• Vampiers en jagers. Iedereen kent het fenomeen, maar ook de eeuwige vete tussen de twee. Wanneer vampiers mensen doden, willen de mensen wraak. Wanneer de mensen – of met andere woorden de jagers – wraak nemen, doen ze het goed. Met andere woorden slaagden ze erin een heel nest uit te moorden. Op een paar vampiers na, en dan nog niet de minste. Hun leider en de twee vampiers die erin geslaagd waren te vluchten, zijn uit op wraak. Het nest moet weer aangedikt worden vooraleer ze hun oorlog kunnen beginnen. Nieuw, vers bloed. Mannen en vrouwen, mensen, uitverkoren om met of tegen hun wil deel uit te maken van deze oorlog.
    De jagers, deze vieren hun overwinnen nog even na. Maar wanneer een vogeltje hen influistert dat het nest weer aan het groeien is, bereiden ze zich maar beter goed voor… Want het staat vast dat er heel wat bloed gaat vloeien.


    Rollen:

    Vampiers:
    De vampiers lijken heel erg op die in Supernatural. Wat betekend dat ze geen groeiende hoektanden hebben, maar tanden die ze over hun gewone tanden kunnen schuiven. ~ Klik
    De vampiers kunnen in de zon, maar niet voor lang. Na zo’n twintig minuten beginnen ze brandwonden te krijgen waar ze nog leken last van zullen hebben. Na die twintig minuten hebben ze nog zo’n tien minuten om uit de zon te raken voor ze eenmaal in as veranderen en nooit meer terug komen.
    Ze drinken bloed door hun slachtoffer in de pols te bijten, tenzij ze deze willen doden, dan bijten ze in de nek.
    Mensen veranderen in vampiers door het bloed van een vampier te drinken en vervolgens te sterven. Daarna zullen ze terug komen als vampier.
    De makkelijkste manier om vampiers te doden is hun hoofd eraf halen, ze blootstellen aan zonlicht of ze verbranden.

    ~ Jace Dylan Caine - Cas
    ~ Bethia Livsummer - Guinness
    ~ Grigori Afanas Andrei Rykov~ Delaheye

    Mensen:
    De mensen weten niets af van het bestaan van vampiers, tenzij ze er zelf mee in contact komen. Het nadeel is natuurlijk dat ze óf het niet kunnen navertellen óf niemand hen ooit zal geloven.
    De mensen doen dagdagelijkse dingen, van naar school gaan, tot werken, tot rondhangen in de kroeg.

    ~ Gereserveerd - Terrific
    ~ Eris Celeste Arellano - Olicity
    ~ Misha Winchester - Sigil
    ~ Lucas Harvey Waters - Bradbury

    Jagers:
    De jagers, of hunters, hebben van jagen hun beroep gemaakt. Ze hebben geen vaste werkuren, maar werken meestal ’s nachts of ’s avonds en ’s ochtends. Overdag slapen ze meestal of doen ze net zoals de mensen dagdagelijkse dingen. Ze hebben op z’n minst een paar uur slaap nodig.
    Hun hoofdkwartier vindt zich middenin de stad, ondergronds. Het is bevind zich gewoon in een bunker van een onbewoond huis in een eerder verlaten steeg. Dit vooral omdat men mensen niet in gevaar wil brengen. Soms veranderd hun hoofdkwartier wel eens als ze het gevoel krijgen dat ze ontdekt worden. Hoe dan ook beschikken ze over een heel arsenaal aan wapens. Houten staken zijn niet erg effectief, maar kunnen samen met zilver gebruikt worden om de vampiers te verwonden. Tenzij ze gebruikt worden om hun hoofd eraf te hakken. Dat en het verbranden of blootstellen van de vampiers in het zonlicht is de manier om ze te vermoorden.

    ~ Giza Camille Garber - Hector
    ~ Quinn Avery Montgomery - Cas
    ~ Ruby Tia Withersfield - Bradbury


    Regels:
    - Minimaal 300 woorden
    - Graag met leestekens en hoofdletters typen.
    - OOC graag met haakjes; [] {} () - -
    - Liefde tussen mensen mag, maar houdt het realistisch.
    - Geen Mary Sue's (perfecte personages)
    - 16+ en schelden mag, maar niet OOC
    - Geen personages van anderen besturen.
    - Geen personage's doden zonder toestemming van die persoon
    - Melden als je je nickname veranderd


    Rollentopic
    Het begin:
    Het is een koude winteravond. De jagers duffelen zichzelf dik in en bereiden zich voor op de jacht. Vampiers bespreken hoe ze hun nest kunnen aandikken en mensen doen hun dagelijkse avonddingen of spreken af.

    [ bericht aangepast op 1 dec 2013 - 13:08 ]


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Lucas Harvey Waters - Mens
    De harde muziek dreunde in mijn oren en voelde me alsof ik echt aan het hardlopen was in plaats van rennen op de loopband. Er waren vrij weinig mensen in de sporthal, hoe ik het lekker vond. Omdat de muziek hier nogal suf en achterhaald was nam ik altijd mijn eigen oordopjes mee. Ik rende ongeveer met vier kilometer per uur en besloot er nog een beetje tempo op de maken. Het rennen op muziek was heerlijk, zo voelde ik me niet moe en bleef ik op het goede ritme. Af en toe nam ik een slokje water van mijn bidon. Het was ongeveer 7 uur 's avonds en het was al donker. Het liefst zou ik nog een uurtje door willen rennen maar ik moest nog wat schoolwerk afmaken. Hoewel ik er nog 2 dagen de tijd voor had. Ik was overzichtelijk en had alles het liefst gewoon op tijd af. Ik zette de loopband op een zachtere stand en begon een beetje uit te lopen. Langzaam liet ik mijn ogen over de hele zaal glijden. Er kwamen wat tienermeisjes giechelend en lachend binnen en liepen meteen op de fietsen af. Een mollige man trainde met wat gewichten en het zweet druppelde van zijn voorhoofd af. Je kon zien dat hij er moeite mee had. Als laatst waren er nog twee mannen van mijn leeftijd naast me op de overgebleven twee loopbanden. De een was slank en de ander wat gezet. Tot mijn verbazing had de slanke jongen er meer moeite mee. Ik zette vervolgens mijn loopband uit en pakte mijn bidon, dronk er een paar laatste slokken uit en gooide het daarna mijn tas in. Ik zwaaide de twee leeftijdsgenoten uit en verliet de sportschool met mijn oortjes nog in. Douchen in de sportschool vond ik niet nodig, bovendien kon ik het thuis doen. Had ik in ieder geval geen ongemakkelijke stiltes met andere naakte mannen. Ik woonde een beetje in een afgelegen straatje met alleen maar wat oude mensen in de buurt. De meesten waren doof dus ik kon mijn muziek zo hard laten afspelen als ik maar wilde, en geen politie aan de deur krijgen. Het was maar een klein stukje naar huis en al snel moest ik alleen nog een paar straten oversteken. Precies op het moment dat mijn muziek het hardst stond stak ik over. Onaangekondigd hoorde ik boven mijn muziek piepende banden en toen ik me omdraaide kon ik net opzij springen zodat de blauwe auto me net niet raakte. Ik trok mijn oortjes uit mijn oren en klemde mijn kaken op elkaar. Sommige automobilisten hadden niet door dat hier oude mensen woonden. 'Hallo! 30 kilomete- zone hoor!' Riep ik naar de auto die inmiddels al wat langzamer reed.

    Misha Winchester

    . "Een groot huis is leuk... maar ik zou er niet kunnen wonen. Als ik dezelfde wijk in mijn hoofd heb zijn dan echt kasten van een huizen" Erica glimlacht als ze dat zeg. Ik haal nogmaals mijn schouders op. "Dit is voor mij ook de eerste keer." zeg ik. "Nee hoor ik houd het wel bij mijn kleine apartement, ik houd niet van alleen zijn in grote gebouwen" Ik knik dat ik Erica begrijp. "Maar goed, dat zal ook wel slijten naarmate je er langer woont, of iemand vind om het huis mee te delen" Erica fronst even en ik haal mijn wenkbrauwen even kort op.
    "Heb je eigenlijk niet iemand om je huis mee te delen, je lijkt me een leuk iemand en ik kan mij bijna niet voorstellen dat je nog single bent" Ik lach even. "Nee ik heb niet iemand om het huis mee te delen" lach ik. "En ik ben ook Single" voeg ik er aan toe.
    Als ik vraag of Erica in het centrum woont antwoord ze "The South building" Ik houd mijn hoofd even vragend schuin. "Hier dus twee straten vandaan, het is klein maar knus. Meer heb ik toch niet nodig." Erica strijkt haar haar naar achteren. "Als ik in het centrum had gewoond had ik daar nu geweest" legt ze uit. "Dus, nog wilde plannen, of houd je het een tijdje rustig tot je gesetteld bent waar je nu woont?"
    Ik lach weer even. "Ik weet het niet" antwoord ik. "Ik ben op zich een rustig type, en gesetteld ben ik ook al redelijk volgens mij" Ik neem een slokje van mijn bier. "Ik weet het niet, ik zie het allemaal wel" Ik glimlach eventjes. "Ik moet eerst alles hier leren kennen. Ik ken hier natuurlijk niemand. Ik heb jou nu dan net leren kennen maar verder ken ik niemand. Ik denk dat ik het rustig aan ga doen tot ik wat meer mensen ken" Ik glimlach weer. "En doe jij het rustig aan hier?"


    [i]Help always come when people fight for right - Tonto [/i]

    Beth (Bethia) Livsummer Vampier

    Ik reed richting het huis dat ik jaren mooi vond, een huis natuurlijk uit de tijd dat ik geboren werd. De man die er woonde was een kluizenaar en behoorlijk oud. Het huis stond diep in de bossen iets wat weg van de stad, maar dat zou geen problemen moeten vormen gezien we allemaal een auto hadden. Ik reed over de smalle bos wegen tot ik de grote smeedijzeren poort tegen kwam en zette mijn auto stil.
    Toen ik het portier opende zuchtte ik chagrijnig, "Verdomme, waarom bestaan er geen bossen zonder modder" klaagde ik zacht. Toen ik uitstapte voelde ik hoe de hak van mijn schoen weg zakte, dan moest ik de klus maar snel klaren. Ik had niet veel moeite met een plan bedenken en liep op mijn dooie gemak over de lange oprijlaan. Toen ik het terrein op kwam waar het huis stond kon ik het niet laten even te zuchten van verlangen. Ergens miste ik mijn eigen tijd, mijn tijd was af en toe gewoon heerlijk primitief.
    De deur vloog open en ik hielt meteen halt, de kluizenaar stond daar met geladen wapen op mij gericht. De man was een jaar of zestig en het was duidelijk dat hij bezoek niet kon waarderen. Het was tijd om mijn acteerwerk in te zetten, dit was altijd het leukste stuk. Alsof ik heel erg geschrokken was keek ik naar de shotgun die hij krampachtig vast hielt en deed een stapje naar achteren.
    "Wat moet je hier?" gromde de man dreigend, in zijn stem had ik al het het een en ander gehoord. Hij had het wapen een klein stukje laten zakken, hij was allang niet meer van plan om haar een kogel kado te doen.
    "Ik... ehm, mijn auto..." begon ik stotterend alsof ik onder de indruk was van de man en gebaar in de richting van de oprijlaan. "Ik heb autopech, ik hoopte dat u mij misschien kon helpen" ga ik verder. Ik kijk hem aan met een hulpeloze blik en speel onrustig met mijn handen. Ik vond het geweldig om nu en dan het hulpeloze meisje uit te hangen. Het was de makkelijkste manier om iemand om haar vingers heen te winden.
    Hij liet zijn wapen zakken en leek een moment te denken over een besluit dat hij zou nemen. Hij zette het wapen in de hoek van de gang en liep tenslotte naar buiten. "Goed dan..." bromde hij chagrijnig. De man was geen feestje, dat hij een kluizenaar was geweest was maar beter ook. Toen hij dichtbij genoeg was voelde ik mijn tanden meteen uit schuiven. Mijn lichaam was mij altijd een stap voor, zo vaak deed ik dit soort dingen. Ik greep zijn arm en trok hem in een omhelzing. De arme man wist niet wat hem overkwam, "Laat me los..." gromde hij boos en gaf haar een zet.
    Langzaam liet ik mijn gezicht zien, de geamuseerde grijns -bijna psychopathisch- droop van mijn gezicht waardoor de man een stap achteruit deed. Het was vreemd maar mensen wisten op de een of andere manier altijd wanneer hun laatste uur had geslagen.
    Ik kwam zwoel naar voren, de man probeerde intussen uit zijn versteende toestand te komen en terug naar binnen te rennen. Maar voor hij door de deur naar binnen kon had ik hem al gegrepen. Hem op zijn knieën krijgen zodat ik bij zijn nek kon was geen kunstje. Hij schreeuwde zodra mijn vlijmscherpe tanden zijn huid perforeerde.
    Ik kwam overeind en spuugde mijn mond vol bloed leeg, "Gadverdamme..." klaagde ik hardop. De man keek mij vol afgrijzen en angst aan, hij worstelde om weg te komen. "Je verpest mijn eetlust kluizenaar..." zeg ik kil en breek zijn nek.
    Met de rug van mijn hand veeg ik de resten bloed van mijn gezicht en doorzoek vervolgens zijn broekzakken om de huissleutels te vinden.
    Zacht neuriënd loop ik de trap op en kom ik het huis binnen. De inrichting was niet bepaald smaakvol maar daar kon ik later nog wel wat aan doen. Het was duidelijk te zien dat de man nauwelijks het huis uit kwam. Hij hielt een vreemde hobby erop na, er stonden overal dieren op sterk water. Ik schud mijn hoofd en draai de sleutels om mijn wijsvingers, "Goed Jace... je hebt je huis en ik nog steeds een lege maag. Je krijgt ook altijd je zin." mompelde ik toen ik opnieuw voelde dat ik honger had.
    Zonder verder nog te treuzelen sluit ik het huis af en stap ik in mijn auto. Ik reed harder, veel harder. Eigen stom want zo trok ik enkel de aandacht naar mij toe. Maar het vermoorden kon twee dingen betekenen, ik had honger en ik was hitsig. Wat dat betreft was ik een rare, ik kreeg de meest vreemde behoeftes van het moorden.
    Ik was zo in gedachte dat ik de jongen die net de weg overstak niet had gezien, ik miste hem op een haar na doordat ik uitwijk en in de steigers ga. Stom Beth je rijd in een woonwijk, dacht ik boos op mijzelf.
    'Hallo! 30 kilomete- zone hoor!' had ik de jongen horen zeggen, zelfs boven de muziek uit had ik hem kunnen horen. Ik zette mijn auto stil en bedacht even wat te doen. Ik had honger, maar ik hoefde hem niet zo nodig te vermoorden. De arme jonge was net aan haar motorkap ontsnapt. Ik besloot wel te zien hoe het zou lopen.
    Ik doe mijn portier open en stap soepeltjes uit de auto, voordat ik aandacht schenk aan de jongen trek ik mijn kleding goed. "Hey... sorry, ik was zo in gedachte dat ik me als een idioot heb gedragen" begon ik tegen de jongen. Ik hielt mijn stem wat geschrokken en zacht. "Ben je in orde?" vroeg ik vervolgens en kwam wat dichterbij.
    "Waar moet je heen? wil je anders een lift" bied ik de jongen aan. Ik had hem even snel geobserveerd en het beviel me prima wat ik zag. Ik vouw mijn handen in elkaar en zorg dat ik wat beschaamde indruk wek.

    [ bericht aangepast op 23 nov 2013 - 12:53 ]


    Never forget what you are. The rest of the world will not. Wear it like armor and it can never be used to hurt you.

    Giza Camille Garber ~ Leider jagers
    Jozeph bleef glimlachen, maar op zo’n enge manier dat ik mijn blik met een vreemde frons en een ongemakkelijke glimlach bij hem wegdraaide. Wat kon die jongen eng kijken, zeg.
    "Mij maakt het niet uit, lijkt me een goede indeling,” besloot Quinn uiteindelijk. Volgens mij had hij ergens gewoon geen zin om me tegen te werken nu hij door had dat niet alles tip top met me was. Maar wie zou dat wel zijn als één van je ouders plots doodziek in het ziekenhuis lag. Ik leek soms niet veel om ze te geven en ik vond het leuker als ze me mijn gang lieten gaan, maar ze bleven alsnog mijn ouders en ze zorgden voor me. Ze betekenden meer voor me dan ze zelf dachten. "Al heb ik wel een voorkeur voor de plek, vind je het erg als ik langs de buitenkant van de stad ga? En als jij mee wilt daarheen natuurlijk."
    Ik schudde mijn hoofd. “Nee, hoor. Dan doen ik en Ruby het centrum wel.”
    "Daar hoef je je geen zorgen over maken, Montgomery.” Jozephs glimlach werd nog breder en ik snapte echt helemaal niet wat die kerel bedoelde met zijn eng gelach, maar volgens mij was dat gewoon één van zijn karaktertrekken waar ik maar niet aan leek te wennen.
    Opeens leek hij diep in verdachten verzonken te zijn, dus schonk ik gaan aandacht meer aan de rest en boog ik over een nieuwe, veel kleinere kaart heen. Hij was ongeveer zo’n A4’tje groot en omvatte enkel onze stad. Snel tekende ik met potlood de iets aangepaste route uit. Het was niet de standaardroute die we normaal deden omdat ik ergens vermoedde dat die bloedzuigers vanavond wel wat zouden uitsteken. Lekker, als het zou koud was.
    "Volgens mij kunnen we gaan, niet?" vroeg Jozeph.
    “Hmm.” Ik knikte wat afwezig met mijn blik op de kaart. Even was ik de draad kwijt, maar ik vond al snel weer met wat ik bezig was en maakte de route af. “Hier. Aangepaste route, ik zou ‘m maar even bekijken als ik jullie was. We spreken hier weer af na zonsopgang. Als jullie er dan niet zijn, komen we jullie zoeken en andersom, oké? Veel succes.”
    Ik stak de kaart naar hen uit en draaide me daarna om naar Ruby. “Ben je er klaar voor?” vroeg ik haar, terwijl ik mijn zwarte muts met veel te grote pompon en vlechtjes langs de oorflappen over mijn hoofd trok, mijn sjaal rond mijn nek draaide en mijn handschoenen met afgesneden vingers aantrok. Ik had de vingers eraf geknipt omdat ze anders te glad waren en me verhinderde. Daarbij kon ik ook nog mijn handen in mijn jaszakken steken.
    De wapens die overbleven, een katana die ik gemakkelijk onder mijn zwarte jas kon verstoppen. Waarschijnlijk wilde de meesten die niet omdat ze dachten dat het gewoon een lang mes of een zwaard was, maar eigenlijk kon ik best goed overweg met dat ding.

    [ bericht aangepast op 24 nov 2013 - 13:43 ]


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Ruby Tia Withersfield - Jager
    "Mij maakt het niet uit, lijkt me een goede indeling,” zei Quinn ten slotte. "Al heb ik wel een voorkeur voor de plek, vind je het erg als ik langs de buitenkant van de stad ga? En als jij mee wilt daarheen natuurlijk." Ik stond weer op, en met een kleine grijns deed ik mijn armen weer over elkaar. “Nee, hoor. Dan doen ik en Ruby het centrum wel.” Mijn grijns werd ietsjes zichtbaarder. Jagen met Giza was altijd goed. En als er niks onverdachts was konden we altijd wel gezellig praten. "Volgens mij kunnen we gaan, niet?" vroeg Jozeph. “Hier. Aangepaste route, ik zou ‘m maar even bekijken als ik jullie was. We spreken hier weer af na zonsopgang. Als jullie er dan niet zijn, komen we jullie zoeken en andersom, oké? Veel succes.” Zei Giza tegen de jongens en draaide zich toen om naar mij. In de tussentijd deed ze een schattig mutsje op. "Ben je er klaar voor" Ik knikte zelfverzekerd. "Ja" zei ik zelfverzekerd. Toen ik zag hoe ze haar sjaal en handschoenen omdeed pakte ik ook maar mijn loopsjaal en mijn leren handschoenen. Die hielpen echt voor geen meter, maar het was beter dan niks. Giza pakte het laatste wapen wat nog op de tafel lag, een katana. Vervolgens liepen we de deur uit om naar onze bestemming te gaan. Hoe raar het ook klonk het voelde buiten veel warmer dan binnen. Met mijn hansdchoenen aan propte ik mijn handen in mijn broekzakken. Ik voelde dat er nog een euro inzat. "Hoe gaat het met je?" Vroeg ik aan Giza om de stilte te verbreken. Ik had in het huisje niet echt met haar gepraat. Blijkbaar was ik toch laat gekomen aangezien alle reacties. Het lopen naar het centrum vond ik niet ver. Ik haalde mijn handen uit mijn zakken en besefte dat ik het niet meer zo koud had. Gelukkig maar, hoefde ik me daar ook niet meer op te concentreren.

    Lucas Harvey Waters - Mens
    Mijn oortjes rolde ik op en deed ze in mijn zak. Ik draaide me weer om, besloten diegene in de auto nog een tweede kans te geven en niet zijn of haar kenteken op te schrijven. Maar de auto stopte. Iemand stapte uit. Toen ik me langzaam weer omdraaide zag ik een vrouw. Tuurlijk, met vrouwen achter het stuur komt het nooit goed. Haar haar leek blond, maar toen ik wat beter keek was het ietsjes witter. Het zag er niet slecht uit. Ik haalde één wenkbrauw op. "Hey... sorry, ik was zo in gedachte dat ik me als een idioot heb gedragen." Ik wou knikken maar om ruzie te voorkomen deed ik dat maar niet. "Ben je in orde?" vroeg ze terwijl ze nadere. Ik kon haar nu beter zien. Ze had grote, grijzige ogen en volle lippen. Ze had een bleke huid die goed bij haar haar paste. Maar zoals ik al zei, het zag er niet verkeerd uit. Ik knikte. "Ja, ik ben nog heel.' Ik pakte mijn sporttas van de grond en gooide hem weer over mijn schouder. "Waar moet je heen? Wil je anders een lift?" Ik aarzelde, tegen zo'n mooie vrouw kon je bijna geen nee zeggen. Maar stel je voor dat het een serie moordenaar was en je op de meest gruwelijke wijze probeerde te vermoorden. Ik gaf mezelf een groot compliment voor de meest domste fantasie die je maar kon bedenken. Ik kon er niks aan doen, meestal kwam dat gewoon altijd in me op. Ik moest haar aanbod helaas afslaan. "Nee bedankt. Ik woon hier om de hoek. Kan er makkelijk heenlopen." Ik grijnsde even kort naar haar. Pas toen gleden mijn ogen naar haar ketting. "Mooi ding." Het zag eruit als een soort gouden hart die je waarschijnlijk kon openmaken. In films zag je altijd dat er foto's in zaten van hun dierbaren. Ik was wel aardig benieuwd wat daarin zat.

    Grigori Afanas Andrei Rykov - Vampier

    Jace wendt zijn blik af van Beth om mij aan te kunnen kijken. Een grijns staat op zijn gezicht en hij knikt lichtjes. 'Goed, zoek maar nieuwe leden,' antwoord hij, waarna hij op staat. Ik ben blij dat ik die taak voor mijn rekening mag nemen, huizen zoeken is echt niet mijn ding. Het is trouwens een tijdje geleden dat ik me onder de mensen heb gegeven. Ze kunnen zo vermakelijk en interessant zijn, ik heb wel eens interessante gesprekken met enkelen van hen gehad. Het is ook altijd zo vermakelijk om te merken dat ze meestal echt niet doorhebben dat ik anders ben dan zij, het geeft me altijd wel een veilig gevoel ook.
    'Dan blijft voor jou de taak over om een nieuw onderkomen te vinden,' gaat Jace verder tegen Beth en ik kan het niet laten om breed te grijzen. Gauw wendt ik mijn hoofd af, in de hoop dat Beth het niet doorheeft. Al ben ik bang dat ze het wel gezien heeft, wat waarschijnlijk betekend dat ze me nog wel een keer betaalt zet hiervoor. Dat is iets minder. Zij staat al gauw na Jace op en ze knikt nog even naar me. Voor Jace de kamer heeft kunnen verlaten, staat ze voor hem. 'Je maakt een grove denkfout als je denkt mij te kunnen stangen Jace... Over een uur ben ik terug, met een sleutels van een nieuw huis en een gevulde maag. Eens zien hoe snel jij je verwende mond genoegen zal doen,' hoor ik haar zeggen en weer moet ik zuchten. Wat moet ik aan met die twee?
    Als laatste verlaat ik de zaal en het huis. De frisse buitenlucht doet mij goed en ik vind het fijn om mijn lange jas weer aan te kunnen hebben. Ik heb het kledingstuk graag aan, ik voel me er zeer prettig in, maar het is wat onnodig om binnen een jas te dragen, jammergenoeg.
    Meestal houd ik wel van een stukje lopen, dus besluit ik om maar te lopen naar het stadje, zo ver is het ook niet. Ik wil ook even lekker kunnen genieten van de buitenlucht. Dat het vrij koud is, deert mij niet. Sowieso omdat ik een vampier ben, maar ik ben gewend aan de ijskoude winters van Rusland en daarmee vergeleken zijn de temperaturen hier lekker warm. Genietend van de wandeling loop ik in een aardig tempo door en na een tijdje komen de eerste huizen in zicht. Waarschijnlijk zullen er aardig wat mensen in de kroeg zitten, dus ik besluit om er daar maar een kijkje te nemen. Wie weet zit er wel iemand die geschikt is als aanvulling op ons nest. Al gauw stap ik de warmte binnen en eigenlijk vind ik de kou vanier nog wat buiten veel fijner dan die muffe warmte van de kroeg. Achja, weinig aan te doen en hoe wil ik anders rustig mensen kunnen observeren? Ergens achterin is er nog een tafel vrij en ik besluit daar maar te gaan zitten. Eens kijken of hier nog wat te beleven valt.

    {Someone for Grigori?}


    Stenenlikker

    Beth (Bethia) Livsummer Vampier

    Toen ik begon te spreken trok hij een wenkbrauw op, tja ik zou ook niet zo vriendelijk kijken naar de gene die mij zowat voor mn sokken reed. Ik hoopte dan maar dat mijn vrouwelijke voorkomen wat effect zou hebben op hem. Hij leek me even te bekijken voor ik hem vroeg of hij in orde was.
    "Ja, ik ben nog heel.' antwoordde hij mij en pakte zijn sporttas van de grond en gooide hem over zijn schouder. Ik kon ruiken dat hij had gesport, niet dat hij stonk ofzo, nee mannelijke inspanningslucht hing rond hem.
    Ik glimlachtte wat gedimd, "Gelukkig maar..." zeg ik zachtjes omdat mijn zintuigen gevaarlijk scherp zijn op dit moment. Ik bied hem aan om hem een lift te geven.
    Hij leek even te aarzelen, wat mij enkel nog meer prikkelt om hem niet zomaar te laten gaan. "Nee bedankt. Ik woon hier om de hoek. Kan er makkelijk heenlopen." wijst hij me af. Ik hielt niet van afwijzingen, maar ik hielt mijn gezicht strak in de plooi.
    "Laat me dan je een drankje aanbieden... voor mijn verschrikkelijke gedrag van daarnet" dring ik wat zoetjes aan. Ik speel kort met een plukje van mijn haar en tuit mijn lippen iets wat, "Ik zal er van wakker liggen als ik je zomaar zou laten gaan." ga ik verder met een kleine uitdagende glimlach.
    Dan zie ik zijn ogen afglijden naar beneden, heel even dacht ik dat hij mijn borsten schaamteloos zou bekijken. Niet dat ik daar een probleem mee zou hebben. Zijn ogen bleven hangen op de bronzen hanger om mijn nek, het hangertje dat voor mij meer betekend dan wiens leven dan ook. Onbewust gaat mijn hand er meteen heen. "Mooi ding." zegt hij tenslotte.
    Ik glimlach klein, "Dankje... het is me heel dierbaar" zeg ik zacht en laat het bedenkelijk weer los. Ik wrijf dramatisch over mijn armen, "Mijn auto is een stuk warmer..." hint ik een beetje met een klein gebaar naar het blauwe gevaarte. Ik stond nu niet bepaald bekend om mijn geduld en ik liet me ook zelden uittesten door een mens. Het was graag of niet, anders had ik nu een maaltijd waar ik me tegoed aan kon doen. Weer dringt zijn sportluchtje tot mij door, misschien was het ook wel makkelijker als hij mij gewoon afwees. Dan had ik weer een keuze, of ik eet hem op -en laten we eerlijk zijn, hij zag er ook uit om op te vreten- of ik maak een nieuw lid van hem. Bij die gedachte krullen mijn mondhoeken iets wat omhoog, Jace zou er flink de pest in hebben wanneer ze uit het niets een nieuw lid mee zou nemen. Ze had hem vanavond flink uit zitten lokken en ergens beviel de gedachte dat door te zetten wel.
    Ik liet mijn ogen over hem heen glijden, "Of ben je bang dat je er niet sexy genoeg uit ziet in die sport kleding?" vraag ik de jongen met opnieuw een kleine uitdaging in mijn stem. Als ik hem een beetje had geobserveerd kon hij best gevoelig zijn voor een uitdaging.

    [ bericht aangepast op 24 nov 2013 - 21:05 ]


    Never forget what you are. The rest of the world will not. Wear it like armor and it can never be used to hurt you.

    Quinn Avery Montgomery

    "Nee, hoor. Dan doen ik en Ruby het centrum wel." antwoord Giza als ze met haar hoofd geschud heeft. "Daar hoef je je geen zorgen over maken, Montgomery," zegt Joseph erop en ik glimlach op zijn brede glimlach. Hij lijkt even weg te zinken in gedachten en Giza gaat ook ergens anders mee bezig, waardoor ik even om me heen kijk. "Volgens mij kunnen we gaan, niet?" vraagt Joseph. "Hmm." mompelt ze. Blijkbaar heeft de kleine kaart ook nog een doel, waar ze daarnet ineens overheen gebogen zat, want ze tekent wat en geeft hem aan ons. Ik neem hem fronsend aan. "Hier. Aangepaste route, ik zou ‘m maar even bekijken als ik jullie was. We spreken hier weer af na zonsopgang. Als jullie er dan niet zijn, komen we jullie zoeken en andersom, oké? Veel succes."
    "Dank je, jullie ook," zeg ik tegen ze, waarna Joseph en ik vertrekken. "Laten we mijn auto nemen," stel ik gelijk voor om naar het beginpunt te rijden. We stappen in en ik probeer om nu een stuk minder gevaarlijk te rijden dan als ik normaal gesproken doe, zonder mensen af te snijden. Het is alweer wat rustiger op de weg, maar het is nog redelijk vroeg omdat de zon zo vroeg zakt. Ik steek terwijl ik rijd de kaart die we daarnet van Giza gekregen hebben naar hem uit. "Kan jij vast de aangepaste route bekijken?" vraag ik, terwijl ik mijn ogen maar op de weg gericht houd. Geïrriteerd druk ik bijna op de toeter als iemand me afsnijd, maar in plaats daarvan tuit ik nijdig mijn lippen omdat ik netjes wil blijven rijden en niet asociaal over wil komen.
    Het beginpunt is nog hetzelfde waardoor ik mijn auto op een verlaten parkeerplaats zet. We zijn nu aan de rand van de stad op een industrieterrein. Op dit moment is het nog niet helemaal verlaten, sommige mensen werken nog door, maar dat komt wel. Een mooie plek om een prooi te ritselen die in het donker alleen naar huis gaat. Voordat ik de motor uitdraai kijk ik naar de kaart. "Dus, wat heeft Giza allemaal voor ons veranderd vannacht? Moeten we veel lopen?" vraag ik, maar op mijn gezicht staat een plagerige grijns. Ik heb wel expres voor deze omgeving gekozen zodat ik straks minder snel de kroeg induik, leek me wel een puik plan.

    Jace Dylan Caine

    De grijns van Beth op Grigori betekent al evenmin veel goeds, maar wanneer ik weg wil lopen gaat Beth voor me langs. "Je maakt een grove denkfout als je denkt mij te kunnen stangen Jace... Over een uur ben ik terug, met een sleutels van een nieuw huis en een gevulde maag. Eens zien hoe snel jij je verwende mond genoegen zal doen." lijkt ze wel te dreigen op haar zoete toon. Ik trek mijn wenkbrauw een tikkeltje verveeld op. Als ze nou echt denkt dat ik een spelletje met haar ga spelen heeft ze het flink mis. Daarbij krijgt ze nog wel te weten wat er gebeurd als ze zo tegen mij praat. Ik ben haar leider, de leider van een nest, niet zomaar iemand. Ze heeft het recht helemaal niet om zo tegen me te praten.
    Hierna draait ze zich snel om en loopt ze weg. Grigori en ik lopen ook naar buiten, ik kan nog net haar auto horen wegscheuren. Ik rol met mijn ogen, dat ding is echt veel te overdreven en veel te duur, ik hou er niet van. Zelf heb ik niet eens een auto, dat wilde ik ook helemaal niet. Op mijn dooie gemak loop ik richting het park. Ik heb het niet zo op het centrum, er zijn teveel mensen en de meeste zijn ook nog eens allemaal dronken. De straten zijn redelijk leeg, iedereen zit liever binnen dan door deze kou heen te lopen. Toen ik nog mens was hield ik ook niet al teveel van kou, maar gelukkig voel ik er nu helemaal niks meer van.
    Het park is feller verlicht dan in andere maanden vanwege de aankomende feestdagen. Het brengt een gezellige sfeer met zich mee, maar zeker niet zoals je het op televisie ziet. Als ik het park inloop is het alsnog redelijk rustig, maar er zijn mensen die hier ook van komen genieten. Ik knik een ouder paar respectvol toe als ze langslopen naar de uitgang. In de verte zie ik meer lichtjes waardoor ik er nieuwsgierig op af loop. Het is de bevroren vijver die ze omgetoverd hebben. Er schaatsen mensen op, eromheen hebben ze lichtjes gespannen en er staat een kraampje met warme chocolademelk. Met een glimlachje loop ik erheen en leun ik op de balustrade eromheen om naar de mensen te kijken.


    Your make-up is terrible

    Erica Belt Mens

    . "Nee ik heb niet iemand om het huis mee te delen" lacht Misha, gelukkig maar want ik was al bang dat hij het verkeerd op zou vatten. Ik zou af en toe eens wat beter over mijn woorden moeten nadenken. "En ik ben ook single" voegt hij eraan toe.
    Hij vroeg mij of ik in het woon en ik beantwoord zijn vragen, hij had me even vragend aan gekeken toen ik het over the south builing had. Hij zou het vanzelf wel leren kennen als hij hier wat langer woont. Toen het gesprek een beetje dood viel, vroeg ik hem of hij nog wilde plannen had.
    "Ik weet het niet" Lacht hij, "Ik ben op zich een rustig type, en gesetteld ben ik ook al redelijk volgens mij" antwoord hij en neemt een slokje van zijn bier.
    Ook ik neem een slokje cola en draai het glas opnieuw tussen mijn vingers. "Dat je een rustig type bent, betekend niet dat je geen wilde plannen kan hebben" grinnik ik.
    "Ik weet het niet, ik zie het allemaal wel" glimlacht hij opnieuw, "Ik moet eerst alles hier leren kennen. Ik ken hier natuurlijk niemand. Ik heb jou nu dan net leren kennen maar verder ken ik niemand. Ik denk dat ik het rustig aan ga doen tot ik wat meer mensen ken".
    Bedenkelijk staar ik naar mijn glas, zou ik het durven? vraag ik mijzelf af. Dan draai ik mij om en graai in mijn motor jas, ik schrijf op een klein briefje mijn nummer. Misschien iets wat verlegen schuif ik het zijn kant op, "Ehm... in het geval je iemand nodig hebt in de buurt..." zeg ik uiteindelijk veel zachter dan ik wilde. Wauw... dit was echt een grote stap voor mij en ik hoopte dat ik er geen spijt van zou krijgen. Nu leek hij me niet het type dat mij ter plekke de grond in zou boren of heel hard af zou wijzen, maar de kans bleef altijd bestaan.
    "En doe jij het rustig aan hier?" vroeg hij mij uiteindelijk. Nog steeds wat in de ban van mijn spontane actie kijk ik hem aan, ik hoopte niet dat mijn hoofd vuurrood zou zijn.
    "Nou eh... ja en nee" geef ik toe en glimlach naar de jongen. "Nu met de sneeuw kan ik niet op de motor weg... en echt de stad in, op de kroeg na, ga ik eigenlijk nooit. Dat is de vloek van het werken bij een bekende discotheek. Daarbij... het is best wel... eh... bijzonder dat ik zo op je afstap" het kwam er wat zenuwachtig en moeizaam uit. Ik kon mijzelf wel voor mijn kop slaan, had ik niet beter kunnen wachter tot het afscheid? Aan de andere kant... ik zou het lef dan vast weer kwijt zijn.
    Een koude windvlaag trok door de kroeg en zo nieuwsgierig als dat ik was gleed mijn blik naar de deur. Ik fronsde even, een man kwam binnen. Niet dat, dat nu zo bijzonder was, maar hij had iets vreemds over zich. Wilderige donkere haren en ijskoude blauwe ogen.
    Ik wend mijn blik even af wetend dat het onbeleefd is te staren, maar deze man had iets overzich dat haar interesse trok. Een kippenvel -en niet het fijne soort- kroop over haar rug, het was lang geleden dat ze dat had gevoeld. Ze was zelde tot niet bang voor iemand, maar deze man riep een stille angst in haar op. Weer gleed haar blik naar de man en raakte toen kort zijn ogen waardoor ze opnieuw naar haar glas keek.
    Ik keek Misha weer aan, "Hij neemt de kou mee" grinnik ik iets ontdaan.


    Never forget what you are. The rest of the world will not. Wear it like armor and it can never be used to hurt you.

    Giza Camille Garber
    Ruby was rechtgestaan. Hoewel ik haar niet kon zien, kon ik haar achter me horen bewegen. “Nee, hoor. Dan doen ik en Ruby het centrum wel.” Ik draaide me om naar Ruby en glimlachte in haar richting, al kwam hij niet helemaal overtuigend over. Er was een grijns op Ruby’s gezicht verschenen.
    Ik gaf de jongens nog snel een aangepaste kaart en draaide me daarna naar Ruby om, om mijn dikke zwarte muts met pompon op te zetten en verder aan te kleden tegen de koude. "Ben je er klaar voor?"
    "Ja,” besloot ze zelfverzekerd. Ik trok nog snel mijn handschoenen om mijn vingers heen en nam toen de katana die nog eenzaam op tafel lag, om hem in mijn lange, zwarte, meisjesachtige jas te stoppen. Ook Ruby nam haar sjaal en haar leren handschoenen.
    Gelukkig was ik goed voorbereid op de koude en was het nog best te doen nu ik mezelf zo ingepakt had. Mijn katana botste af en toe tegen mijn been aan bij elke stap die ik zette, maar bleef mooi achter de lus in mijn jas hangen waar ik hem achter gestoken had.
    Ruby stak haar gehandschoende handen net zoals ik in haar jaszak. "Hoe gaat het met je?"
    De sneeuw kraakte onder onze voeten en mijn adem vormde kleine wolkjes. De weg naar het drukkere gedeelte van het centrum was gelukkig niet zo heel erg ver. “Gaat wel,” mompelde ik ietwat in gedachten verzonken. Hoewel ik veel gaf om de mensen waarover ik de leiding had en graag met hen over hun persoonlijke problemen praatte tijdens een patrouille of zo, was ik daarentegen helemaal niet open tegen ze en vertelde ik ze nooit wat er echt was. Ik loog er niet over, maar ik probeerde gewoon altijd een manier te vinden om het te ontwijken. Als er iets was, vertelde ik het meestal tegen Quinn. Al was ook dat niet altijd.
    “En hoe gaat het met jou?” vroeg ik daarna een heel stuk meer geïnteresseerd. Het was moeilijk om de toetstand van mijn vader uit mijn hoofd te zetten, maar ik deed toch mijn best om vrolijk te klinken.


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Eris Celeste Arellano
    Ik heb mijn gewone schoenen al uit en wil mijn schaatsen al aantrekken, als ik bedenk dat ik de boterhamzakjes vergeten ben. Snel trek ik die nog over de voetjes van mijn maillot aan, waarna ik er gewone sokken overheen aantrek. Het is misschien wat raar om te doen, maar een jongen uit mijn klas zei vroeger altijd dat je voeten dan lekker warm blijven en toen ik het een paar jaar geleden tijdens het schaatsen uit ging proberen bleek het nog echt te werken ook. Sindsdien doe ik dat eigenlijk.
    Heel wat gepruts later - zo'n tien minuten - heb ik eindelijk beide schaatsen aan en stop ik mijn schoenen in mijn tas, die ik op zijn beurt weer bij wat andere tassen neerleg. Het enige wat ik in mijn jaszak houd zijn mijn huissleutels, zodat ik die tenminste niet kwijt kan raken en niet bij Quinn hoef aan te bellen, zoals nog wel eens gebeurd, en mijn iPod, zodat ik tijdens het schaatsen wat muziek kan luister. De oortjes doe ik in mijn oor, ik zet de iPod op shuffle en doe hierna snel mijn handschoenen aan. Dat werd tijd, want mijn handen voelden al half bevroren aan.
    Onhandig loop ik over het bevroren gras naar de vijver, wat gelukkig lukt zonder te vallen. Ik stap voorzichtig op het ijs en begin te schaatsen, eerst langzaam, maar steeds wat sneller. Ik vind het ergens niet leuk dat het niet zo druk is, maar zo is er wel minder kans dat ik tegen iemand op bots en daarnaast zijn er minder mensen in de buurt als ik onderuit zou gaan.
    Na een tijdje geschaatst te hebben komt er ineens een hard liedje op mijn iPod en terwijl ik verder schaats probeer ik de iPod met mijn handschoenen nog aan uit mijn jaszak te wurmen, waardoor ik het kleine bobbeltje in het ijs over het hoofd zie en vol onderuit ga.


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    Misha Winchester

    Erica neemt een slokje van haar Cola,maar kijkt wat bedenkelijk naar haar glas. Dan graait ze in haar motor jas en haalt er een papiertje uit. Ze schrijft er iets op "Ehm... in het geval je iemand nodig hebt in de buurt..." Een beetje verbaast, op de goede manier dan, kijk ik Erica aan. Een glimlach glijd over mijn lippen. "Dankjewel" Ik pak het briefje en stop het in mijn portomonnee. "Ik zal er aan denken, dankje" zeg ik met een glimlach.
    Op mijn vraag of zij het rustig aan doet zegt Erica. "Nou eh... ja en nee. Nu met de sneeuw kan ik niet op de motor weg... en echt de stad in, op de kroeg na, ga ik eigenlijk nooit. Dat is de vloek van het werken bij een bekende discotheek. Daarbij... het is best wel... eh... bijzonder dat ik zo op je afstap" Het klinkt wat zenuwachtig en ik glimlach weer even. Het klinkt best schattig. "Bijzonder? Hoezo dat?" vraag ik verbaast.
    Ik voel een koude windvlaag en een man komt binnen. Een beetje een rare man als je het mij vraagt. Hij heeft iets om zich heen waar mijn haren recht van overeind gaan staan. En dat is al niet gouw een goed teken bij mij. Helemaal niet zelfs. Dit is ook precies de reden waarom ik me altijd op de achtergrond houd. Daar ben ik veilig en heb ik niks met dat soort rare figuren te maken.
    Schijnbaar ben ik niet de enige die zo denkt, want Erica krijgt ook een rilling. "Hij neemt de kou mee" zegt ze met een glimlach. "Dat doet hij inderdaad ja" antwoord ik terwijl ik nog naar de man kijk. "De deur is dicht dus het zal hier snel genoeg weer opwarmen, geen zorgen" Ik glimlach weer vriendelijk naar Erica. 'Maar je hebt nog geen antwoord gegeven" antwoord ik geamuseerd. "Hoezo bijzonder?"


    [i]Help always come when people fight for right - Tonto [/i]

    Jace Dylan Caine

    Het is zo rustig dat er maar een paar mensen schaatsen. Net zoals ik staan er een paar mensen te kijken hoe ze dat doen. Ineens struikelt er een jong meisje voor mijn neus die vol onderuit gaat, het ziet er pijnlijk uit en mijn gezicht vertrekt iets, hoewel de paniek op haar gezicht net voordat ze viel wel grappig was. Toch besluit ik haar niet uit te lachen en duik ik soepel onder de reling door totdat ik op het ijs sta. Mijn evenwicht zorgt ervoor dat ik er gewoon overheen kan lopen zonder uit te glijden. Ze ligt niet ver van de reling af en ik zet enkele snelle passen om bij haar te komen.
    "Gaat het? Je maakte een flinke klapper," zeg ik op een bezorgde toon. Het donkerharige meisje kijkt op en ik zie dat ze erg lichte ogen heeft. In het licht weerspiegelen ze een grijze tint. Ik buk me naar het meisje toe en pak haar bovenarmen stevig vast om haar zo weer overeind te kunnen zetten op haar schaatsen. Ze draagt beenwarmers over haar strakke maillot heen die haar slanke benen aftekenen. Met een glimlachje steek ik mijn arm een stukje uit zodat ze erop kan leunen, mocht het nodig zijn. "Kan ik je misschien op een warme chocolademelk trakteren om de kou een beetje te verdrijven samen met de schrik van de val?" vraag ik op mijn beleefde toon.
    Ik doe mijn best om als een normaal mens te ademen, aangezien de adem die ik uitblaas witte wolkjes achterlaat die in de lucht oplossen. Vroeger was het automatisch, zelfs nadat ik een vampier was geworden had ik nog de neiging om te ademen uit gewoonte. Nu ben ik het een beetje verleerd en moet ik mezelf er echt aan herinneren omdat ik het anders vergeet. Nu ik ermee bezig ben gaat het toch weer aardig automatisch, het zal wel net als fietsen zijn, iets wat je niet zomaar verleerd.


    Your make-up is terrible

    Joseph Manhattan ~ Jager
    Mijn geduld begint een beetje op te raken. Niet zo raar, de ruimte hierbinnen was niet al te groot, dat was ik van huis uit niet gewend. Hoe eerder ik hier weg zou zijn, hoe beter. Giza lijkt het hier niet mee eens te zijn. Ze blijft mompelend door te tekenen. Ik besluit op te staan en achter haar rug te ijsberen. Dat bleek in het verleden vaak effectief. "Hier. Aangepaste route, ik zou ‘m maar even bekijken als ik jullie was. We spreken hier weer af na zonsopgang. Als jullie er dan niet zijn, komen we jullie zoeken en andersom, oké? Veel succes." Ik neem de kaart van haar over. De route is inderdaad een flink stuk aangepast. Hij lijkt zelfs verder de stad uit te gaan dan normaal. "Dank je, jullie ook" hoor ik Quinn zeggen. Ik vouw de kaart zorgvuldig op en stop hem in mijn binnenzak, waarna Quinn en ik vertrekken.
    "Laten we met mijn auto gaan" stelt Quinn voor. Ik vind het prima, al is de gedachte dat mijn auto hier de hele nacht staat niet heel prettig. Gelukkig zit er een goed alarm op. Ik stap in aan de passagierszijde. Na een tijdje rijden merk ik dat Quinn niet rijdt zoals ik had verwacht, ook al lijkt hij wel agressief op het verkeer te reageren. Zou hij zich inhouden om mij te plezieren? Verbazingwekkend.
    "Kan jij vast de aangepaste route bekijken?" vraagt hij na een tijdje rijden. Ik haal de kaart weer uit mijn binnenzak en ontvouw deze op mijn schoot. Ik bekijk de kaart nog een keer, maar dit keer met wat meer aandacht. De route is inderdaad aanzienlijk veranderd. Aan het einde van het industrieterrein moeten we nu rechts afslaan in plaats van naar links, waardoor de route minstens vijf kilometer langer geworden is. Waarschijnlijk wist Giza dat Quinn en ik een stuk sneller waren dan de gebruikelijke route die voor dit gebied staat. Ik glimlach lichtjes. Ik ben benieuwd wat de nacht ons zal brengen.
    Quinn stopt de auto op het industrieterrein aan de rand van de stad. "Dus, wat heeft Giza allemaal voor ons veranderd vannacht? Moeten we veel lopen?" vraagt hij voordat hij de auto volledig uitschakelt. "We moeten inderdaad een stukje verder lopen. Normaal hadden we hier naar links gemoeten, maar ze heeft besloten om ons rechts af te laten slaan. Dat is toch minstens een kilometertje of vijf die we extra zullen moeten gaan lopen. Laten we maar snel gaan." Ik stap de auto uit en wacht op het seintje van Quinn om te gaan. Niet veel later lopen we over de lange landweg richting het onbekende.
    Het is een koude nacht, op dit soort dagen was ik toch wel blij met mijn jas. Er liepen nog wat mensen over het industrieterrein. Het was natuurlijk nog niet zo heel laat. Toch leek het gros van de mensen wel te zijn vertrokken. Ik focus me op de boerderij aan het einde van de landweg. Er brandt licht in het huis, zoals altijd. Ik had echter nog nooit iemand binnen gezien. Ik vraag me soms wel eens af waar de boerderij toe zou kunnen dienen.
    "Wat zijn jouw plannen van vanavond Montgomery?" vraag ik mijn teamgenoot om de tijd te doden. Het was een erg lange weg, en op dit terrein kwamen verder geen mensen.


    Life is hard and then we die

    Eris Celeste Arellano
    Met een harde klap kom ik op het ijs terecht en omdat ik met één van mijn handen in mijn jaszak zat te frutselen, kon ik me maar met één hand opvangen waardoor ik niet zo prettig terecht kom en een gepijnigd gezicht trek. Ik blijf gewoon liggen en ik heb de hoop dat niemand het gezien heeft, tot dat ik ineens zwarte lakschoenen voor mij zie, duidelijk toebehorend aan een man. Ik vloek mezelf binnensmonds. Een vrouw was al erg genoeg geweest, maar natuurlijk moet een man het net zien. Het scheelt dat mijn wangen al rood worden van de koud, dus veel roden kunnen ze door het blozen waarschijnlijk niet worden, al zijn ze nu wel warmer.
    'Gaat het? Je maakte een flinke klapper,' klinkt de mannenstem bezorgd. Na een korte inwendige discussie met mezelf durf ik het aan om op te kijken en zie ik dat de man behoorlijk knap is - en dat is nog een understatement -, want mijn val enkel beschamender maakt. Als "jezelf voor schut zetten" nou een vak op school was, dan was ik daar zeker met een 10 voor geslaagd. Langzaam knik ik. J-ja het gaat wel hoor. Niks aan de hand!' Ik wil overeind krabbelen, maar de man bukt al, pakt mijn bovenarmen vast en zet mij met gemak weer overeind. Misschien is dat maar goed ook, met mijn onhandige kunsten was ik waarschijnlijk gelijk weer onderuit gegaan. De man ziet er erg netjes uit. Niet echt het type dat onhandige meisjes opraapt van de ijsbaan, maar daaruit blijkt weer dat je niet altijd op iemands uiterlijk af moet gaan. 'Dankjewel,' zeg ik, doelend dat hij mij overeind getrokken heeft. Ik voel me behoorlijk ongemakkelijk en wil weg schaatsen als de man nog wat zegt, hierdoor maak ik een beetje een rare beweging en moet ik me aan zijn nog uitgestoken arm vast houden om niet weer onderuit te gaan. Alweer godzijdank voor de koud, anders was mijn blos weer te zien. 'Kan ik je misschien op een warme chocolademelk trakteren om de kou een beetje te verdrijven samen met de schrik van de val?' vraagt hij beleefd. Ik kijk hem verbijsterd aan. Dát had ik absoluut niet verwacht. Het duurt dan ook even voordat ik iets zeg, waardoor hij waarschijnlijk denkt dat ik mentaal niet helemaal in orde ben. Misschien zou hij daar ook nog wel gelijk in hebben. 'Ik, eh, wacht even,' mompel ik. Voorzichtig, zodat ik niet val, draai ik me om, doe ik mijn handschoenen uit - mijn handen zijn gelukkig nog heel, geen schaafwonden - zodat ik mijn muntje kan pakken en op gooien. Kop, meegaan; munt, niet meegaan. Het wordt kop en nadat ik het muntje in mijn jaszak heb gedaan draai ik me om. Straks vindt hij me nu zo raar dat hij zijn aanbod in trekt, maar het muntje zei meegaan dus ik moet wel meegaan. 'Dat zou lekker zijn,' glimlach ik, waarna we richting de kant beginnen te schaatsen, hij lopen. Hij moet wel een ontzettend goed evenwicht hebben, aangezien hij niet uitglijd op zijn schoenen, niet eens een beetje. Misschien is hij vroeger ballerina of turner geweest en heeft hij daardoor een goed evenwicht. 'Het is erg aardig van je om mij van het ijs te rapen en mij chocolademelk aan te bieden. De meeste mensen waren waarschijnlijk gewoon verder gelopen of hadden me uitgelachen, maar jij niet, dat is aardig,' ratel ik. 'Vooral omdat chocolademelk erg lekker is, wel erg calorievol maar dat maakt voor mij niet uit want ik heb net een tijdje geschaatst en jij bent een man en die geven daar meestal niet om. Niet dat ik zeg dat jij zoals de meeste mannen bent, want dan had je me waarschijnlijk niet geholpen...' We zijn inmiddels al bij de kant aangekomen, waar ik onhandig op de kant stap, mijn tas van de stapel haal en mijn schoenen eruit haal, om vervolgens op het bankje te gaan zitten om mijn schaatsen weer te verwisselen voor schoenen. 'Wist je trouwens dat je ook chocolademelk hebt met rum?' vraag ik dan uit het niets. 'Het heet Tote Tante, maar ik heb het nog nooit gehad. Misschien is het wel lekker, maar dat weet ik dus niet. Ik heb ook nog nooit rum gehad, maar dat lijkt me eigenlijk niet zo lekker.' Ik frons iets. 'Bij nader inzien is die chocolademelk met rum dan misschien ook wel niet zo lekker. Maar goed dat maakt ook niet uit, lust jij rum?'

    [ bericht aangepast op 28 nov 2013 - 23:13 ]


    To the stars who listen — and the dreams that are answered