• Cover gemaakt door Samwell.

    Honderden jaren geleden legde een oude heksenmeesteres een vloek op een groep jonge Stervelingen die de spot met haar dreven. Ze verbond hen met de maan en twee nieuwe groepen ontstonden. De Witte weerwolven werden bij elke volle maan gedwongen te veranderden en op dat punt waren hun krachten het sterkst. Hun vacht had de kleur van sneeuw en hun ogen een gouden gloed. Ze noemden zichzelf de Alposclan. De Zwarte weerwolven werden opgeëist door de nieuwe maan en ook bij hen waren toen hun krachten onoverwinnelijk. Hun vacht droeg de kleur van een maanloze nacht, terwijl hun ogen even zwart waren als inkt. Zij droegen de naam Nigravosclan.
    De clans verbrandden de heksenmeesteres, Ebnar, uit wraak maar sindsdien hield de strijd tussen beide clans nooit op. De Witte wolven streden tegen de Zwarte, om de enige twee zaken die zij het meeste nodig hebben: mensenbloed en de maan.
    Zonder het bloed van een Sterveling kon geen enkel kind van de maan overleven. Maar mensen werden een uitstervend ras, mede wijtend aan de Vampieren, kinderen van de zon genoemd, die een lange tijd de weerwolven te snel af waren en het sterfelijk volk leegzogen. Maar zij waren uitgeroeid en vormden geen bedreiging meer.
    De maan was het belangrijkste hemellichaam voor de weerwolven, en zonder konden zij niet leven. Ook al was het de vloek van de maan, beide clans aanbaden het hemellichaam alsof het hun eigen god was. Ze wilden meer macht, meer kracht en probeerden zo de andere clan uit de roeien, zodat ook zij de volle of nieuwe maan bezaten.
    Beide clans werden verdeeld in roedels over de hele wereld, maar de grootste roedels bevonden zich in Frankrijk in Europa. Terwijl de Witte wolven zich vestigden in de Pyreneeën, ver weg van grote steden, doolden de Zwarte wolven door de bossen van Frankrijk en vielen elk dorp die hun pad kruiste aan.
    Daarmee was ook het grote onderscheid tussen de twee clans aangegeven, maar desondanks ze andere gebruiken en voorwaarden hadden, hadden de clans iets gemeen: ze waren beide vervloekt tot de eeuwen der eeuwen.

    Verhaal:
    Na eeuwen van oorlog tussen de beide clans, stuurt Ebnar, de heksenmeesteres, hen een Vuurbericht maar daarin enkel één Oudgrieks woord: Erchomai. Wat zoveel betekend als: Ik kom.
    De clans hebben geen andere keuze dan samen te werken tegen de wederkeer van Ebnar, maar ondertussen gaat de strijd om de maan nog steeds verder.
    Ook een kleine groep mensen, die zichzelf het Verzet noemt, probeert zichzelf in leven te houden en dood de clanleden zonder genade.
    Zal Ebnar overwinnen? Of wint één van de clans toch de eeuwige oorlog? En wat gebeurt er met de kleine groep mensen?


    Clans:
    De clans bestaan uit een leider, diens partner en een Raad. De Raad zorgt ervoor dat de leden van de clan de regels van de wolven niet overtreden en zijn voornamelijk wolven van de Oorspronkelijke Wolven. De Oorspronkelijke Wolven, ook wel de Originelen genoemd, waren de eerste Stervelingen die in weerwolven veranderden. Zijn werden rechtstreeks door Ebnar vervloekt. Door een beet van één van de Originelen konden nieuwe wolven gecreëerd worden. Een tegengif bestaat er niet en enkel de Originelen kunnen mensen veranderen. Zij zijn ook het sterkst en hebben het meeste macht.
    De leider, of Alphacum, is ook één van de Originelen.


    Mensen:
    De mensen of het Verzet zijn één van de weinige groep mensen die overblijven. De enige manier om de weerwolven te vermoorden is door zilveren wapens te gebruiken en die recht in hun hart te steken. Maar de wolven vernietigen zilveren voorwerpen telkens ze er één tegenkomen, dus moeten de mensen zuinig zijn. Ze verstoppen zich vooral in de ruïnes van vervallen steden, maar trekken eerder rond. Doordat de Zwarte wolven een ronddolende roedel zijn, moeten de mensen opletten.


    Rollen: M/V graag in evenwicht.
    Alposclan / Witte wolven:
    - Heath Alec Ravenwood - Clanlid - Dyer. 1;5
    - David Hayden Reesan - Raadslid - Ewijn. 1;7 - afwezig van 6/5 tot 10/5 -
    - Emanuelle Louise Penderghast - Raadslid - Raziel. 1;1
    - Cassia "Cass" Pandora Hawthorne - Clanlid- Bran. 1;4
    - Lypha Neandroa d'Vien - Originele - Vampurr. 1;5
    Nigravosclan / Zwarte wolven:
    - Timothy Robert Labhraidh - Clanlid - PlagueRat. 1;1
    - Catherina Maria Labhraidh - Leider - PlagueRat. 1;1
    - Isabel 'Isa' Wood - Raadslid - Sempra. 1;6
    - Roselynn ‘Lynn’ Forrester - Clanlid - Merrow. 1;8
    Het Verzet / Mensen:
    - Henry Augustus Skidmore. - Leider - Raziel. 1;2
    - Arlendria Siv Fydorov - Partner van de leider - Sixer. 1;1
    - Sophia Echo - Lid - Cas. 1;8

    Regels:
    - Houd je ten alle tijde aan het huisreglement van Quizlet.
    - Ik zou graag een minimum aantal van 8 regels hebben. Ik ben er niet streng in, maar let er alsjeblieft op.
    - Wees geduldig. Mensen hebben ook nog een sociaal leven naast Q.
    - OCC tussen haakjes. Niet spammen! Ik open ook een praattopic.
    - 16+ is toegestaan.
    - Naamveranderingen doorgeven.
    - Niet de personages van anderen besturen, dat is namelijk kei vervelend.
    - Alleen ik, Dyer, open nieuwe topics. Tenzij ik niet online ben, dan mag de laatste die gepost heeft een nieuw topic openen mits hij of zij een bericht plaatst in het rollentopic met de link naar het nieuwe topic en mij een gastenboekbericht stuurt.
    - Blijf realistisch. Je mens kan niet zomaar enkele wolven gaan afslachten op zijn eentje.
    - Ebnar mag door iedereen gespeeld worden, zolang dat maar realistisch is.
    - Vragen mogen altijd gesteld worden.

    Het begin:
    Een nieuwe dag breekt aan en de clans kregen die nacht Ebnars vuurbericht. Beide kampen staan in rep en roer, terwijl het Verzet een strategie verzint en nieuwe rekruten opleid.
    Dit is een richtlijn. Deze hoeft niet na gevolgd te worden. Wees origineel!


    Rollentopic.

    © Dyer

    [ bericht aangepast op 5 mei 2013 - 18:43 ]


    kindness is never a burden.

    Catherina Maria Labhraidh | Nigravosclan | in het bos met Roselynn

    Timothy Robert Labhraidh | Nigravosclan | slapend in tent


    De onrust in het kamp was duidelijk voelbaar, het bericht van Ebnar was door bijna iedereen gehoord en zij die er nog niets van wisten zouden spoedig genoeg hoogte nemen van de gebeurtenissen. In alle commotie die was ontstaan probeerde Catherina kalm te blijven. Ze had de hele nacht lang overlegd met twee raadsleden die nog een beetje kalm waren gebleven over wat ze te doen stond. Erchomai. Dat woord bleef door Catherina’s hoofd dwalen, terwijl ze liefdevol door Timothy’s haren streek. Ergens in de loop van de nacht was de jongen met zijn hoofd op haar schoot in slaap gevallen en tot nu toe nog niet ontwaakt. Momenteel was de vrouw alleen met haar jongste zoon en ze nam dit moment met hem om goed naar hem te kijken. Wie wist hoe lang ze nog bij hem zou kunnen zijn nu dat de heksenmeesteres terug kwam naar de aarde? Met een diepe zucht dacht de leidster terug aan alle zoons en dochters die ze al was kwijtgeraakt aan de Alposclan, de mensen of de vampiers en aan haar echtgenoot die ze pas tien jaar geleden was verloren en die zijn jongste zoon slechts een paar dagen had kunnen genieten, voordat hij net als haar dochters Anna-Maria en Laureen, door de Alposclan gedood werd. Lang al had ze diepe wrok en haat voor de witte wolven gekoesterd, maar nu Ebnar terug zou keren zouden de twee clans samen moeten werken, iets waar Catherina niet erg naar uit keek. Ze was echter een intelligente vrouw en wist dat ze het nooit zouden redden als ze zouden moeten vechten aan drie fronten. De Alposclan en Ebnar waren één ding, maar ze moesten het Verzet niet vergeten dat steeds meer mensen rekruteerde, terwijl de wolvenclans steeds meer uitgedund werden. Ze zouden met minstens één van hun vijanden een wapenstilstand moeten houden als ze dit wilden overleven. Later deze dag zou er een vergadering moeten komen en waarschijnlijk ook een stemming om te bepalen wat de aanpak zou zijn voor de komende tijd.
    Buiten was de zon al opgekomen, maar het rumoer was nog steeds niet weggeëbd. Kalm tilde de leidster haar zoon op en bracht hem naar zijn bed, zodat hij nog een paar uur zou kunnen slapen en liep toen naar buiten waar ze zag hoe Roselynn net naar haar tent uit kwam en het bos in liep, terwijl er her en der stonden groepjes te discussiëren. Stilletjes volgde Catherina haar; ze kon zich voorstellen dat de vrouw zich eenzaam voelde, aangezien ook zij haar partner was verloren. Catherina had voor haar gepleit zodat ze mocht blijven na de dood van Garrick. “Roselynn, heb je even een moment?” vroeg de leidster vriendelijk en ook al was het een vraagstelling, het was eigenlijk niet iets waar de lager in rang geplaatste een keuze bij had. De kleine glimlach op de lippen van Catherina gaf echter aan dat de ander zich geen zorgen hoefde te maken.

    [ bericht aangepast op 29 april 2013 - 17:05 ]


    there is an ocean in my heart, hidden behind eyes of celadon.

    Arlendria Siv Fydorov |Verzet
    Henry keek Sophie een tijdje niet begrijpend aan. Zijn brein leek nog bezig te zijn met opstarten na de lange, slapeloze nacht die hij beleefd had. Maar hij was niet de enige. Alleen was ik er ’s ochtends wat sneller en frisser bij dan hij.
    Sophie’s blik blijft een tijdje op mij en het konijn hangen, tot ze door kreeg dat Henry weer volledig functioneerde. “Sorry, goedemorgen,” perste hij eruit alsof hij eindelijk terug op aarde was beland. Een klein glimlachje speelde op mijn lippen. Ik hield van zijn stem in de ochtend, om een of andere reden klonk die behoorlijk sexy. Maar dat hield ik maar even voor mezelf, zodat we gênante situaties zouden vermijden.
    “Kan je al een vuurtje maken om ‘m klaar te maken?” vroeg ik aan Sophie, die nu toch rechtstond. Haar hoofd bewoog lichtelijk op haar romp, maar Henry was haar voor. “Doe ik wel.”
    Ik schudde mijn hoofd toen hij zijn eeuwen oude aansteker weer boven haalde. Ik snapte serieus niet hoe hij elke keer – na protesteren van dat oude ding weliswaar – er een vlam uit tevoorschijn getoverd kreeg. Volgens mij zou ik ‘m na een keer al lang in een ravijn gegooid hebben als hij niet wilde werken. Maar hij sleurde het ding volgens mij dan ook overal mee naar toe in zijn broekzak.
    Sophie, die nogal hulpeloos rechtstond, keek geïnteresseerd toe hoe Henry zijn vuur aan probeerde te krijgen. Ik zou haar wel een taak kunnen geven, maar verder dan het opruimen van het vel en de organen kwam ik niet. En ik vond nu niet bepaald dat dat haar werk was, aangezien ik er niet van hield om mensen het vuile werk te laten opknappen. Ik had de rommel zelf gemaakt.
    “Goed geslapen?” bromde Henry, die nog steeds bezig was met zijn vuur.
    “Zoals altijd,” antwoordde Sophie vrijwel meteen terwijl ze zich op de grond liet neerzakken.
    Ik glimlachte en schraapte het laatste stukje nier uit mijn konijn. Ik kon – zoals wel vaker – Sophie’s nieuwsgierige blik op me voelen branden. Ik mocht Sophie wel. Ze was aardig, behulpzaam – ook al stond ze er soms nogal hulpeloos bij – en leuk om mee te praten. “Kon beter,” antwoordde ik enkel. Het had geen zin om Henry erop te wijzen dat het zijn schuld was, hij kon er zelf ook niet veel aan doen. Hij woelde soms gewoon nogal had rond en dan wist ik niet beter dan er gewoon op te blijven luisteren. Elke keer als ik dacht dat hij dan éindelijk in slaap gevallen was, woelde hij nog een keer, en weigerde mijn lichaam om in slaapmodus te gaan. Het was heel vreemd, maar volgens mij had ik een soort van instinct ontwikkeld om ’s nachts de wacht over hem te houden. Om een of andere reden viel ik altijd pas in slaap nadat hij in slaap was gevallen. Dat was altijd al zo geweest. Het was dan ook niet vreemd dat als hij niet sliep, ik evenmin niet sliep.
    Ik stond op, stal een van Henry’s stokken die hij normaal gezien zou gebruiken voor het vuurtje en kuiste het af tegen de rand van mijn jeansbroek. Toen ik besloot dat hij schoon genoeg was, prikte ik het konijn erop en gaf ik ‘m aan Sophie met de woorden: “Wil jij ‘m klaarmaken? Dan kan ik even mijn rommel opruimen.” Ik glimlachte, maar drukte zonder op een antwoord te wachten het konijn op de stok in haar handen. Ze mocht kiezen wat ze er mee deed, zo lang ze ‘m maar vasthield en ‘m niet op de grond gooide. Ik begaf me daarna richting het achtergelaten vel en de organen, die ik met blote handen in het hoopje vel gooide, het toe plooide en het ergens op een veilige afstand van ons kamp weggooide. Niet wetend waar ik mijn handen aan moest afvegen, veegde ik ze aan een paar verdorde bladeren af, daarna aan mijn broek en plofte daarna naast Sophie neer bij het vuur. “En jij goed geslapen?” vroeg ik aan Henry. Al wist ik het antwoord daar al op. Ik probeerde gewoon een gesprek aan te knopen.

    [ bericht aangepast op 29 april 2013 - 18:42 ]


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    David Hayden Reesan - Raadslid - Alposclan

    Erchomai, Erchomai, Erchomai, dit woord bleef maar door mijn hoofd rondspoken. Een woord dat ik lang niet gehoord had tot gisteravond. Ik was eens weer in het hoofdgedeelte van het kamp van mijn clan, toen iedereen opgeschrikt werd door het vuurbericht dat maar één woord bevatte, het woord dat ik maar niet kwijt kon raken: Erchomai. En het kon maar één ding betekenen. Ebnar was terug en zou wraak nemen voor wat wij haar lang geleden hadden aangedaan. We zouden nu moeten strijden tegen meerdere fronten. We bleven de Nigravosclan hebben, onze vijand sinds we vervloekt waren. En dan waren er nog het kleine beetje mensen, die jacht op ons maakten. En dan was Ebnar nu ook verschenen. We zouden het zwaar krijgen.
    Ik had deze nacht nauwelijks kunnen slapen. Natuurlijk had ik het wel geprobeerd, maar het wilde maar niet lukken. Ik bleef maar woelen, bleef maar nadenken over de gebeurtenissen van die avond. Na een tijdje was ik toch maar mijn bed uitgegaan en voor mijn hut gaan zitten nadenken. In de frisse lucht kon ik altijd veel beter nadenken. Uiteindelijk was ik toch in slaap gevallen van vermoeidheid. Toch werd ik weer vroeg wakker. Ik bleef nog even zitten en besloot toen maar om naar het hoofdgedeelte van ons kamp te gaan. Eens kijken of er nog mensen waren die ideeën hadden over hoe we dit aan zouden gaan pakken. Op een gegeven moment kwam ik in het bos een van de jonemannen van mijn clan tegen. Heath was zijn naam. Hij zag er nogal slaperig uit waaruit ik op maakte dat hij net wakker geworden was.
    'Lekker geslapen op de bosgrond?' vroeg ik hem.


    Stenenlikker

    [Michonne -> Cas]


    Your make-up is terrible

    Roselynn 'Lynn' Forrester II 21 II Zwarte wolf II Nigravosclan - in het bos met Catherina

    Roselynn werd zo opgeslokt door de verloren herinneringen aan Garrick, om zich iets te herinneren van hun gesprekken over de heksenmeesteres – al was het maar een minuscuul detail om al dat tumult binnen de roedel toch enigszins te begrijpen -, dat ze nog maar weinig oog had voor haar omgeving. Doordat ze zo in gedachten verzonken was, had ze niet in de gaten gehad dat iemand haar was gevolgd toen ze het bos was ingelopen. Ze werd dan ook uit haar gedachten gehaald, toen ze haar naam plotseling hoorde, gevolgd door de vraag of ze een momentje had. Lynn keek om en wees de stem – die haar al bekend had geklonken – nu inderdaad toe aan de leidster van de roedel.
    ‘Natuurlijk, Catherina,’ antwoordde ze dan ook beleefd, ondanks dat beide vrouwen wisten dat zo’n dergelijk antwoord overbodig was. Lynn was nu eenmaal lager in rang en had hierdoor niet bepaald de keus om iets anders te zeggen. Voor Lynn voelde het echter niet zozeer aan als een verplichting, mede doordat ze voor vrijwel iedereen een moment kon vrijmaken wie daarom vroeg. In dat opzicht stond ze altijd klaar voor anderen.
    Toch verontrustte het Roselynn dat het Catharina was die haar achterna was gekomen en vroeg of ze een momentje had. De kleine glimlach die zich echter rond de lippen van de vrouw legde, maakte dat Lynn zich iets geruster voelde.
    ‘Wat kan ik voor je doen?’ vroeg ze dan ook vervolgens, terwijl er zich een welwillende glimlach rond haar mondhoeken legde.


    “If you can smile when things go wrong, you have someone in mind to blame.”

    [Ik ben vanaf straks tot vrijdag naar Londen :3]


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Cassia "Cass" Pandora Hawthorne • Clanlid • Alposclan
    Het was een erg onrustige nacht geweest en ik heb het idee dat bijna niemand goed heeft geslapen, aan de wallen onder de ogen te zien tenminste. Zelf heb ik gelukkig nog wel redelijk geslapen, wat waarschijnlijk komt doordat ik de avond ervoor nauwelijks had geslapen.
    Wat ik me afvraag is: Hoe kan het dat die "Ebnar" ineens weer leeft, aangezien ze volgens de verhalen verbrandt is door de Originele wolven. Het enige wat me te binnenschiet is reïncarnatie. Iets anders wat ik me afvraag is of die Ebnar iedereen zal straffen, of alleen degenen die haar verbrandt hebben. Dat laatste lijkt me persoon wel wat eerlijker, aangezien de niet-Originelen, waaronder ik, er niet veel mee te maken hebben. Bovendien zou je kunnen zeggen dat ons leven ook verpest is door die Originelen, hoewel, anders waren we misschien wel leeggedronken door een vampier, ook geen fijn idee. Maar goed, met dat soort dingen houdt een kwade, naar wraak zoekende reïncarnatie van een heks vast geen rekening mee. Wat is het leven toch weer oneerlijk.
    Ik zucht even, kom overeind en besluit even door het bos te lopen. Terwijl ik door het bos loop komt er nog iets in mijn gedachten op: misschien komt Ebnar wel helemaal niet en is dit één of andere list van de Zwarte wolven of van de Mensen om ons angst aan te jagen. Hoe zij ooit een bericht via vuur kunnen versturen weet ik niet, maar het is vast wel mogelijk.
    Ik blijf stil staan wanneer ik stem hoor. 'Lekker geslapen op de bosgrond?' Mijn nieuwsgierigheid laat me verder lopen. Wanneer ik twee personen van de clan zie, David en Heath, blijf ik staan en leun ik geamuseerd tegen een boom. Quasi afkeurend klak ik met mijn tong. 'Heath toch, ik dacht dat jij de wacht moest houden,' grinnik ik, waarna ik mezelf van de boom afduw en naar het tweetal toeloop. Ik geef Heath een zacht klopje op zijn wang. 'No worries, ik zal niks tegen de rest zeggen.' Mijn blik glijdt naar David. 'Dat kan ik echter niet van hem zeggen.'

    [ bericht aangepast op 1 mei 2013 - 19:40 ]


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    Henry Augustus Skidmore.
    De stilte was een tikje ongemakkelijk, wat er zoals gewoonlijk weer voor zorgde dat Henry zich schuldig voelde over zijn nogal strenge gedrag van de laatste tijd. Hij staarde even naar de aansteker, alsof hij twijfelde of hij het niet gewoon zou weggooien. Toch stak hij het gewoon weer weg in zijn broekzak. Niet dat hij eraan gehecht was of zoiets. Het was ook niet echt dat hij geen vuur kon maken zonder aansteker, maar... Hij wist het niet echt. Het voelde vertrouwder als het in zijn broekzak bleef.
    De ietwat klamme ochtendlucht zorgde ervoor dat Henry langzaamaan wat wakkerder werd. Hij had een geluk dat hij wat te doen had, anders was hij waarschijnlijk opnieuw in slaap gevallen. Nee, hij was geen ochtendmens.
    De man keek even op naar Sophie, die op de grond voor het vuurtje was gezakt. "Zoals altijd," mompelde ze als antwoord op zijn vraag. Ze zag eruit alsof ze een beetje hulpeloos was, nutteloos of iets dergelijks. Henry was altijd opgetogen als er nieuwe mensen bij het Verzet kwamen. Hij zag ze nooit als een lastpost, hoe onhandig ze ook waren. Hij was iemand die van iedereen wat kon maken, en dat hoefde niet per se op een gemene, dwingende manier te zijn.
    Henry kwam half overeind om dan te gaan neerzitten voor het vuur terwijl Siv het konijn op een stok prikte.
    "Kon beter," antwoordde ze dan uiteindelijk. Henry wilde haar zeggen dat ze heus niet hoefde op te blijven tot hij sliep - dat kon hij best wel aan haar ademhaling horen - maar hij hield zijn mond. Het zou waarschijnlijk toch niets uitmaken.
    Siv gaf de stok met het konijn erop aan Sophie. "Wil jij 'm klaarmaken?" vroeg ze. "Dan kan ik even mijn rommel opruimen." Henry onderdrukte nog maar eens een gaap. "En jij goed geslapen?"
    Henry keek haar aan alsof ze gestoord was. "Nee, en dat weet je best." De man deed een poging tot een glimlach, die onverschillig bovenkwam. Het kon hem allemaal niet echt veel schelen. Hij ergerde zich aan het feit dat een mens slaap nodig had. Het zou veel en veel makkelijker zijn moest hij gewoon dag en nacht kunnen 'leven', als je snapt wat hij daarmee bedoelt. Henry ging wat makkelijker zitten. Zoals waarschijnlijk al duidelijk was, had hij 's ochtends niet echt de behoefte om te praten.

    [Ugh. Sorry voor deze stomme post. ><]


    help

    Sophia Echo - lid verzet

    Ik kijk toe hoe Siv bezig gaat met een stok en die door het konijn prikt. Henry beweegt achter me, maar ik schenk er even geen aandacht aan. "Kon beter," zegt ze en ik houd mijn hoofd iets schuin. Volgens mij slaapt niemand op het moment echt goed, maar dat snap ik best. De stok word me aangereikt en ik neem hem met een vragende blik aan. "Wil jij 'm klaarmaken? Dan kan ik even mijn rommel opruimen." Er verschijnt direct een klein glimlachje op mijn lippen als ik knik en de stok steviger beet pak. Het verbaasd me zelf elke keer opnieuw hoe enthousiast ik word van de taken die Siv me geeft. "En jij goed geslapen?" vraagt ze aan Henry, maar ik let er al niet meer echt op, hoewel ik hem vaag op de achtergrond hoor antwoorden.
    "Nee, en dat weet je best." Geconcentreerd begin ik de stok met het konijn eraan aan het spit vast te maken die Henry daarnet gemaakt heeft als ik weer ben opgestaan. Gelukkig hoef ik dat zelf niet te doen want ik ben daar nogal onhandig in eigenlijk. Het puntje van mijn tong steekt een stukje over mijn lippen heen als ik dit aan het doen ben. Als hij eindelijk stevig genoeg hangt en zonder mijn vingers verbrand te hebben, zak ik terug op mijn kont bij het vuur en blijf ik bij het uiteinde van het spit zitten zodat ik hem rond kan draaien als het nodig is. Mijn benen vouw ik weer terug onder mijn kont. De geur van konijn ruikt altijd zo lekker dat het water me in mijn mond loopt. Ik blijf dan ook toekijken hoe het vet langzaam uit het konijn loopt en af en toe in druppels al sissend in het vuur beland.
    Als ik zeker weet dat alles goed is, werp ik kort een blik op Henry en dan op Siv. Ik hoop maar dat het goedgekeurd word, want ik beschouw het als een klein onderdeel van mijn training. Voor ik hierheen was, kon ik mezelf amper in leven houden. Dat terwijl ik zo lang alleen geleefd had. Ik heb vooral geleefd op eetbare planten en vruchten, die kan ik wel goed onderscheiden. Toch ben ik enkele keren flink ziek geweest van het verkeerde. Het probleem lag dan ook niet bij het vuur, maar bij het vlees. Ten eerste kon ik het amper vangen en ten tweede had ik er geen idee van hoe ik het moest klaarmaken, dus nam ik al de moeite niet om iets te vangen.
    Ik ben niet sociaal, ik praat amper, maar toch voelt de stilte drukkend aan. Misschien komt het wel door wat Henry daarnet antwoordde op Siv. "Ik hoop maar dat het vandaag niet te warm word," murmel ik met mijn blik naar het vuur gericht, gewoon in een poging tot. Mijn wangen kleuren lichtrood, maar dit meer vanwege de hitte van het vuur. Als de zon maar wegblijft, ik hou van wolken. Mijn huid heeft namelijk een hekel aan de zon, ik loop hier dan ook constant als een verbrande kip in de rondte, mijn huid nog roder dan mijn haar en sproeten.

    [ bericht aangepast op 3 mei 2013 - 1:37 ]


    Your make-up is terrible

    Ik ben vanaf vanavond tot zondag op weekend met de KSA. (:


    help

    Arlendria Siv Fydorov || Verzet
    "En jij goed geslapen?" had ik aan Henry gevraagd.
    "Nee, en dat weet je best." Hoewel hij erbij glimlachte, keek ik hem toch wat ontdaan aan. Hij had het dus door. Bagger, ik had gehoopt dat hij er eigenlijk niets van zou kunnen merken, maar blijkbaar was ik niet zo subtiel als ik gehoopt had. Niet dat ik ooit subtiel geweest was, maar dan nog.
    Mijn blik gleed richting het konijn, dat Sophie met het nodige enthousiasme klaar aan het maken van. Haar enthousiasme werkte aanstekelijk, want Henry’s opmerking deed me al niets meer. Het feit dat hij erbij geglimlacht had, maakte al veel goed want dat betekende dat hij het waarschijnlijk niet erg vond. Hoe kon het ook, hij kon me moeilijk gaan dwingen om in slaap te vallen. En ik kon er zelf niet veel aan doen.
    Het duurde even voordat ik doorhad dat Sophie’s blik naar ons beiden schoot. Nu was ik degene die zich nutteloos voelde, dus nam ik een steentje van de grond en begon ik ermee te prutsen. Het was nog redelijk fris voor een ochtend, dus ritste ik mijn vest ook nog wat hoger dicht.
    "Ik hoop maar dat het vandaag niet te warm word," probeerde Sophie het ijs te breken aangezien de stilte die er nu hing nogal gênant was. Dat was hij inderdaad, want ook al kende ik Henry al meer dan tien jaar, durfde ik hem nu toch even niet aan te kijken. Vooral omdat hij er nooit iets van gezegd had en wie wist hoe lang hij het al door had.
    “Ik hoop dat het niet te koud wordt,” mompelde ik als antwoord terwijl ik wat dichter bij het vuur schoof. Sofie zag er wel uit als een meisje dat snel zou verbranden, maar volgens mij was ik eerder iemand die snel zou bevriezen. “Ziet er goed uit,” complimenteerde ik haar ook nog op het konijn.
    Mijn blik gleed ook weer naar Henry, die er niet echt uitzag alsof hij nog veel ging zeggen. Hij was niet sociaal in de ochtend, Sophie was gewoon niet sociaal, ook al probeerde ze. En ik probeerde maar lekker mijn mond te houden, omdat als ik eenmaal op dreef was ik kon blijven praten. Toch lukte het me na een tijdje niet meer en trok ik mijn mond weer open. “Wat zijn de plannen voor vandaag?” vroeg ik uiteindelijk, aangezien ik niet echt een idee had wat Henry van plan was – zoals ik al zei: hij zei niet veel ’s ochtends – en ik me ondertussen al begon te vervelen omdat ik niets meer te doen had.

    [ bericht aangepast op 4 mei 2013 - 18:12 ]


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Heath Alec Ravenwood - Alposclan, clanlid.
    Heath duwde zichzelf overeind en net op dat moment gromde zijn buik luidruchtig. Honger, honger, honger. Heath had honger. Hij wreef de laatste restjes slaap uit zijn ogen en genoot van de stilte. Maar erg lang bleef die niet want de man schrok van een stem die hem een vraag stelde: "Lekker geslapen op de bosgrond?"
    Heath draaide zich om zijn as en zag daar David Reesan staan, één van de Originelen. Hij grijnsde naar de man, maar kon de blos op zijn wangen niet verbergen. In slaap vallen tijdens de wacht is niet echt iets om over op te scheppen. "Heerlijk, ik moet toegeven; de grond ligt zachter dan mijn eigen bed." Heath besloot het luchtig te houden.
    Hij klopte een aantal stukjes verdorde bladeren van zijn shirt en broek en leunde toen tegen de boom achter hem. Een krakend takje trok Heaths aandacht en zijn wolveninstinct liet hem weten dat er mogelijk gevaar dreigde, dus kwam hij overeind. Zijn blik gleed in de richting van het geluid, waar die Cassia vonden, een andere Witte wolf. Ze leunde tegen een boom een aantal meter van de twee mannen vandaan en Heath dacht pretlichtjes in haar ogen te zien. Ze klakte met haar tong, maar Heath nam het niet serieus.
    "Heath toch, ik dacht dat jij de wacht moest houden," sprak ze grinnikend en duwde zichzelf van de boom. Sierlijk bewoog ze zich naar de mannen toe en gaf Heath een zacht, vriendschappelijk klopje op zijn wang. "No worries, ik zal niks tegen de rest zeggen." Vervolgens keek ze David aan. "Dat kan ik echter niet van hem zeggen."
    Heath schudde lachend zijn hoofd,"Een hele geruststelling."


    kindness is never a burden.

    {Ik ben vanaf morgen tot vrijdag op vakantie.
    Ik hoop vanavond nog wat te kunnen schrijven en anders sorry voor de mensen die nu op mij moeten wachten.}


    Stenenlikker

    |Doe maar rustig, ik heb ook nogal de tijd genomen, sorry daarvoor. (: |


    kindness is never a burden.

    [Ik zit ook nog altijd braafjes te wachten op PlagueRat, tot ze reageert ^_^ Ik moet zeggen dat ik echt nog geduldig ben, wat nieuw is voor de verandering aangezien ik altijd veel moeite heb met lang wachten :'D Achja, iedereen zal het goed druk hebben deze en komende weken]


    “If you can smile when things go wrong, you have someone in mind to blame.”