• Wetenschappers zijn op zoek naar een grote schat in de diepe wateren van de Atlantische Oceaan. Ze zijn hier jaren naar opzoek geweest en hebben eindelijk duidelijke locaties waar het kan liggen. Maar in plaats van dat ze een deel van de schat vinden, hebben ze een kist gevonden waar ze een eeuwenoud boek vinden. De locaties van Atlantis en hoe je deze verzonken stad weer leven in kunt blazen staan erin. Ze hebben een kristal nodig die het tevoorschijn haalt. Het probleem is dat het kristal daar ergens op de zeebodem ook moet liggen, maar de wetenschappers kunnen niets vinden.
    De wetenschappers hebben het besluit genomen dat ze dit even geheim zouden houden, waarna het na enkele maanden verteld is aan de meermensen. Die dag krijgen ze ruzie en veroorzaakt een oorlog tussen de mensen en meermensen, omdat de meermensen vinden dat Atlantis in hun gebied is. Dit behoort simpelweg niet tot de mensen toe.
    Maar de mensen zijn koppig en besluiten toch op zoek te gaan naar de Verzonken Stad – zonder toestemming van de meermensen. Komt de band tussen hun nog goed? En kan de mensheid dit geheim eigenlijk wel aan? Ze moeten naar het kristal zoeken om de Verzonken Stad, Atlantis tevoorschijn te halen.


    De meermensen kunnen alleen veranderen als het volle maan is (wat 12 á 13 keer p. jaar is), maar ze kunnen ook veranderen als ze de zeldzame ingrediënten ervoor hebben, wat overigens erg moeilijk te vinden is en ze in gevaarlijke gebieden groeien waar je niet zo snel kunt komen.


    Regels:
    - 16+ is toegestaan.
    - Als je iemand wilt vermoorden moet je eerst toestemming hebben van die user.
    - Alleen je eigen personage besturen en niet die van een ander.
    - Ik wil minstens dat je post 10 zinnen lang is (meer is altijd beter natuurlijk).
    - Er bestaan geen Mary Sue's in het echte leven, dus ook niet in deze RPG. Let daar op.
    - Als er een nieuw topic aangemaakt moet worden, vraag dan eerst toestemming aan mij [Sweetiepie/Nebthet]. En als ik niet online ben wacht dan gewoon rustig af op mijn antwoord.

    Wetenschappers:
    Rosalynn Maria Winchester; Ophilia. Leider.
    James Ryan Mirano; Wolfheart.
    Jack Smith; Lolicia.
    Aeryn Doireann Falon; Eavan.

    Meermensen:
    Ansem; Tortura.
    Grimm Lonehunter; Chiron.
    6 juli tot 17 juli – vakantie
    18 juli tot 28e – kamp.
    Iris Lymphadeae; mismi.
    Sereia Ianthe Cyfill; Tyrell.

    9.00 uur in de ochtend.
    De RPG begint met dat het de eerste dag is. De wetenschappers laden de boot in met hun eigen spullen, want het zou zo kunnen dat ze maandenlang weg kunnen blijven. Daarna gaan ze op zoek.
    De meermensen zijn op de hoede van de wetenschappers. Iedereen doet hun eigen ding; de een wilt het kristal eerder vinden dan de wetenschappers en de ander wilt de wetenschappers dwarsbomen. Ieder hun eigen keus.

    [ bericht aangepast op 5 juli 2013 - 22:58 ]


    Don't walk. Run, you sheep, run.

    Grimm Lonehunter || Meerman
    Ik volgde Iris’ uitleg al niet meer over dat scrub gedoe. Het viel me enkel op dat ze na een tijdje een blik op mijn ruige staart wierp en afkeurend haar hoofd schudde. Een scheve grijns was op mijn gezicht verschenen en werd breder toen ze zei: “Zo te zien heeft je broer niet zoveel verstand van lichaamsverzorging. Als je dus vragen hebt, dan kom je maar naar mij toe en trek je je broer maar mee.”
    Ik wierp een waarschuwende blik op Morgana. O wee als ze me meesleurde. Ik was echt niet van plan deel te nemen aan een van hun vrouwelijke scrub avondjes, of hoe men dat ook noemde.
    Ik had het niet eens door toen Iris zich naar mijn zusje toe boog en iets in haar oor fluisterde, omdat ik een en al oog was voor dat schip in de verte, dat in beweging was gekomen. Maar toen ik Iris vanuit mijn ooghoeken zag knipogen naar Morgana, kon dat nooit veel goeds betekenen. Al zeker niet toen Morgana met een brede grijns in mijn richting kroop, met haar handjes recht in het zand. Ik moest geen twee tellen nadenken om te weten wat ze van plan was. “O nee jongedame, deze man doet niet mee aan scrubben.” Ik kon het kriebelige zand al onder mijn schubben voelen. Verschrikkelijk irritant gevoel. Bah.
    “Als je nog vragen hebt mag je langskomen,” zei Iris nog, al had Morgana er geen aandacht meer voor. “Wel eerst aan je broer vragen.”
    Ik wierp nog een blik in Iris richting, die hetzelfde deed naar mij. Mijn ogen bleven strak op haar gericht toen ze glimlachte. “Doei, tot de volgende keer.”
    Morgana mompelde iets van een: “Dag dag.” Maar ze was te druk met het achtervolgen van mij, met haar handen vol zand. Op een of andere manier waren we een stuk van de zandbank afgeweken, niet meer op een veilige afstand van het schip. Morgana had het deze keer ook gezien, dus ik vond niet beter dan haar terug te lokken naar de veilige plaats met het smoesje dat ze zo veel mocht scrubben als ze wilde, als ze mee zou gaan. En het werkte. Niet veel later zat ik met een zuur gezicht op de zandbank terwijl Morgana vrolijk met zand over mijn staart aan het schrobben was. “Niet zo hard,” mompelde ik na een tijdje, nog steeds nors. Morgana keek op, glimlachte verontschuldigend en ging verder met het jengelen van tien kleine visjes. Het klonk best wel schattig met haar scherpe piepstemmetje, maar ik was te druk bezig met het nors zijn over het feit dat mijn dode schubben nu zowat om ons beiden heen dreven en meegevoerd werden met de zee.

    [ bericht aangepast op 22 april 2013 - 22:33 ]


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Ansem.

    Mijn vader keek me kort met priemend aan met zijn donkergroene ogen, de spikkels die ik helder van hem had geërfd. Van mijn moeder had ik de bruine kleur in mijn poelen. Ik vertrouwde de indringende blik van de oude man niet, want meestal was hij niet zo. Het had bijna iets geheimzinnigs. Hoewel hij op leeftijd was, wat ook te merken was aan zijn gezondheid, leek hij van de buitenkant nog redelijk middelbaar.
    ‘Heb je het al aan haar verteld?’ Kwam opeens de vraag zijn richting uit, iets wat ik niet verwacht had, maar ook weer wel. Een paar dagen geleden was ik opnieuw bij hem gekomen om hem te verzorgen, tot hij abrupt met het nieuws kwam te hebben gepraat met de ouders van Iris Lymphadeae. De jonge vrouw heeft lang blond haar, zo lang dat het halverwege haar rug komt. Het valt me op dat het niet in de klit gaat, of dat zal wel weer eens een vrouwengeheim zijn. De kleur van haar ogen vergeet ik niet meer, want het groenblauw staarde me aan wanneer ik haar bij één van de klunzige buien hielp. Haar staart was een aantal geleden, op de gok negen jaar geleden, vast gekomen tussen één van de rotsen in een vervaarlijk stuk. Nu waren we opeens aan elkaar uitgehuwelijkt, zouden we moeten trouwen. Het klinkt nog steeds zo vreemd in mijn oren en gedachtegang; dat deze vrouw mijn echtgenote zal worden.
    Grommend draaide ik me van hem af, van hem en zijn nieuwsgierige vragen ernaar. Soms trapte dat me wel op mijn staart, maar ik probeerde het zo min mogelijk te laten merken. Desondanks was ik zo nu en dan best gemakkelijk boos te maken en dat kwam dan niet ten goede. De controle wilde ik graag zelf in handen hebben. Ik begon weer aan het ouderwetse gedoe te denken. Mijn vader had het me verteld en gezegd dat het mijn verantwoordelijkheid was het zelf aan Iris te vertellen. In eerste instantie voelde ik me er stoer over, durfde het haar wel te vertellen en was diezelfde dag nog naar haar toe gezwommen. Vlak voor haar thuis echter, bleef ik stokstijf en kwam de brok in mijn keel terecht– ik durfde niet meer! De controle was mij compleet weg geglipt, dat ik niet meer wist wat te doen; hoe ze zou reageren en dergelijke. Eerlijk gezegd was ik er nogal nerveus over, maar wat moet dat moet – en zo dit dus ook.
    ‘Haar ouders kunnen het toch ook vertellen,’ grauw ik wrevelig richting de oude man, die op dat moment weer naar mij keek. Of hij had zijn blik ronduit niet afgewend, dat leek me meer voor hem. Er kwam ook enkel een diepe zucht bij hem vandaan. ‘Breek me vooral de mond niet open over “verplichtingen” en dat soort onnozel ge–’ Ik werd afgebroken. Direct toen dat gebeurde, draaide ik me weer naar hem om.
    ‘Het is aan jou, omdat, en dit weet je ontegensprekelijk dus speel niet dom met mij, ze jouw vrouw wordt. Ansem, in plaats van tegen mij te bokken, ga nu direct naar haar toe om het te vertellen,’ Mijn mond wilde ik al open trekken om er tegenin te gaan, echter was mijn vader sneller en stak zijn hand op. ‘Verdomme, Iris verdient het om gemeld te worden.’ Eindigde zijn tirade.

    Hierdoor was ik al op weg gegaan naar haar huis. Toen ik daar echter aankwam en vroeg naar de jonge vrouwe, zei haar moeder dat ze er niet was. Een vreemde trek lag er op haar lippen en blik in haar ogen, één waar ik mijn vinger niet op kon leggen.
    Zo was ik weer weg gezwommen, naar een plek die ik lang geleden goed kende. Daar waren we namelijk redelijk vaak te vinden, nadat we elkaar ontmoet hadden vanwege het gestuntel van haar. Eerst racete ik erheen, alleen later was het bijna op een slakkengangetje. Ergens was ik weer zo nerveus dat ik over kon geven, dat deed ik natuurlijk niet, alleen ik voelde me wel zo. Hoe zou ze reageren? We hadden elkaar al jaren niet meer gesproken, niet nadat het contact zo verwaterd was.
    Uiteindelijk daar aangekomen, zag ik haar zitten op een rots. Ze huilde en ik bleef stil, een naar gevoel bekroop me. Waarom huilde ze? Had het met de uithuwelijking te maken? Nee, dat was nog niet bekend, voor zover ik wist. Wat was er dan gebeurd? Direct zwom ik op haar af, raakte voorzichtig haar schouder aan.
    ‘Waarom huil je, Iris? Wat is er gebeurd? Was je misschien weer klunzig bezig?’ grinnikte ik het laatste nogal stumperig, hoewel ik er een grapje had mee willen maken zodat ze zou lachen. Het klonk meer onbeholpen en misschien vatte zij het wel aanvallend op, waardoor mijn knullige lachje weer in een streep veranderde. Ik ging naast haar zitten.


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Iris Lymphadeae
    Ik kan maar niet bedenken waarom me ouders dit zouden doen. Ik heb ze er nooit over horen praten en we hebben het er eigenlijk ook nooit over gehad. Ik zit volgens mij nog niet zo heel lang als ik een hand op mijn schouder voel. Ik wil eerst wegkijken, omdat het nou niet bepaald charmant is dat iemand je ziet huilen, totdat ik zijn stem hoor. “Waarom huil je, Iris? Wat is er gebeurd? Was je misschien weer klunzig bezig?” zegt de stem en hij lacht even. Ik heb die stem al in geen jaren gehoord en toch na al die jaren doet het nog steeds iets met me. Hij was degene die mij gered had van mijn klunzigheid en daarna waren we eigenlijk vrij goede vrienden geworden, totdat het flink verwaterde. Ik kwam erachter dat ik misschien wel weer voor hem voelde dan vrienden en ik wist niet wat ik met dat gevoel aan moest, dus zocht ik hem steeds minder op in de hoop dat het gevoel wel weg zou gaan. Het heeft toen nog wel even geduurd, maar uiteindelijk was het naar de achtergrond gezakt, al spookte het nog wel ergens in mijn hoofd rond, ver weg gestopt.

    Ik schud mijn hoofd als antwoord op zijn vraag over mijn klunzigheid. In de loop der jaren was dat veel minder geworden. Ik draai me naar hem om en kijk hem even aan. Zijn ogen zijn nog altijd hetzelfde, die zijn niks veranderd. Hij is zelf ook niet veel veranderd, behalve dat hij nog gespierder is geworden en een paar tattoos op zijn lichaam heeft zitten. En een litteken, op zijn gezicht. “Mijn ouders hebben me uitgehuwelijkt” zeg ik dan tegen hem. “Ik had nooit gedacht dat ze dat zouden doen, we hebben het er zelfs nog nooit over gehad...” ga ik verder. Ik kijk naar beneden en zucht even. Dan kijk ik weer op. “En hoe gaat het met jou? Ik heb je al heel lang hier niet gezien..” zeg ik dan. Al weet ik dat dat waarschijnlijk deels mijn schuld is. Ik pak met mijn hand zijn kin vast en draai zijn hoofd. Ik kijk even naar het litteken. "Wat is er gebeurd?" vraag ik dan. Het was raar om hem met dat litteken te zien, al weet ik zeker dat ik na een tijdje niet eens meer echt zal zien en dat ik er dan gewoon doorheen kijk als het ware. Het is wel raar dat hij juist op dit moment verschijnt. Wanneer ik weer flink vast zit, al is het dit keer met mezelf en mijn ouders.

    [ bericht aangepast op 23 april 2013 - 17:20 ]

    Jack Smith, wetenschapper.
    Ik had gezien hoe ze haar kiezen stevig op elkaar had geklemd en licht snoof. 'Dat heet interesse, misschien wel een geheel nieuw begrip voor jou,' had ze gepikeerd teruggekaatst, waarna ze wat wegschoof.
    “Misschien, ja.” Had ik als enigste gezegd, alsof het mij allemaal niets uitmaakte, en ik had ook niets meer dan dat te zeggen. Eerlijk gezegd, maakte het mij ook niets uit. Al waren alle wetenschappers hier op de boot tegen mij. Ik had met niemand iets te maken en zij niet met mij. Ik was hier voor mezelf en voor het Verzonken Pareltje.
    Mijn blik ging naar de meermin. 'Soms is het jammer dat mensen niet dieper in het water kunnen kijken, anders had je niet gezegd dat ik klein ben, aangezien ik toch een stukje groter ben dan jij. Hier in het water tenminste.' Had ze geglimlacht. Ik wachtte af tot ze alles had verteld, want zo te merken was ze nog lang niet klaar. Grappig dat de meeste levende wezens zich snel op hun teentjes voelen getrapt.
    'Ik mag er misschien lief uitzien volgens jou, maar schijn bedriegt.' Breek me de bek niet open. 'Als ik jullie was zou ik in ieder geval nog maar eens goed nadenken voordat ik zomaar het water induik. Niet iedereen is zo 'lief' als ik ben en vele meermensen zijn het niet eens met jullie beslissing om achter ons rug om te zoeken naar het kristal.' Ho, wacht 's effe. Moet dit nou een bedreiging voorstellen? Ik snoof honend.
    'Jullie hadden geen slechtere vijand uit kunnen kiezen.' Ze glimlachte kort. 'Veel 'succes' met jullie missie.' Zei ze en liet zichzelf weer onder water zakken.
    “Geef de rest maar de groeten van me, lief, onschuldig meisje!” Riep ik haar achterna.

    Ik leunde met mijn ellebogen en onderarmen op de reling en tuurde wat in de donkere, blauwe zee – wat mij in gedachten bracht.
    Skye!” Ze had haar hoofd omgedraaid, waardoor haar donkere haar mooi mee zwierde door de wind. Ik had vluchtig een geschrokken blik bij haar opgevangen, maar deze was veranderd in een zachte blik. Ze had een eigenaardige sfeer rond zich heen hangen, een sfeer waarvan ik wist dat ik die niet leuk zou vinden.
    “Waar ga je naartoe?” Mijn blik had ik rustig gehouden, maar mijn ogen lieten een verdrietige blik zien. Ik had geen enkel idee wat ze van plan was. Maar wel dat ik mij zorgen maakte.
    Ze had enkel haar schouders opgehaald. 'Dat is niet van belang.' Antwoordde ze nadien, toen ze mijn gezicht zag. Hoezo het is niet van belang? Een nog akeliger gevoel overviel mij.
    Ik pakte haar bij haar schouders vast, en wilde haar door elkaar schudden, maar deed dit niet. “Vertel het mij, Skye.” Een wat strenge toon doorboorde mijn bezorgdheid.
    “Alsjeblieft,” voegde ik er snel aan toe. Ik kende haar totaal niet meer terug. Ze was nu zo kil en afstandelijk.
    'Het heeft geen zin meer, Jack.' Oh-oh, ze noemde mij bij mijn naam. Simpeltjes had ze mijn handen weggehaald van haar schouders en zette een paar stappen naar achteren, van mij vandaan. 'Ik ga weg.'
    Versteend stond ik naar haar te kijken. Meende ze dit nou? Zeg alsjeblieft dat het 1 april is vandaag. Op de achtergrond hoorde ik een trein langsrijden, waardoor de wind mij om mijn oren sloeg en het wat suisde. Ik had het gevoel dat ik na enkele lange minuten pas weer kon praten. “Hoe.. bedoel je? Weg?” Mijn wenkbrauwen waren gefronst en mijn blik straalde een grote vraagteken uit.
    Ze had meteen al een antwoord klaar. Haar gezicht stond op koud en haar handen had ze stevig om de tassen heen geklemd. 'Gewoon, weg. Naar mijn tante.'
    Tranen voelde ik achter mijn ogen opwellen. “Maar die woont in Cuba.”
    'Precies. Ik ga daar wonen.' Ik had mijn mond al geopend, maar Skye was sneller – alsof ze al wist wat ik zou antwoorden. 'En je hoeft me niet op te zoeken. Ik ga daar juist wonen om van jou af te zijn.'
    En de volgende paar seconden gingen zo snel dat ik het allemaal niet meer kon volgen. Ze verdween de trein in, waarna deze wegreed. En ik bleef achter. Versteend. En gebroken. Verslagen viel ik op de grond en legde mijn hoofd ook op de grond, waar mijn tranen op vielen.

    [ bericht aangepast op 24 april 2013 - 22:21 ]


    Don't walk. Run, you sheep, run.

    Rosalynn Maria Winchester.
    Lichtelijk verdwaasd opende ze haar ogen. Ondanks het feit dat ze even had willen gaan slapen, had dat niet gemoeten. Ze duwde zichzelf overeind op het grote bed en wreef met haar handen over haar gezicht. Rosalynn was nooit het type dat make up zou dragen, dus zou ze dat ook niet doen. Het leverde haar wel een voordeel op, helemaal nu ze zo plots in slaap was gevallen. Haar uiterlijk was immers nog steeds ongenaakbaar.
    Een blik wierp ze op de klok, het was zelfs zo hard gegaan dat ze een uur ertussenuit was geweest, iets wat ze niet van zichzelf had verwacht aangezien ze geen lange slaper was. Slaapdronken kwam ze overeind van de boot. Het eerste wat ze nu moest doen was een bak koffie halen, en wakker worden. Een frisse neus leek haar daarvoor het handigst.
    Ze verliet haar slaapkamer en stapte de kleine doch knus ingerichte gang op. Over het tapijt wat over de koude vloer heen lag, liep ze richting de keuken. Alles op zo'n boot was eigenlijk klein en praktisch, maar het veergrootte wel de kans dat je vaker je hoofd stootte dan normaal.
    Voor zover de jongedame wist waren ze inmiddels afgemeerd. De boot wiebelde zo nu en dan heen en weer, je kon het water tegen de zijkanten horen aanklotsen. Nu mocht ze hopen dat ze ergens nog een beetje zeebenen had, anders werd dit tripje een hel.
    In de compacte keuken zocht ze naar koffie. Bijna helemaal in een hoekje weggestopt stond een koffiezetapparaat. Iemand was haar al voor geweest want er zat nog een helft aan bruine vloeistof in en deze voelde nog warm aan. Nadat ze had besloten dat de koffie nog te drinken was, schonk ze zichzelf een grote mok in.
    Al roerend liep ze het dek weer op. Ze werd gelijk begroet door een windvlaag die haar haren alle kanten op deed slaan. Getver, ze had haar staart weer iets moeten fatsoeneren voor ze het dek had betreden, het was er zo bij in geschoten.
    Een tel zocht ze het dek af naar ander leven, ze zag hier en daar wel wat mensen staan maar die zagen er niet uit alsof ze in waren voor een goed gesprek. Ze zakte daarom een stukje verderop op een verlaten bankje neer en leunde met haar hoofd tegen de wand van de boot aan. Haar blik op oneindig terwijl ze af en toe een slokje van de koffie nam,.


    The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.

    [Wie wil James meeten?]


    It's not that I don't love our little talks, it's just... I don't love them. ~ Loki

    [ik eventueel wel (= rose is toch vrij]


    The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.

    [Oké. Dan zal ik zo even een post schrijven en naar Rose toe komen.(:]


    It's not that I don't love our little talks, it's just... I don't love them. ~ Loki

    [haha oke ! ]


    The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.

    James Ryan Mirano ~ Wetenschapper

    Ik kijk een beetje fronsend de zee over. Hoe zou het nu met mijn zusje gaan? Eigenlijk zou ik met geen zorgen om haar hoeven maken, maar het blijft mijn zusje. En als haar iets gebeurd in de tijd dat ik weg ben, zal ik het mezelf waarschijnlijk nooit vergeven.
    Met een zucht kijk ik om me heen. De meeste mensen zijn aan het praten met andere, op een paar na.
    Mijn oog valt op een vrouw die al roerend het dek op loopt. Haar haren staan zo’n beetje alle kanten op. Volgens mij is dat Rose. Ik heb haar al eens eerder gezien, maar haar echt kennen doe ik niet.
    Ze kijkt om zich heen en laat zich dan neerzakken op een verlaten bankje. Ze leunt met haar hoofd tegen de wand van de boot aan. Haar blik op oneindig terwijl ze af en toe een slokje van de koffie nam.
    Ik kijk weer even om me heen en neem een beslissing. Ik ga recht staan en begin naar Rose toe te lopen.
    Als ik bij haar ben aangekomen, zeg ik:
    “Heey, ik ben James. Mag ik naast je komen zitten?” Ik kijk haar vragend aan.


    It's not that I don't love our little talks, it's just... I don't love them. ~ Loki

    [Ik ben terug van Londen, heb ik nog iets gemist en kan ik ergens inspringen?]


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    Alyssum schreef:
    [Ik ben terug van Londen, heb ik nog iets gemist en kan ik ergens inspringen?]

    Je hebt niet veel gemist, iedereen is elkaar nog een beetje leren kennen etc. Je kunt wel naar mijn personage toe gaan, if you'd like that. :]


    Don't walk. Run, you sheep, run.

    Is goed :')
    Where is he?


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    Alyssum schreef:
    Is goed :')
    Where is he?

    Hehe, gewoon op de boot bij de reling. :']


    Don't walk. Run, you sheep, run.

    Okay ^^ Ik moet eerst even ergens anders reageren en daarna zal ik proberen te verzinnen waarom Ari Jack zou aanspreken xd


    To the stars who listen — and the dreams that are answered