij, ook deze keer weet ik het niet.
    Met veel tegenzin loop ik het dek op. In mijn hoofd zit ik nog in Dromenland en let verder niet op. De gedachtes aan de droom zweven door me heen, als vlinders gaan ze van bloem naar bloem. Wild schud ik met mijn hoofd, en de vlinders zijn weg. Ach, als ik de droom toch vaak krijg, komt hij heus wel nog een paar keer.
    Met snelle passen loop ik verder. Dan bedenk ik me dat ik niet weet wat er aan de hand is.
    "Wat is er aan de hand?" vraag ik dus maar. Er moet wel een hele goede reden zijn om de bel te luiden en me wakker te maken.


    you said "plese don't ever change" but you don't like me they way i am

    Lucy

    Ik ben achter Pixie aangelopen, en ik zie hoe Tamala ook naar boven slentert. Tamala met haar ochtendhumeur.
    'Wat is er aan de hand?' vraagt ze plotseling.
    'Twee, nee drie schepen bijna binnen kanonbereik. Er zit een koopvaardijschip tussen. We kunnen vechten of vluchten,' antwoord ik haastig.
    'En ze weten het van mijn hoed,' fluister ik er achteraan.
    Niemand wist het, alleen Tamala. Misschien omdat ze het enige andere meisje van het schip was, maar het was ook omdat ik haar vertrouw.
    Niemand had het mogen weten, het was mijn geheim. Maar nu wisten op Tamala na, ook Pixie en de kapitein het.


    obsessive rage

    Tamala Kaluwa Fersens

    Lucy antwoord op mijn vraag: "Twee, nee drie schepen bijna binnen kanonbereik. Er zit een koopvaardijschip tussen. We kunnen vechten of vluchten,' antwoord Lucy haastig.
    "En ze weten het van mijn hoed," fluister ze er achteraan.
    Ik knik. "Dat is niet goed, van allebei," fluister ik zacht. " Het zal zeker uitlopen tot een gevecht" zeg ik nu weer op normale toon. Eerlijk, ik ben nog niet helemaal wakker. Ik zit nog met mijn hoofd in Dromenland. En ik heb geen zin om te vechten, niet op dit tijdstip. Normaal zal ik er zin in hebben, ik ben niet zo'n iemand die ze uit de weg loopt. Maar mijn hoofd lijkt wel gevuld met watten. Het slechte nieuws van Lucy's hoed zit me ook niet lekker. Ik neem me voor dat ik later wel weer aan haar vertel over mijn droom. Misschien als die wat duidelijker is en ik eindelijk weet wat dat glinsterde ding is. Ik moet het gewoon weten. Even stop ik met denken over mijn droom en denk over de schepen.
    "Wat voor schepen?", vraag ik langzaam. Ik weet het, ik stel teveel vragen. Maar ik wil antwoorden en wel nu.

    [ bericht aangepast op 16 aug 2015 - 10:27 ]


    you said "plese don't ever change" but you don't like me they way i am

    Lucy

    'Twee piratenschepen, een koopvaardijschip. Pixie lag te ronken in zijn kraaiennest en zag ze te laat. Maar dat weet de kapitein niet,' zeg ik.
    'En ik geloof dat er ook niks naars voor me zit aan te komen, het is een te leuke plotwending voor zijn verhaal,' voeg ik er op fluistertoon aan toe.
    Ik denk aan mijn blunder en wordt vast rood van schaamte, het is ook wel erg gênant.
    Het is maar goed dat Tamala niet weet hoe die blunder ging, want het was mijn eigen schuld. Maar gelukkig leek Pixie te zakelijk om me van de plank af te laten gaan, volgens mij was hij al blij er zelf niet af te moeten.
    Nee, dit houdt ik voor me.


    obsessive rage

     Tamala Kaluwa Fersens

    "Twee piratenschepen, een koopvaardijschip. Pixie lag te ronken in zijn kraaiennest en zag ze te laat. Maar dat weet de kapitein niet," zeg Lucy.
    "En ik geloof dat er ook niks naars voor me zit aan te komen, het is een te leuke plotwending voor zijn verhaal," voegt ze er fluisterend aan toe. Ze wordt een beetje rood, maar het is niet erg duidelijk te zien. Ik glimlach.
    "Ooh ja, zijn verhaal. Hopelijk komt die ooit af," mompel ik. "Ik begrijp niet waarom hij schrijft, maar hij moet doen wat hij niet laten kan."
    Dan denk ik over de schepen na.
    "Wat moeten die nou hier?," vraag ik me hardop af. "Laat maar, ik denk dat dat op dit moment niks uitmaakt. En Pixie, hij heeft betere ogen dan mij. Ben blij dat hij ze wel op tijd heeft opgemerkt. Kraaiennesten zijn niks voor mij, veels te hoog." Ik had niet door dat ik hardop zat te denken. Daar moet ik echt mee op houden. Waarom ik dat doe, weet ik niet, maar wat ik wel weet, is dat het erg gevaarlijk is. Hoe vaak ik het ook probeerde af te leren, ik gaf het altijd halverwege op. Het is onderdeel van mij geworden en dat kan ik niet veranderen.
    "Dus," zeg ik maar. "Ik denk dat het vechten wordt. Als er twee piratenschepen zijn, en die piraten denk ik niet gaan vluchten maar vechten, moeten wij dus ook vechten. Heb ik echt veel zin in." Het laatste zei ik met een sarcastische ondertoon. Nog steeds was ik wat slaperig, wakker worden was voor mij erg moeilijk. Sommige vinden dat ik een ochtendhumeur heb. Misschien heb ik dat ook.


    you said "plese don't ever change" but you don't like me they way i am

    Lucy

    Eigenlijk had ik verzonnen dat Pixie lag te slapen, maar als Tamala het gelooft, is dat al erg fijn.
    'Niet zo negatief, Tamaal. Het wordt vast leuk, bovendien is iedereen vermoedelijk tegen elkaar. Kan verwarring opbrengen. Dan kan ik doen of ik bij het ene schip hoor, dan weer bij het andere. Misschien kan ik zelfs spion worden op een ander schip!'
    Ik zeg het misschien een beetje te hard, want een aantal mensen kijken me wat vreemd aan. Oeps, ik gedraag me weer te meisjesachtig.
    Hun weten het natuurlijk nog niet, woops. De kapitein laat het zo wel zien, hoop ik.
    Dan wordt ik niet meer als verliefde jongen gezien. Ik durf haast te wedden dat meiden op de andere schepen sneller geaccepteerd worden.
    'Misschien moeten wij ook een verhaal schrijven. Over twee zeemeerminnen die zijn aangespoeld ofzo,' zeg ik.
    Ik weet nu al wat Tamala gaat zeggen: 'Luke, je moet een echt een cursus normaal worden doen,'
    Misschien kunnen we toch beter een verhaal met de titel De Normale en de Gestoorde schrijven.

    [ bericht aangepast op 16 aug 2015 - 12:34 ]


    obsessive rage

     Tamala Kaluwa Fersens

    Ik betwijfel of het negatief was, maar als Lucy dat vond, had ik geen zin om er tegenin te gaan. Lucy kan soms erg enthousiast over dingen zijn, net zoals nu. En ergens was haar idee wel goed, verwarring was fijn. Vooral bij de vijand. Dan kon je daar handig gebruik van maken. Ja, verwarring zal er inderdaad ontstaan.
    "Misschien moeten wij ook een verhaal schrijven. Over twee zeemeerminnen die zijn aangespoeld ofzo," zegt Lucy.
    Ik rol met mijn ogen. "Je weet wat ik hierop ga antwoorden. En omdat ik ik ben zeg ik het nog een keer: 'Luke, je moet een echt een cursus normaal worden doen.'"
    Niet dat ik boeken haat, ze zijn interessant. Maar
    er zelf één schrijven, dat kost teveel moeite en tijd. Zonde dus. Als de kapitein een boek wil schrijven, doet hij dat maar.
    Echt waar, iedereen weet hoe vaak ik dat tegen haar zeg. Soms erger ik me echt aan Lucy, maar ik erger me aan veel mensen. Soms ook aan mezelf.
    Ik glimlach en kijk even om me heen. Zo te zien is iedereen wel wakker. Die rot bel ook. Maar ik weet zeker dat het een leuke dag gaat worden.
    "Over mijn droom," begin ik zachtjes te praten. Lucy weet alles over mijn dromen. Ik weet haar geheim, zij die van mij. Zo gaat het. "Als die rot bel er niet was geweest, had ik eindelijk gezien wat dat glinsterde ding was. Die schepen ook, ze hadden een ander tijd moeten kiezen."
    Ik stamp hard op de grond. Een paar mensen kijken op, maar gaan algauw weer verder met praten.
    "Alles was zo altijd, alleen wat scherper. Er was soms water, maar er was ook land. Toen zag ik die glinstering weer. Het leek alsof ik er door aangetrokken werd, ik kwam steeds dichterbij. Toen zag ik het bijna. Maar toen moest die stomme bel gaan."
    Ik richt een boze blik op de horizon. De schepen zijn onze richting aan het varen. Ik stoot Lucy aan en wijs zwijgend naar de schepen. "Dat zijn ze hé?" vraag ik.


    you said "plese don't ever change" but you don't like me they way i am

    Lucy

    'Ja, dat zijn ze. Queen Annes Revenge, de BlackSea, en de Royal Heart. Op de laatste heeft mijn vader ooit gevaren, het is een van de weinige schepen die niet zonk dankzij hem,' zeg ik.
    'Je droom. Mmmm... Denk je dat het van metaal was? Of was het niet iets tastbaars?' vraag ik.
    Het maakt ook niet uit. Tamala is haar droom alweer misgelopen.


    obsessive rage


    Isaiah Simeon Hale - The Royal Heart


    Er was iets misgegaan 's nachts, vreselijk mis. Ik sliep op dat moment, waardoor ik niet precies meegekregen heb wat er nou mis ging. Ik herinner me vooral de paniek en chaos aan boord. Schijnbaar waren we geënterd door piraten. Ik ben helemaal niet goed in zwaardvechten, dus deed ik het enige om mijn leven misschien te kunnen redden. Ik wrikte een losse plank geheel los en sprong ermee overboord, het koude water in. Langzaamaan begon ik weg te drijven van de twee schepen. Ik merkte dat ik onderweg op mijn vlucht mijn hoofd gestoten had, er kwam een beetje bloed uit een hoofdwond en een zwaard had mijn linkerarm geschampt. Beide wonden prikten in het zoute water.
          Daarna had ik de zon zien opkomen en de ochtend zijn aanbreken, terwijl ik me zwakker en zwakker voelde worden. Het is nog vroeg in de ochtend als ik in de verte een schip zie opdoemen. Half en half probeer ik erheen te peddelen, tot ik ineens de gehesen piratenvlag zie. Ik heb echter geen energie om mijn plank de andere kant op te sturen. Als ik langzaam dichterbij kom, zie ik een angstaanjagend boegbeeld van een skelet. Geen mooie vrouwen of zeemeerminnen voor dit schip, zo te zien.
          Ik weet dat als ik langer op zee blijf, ik aan verschillende dingen kan overlijden. Ik zal een hongerdood sterven, een verdrinkingsdood, ik zal sterven van de dorst of door de zon die de hele dag wreed op me schijnt. Misschien 's nachts zelfs van onderkoeling van de koude zee en het gebrek aan zonlicht. Maar is opgepikt worden door een piratenschip dan zoveel beter? Ik besluit mijn kansen te wagen en probeer flauwtjes naar het schip te zwaaien. Het geluid van de golven die op de boeg breken, zal mijn stem, gebroken door het zoute water en de dorst, zeker overstemmen.




    Thaddeus Becerra 'Despiadado' - Captain of the Queen Anne's Revenge


    "Sorry, ik wilde niet… het was niet m’n bedoeling om…"
          Ze lijkt nerveus te zijn, angstig zelfs, maar eigenlijk verwacht ik ook niet anders. Ik maak vaak een intimiderende indruk, zeker op gevangenen. Ze luistert echter wel gewoon naar me, nadat haar woorden niet uit haar mond lijken te willen komen. Ze bukt zich, pakt mijn passer op en legt deze terug op mijn bureau. Ondertussen loop ik naar mijn bureau waar ik op de stoel neerplof en mezelf voorstel en haar geringschattend in me opneem. In eerste instantie zwijgt ze gewoon, tot ze vraagt waarom ze hier is. Ze lijkt me absoluut geen domme meid, waarop ik antwoord dat ze het best zelf weet. Ze knikt stilletjes en ik grijns lichtjes en tevreden.
          "Ik ben Genevieve," stelt ze zichzelf voor.
          "Genevieve," proef ik haar naam op mijn tong. "Klinkt Frans. Spreek je ook Frans, mademoiselle?"
          Relax leun ik iets achterover in mijn stoel, met een klein grijnsje haar kant uit. Frans spreek ik zelf niet echt, het blijft beperkt tot een paar enkele woorden die ik her en der opgepikt heb. Ik spreek enkel Engels en Spaans vloeiend. Saint Lucia zal wel van oorsprong een Frans eiland zijn, een kolonie voordat het van Engeland was, wat niet raar is. Die eilanden wisselen constant van eigenaar. Misschien zijn de Engelsen nu niet eens de eigenaar, ik heb geen idee, ik hou het ook niet meer bij. Zolang ze maar te overvallen zijn vind ik alles best.
          "Och, vergeef me. Ik ben helemaal niet gastvrij. Normaal gesproken zitten gevangenen in het ruim en niet in mijn hut, maar voor speciale dames maken we natuurlijk een uitzondering. Wil je iets te drinken?"
          Ik bied haar een fles aan die op mijn bureau staat. Natuurlijk zit er alcohol in, rum welteverstaan. Ze zijn nou eenmaal goed in rum brouwen hier en ze doen het in grote mate. Vers water aan boord meenemen is echt een groot probleem, binnen no-time begint het te stinken en kan je het niet meer drinken, waardoor we alcohol als een welkome vervanging hebben.
          "Of wilt mevrouw een beker?" Mijn stem klinkt een tikkeltje honend, terwijl mijn blik oprecht vragend staat.


    Your make-up is terrible

    Sinedad Fortescue


          Ik heb bewust niets mee gemaakt van de passage vannacht. Grotendeels doordat mijn werk benedendeks behoorlijk wat aandacht kost. Veel zieken, weinig medicijn. Ik heb niet geslapen en heb enkele doden met lood in mijn laarzen zelf moeten verplaatsen. Inmiddels schijnt de zon echter fel. Het lijkt rustig. De kapitein is met weinig woorden zijn hut ingetrokken — al heb ik vernomen dat hij een jongedame uit Saint Lucia heeft meegenomen. Meer ruimte voor mijn om mijn eigen gang te gaan.
          Tussen meerdere toegenomen slaapplaatsen, heb ik mijn eigen plekje verworven. Er zitten bloedvlekken op mijn hemd en mijn broek plakt van zoutig water. Ik schop mijn laarzen op de houten ondervloer en stroop de broek van mijn heupen. Dankbaar dat ik tijdens onze vorige stop kleding op de kop heb getikt, kleed ik me nu in een paar schone stoffen. Haastig vlechten mijn vingers de touwtjes van het hemd, de mouwen opstropend waardoor mijn armen straks kunnen gaan genieten van het zonlicht. Ik haal een hand door mijn haren en hijs mijn laarzen over mijn kuiten voor ik er vandoor ga.
          Op het dek zijn de meesten aan het zwabberen. Grove stukken zout kraken onder mijn zolen als ik naar de achterkant van het schip been. Mijn maag rammelt, maar het enige dat ik steevast bij me draag is een kleine fles drank. Er is echter nooit een goed moment om dronken te worden. Ik sluit mijn ogen tegen de genadeloze zon, leunend over de houten omheining die mij een gruwelijke val bespaard. Pas wanneer ik me wil omdraaien — merk ik een onderbreking in de eindeloze, blauwe oase op. Fronsend, nog verder voorover leunend bestempel ik het fenomeen als een stuk drijfhout. Maar dan onderscheiden mijn ogen de zwaaiende bewegingen die het lijkt te maken waardoor mijn wenkbrauwen bedachtzaam de hoogte in rijzen.
          Ik kan hem — of haar — aan zijn lot overlaten. Zo te zien is het al even aan het ronddobberen. Ik leun achterover en zucht diep. Wellicht laat ik een behoorlijk goede gunst lopen als ik hem niet besluit te helpen. Ik werp een blik over mijn schouder, en begin dan het touw dat bij de trap naar beneden heeft gelegen omhoog te rapen. Als ik me niet vergis is het lang genoeg om naar beneden te gooien. Als hij wil leven, denk ik dat het hem prima zal lukken het te pakken. Zelf omlaag klimmen brengt te veel risico met zich mee. Bovendien ben ik de enige dokter aan boord — wie zal mij oplappen als ik val? Een dekzabber?
          ‘Kun je klimmen!?’ Ik vouw mijn handen rondom mijn mond om de woorden te versterken. Zo niet, moet ik toch gaan afwegen of het me waard is hem te gaan halen.


    Feel the fire, but do not succumb to it.


    Hij herhaalde mijn naam, maar de klanken klonken nochtans harder door het Engelse accent waarmee hij sprak, waarna hij volgde: "Klinkt Frans. Spreek je ook Frans, mademoiselle?" Hij leunde iets achterover, zo een nog meer relaxtere houding aannemend. Vervolgens wierp hij me een klein grijnsje toe.
          “Ma langue maternelle est le français,” zei ik met een fijne maar welwillende glimlach. Natuurlijk moest hij goed genoeg door hebben dat Frans m’n moedertaal was, gezien het accent dat nog altijd weerklonk in m’n woorden. Ondanks dat ik m’n halve leven al Engels sprak, kreeg ik het Franse accent niet uit m’n r-klanken verwijderd. “Engels is m’n tweede moedertaal,” voegde ik er vervolgens weloverwogen aan toe, om zo op elementair beleefde wijze te benadrukken dat verdere communicatie geen probleem ging zijn.
          "Och, vergeef me. Ik ben helemaal niet gastvrij,” zei hij toen. “Normaal gesproken zitten gevangenen in het ruim en niet in mijn hut, maar voor speciale dames maken we natuurlijk een uitzondering. Wil je iets te drinken?" Hij greep een fles van het bureau en bood me deze aan. Mijn gezicht moest waarschijnlijk boekdelen spreken aangezien hij er een “Of wilt mevrouw een beker?” erachteraan toevoegde. Zijn stem klonk vooral honend, ondanks dat zijn bruingroene ogen me oprecht vragend aankeken.
          Nu pas werd ik de droogte in mijn mond gewaar en besefte ik dat ik inderdaad dorst had. Weifelend schuifelde ik daarom naar hem toe, reikte mijn hand naar hem om de fles aan te nemen en zette meteen een stap achteruit toen ik het keramiek tussen mijn vingers voelde geklemd zodat hij me niet zomaar en bruusks kon vastpakken. Zonder zijn opmerking verder in acht te nemen of me te laten kennen, zette ik de fles aan mijn lippen en nam een behoorlijke slok, ervan uitgaand dat het water was. Mijn gezicht vertrok echter meteen door het alcoholgehalte dat de binnenkant van m’n mond weg leek te schroeien. Met heel wat moeite slikte ik de vloeistof weg, waarbij ik de rug van m’n hand naar m’n lippen bracht om op deze manier de sterke drank effectief door te slikken en niets ervan uit te spugen. “Bon Dieu de merde,” voegde ik er al mompelend, foeterend, achteraan. Het enige wat ik nochtans ALTIJD in het Frans deed; vloekwoorden uitspreken.
          “Dat is geen water,” zei ik toen verontwaardigd. Ik blikte naar hem op, waarbij m’n gezicht nog altijd licht verwrongen was. Natuurlijk was het geen water, hoe goedgelovig had ik ook kunnen zijn? “Had je me niet kunnen waarschuwen?”
    Stomme vraag. Nee, natuurlijk niet, anders had hij dat wel gedaan.
          Ik voelde me vooral belachelijk gemaakt door hem en daarom zette ik de fles opnieuw aan m’n lippen en nam een tweede slok, berekend dit keer op het feit dat het rum was. Hierdoor kon ik meteen de vloeistof beter verdragen en wegslikken, met een gezicht in de plooi alsof ik altijd al rum had gedronken. Ondanks dat de smaak me nu niet bepaald kon bekoren en het nog even vreselijk was als de eerste slok, wilde ik me zeker niet nog meer laten affronteren door hem. Dat plezier wilde ik hem verder niet gunnen.

    [ bericht aangepast op 16 aug 2015 - 21:07 ]


    “If you can smile when things go wrong, you have someone in mind to blame.”


    Isaiah Simeon Hale - The Royal Heart


    Iemand heeft me gezien. Voorlopig ben ik waarschijnlijk gered en een golf van opluchting spoelt door mijn uitgedroogde lichaam heen. Er staat iemand met wapperend haar over de reling gebogen, vanaf hier kan ik het geslacht niet zien en haar zegt niks in deze wereld, zeker niet op een piratenschip. Ik heb al genoeg mannen met lang haar gezien. De persoon hoog boven me laat een touw naar beneden zakken en roept vervolgens iets naar me. De woorden worden in eerste instantie meevoert door de wind en overstemt door de golven, maar nadat ik de klanken, die een vrouwelijke toon hadden, in me opgenomen had, verstond ik wat er gezegd werd.
          "Kun je klimmen!?"
          "Ik-" Ik kap mijn zin af en schraap mijn keel omdat het nergens naar klinkt voordat ik opnieuw begin. "Ik hoop het!" roep ik vervolgens zo luid mogelijk terug.
          De onderkant van het touw heeft het water bereikt en ik peddel met moeite er naar toe. Ik grijp het touw vast en trek me eraan op. Ik voel mijn armen bibberen, mijn lichaam is uitgeput. Het lijkt me echter niet dat iemand me komt halen, waarom zouden ze ook? Ze gaan heus hun leven niet wagen en zeker niet als ze doorkrijgen dat ik een man in uniform ben. Had ik dat maar uitgetrokken...
          Het komt nu vooral op wilskracht aan bij me als ik via het touw omhoog begin te klimmen. Normaal gesproken had het me niet echt veel moeite gekost, maar nu wel. Mijn handen zijn nog niet volledig gewend aan het zware werk aan boord van het schip waardoor ik maar een klein laagje eelt erop heb. Als ik boven aan kom is dat laagje verdwenen, samen met een laag van mijn huid. Veel moeite om galant over de reling te komen doe ik niet, ook al zie ik dat het een vrouw is die me het touw toegeworpen heeft. Eigenlijk stommel ik er vooral overheen, waardoor ik voorover tuimel en op het dek beland. Erg charmant, Isaiah. Ik krabbel zo goed ik kan overeind en kijk wat verbaasd en geïntrigeerd om me heen.
          "Eh, bedankt voor... dat," mompel ik vervolgens, nogal geïntimideerd en timide, tegen de vrouw.




    Thaddeus Becerra 'Despiadado' - Captain of the Queen Anne's Revenge


    "Ma langue maternelle est le français," spreekt ze in het Frans met een glimlachje naar mij. "Engels is m’n tweede moedertaal."
          "Valt te horen," antwoord ik simpelweg.
          Maar goed dat Spaans niet erg verschilt van Frans, behalve de zin opbouw en vooral hoe het uitgesproken word, waardoor ik wel begrijp wat ze zegt. Iets terug zeggen in het Frans kan ik niet, dus knik ik enkel dat ik het begrijp, waarop ik verder ga op een ander onderwerp, namelijk dat ik niet erg gastvrij geweest ben. Ik bied haar de fles rum aan en ze kijkt me aan alsof ik haar beledigd heb, waarna ik haar nog een beker aanbied, maar wel op een honende toon. Ze lijkt daar echter vooral brutaal van te worden, hoewel het twijfelachtig was. Ze schuifelt naar me toe, neemt de fles achterdochtig snel aan en trekt zich terug met de fles een extra stap van me af.
          Nu komt het brutale gedeelte. Ze zet de fles aan haar lippen en ik kijk afwachtend toe. Een enorme slok verdwijnt in mijn mond, een slok waarvan mijn wenkbrauwen omhoog schieten. Het lijkt echter wel alsof de tranen in haar ogen springen ervan, ze slikt moeizaam en brengt de rug van haar hand naar haar mond, alsof ze het amper binnen kan houden. Duidelijk dat die dat niet verwacht had. Het is moeilijk om mijn lachen in te houden, een grote grijns breekt door op mijn gezicht. Leedvermaak, het beste vermaak.
          "Dat is geen water," klinkt het verontwaardigd vanuit haar verwrongen gezichtje. "Had je me niet kunnen waarschuwen?"
          "Waar is de lol in dat?" stel ik haar een vraag terug, retorisch deze keer.
          Dapper als ze is, zet ze alsnog voor een tweede keer de fles tegen haar lippen en neemt ze nog een slok. Dit keer vertrekt haar gezicht amper en veranderd mijn brede grijns in een waarderende glimlach. Ze geeft niet op, wat ik zeker niet afkeur. Niet dat ik dat aan haar ga laten merken. In plaats daarvan sta ik op en gris ik de fles uit haar handen, zodat ik ook een flinke slok kan nemen. Veel heeft ze er toch niet van gedronken.
          "Wel eerlijk delen, zuiplap," grap ik terwijl ik de fles neerzet. "Je het evenveel manieren als ik, zo te zien." Ik vind het leuk om te plagen.
          "Goed, dit is het plan voor de komende weken. Wij zijn op een missie, doen er alles aan om die missie te volbrengen en dan ben jij aan de beurt. We hebben een briefje met de vraag voor losgeld achter gelaten bij je lieve pa. Zodra we terug komen, krijgt hij één kans om het losgeld te betalen, anders hang je aan de strop. Of misschien wil je tegen die tijd wel bij ons blijven."


    Your make-up is terrible